• No results found

Sarah Depestel 2 de Master Monumenten- & Landschapszorg promotor : dhr. Dirk Laporte Academiejaar

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Sarah Depestel 2 de Master Monumenten- & Landschapszorg promotor : dhr. Dirk Laporte Academiejaar"

Copied!
105
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sarah Depestel

2de Master Monumenten- & Landschapszorg promotor : dhr. Dirk Laporte

Academiejaar 2008 - 2009

MONUMENTEN TER ERE VAN GESNEUVELDEN UIT DE EERSTE EN TWEEDE WERELDOORLOG IN GENT : EEN (KUNST)HISTORISCH OVERZICHT MET VOORSTELLEN TER BEVORDERING VAN DE INSTANDHOUDING EN EVENTUELE RESTAURATIE

(2)

2 Vous ne reverrez plus les monts, les bois, la terre Beaux yeux de mes soldats qui n’aviez que vingt ans Et qui êtes tombés en ce dernier printemps Où plus que jamais douce apparut la lumière.

On n’osait plus songer au réveil des champs d’or Que l’aube revêtait de sa gloire irisée;

Seule, la sombre guerre occupait la pensée Quand, au fond des hameaux, on apprit votre mort.

Depuis votre départ, à l’angle de la glace, Votre image attirait et le coeur et les yeux;

Et nul ne s’asseyait sur l’escabeau boiteux Où tous les soirs, près du foyer, vous preniez place.

Hélas! Où sont vos corps jeunes, puissants et fous ? Où sont vos bras, vos mains et les gestes superbes Qu’avec la grande faux vous faisiez dans les herbes ? Hélas, la nuit immense est descendue en vous.

Vos mères ont pleuré dans leur chaumière close, Vos amantes ont dit leur peine aux gens du bourg, On a parlé de vous, tristement, tous les jours, Et puis un soir de juin, on parla d’autre chose…

Emile Verhaeren, la Patrie aux Soldats morts, uit de bundel ‘Les Ailes Rouges de la Guerre’

(1916)

(3)

3 Inhoud

Inleiding ...5

Probleemstelling ...6

Werkmethode ...8

Casestudie ... 11

Oorlogsmonumenten in België : stand van het onderzoek ... 11

Onderzoek van oorlogsmonumenten in de ons omringende landen ... 16

De Gentse oorlogsgedenktekens ... 21

Typologie ... 23

Schenkers... 34

Ter ere van ... 35

Onthullingsplechtigheden ... 41

Symboliek ... 44

Overwinningssymbolen ... 45

Symbolen van leven en offer, verlossing en verrijzenis ... 48

Symbolen van dood en rouw ... 50

Diersymbolen ... 51

Plantensymbolen ... 53

Menselijke voorstellingen ... 54

Overige ... 60

Kunstenaars & stijl ... 62

Materiaal ... 63

Hout ... 64

Kalkmortel ... 65

Natuursteen ... 66

Beton ... 78

Metaal ... 79

Bladgoud ... 91

(4)

4

Besluit ... 94

Geciteerde werken ... 96

Bijlage 1 : Rapport ‘Oorlogsmonumenten’ van de Databank Oorlogsmonumenten in Gent ... 104

Bijlage 2 : Rapport ‘Kunstenaars’ uit de Databank Oorlogsmonumenten in Gent ... 105

(5)

5

Inleiding

Het is bijna 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak en intussen ook al meer dan 60 jaar geleden dat de Tweede Wereldoorlog beëindigd werd. Stilaan verdwijnen de laatste getuigen van deze woelige periodes. Het Belgisch Nationaal Herdenkingscomité (BNHC) wil de herinnering in leven houden van allen die tijdens WO II het leven lieten en houdt een repertorium bij van de plaatsen en monumenten in België die herinneren aan feiten of personen met betrekking tot WO II. Dit comité nam zelf het initiatief om de gemeenten aan te schrijven met de vraag hen een dossier over te maken waarin een oplijsting wordt

gegeven van de monumenten in de betreffende gemeente. Dit initiatief werd in 2005 nog gesteund door minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael. Een 40% van de gemeenten had in september 2007 aan die vraag voldaan.

Om ook de overige gemeenten in kaart te brengen, richtte het Belgisch Nationaal Herdenkingscomité een vraag aan de Wetenschapswinkel.

Toen bleek dat de stad Gent aan deze vraag niet kon voldoen, is ervoor gekozen deze stad in huidige scriptie te bespreken. Het betreft hier toch de hoofdstad van een provincie, Oost- Vlaanderen, en bovendien blijkt de stad een behoorlijke concentratie aan

oorlogsmonumenten te hebben.

(6)

6

Probleemstelling

Onderhavige scriptie wil pogen een overzicht te bieden van de monumenten ter ere van gesneuvelden uit de beide wereldoorlogen, meer bepaald binnen het grondgebied ‘9000 Gent’. Dit is inderdaad een ‘pogen’ omdat het quasi onmogelijk is de garantie te bieden dat het overzicht compleet is. Tot nu toe bestaat er namelijk geen systematische

overzichtsinventaris van de gedenktekens in Oost-Vlaanderen (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 2008). Dit onderzoek hoopt dan ook een handig instrument te zijn voor geïnteresseerden, maar ook voor het beleid.

