• No results found

4. Basisvaardigheden bij weg- en

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "4. Basisvaardigheden bij weg- en"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

omgEVingswErkEn

4.1.1.1. Bediening van de graafarm

Er zijn twee hendels waarmee alle functies bestuurd worden. Deze hendels bevinden zich voor de zitting. De pedalen bevinden zich op de vloer, recht voor de zitting.

Met de linkerhendel besturen we de zwenkingen van de bovenwagen en de arm en de graafarmfuncties; met de rechterhendel de giek- en bakfuncties.

De hendels hebben een veerbelasting in de middelpositie.

In deze positie zal het onderdeel in kwestie niet werken.

De linkerhendel is voorzien van een vergrendeling met een hendel, die we moeten gebruiken voor we de cabine kunnen verlaten. Voor de meeste graafbewegingen gebruiken we de beide besturingshendels tegelijk. Hiervoor is enige oefening nodig.

Met de rechterhendel kunnen we vier bewegingen uitvoeren: de giek naar voren of naar achteren brengen (hendel vooruit - achteruit) en de bak open of dicht doen (hendel naar links - naar rechts). Ook met de linkerhendel kunnen we vier bewegingen uitvoeren: de cabine naar links of rechts zwenken (hendel naar links - naar rechts), de graafarm naar voren of naar achteren brengen (hendel vooruit - achteruit).

4.1. Graven

(2)

4.1.1.2. Dozerbladbediening

Het dozerblad wordt met één enkele hendel bestuurd.

Deze hendel heeft ook een veerbelasting die hem in de middenpositie houdt. In deze positie kan het blad niet bewegen.

Om het blad omhoog te trekken, trekken we de hendel naar achteren en laten we hem los in de gewenste positie. Om het blad neer te laten doen we het tegenovergestelde. Deze hendel bevindt zich in de cabine aan de rechterkant. Op de foto hiernaast heeft hij een zwart handvat.

4.1.1.3 Gebruik van het dozerblad

Het dozerblad gebruiken we vooral om de machine vlak te plaatsen en zo weinig mogelijk om grond te verplaatsen.

Wanneer we met het blad werken of op de openbare weg rijden, houden we de giek recht voor de machine. We houden het blad hoog wanneer we rijden, want zo wordt de ruimte tussen de machine en de bodem verhoogd.

4.1.1.4. Motorbediening

Een gashendel regelt het toerental van de motor. Om de snelheid te verhogen trekken we de hendel achteruit. Om de snelheid stationair te verlagen duwen we hem vooruit. We kunnen de hendel in elke gewenste positie tussen stationair en maximum plaatsen. Wanneer we met de hydraulische graafmachine werken, staat de gashendel altijd op het maximale toerental van de motor.

4.1. Graven

(3)

4.1.2.1. Veiligheid tijdens de bediening

Alle machines kunnen gevaarlijk zijn. Wanneer een graafmachine juist gebruikt en onderhouden wordt, is ze veilig om mee te werken. Als ze echter slordig bediend en slecht onderhouden wordt, kan ze een gevaar vormen voor de bestuurder en voor andere personen.

Veiligheid is echter niet alleen een kwestie van aandacht schenken aan waarschuwingen. Als bestuurder moet je altijd denken aan de mogelijke gevaar en hoe je ze kan vermijden.

hou de ramen altijd schoon en gebruik de lichten om de zichtbaarheid te verbeteren.

4.1.2.2. Andere personen

Andere personen die eventueel ook op het terrein aan het werken zijn, moeten een voldoende grote afstand van de machine houden, zodat ze niet gekwetst kunnen raken wanneer de machine een plotse beweging maakt.

Meerijden op de machine kan ongevallen veroorzaken. De graafmachine is voorzien voor één persoon. neem dus nooit passagiers mee.

4.1.2.3. Veiligheidsgordels

De ROps-cabine (Roll Over protective structure) is bedoeld om de bestuurder te beschermen bij een ongeval. Als we geen veiligheidsgordel dragen, kunnen we binnen de cabine rondgegooid worden of uit de machine geworpen worden en verpletterd raken. We moeten dus altijd een veiligheidsgordel dragen wanneer we de machine gebruiken.

(4)

4.1.3. Aanwijzingen om het werkrendement te verbeteren

• Gebruik de trekkracht van de arm om te graven en maak ondiepe groeven met de tanden van de bak. Diepe groeven verminderen het werkrendement.

• Bedien de giek rustig. Begin en eindig zeer rustig als je de giek naar omhoog en naar omlaag brengt. De giek mag niet bruusk gestopt worden, want anders wordt de machine sterk belast, wat een grote slijtage tot gevolg heeft en zelfs tot schade kan leiden.

• plaats de tanden in de graafrichting. Daardoor wordt de weerstand kleiner en wordt ook het risico op beschadiging van de tanden kleiner.

• Als je de maximale graafkracht nodig hebt, moet je de grond langzaam weggraven terwijl de giek en de arm in een hoek van 90° tot 110° staan.

• schud zand en aarde uit de bak. Zet de bak bijna

horizontaal en breng hem in startpositie. Als het zand en de aarde niet uit de bak vallen, beweeg je de bakhendel enkele keren naar voren. schud de aarde niet met schokken uit de bak op het einde van de slag van de bakcilinder.