Zo beschikt momenteel geen enkele Gentse stadsdienst over een exhaustieve lijst om de eenvoudige reden dat zo’n lijst voorlopig niet bestaat. De lijsten die voorlopig voorhanden zijn, zijn zeer beperkt. Bovendien beschikken verschillende diensten over verschillende lijsten en is hier onderling geen weet van. Zo beschikt de Groendienst over een lijst van 34 monumenten. Voor deze monumenten staan zij in voor de verzorging van bloemen. De dienst Protocol beschikt over een lijst van 8 oorlogsmonumenten in Gent, inclusief de deelgemeentes. Op deze plaatsen worden officiële herdenkingsmomenten georganiseerd.

De dienst Facility Management heeft de meest volledige lijst : 51 monumenten. Zij staan in voor de technische toestand van de monumenten. Schade wordt hersteld, graffiti wordt verwijderd enz. Wel is waar dat deze stadsdiensten principieel enkel ‘geïnteresseerd’ zijn in monumenten die in het bezit zijn van de stad.

Diensten van wie verwacht werd dat zij over meer informatie zouden beschikken, onder meer ook over monumenten die niet in stadsbezit zijn, blijken echter evenmin aan deze vraag te kunnen voldoen. Zo beschikt de dienst Monumentenzorg over geen enkele lijst, evenmin als het Vredeshuis. Deze laatste instantie heeft echter plannen in die richting, in haar beleidsnota 2008-2013 is één van de 25 geplande ‘acties voor een vredevolle

samenleving’ namelijk het herwaarderen van de oorlogs- en herdenkingsmonumenten.

Citaat : “Tussen 2008 en 2013 zal er op initiatief van het Vredeshuis een oplijsting gebeuren van alle mogelijke oorlogs- en herdenkingsmonumenten in Gent alsook de staat waarin ze zich bevinden. Er zal onderzocht worden in welke mate de Dienst Monumentenzorg hierin ondersteunend kan zijn alsook op welke wijze de technische diensten kunnen helpen om eventuele herstellingen te verrichten” (Balthazar, 2007, p. 19).

(7)

7 Rekening houdend met voornoemd gebrek aan overzicht en het feit dat er van de 123

monumenten die u in huidig overzicht aantreft, slechts 2 als monument beschermd zijn1, is de kans reëel dat er oorlogsmonumenten in de toekomst zullen verdwijnen. Het is tijdens dit onderzoek overigens meermaals gebleken dat er sinds de jaren 1980 tot vandaag reeds een aantal monumenten zonder meer uit het straatbeeld verdwenen zijn. Hopelijk kan dit onderzoek dergelijke zaken in de toekomst helpen vermijden.

Deze scriptie wil echter meer dan louter inventaris zijn. Het is gebleken dat, wanneer er info over de oorlogsmonumenten voorhanden is, deze vaak foutief is. Namen van kunstenaars zijn lang niet altijd correct genoteerd en dergelijk fouten worden nog altijd in recente publicaties overgenomen.

Daarnaast bevinden veel gedenktekens zich in slechte staat. Deze kunstwerken hebben een leeftijd tussen de 60 en de 90 jaar oud en de meeste bevinden zich in openlucht, waardoor ze heel wat te verduren krijgen. Zo zijn er atmosferische invloeden, maar vaak ook sporen van vandalisme. Sommige gedenktekens worden nauwelijks of niet gereinigd en soms is er zelfs sprake van ronduit foutieve reiniging, die de aftakeling van de gedenktekens zelfs in de hand werkt. In een aantal gevallen krijgen de gedenktekens ook een steeds minder eervol plekje toegewezen, waardoor ze bestoft achter planten of wegwijzers verdwijnen. Zoals Emile Verhaeren het zo treffend besluit op het einde van zijn gedicht ‘la P atrie aux Soldats morts’ : “Et puis, un soir de juin, on parla d’autre chose…”

1Het betreft twee monumenten op de Westerbegraafplaats, met name fiches 4 en 93. Datum van de publicatie in het Belgisch Staatsblad : 28-11-1996, dossiernummer DO002005, objectnummer

OO000006.

(8)

8

Werkmethode

Uitgangspunt was steeds de inspectie van de gedenktekens zelf. Meermaals is het namelijk gebleken dat er fouten door auteurs van mekaar werden overgenomen. Voornamelijk wat betreft kunstenaarssignaturen zijn er zo een aantal verbeteringen gebeurd tijdens dit onderzoek.

Daarnaast is er ook literatuur- en archiefonderzoek gebeurd. Ook hier werden we geconfronteerd met de onvolledigheid van de beschikbare bronnen. Zo bevatte het

‘Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen’ (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, 1984) voor de stad Gent slechts één vermelding van een

oorlogsmonument in een kerkinterieur, meer bepaald het monument in de Sint-Pieterskerk (fiche 113). Nochtans was de opzet van dit project ‘zo volledig mogelijk’ alle voorwerpen in beeld te brengen die een artistieke, oudheidkundige, historische of volkskundige waarde hebben. Dit toont aan dat de interesse voor oorlogsmonumenten een kwarteeuw geleden niet bijster groot was.

Een belangrijk onderdeel van deze masterthesis is het ontwerp geweest van een databank, die op CD-R te raadplegen is en waarvan tevens een afdruk voorhanden is als bijlage achteraan.

Deze databank bevat àlle besproken oorlogsmonumenten in fichevorm en is dan ook een handig instrument voor wie snel verschillende aspecten van de gedenktekens onderling wil vergelijken.

Bij het opstellen van een databank moeten er altijd keuzes gemaakt worden. Een van de overwegingen was de vraag wanneer we ervoor zouden kiezen om een bepaald gedenkteken een aparte fiche te geven, dan wel wanneer ze samen met een ander gedenkteken te

bespreken. Vaak is het namelijk zo dat er na de Tweede Wereldoorlog een aanvulling gebeurde bij een reeds bestaand monument ter ere van de slachtoffers van WO I. Bij deze keuze hebben we ons laten leiden door de oorlogsmonumenten zelf en de vermeende intentie van de ontwerpers. Wanneer er duidelijk sprake was van een monument dat op zich ontworpen was, zonder aansluiting te zoeken met een reeds bestaand monument, dan werd dit monument in een aparte fiche opgenomen. Daar waar het echter duidelijk de bedoeling

(9)

9 van de kunstenaars was om (al dan niet naadloos) aan te sluiten op bestaande monumenten, werden de gedenktekens in één fiche besproken.

Er zijn zowel gedenktekens opgenomen die in privébezit zijn als in openbaar bezit. Ook de plaatsing mocht geen beperking opleggen, zowel objecten in de publieke ruimte als in interieurs komen hier aan bod.

Militaire begraafplaatsen en grafvelden werden uit deze studie weggelaten wanneer het louter grafzerken betreft. Eventuele oorlogsmonumenten die hierbij opgericht werden, zoals de fiches 93, 94, 127 en 128, werden wel besproken. Britse Commonwealth War Graves onderdelen komen in deze studie niet aan bod omdat hierover al uitgebreide informatie beschikbaar is in andere onderzoeken, zoals bijvoorbeeld in de licentiaatverhandeling van Stefaan Vandemaele (Vandemaele, 1986) of in het tijdschrift Monumenten, Landschappen &

Archeologie (Decoodt, januari-februari 2007).

Naast een inventarisatie komen in deze scriptie ook kunsthistorische aspecten aan bod. Er wordt dieper ingegaan op de betekenis van figuratieve voorstellingen en (militaire)

emblemen, maar ook de kunstenaars die instonden voor het ontwerp en de uitvoering van de gedenktekens, worden besproken.

Tot slot worden een aantal onderhouds- en restauratievoorstellen geformuleerd, die moeten bijdragen aan de instandhouding van de gedenktekens. Al te vaak worden ze namelijk niet of foutief gereinigd of gerestaureerd. Deze bijdrage wil hier dan ook een helpende hand aanreiken. Dit is ook de reden waarom er belang wordt gehecht aan de eigendomstoestand. Het is belangrijk te weten wie er verantwoordelijk is voor het

onderhoud. Wat dit betreft verdient het aanbeveling erover na te denken als overheid wat er gebeurt wanneer een gebouw wordt verkocht, waaraan een oorlogsmonument werd opgehangen. Er zou een wettelijk gefundeerde verplichting moeten komen waarbij dan de nieuwe eigenaar van het pand verplicht is het gedenkteken in goede staat te onderhouden.

Op verzoek van het Belgisch Nationaal Herdenkingscomité werd er ook belang gehecht aan de namen op de oorlogsmonumenten. Deze werden dan ook met zorg overgetypt en men kan deze lijsten digitaal raadplegen via de fiches in de databank. Op twee uitzonderingen na,

(10)

10 werden de namen rechtstreeks van de gedenktekens overgenomen. De voormelde

uitzonderingen zijn de gedenkplaten WO I en WO II ter ere van de gesneuvelde soldaten van het 2de, 22ste, 32ste en 52ste linieregiment, die zich op het binnenplein van de Gentse

Leopoldskazerne bevinden (fiches 120 en 122). De monumenten zelf bevonden zich namelijk in een te slechte staat, veel namen zijn vandaag quasi onleesbaar. Toen bleek dat de

publicaties ter ere van de inhuldiging van beide monumenten de volledige namenlijst bevatte, is ervoor gekozen ook deze lijsten digitaal ter beschikking te stellen van geïnteresseerden. De oorspronkelijke publicaties zijn namelijk niet gemakkelijk raadpleegbaar daar zij zich in het archief van het Museum 2e Linieregiment bevinden.

(Museum 2e Linieregiment, 1930) en (Museum 2e Linieregiment, 1952). Gezien dit museum nog geen locatie toegewezen kreeg, bevindt alle materiaal zich ongeklasseerd in kartonnen dozen in de kelders van de Leopoldskazerne.

In de inventaris van de monumenten ter ere van WO I in Vlaams-Brabant vestigen de auteurs er de aandacht op dat ook het controleren van de namen die op de gedenktekens vermeld zijn, een belangrijk onderdeel is van het onderzoek naar oorlogsmonumenten (De

Maesschalck, Engelen, Marx, & Persoons, 2002, p. 7). Zonder dit te willen tegenspreken, menen wij dat zulks eerder thuishoort in het onderzoeksgebied van historici dan in een studie naar de fysieke verschijningsvorm van de gedenktekens. Vandaar hebben wij ons in dit onderzoek beperkt tot het aanreiken van de namen. Geïnteresseerden beschikken zo over digitale namenlijsten, die op die manier een aanzet vormen voor verder onderzoek.