• Stop tijdig met de zwenkbeweging. Om de

zwenkbeweging te stoppen laat je de zwenkhendel los voor je het eigenlijke graaf- of stortpunt bereikt.

• probeer meerdere bewegingen te combineren om het rendement te doen stijgen, maar respecteer altijd de veiligheidsregels.

(5)

4.2. profileren

4.2.1. Graven van een sleuf met behulp van een laserapparaat

4.2.1.1. Doel

na de opdracht is de leerling in staat een sleuf met verticale wanden te graven volgens een opgelegd profiel.

4.2.1.2. Oefening

Graaf een sleuf volgens een opgelegd profiel en met inachtneming van een uitgezette richtlijn. De lengte van de sleuf is 15 meter, de diepte 0,75 meter. De breedte is gelijk aan de breedte van de dieplepel.

4.2.1.3. Werkwijze

Zet de as van de sleuf uit.

Bepaal het niveau van het graafwerk als volgt:

• Zet de laser op een plaats waar het uit te voeren werk niet wordt gehinderd.

• sla een piket vlakbij de sleuf.

• plaats de baak op de piket vlakbij de sleuf en lees de waarde af (bv.1.200).

• tel daar de diepte van de sleuf bij op

(bv. afgelezen waarde = 1.200 en diepte = 0075 ->

resultaat = niveau van de sleuf = 1.275).

Graaf de sleuf en hou rekening met het opgelegde niveau.

4.2.1.4. Opmerking

Bij een eventuele verplaatsing van de laser moeten we rekening houden met de nieuwe gemeten waarden. Om het correcte niveau van de sleuf te bepalen tellen we hier de opgegeven diepte bij.

(6)

4.2.1.5. tips

De sleufbodem moet zo vlak mogelijk zijn. Een afwijking tot 5 cm is toegestaan. Bovendien mag er geen materiaal teruggestort worden op plaatsen die te diep uitgegraven zijn. Anders zou een ophoging ontstaan die een gevaar voor verzakking zou opleveren.

4.2.1.6. Materiaal

Hydraulische graafmachine die uitgerust is met een

dieplepelbak of kofferbak, laser, lintmeter, hamer, piketten en touw.

4.2.2. Graven van een sleuf met een grijper

4.2.2.1. Doel

na afloop van de opdracht is de leerling in staat een sleuf te graven met behulp van een grijper (grijperbak). De wanden moeten verticaal zijn en het bodemvlak effen. Alle draaibewegingen moeten zonder schokken uitgevoerd worden en de uitrusting mag niet slingeren.

4.2.2.2 Oefening

Graaf een rechtlijnige sleuf volgens een tekening, met behulp van zichtjes of baak. lengte: 0,30 m, diepte: 0,80 m.

(7)

4.2.2.3 Werkwijze

• plaats de machine in de aslijn van de sleuf die je moet graven (met de stabilisatoren uitgezet langs de kant van de grijper).

• Om de juiste richtlijn aan te houden span je je werkdraad evenwijdig naast het rijwerk, langs de kant van de bestuurder.

• Graaf de sleuf in lagen. plaats de grijper met het kleinste aantal tanden naar het gedeelte dat uitgegraven moet worden.

• Graaf het bodemvlak zo effen mogelijk uit en werk eventueel bij met een platte schop.

4.2.2.4 Opmerkingen

Hou de slingerbewegingen van de grijper tijdens het zwenken altijd onder controle. sleep niet met de grijper, gebruik hem niet als hamer.

4.2.2.5. Materiaal

Hydraulische graafmachine die uitgerust is met een rotatieve grijper.

4.2.2.6. tips

• Met een grijper kunnen we over een hindernis heen werken. De hindernis mag niet te hoog zijn, want we moeten de bodem kunnen bereiken met de grijper. Indien nodig laten we ons begeleiden door een seingever die zich aan de andere kant van de hindernis bevindt.

• soms moet de machine haaks opgesteld worden op de sleuf waarin we moeten werken. Dat is onder andere het geval bij speciale punten van pijpleidingen of om een inkalving bij leidingen bij te werken.

(8)

• Om te vermijden dat de grijpbak draait bij beschoeide sleuven en om bij het zakken niet te haperen met de tanden, moet de grijper volledig gesloten worden.

• Als we bij een harde ondergrond even heen en weer over de grond schrapen met de schelpen van de grijper, kunnen we gemakkelijk in de grond dringen.

• Wanneer de grijper voor graafwerk wordt gebruikt, plaatsen we het gedeelte met het kleinste aantal tanden naar het gedeelte dat nog uitgegraven moet worden en het gedeelte met het grootste aantal tanden naar het gedeelte dat al uitgegraven is.

• Bij kleverige materialen mag de grijper niet volledig gesloten worden, want anders verloopt het leegstorten moeilijker. Gebruik indien mogelijk zeker een grijper met uitwerpkleppen.

• laat nooit iemand de grijper manueel leiden. Anders kan deze persoon zich kwetsen.