(11)

11

Casestudie

Oorlogsmonumenten in België : stand van het onderzoek

Het oprichten van oorlogsmonumenten is niet het enige initiatief dat genomen werd om te herinneren aan de wereldoorlogen. Na de Eerste Wereldoorlog werden er ook

vrijheidsbomen geplant en werd er een ‘officiële verjaardag’ ingesteld. Aanvankelijk was dit 4 augustus, vanaf 1922 werd dit 11 november. In de akten van de burgerlijke stand werd bovendien bij de overledenen genoteerd ‘Stierf voor België’. Eretekens werden uitgereikt en een aantal namen van straten en pleinen werd gewijzigd ter ere van slachtoffers,

verdienstelijke personen en ook ter ere van de toenmalige vorsten, Koning Albert I en zijn echtgenote Koningin Elisabeth (De Maesschalck, Engelen, Marx, & Persoons, 2002, p. 5).

Ook in Gent werd een aantal straatnamen gewijzigd ter nagedachtenis aan de oorlogen. Na de Eerste Wereldoorlog gebeurde dit op 2 december 1918. Zo zijn er de Bevrijdingslaan (waarlangs de Belgische troepen Gent binnentrokken), Martelaarslaan (hier werden 52 burgers gefusilleerd op de gemeentelijke schietbaan), IJzerlaan, Wilsonplein, Frankrijkplein, Groot-Brittanniëlaan, en later ook nog de Offerlaan en Opgeëistenlaan. Verder herinneren ook volgende straatnamen aan de wereldoorlogen : Frans De Coenestraat, August

Hausstraat, Zesseptemberlaan en alle straten in de wijk Heldenhulde. Ook buitenlandse personen die een belangrijke rol speelden in de loop van de oorlogen, worden in Gent herdacht. Zo werd op 15 juli 1945 een bronzen straatnaamplaat ingehuldigd ter ere van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt (SAG, Fototheek, inventarisnr. XXI/18-27, 15 juli 1945). Deze plaat is een heus kunstwerk, ontworpen door beeldhouwer Olivier Piette, voor de volledigheid opgenomen als fiche 145.

Na WO I werden er Duitse kanonnen en ander wapentuig als oorlogstrofeeën in de steden en dorpen opgesteld, maar deze werden al snel terug verwijderd omdat men ze te

‘gruwelijk’ vond. De trofeeën zouden ook het militarisme bij de jeugd aanwakkeren. De tegenstand kwam meestal van de bewoners zelf. Degene die het interbellum overleefden, werden tijdens de Tweede Wereldoorlog verwijderd door de Duitse troepenmacht

(Notteboom, 2004, p. 282).

(12)

12 Een fenomeen dat men na de Tweede Wereldoorlog kan vaststellen, is de belangstelling voor 'initiatieven van sociale aard'. Eerder dan de oprichting van oorlogsmonumenten, werd er vaker voorgesteld de fondsen te gebruiken voor onder meer het bouwen van sociale woningen voor oorlogsinvaliden. In Gent vindt men hiervan een treffend voorbeeld terug in de wijk Heldenhulde, op het eiland Malem tussen twee Leiearmen. Sociale

bouwmaatschappijen bouwden er in 1952 deze wijk ter nagedachtenis van de Gentenaren die hun leven offerden voor het vaderland. De straatnamen verwijzen eveneens naar de oorlog en er bevinden zich verschillende gedenktekens (fiches 65, 131 en 141).

Terwijl er na de Eerste Wereldoorlog een heleboel nieuwe gedenktekens werden opgericht, stelde men er zich na de Tweede Wereldoorlog bovendien vaak tevreden mee de oude gedenktekens te hergebruiken en ze aan te vullen met de namen van de recent gevallen doden (Jacobs, 1995, p. 13).

Het initiatief waar in dit onderzoek dieper op wordt ingegaan, is het oprichten van

herdenkingsplaten en andere oorlogsmonumenten. De namen van gesneuvelde soldaten en burgerlijke slachtoffers, werden vaak op initiatief van de gebuurtedekenijen opgericht, in zowat alle stadswijken. De stadsdiensten eerden hun medewerkers vaak nog eens apart en ook andere instellingen, zoals scholen, richtten een eigen standbeeld op of lieten een herdenkingsplaat ophangen waarop de namen van gesneuvelde (en vermiste) medeburgers aangebracht werden (Capiteyn (ed.), 1991, p. 125).

Wat Vlaanderen betreft is het opvallend dat de provincie West-Vlaanderen qua oorlogsrelicten de meeste aandacht krijgt. Wat betreft oorlogsgedenktekens is er de publicatie ‘Zij die vielen als helden...’ van Mariette Jacobs. Deze bevat niet alleen

gedetailleerde, wetenschappelijke informatie, maar is ook voorzien van veel fotomateriaal (Jacobs, 1995). De provincie zelf financiert het project ‘Oorlog en Vrede in de Westhoek’, dat ook een website beheert, nl. http://www.wo1.be/ned/mainnav.html. Hier kan men onder meer een databank terugvinden met oorlogsmonumenten in de Westhoek. Daarnaast vindt men op de website van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) de

zogenaamde ‘inventaris wereldoorlogerfgoed’ terug. Deze werd opgemaakt tussen 2002 en 2005 met de bedoeling alle materiële overblijfselen uit Wereldoorlog I in de Westhoek te inventariseren. Op de hoofdpagina vindt men volgende info : “Het was een project van de

(13)

13 Vlaamse Gemeenschap en de Provincie West-Vlaanderen in het kader van de (momenteel lopende) procedure om de Wereldoorlog I relicten in dit gebied te laten erkennen als UNESCO-Werelderfgoed en het project "De Westhoek: oorlog en vrede" van de provincie West-Vlaanderen.(…) De inventaris bevat in de eerste plaats de nog aanwezige relicten van de Eerste Wereldoorlog langsheen de frontlijn en in het niet-bezette gebied van West- Vlaanderen. Omdat bepaalde sites of relicten in de Tweede Wereldoorlog opnieuw werden gebruikt, zijn ook die erin te vinden. Ook monumenten, begraafplaatsen en graven werden opgenomen – ongeacht wanneer ze tot stand kwamen: tijdens of (lang) na de Eerste wereldoorlog. De lijst van opgenomen relicten is zeer lang en gevarieerd: het gaat om militaire begraafplaatsen, perken voor oudstrijders, spoorweginfrastructuur,

observatieposten, loopgravenstelsels, deep-dugouts, bunkers, noodwoningen, oude wegwijzers, musea en gedenktekens zoals demarcatiepalen, standbeelden, vredesbomen, naamstenen en gedenkkapellen” (Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 2009).

In de provincie Vlaams-Brabant werd er door het Algemeen Rijksarchief in samenwerking met antiquair C. Engelen uit Leuven in 2002 een inventaris opgemaakt van de

oorlogsmonumenten ter ere van de Eerste Wereldoorlog (De Maesschalck, Engelen, Marx, &

Persoons, 2002). Wel heeft men zich in die studie beperkt tot de monumenten aan kerken, op kerkhoven, op begraafplaatsen en op pleinen. In deze studie kan men ook een lijst terugvinden van publicaties over oorlogsmonumenten, met de vaststelling dat er aan de Franstalige universiteiten van ons land tot nu toe een grotere interesse bestond voor dit erfgoed dan langs Vlaamse zijde.

In principe kan men voor de overige provincies terugvallen op de publicatie van de reeks

‘Bouwen door de Eeuwen heen / Patrimoine monumental de la Belgique’, een initiatief van de Rijksdienst voor Monumenten- & Landschapszorg waarmee werd aangevangen eind jaren zestig van de twintigste eeuw. Bedoeling was het bouwkundig erfgoed in België in beeld te brengen. Tot vandaag is dit project echter nog steeds niet volledig afgerond. In de oudste boekdelen worden in de straatinleidingen af en toe oorlogsmonumenten vermeld, doch niet systematisch. Indien het echte standbeelden betreft, kregen ze vaak wél een eigen

beschrijving.

(14)

14 Na de federalisering van het land werd de bevoegdheid voor het patrimonium een

gewestelijke aangelegenheid. Vandaar wordt dit inventarisatiewerk vandaag door drie verschillende instanties voortgezet, per gewest. In Vlaanderen zijn het de provinciale

afdelingen van Monumenten & Landschappen die de nieuwe inventarisdelen schrijven en is het het VIOE dat de actualisatie van de gegevens (zoals controleren van huisnummers) en de ontsluiting ervan verzorgt. Dit doet men aan de hand van een databank, te consulteren op http://inventaris.vioe.be/dibe. Hier vindt men zowel de oude boekdelen als de recenter geïnventariseerde gemeenten. Wel is het zo dat er naarmate de tijd vorderde, meer aandacht besteed werd aan het zogenaamde klein erfgoed.

Het VIOE is momenteel ook bezig met het opmaken van een ‘onderzoeksbalans WO I’.

Bedoeling hiervan is na te gaan wat er al in Vlaanderen onderzocht en geïnventariseerd is qua onroerend erfgoed daterend uit de periode van de Eerste Wereldoorlog of verwijzend naar die periode. Wanneer die onderzoeksbalans af is, zal men weten waar de hiaten zijn en dan kan er specifiek en gericht onderzoek plaatsvinden (Verwinnen, 2009). Zoals gezegd ligt de nadruk van het huidige onderzoek namelijk voornamelijk op de provincie West-

Vlaanderen. Uiteraard is het zo dat de Westhoek tijdens de Eerste Wereldoorlog de hardste noot te kraken kreeg, maar men mag niet vergeten dat ook de rest van het land oorlogszone was.

Ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdt een inventaris bij. Brussel-centrum is enkel in boekvorm beschikbaar, maar de recentst geïnventariseerde deelgemeenten vindt men op de website http://www.irismonument.be. Ook hier zijn de eventuele

oorlogsmonumenten te vinden in de straatinleidingen.

In Wallonië staat het Institut du Patrimoine Wallon (IPW) in voor de promotie van het patrimonium, bij hen kan men voornoemde boekenreeks nog aanschaffen. De inventarisatie van Wallonië was reeds afgerond toen het land gefederaliseerd werd. Het DGO4 (Direction générale opérationnelle - Aménagement du territoire, Logement, Patrimoine et Energie) werkt aan vervolgpublicaties die op de reeks moeten aansluiten onder de titel ‘Patrimoine architectural et Territoires de Wallonie’. Deze publicaties zijn alle enkel in drukvorm te

(15)

15 verkrijgen (Direction générale opérationelle - Aménagement du territoire, logement,

patrimoine et energie, 2009).