(9)

4.3. Overbrengen van coördinaten

4.3.1. Zichten tussen twee punten

Om over korte afstand hoogtes over te brengen kunnen we zichtplankjes gebruiken. Bij het straatmaken worden drie zichtjes gebruikt. We plaatsen het voorste en achterste zichtje op gegeven hoogtes (bijvoorbeeld op piketten of hoogtestenen) en gebruiken het middelste zichtje om de tussenhoogte te bepalen door over de bovenkanten van de zichtjes te kijken. We kunnen doorzichten of tussenzichten.

Bij doorzichten plaatsen we een zichtje achter twee zichtjes en bij tussenzichten plaatsen we een zichtje tussen twee zichtjes.

De piketten voor nieuw bestratingwerk worden meestal door een uitzetter gegeven (de uitvoerder of opzichter), bijvoorbeeld met tussenafstanden van 20 m. tussenhoogtes worden per dag tussengezicht.

straatmakers werken meestal met hoogte- en naaldstenen die langs een draad gesteld worden.

Voer de volgende werkzaamheden uit:

• Controleer de juiste lengte van de zichtjes.

• Hou de zichtjes loodrecht.

• Controleer altijd op voorhand of ze wel even lang zijn.

• Gebruik zichtjes met verschillende kleuren, die goed opvallen ten opzichte van elkaar en de achtergrond.

• Zicht niet tegen de zon in.

• Maak de afstand tussen het voorste en het achterste

(10)

4.3.2. Gewijzigd tonrond profiel uitzetten

Het gewijzigd tonrond profiel is het meest gebruikte profiel op wegen die worden bestraat.

Bij een 6 m brede, vrij afwaterende weg bepaal je drie hoogtematen tussen de kanthoogtes, namelijk de kruin en de twee wanghoogtes. Daarvoor verdeel je de wegbreedte in vier stukken van anderhalve meter.

De wangstenen zet je als volgt uit:

• Bereken het hoogteverschil tussen de kruin en de kantlaag. Verdeel dit halve hoogteverschil in evenveel gelijke delen als het aantal vakken waarin je de halve straat verdeelt (zie ook de tekening). span een draad tussen de kruinhoogte en de hoogte aan de zijkant. Zet nu de wangsteen op de juiste maat aan de draad.

• Bij een weg van 6 m breed met 30 mm/m afschot heb je op de halve weg genoeg aan één wangsteen. Die kun je als volgt uitzetten:

• de kruin komt 0,5 x 6 m x 30 mm/m = 90 mm boven de kantopsluiting.

• De porring s = H/8 = 90 mm/8 = 11,25 mm.

• De wanghoogte = H/2 + s = 90 mm/2 + 11,25 mm = 45 mm + 11,25 mm = 56,25 mm boven de kantopsluiting.

• Dit rond je af op 55 mm. Hiermee heb je alle gegevens om het profiel uit te zetten.

(11)

4.3.3. toestellen om coördinaten over te brengen

Coördinaten overbrengen kan met een eenvoudig waterpastoestel op een statief. De hoogtes lezen we af van op de baak.

De hoogtes kunnen we overbrengen met een laser (een vlakke roterende laser of een laser met één of twee hellingen). Hierbij gebruiken we altijd een bakenlat en een ontvanger.

Haakse hoeken kunnen we uitzetten met een prismakruis. Daarmee kunnen we ons ook in een lijn plaatsen zonder hulp en zonder koord.

Om bochten uit te zetten gebruiken we een bochtenspiegel.

Om lijnen uit te zetten gebruiken we jalons.

Om afstanden te meten gebruiken we een rolmeter.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

III (Buiten- landse Zaken), enz. Spreekt bij de ber. over ontwerpen van wet: Rijksbegr. 3041; — Wet beperking Cadeaustelsel, alg. M.) (Minister van Binnenlandse Zaken.) I. Spreekt

De Eikbergseweg wordt 30 km/u zone tot aan de Gilzeweg. Op het kruispunt Eikbergseweg-Gilzeweg wordt een inritconstructie aangelegd, de voorrangssituatie is hiermee geregeld

De kernen Kleit, Donk en Middelburg zijn gelegen binnen de open ruimte gordel rond Maldegem- Adegem.. Voor deze kernen wordt een gedifferentieerde

In het Provinciaal ruimtelijk structuurplan wordt een taakstelling wonen naar voren geschoven. Hierbij wordt –conform de bepalingen uit het Ruimtelijk Structuurplan

Voor aanvang van de werken zal de aannemer een lijst opmaken van alle aanwezige be- staande signalisatie, met vermelding van eventuele reeds aanwezige beschadigingen, aangevuld

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven die gehanteerd zijn bij het ontwerp van de aangepaste bekleding van het traject langs polder De breede

Het dijkvak Ser-Lippenspolder en het gedeelte van het dijkvak Nieuw-Othenepolder ligt in het beheersgebied van waterschap Zeeuws-Vlaanderen voor de bebouwde kom van Terneuzen..

wethouders en gemeenteraadsfracties in de provincie Groningen, met de dringende oproep om onze actie te ondersteunen om de uitverkoop van de horeca te voorkomen en de horeca in