Naast deze initiatieven vanuit de overheid, zijn er ook een aantal privéprojecten het vermelden waard. Voor Brussel bestaat de website ‘Brussels Remembers’ (Brussels Remembers, s.d.), een Engelstalige website die poogt alle gedenktekens (standbeelden, gedenkplaten, fonteinen etc. die aan een gebeurtenis of persoon herinneren) in de stad te inventariseren, fotograferen en zelfs op kaart te lokaliseren. Deze site is het initiatief van vrijwilligers, die zich grondig van hun taak kwijten. Een groot gedeelte van de eerste kroon van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is geïnventariseerd, maar nog niet volledig.

Bovendien worden enkel gedenktekens in de publieke ruimte opgenomen, een verschil met de opzet van huidig onderzoek.

De personen die bovengenoemde website in gang staken, verhuisden in 2002 naar Londen, waar zij hun hobby verderzetten onder de naam ‘London Remembers’ (London Remembers, s.d.).

Daarnaast bevat ook het ‘Forum Eerste Wereldoorlog’ allerlei informatie met betrekking tot de beide wereldoorlogen. Ook hier betreft het een initiatief van vrijwilligers. In de rubriek

‘Monumenten en Begraafplaatsen’ worden regelmatig nieuwe items toegevoegd (Monumenten en Begraafplaatsen, 2007).

Wanneer men op zoek gaat naar de namen van Belgische gesneuvelden, blijkt dat er vanuit de overheid weinig informatie snel raadpleegbaar is. Toch houden ook verschillende vrijwilligers en verenigingen lijsten bij. Zo kan men de Belgische militairen die stierven tijdens de Eerste Wereldoorlog terugvinden op de website van het In Flanders Fields Museum te Ieper (Wilssens, Lelièvre, & Rechter, 2003). Eduard De Meester houdt op zijn website een lijst bij van alle gefusilleerden en terechtgestelden uit de Tweede Wereldoorlog (De Meester, s.d.).

Namen van ‘alle Belgen’ die stierven tijdens verschillende gewapende conflicten, vindt men op de webstek Bel-memorial, bijgehouden door een vrijwilliger die bestaande informatie op deze plek verzamelt. Hier vindt men tevens een beperkte verzameling van 835

monumenten, verspreid over het Belgisch grondgebied, terug (Bel-Memorial, s.d.).

(16)

16

Onderzoek van oorlogsmonumenten in de ons omringende landen

In heel West-Europa treft men oorlogsmonumenten aan. Naargelang het belang dat het betreffende land in de oorlogen speelde, kan hun aantal wel sterk variëren. Zo was Nederland 'neutraal' tijdens de Eerste Wereldoorlog, waardoor de herdenking van deze historische episode in het niets verdwijnt ten opzichte van de aandacht die men daar aan de slachtoffers van WO II besteedt.

In Groot-Brittannië is er naast het voormelde ‘London Remembers’-project ook het impressionante initiatief van de UKNIWM, United Kingdom National Inventory of War Memorials. Ook hier betreft het een initiatief van vrijwilligers, maar zij worden hierin gesteund door het Imperial War Museum en English Heritage (United Kingdom National Inventory of War Memorials, 2005). In een online beschikbaar gestelde databank wil men alle oorlogsgedenktekens bundelen, dus niet louter die ter ere van de wereldoorlogen.

Momenteel beschikt men er over informatie over 60.000 gedenktekens, verspreid over de Britse eilanden, terwijl men schat dat er ongeveer 100.000 zouden zijn.

Daarnaast beheert het UKNIWM een website waarop men verhalen van gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog kan lezen. Men poogt er niet alleen de namen samen te brengen, maar koppelt ze er aan genealogische en historische informatie over de gesneuvelden. Deze webstek heet ‘Lost Generation’ (United Kingdom National Inventory of War Memorials, s.d.).

Het UKNIWM is verder ook gelieerd aan de War Memorials Trust, alweer een organisatie van vrijwilligers, die zich bezighouden met het beschermen en bewaren van

oorlogsgedenktekens. Ze monitoren de toestand van de monumenten en bieden advies voor hun behoud. Op de website bieden ze downloadbare fiches aan, waarin tips voor het

onderhoud en de conservatie van gedenktekens worden aangeboden. Kortom, Groot- Brittannië is een voorloper zowel qua inventarisatie van oorlogsgedenktekens als qua aanpak wat betreft onderhoud en behoud en dit grotendeels dankzij vrijwilligers.

Ook in Frankrijk is er al heel wat gebeurd. Via de website van het Ministerie van Defensie krijgt men toegang tot biografische fiches van gesneuvelde soldaten die streden in de beide wereldoorlogen en de conflicten in Indochina en Algerije (Ministère de la Défense, 2003).

(17)

17 Daarenboven kan men er de persoonlijke fiches raadplegen van elkeen die in militaire dienst trad vanaf het begin van de 18de eeuw. Een immens digitaal archief staat hier ter beschikking van iedere geïnteresseerde. Recent werd dit archief bovendien aangevuld met de

oorlogsdagboeken van de verschillende militaire eenheden tijdens de Eerste Wereldoorlog (Direction de la Mémoire, du Patrimoine et des Archives (DMPA); Service historique de la Défense (SHD), 2009).

Wat betreft de oorlogsmonumenten bestaat er onder meer een publicatie van Annette Becker die tracht een overzicht te geven van de oorlogsmonumenten op publieke plaatsen, begraafplaatsen en op zichtbare muren en straten. Daarnaast geeft ze ook een interpretatie van deze monumenten ter ere van de Eerste Wereldoorlog. Er komen ook zaken aan bod die herinneren aan deze oorlogsperiode, bijvoorbeeld tekeningen die soldaten aan het front op de wanden van schuilplaatsen maakten. Enkele vaststellingen die Becker doet, zijn onder meer het feit dat de monumenten zelden gesigneerd zijn en vaak gemaakt door lokale kunstenaars en ondernemers. De meest voorkomende materialen zijn natuursteen en brons.

De namen van de gesneuvelden zijn meestal alfabetisch gerangschikt, soms chronologisch en maar zelden werd de militaire graad vermeld. De cenotaaf blijkt in de Franse gedenktekens een geliefde vorm, maar de eenvoudige stenen stèle komt het meest voor omdat deze goedkoper is. Daarnaast komen ook vrij veel antieke vormen voor zoals obelisken, piramiden en neoklassieke frontons. Qua symboliek komt de palmtak en de duif het frequentst voor.

Wapens worden eveneens veel op de monumenten voorgesteld en vaak worden de monumenten omheind door hekjes van obussen met een ketting (Becker, 1991).

Ook in Frankrijk zijn vrijwilligers actief op het internet. De website MémorialGenWeb verzamelt gegevens over allen die ‘stierven voor Frankrijk’, inclusief burgers en

buitenlanders die op Franse grond vielen. Het opzet is zeer breed : men wil alle informatie over gesneuvelden samenbrengen van alle gewapende conflicten vanaf de 17de eeuw tot heden. Naast biografische gegevens over de gesneuvelden, bevat de website ook secties waarop men de locaties van veldslagen, medailles en uniformen, oude postkaarten… terug kan vinden. De site bevat ook foto’s van oorlogsmonumenten, gelinkt aan de databank van gesneuvelde personen. Helaas wordt stilistisch, kunsthistorisch noch materiaaltechnisch op de monumenten zelf ingegaan (FranceGenWeb, 2008).

(18)

18 Wat de inventarisatie in Nederland betreft, bestaat er een handige online databank die onderhouden wordt door het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Dit comité is overheidsgestuurd en wil kennis en informatie over het herdenken en vieren van de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog bundelen. Op hun deelsite ‘Oorlogsmonumenten’ kan men ruim 3400 Nederlandse oorlogsmonumenten terugvinden (Nationaal Comité 4 en 5 mei, 2001).

Hierbij dient men er op te wijzen dat men in Nederland in principe geen

oorlogsmonumenten ter ere van de Eerste Wereldoorlog verwacht, gezien dit land toen neutraal was. Desalniettemin zijn er toch een aantal geallieerde en Duitse graven terug te vinden. Het gaat bijvoorbeeld over gedenktekens ter ere van soldaten die stierven op de terugreis naar huis of drenkelingen die aan de Nederlandse kusten aanspoelden tijdens WO I (Bok, 2007). Voor dergelijke monumenten raadpleegt men het beste de website die door de Stichting Dodenakkers onderhouden wordt. Deze stichting wil funeraire cultuur in Nederland op een populair-wetenschappelijke manier toegankelijk maken (ten Dam & Bok, 2007).

Daarnaast is er ook nog het project Oorlogsmusea.nl, een initiatief van de Stichting Informatie Wereldoorlog Twee, waar vrijwilligers proberen alle musea en

bezienswaardigheden aangaande WO II in Europa en zelfs daarbuiten te bundelen. Het opzet is dus groots, helaas zijn de resultaten nog niet zo bevredigend. Zo bevat de databank voor de stad Gent slechts 4 oorlogsmonumenten (van Eig, 2002).

Wat betreft de oorlogsmonumenten in Duitsland zijn er eveneens verschillende initiatieven. Een grootscheeps inventarisatieproject van ‘alle’ gedenktekens (inclusief gedenkboeken en dergelijke) ter wereld waar Duitse en Oostenrijkse soldaten vielen tijdens gewapende conflicten, vindt men online terug onder de naam ’Gefallenendenkmäler’. Doel van dit project voor en door genealogen is vooral het ter beschikking stellen van de namen van gesneuvelden en vermisten, zodat verder onderzoek mogelijk wordt (Aghte (ed.), 2003).

Hierdoor wordt weinig of geen aandacht besteed aan vorm, materiaal, geschiedenis… van de monumenten zelf. Hetzelfde kan gezegd worden over het project ‘Deutsche Ehrenmale’, eveneens een initiatief van vrijwilligers. Hier kan men per deelstaat foto’s bekijken van de aanwezige oorlogsmonumenten. In het forum op de site vindt men een tiental

kunstenaarsbiografieën en onderhoudsvoorschriften voor de monumenten, die echter als

(19)

19 verouderd en niet zachtaardig genoeg beschouwd kunnen worden (Deutsche Ehrenmale, 2005).

Typerend aan de situatie in Duitsland is dat de gevoeligheden er minstens zo groot blijken als in de omgevende landen. Hier kampt men namelijk enerzijds met een immens schuldgevoel, als aanstokers van de wereldoorlogen. Tegelijk echter zijn er zowel fascistische als

antifascistische bewegingen actief. Deze laatste zien de Duitse oorlogsmonumenten soms als fascistische voorwerpen. Zo werd er nog in 1988 in Göttingen een standbeeld van een

soldaat omvergegooid, de afgebroken kop werd door de onbekenden weggenomen.

Recenter werd het gedenkteken aan de universiteit in dezelfde stad met roze verf beklad (Schäfer (ed.)). Roze verf wordt in Duitsland wel meer gebruikt om zich uit te drukken tegen militarisme. Ook een monument in Bremen werd er roze geschilderd en beschreven met teksten als ‘Soldaten sind Mörder’ en ‘NATO versenken’ (Kawumski, 2008). Deze enigszins schizofrene situatie maakt het onderzoek van oorlogsmonumenten in Duitsland voor een (kunst)historicus niet vanzelfsprekend.

In het Groothertogdom Luxemburg is het vooral het C.R.I.B.A. - Centre de Recherches et d’Informations sur la Bataille des Ardennes - dat zich bezighoudt met oorlogsmonumenten, zij het dan wel louter die ter ere van de Tweede Wereldoorlog. Op de website vindt men verschillende lijsten van monumenten terug, opgedeeld volgens jaar van oprichting en alfabetisch per plaats. Er werden ook monumenten op Belgisch grondgebied opgenomen, in de Belgische Ardennen. Helaas bevat de site noch foto’s, noch verdere historische of andere informatie (Rogister & Marquet, 2006).

Ook op de website van het AMBA - Association des Musées de la Bataille des Ardennes - vindt men oorlogsmonumenten ter ere van WO II terug, ditmaal met foto. Wanneer er een toelichting is, dan betreft deze meestal de historische omstandigheden die geleid hebben tot de oprichting (AMBA, 2002). Sommige gemeenten vermelden op de geschiedenispagina van hun website de belangrijkste oorlogsmonumenten (Pétange, s.d.).

Wanneer men tracht na te gaan wat de stand van onderzoek is in West-Europa, dan is het bijzonder opvallend hoeveel verschillende groepen vrijwilligers interesse blijken te hebben voor deze vorm van erfgoed. Oorlogsmonumenten worden gefotografeerd en online in databanken of op websites gezet, waarbij jammer genoeg niet altijd nagegaan wordt welke

(20)

20 informatie elders al aanwezig was. Afhankelijk van de vrijwilliger die de informatie aanreikt, is de beschrijving soms afwezig, dan weer summier, dan weer uitgebreid. Gezien er echter geen wetenschappelijke coördinatie is, rijst de vraag over de correctheid van sommige gegevens dan ook. Een bijzondere taak lijkt ons hier dan ook weggelegd voor de

academische en wetenschappelijke wereld, maar ook voor de betreffende overheden, die deze initiatieven zouden kunnen aanmoedigen en vooral ook de samenwerking en

wetenschappelijke begeleiding zouden moeten stimuleren en coördineren. In dat verband verdient de aanpak van de Britse War Memorial Trust alle eer.

(21)

21 De Gentse oorlogsgedenktekens

De bestudeerde zone is degene die bekendstaat bij de post als zone 9000 Gent. Deze omvat een gebied van ruwweg 23 km². Vergeleken met Brugge, dat slechts een zesde van dit grondgebied beslaat (namelijk een 4 km²) zijn hier aanzienlijk minder monumenten te bespeuren. Waar er in Brugge 45 werden geteld door M. Jacobs, zijn dit er 'slechts' 117 in Gent.

Een aantal monumenten werd in de loop van de tijd verhuisd. Zo werd het monument van de brandweer (fiche 59) meeverhuisd naar de nieuwe locatie. Aanvankelijk was de kazerne namelijk in de Academiestraat, vandaag kan men kazerne en monument vinden in de Roggestraat. Andere monumenten kregen een locatie die niet zo vanzelfsprekend is. Zo stond er tegen de gevel van het havenbureel aan de Vliegtuiglaan een monument, dat niet meeverhuisde naar de nieuwe locatie aan de Skaldenstraat, maar werd heropgebouwd op het executieoord van Oostakker-Rieme (Vernaeve, 2008). Andere werden niet

heropgebouwd, maar verdwenen in een opslagplaats, zoals het monument van het Rode Kruis (fiche 146). Door deze omstandigheden was het niet altijd eenvoudig de

oorlogsmonumenten op te speuren. Zo bleef het monument dat zich ooit in het militair hospitaal aan de Triestlaan bevond (fiche) voorlopig onvindbaar. Er werd een nieuwe politiekazerne gebouwd, aansluitend op de vroegere Goemanskazerne (beschermd monument), maar voorlopig lijkt de gedenkplaat ter ere van onderluitenant-geneesheer Goemans daar onvindbaar (De Vulder, 2009).

Een bijkomende moeilijkheid was het feit dat sommige gebouwen niet vaak toegankelijk zijn, zoals kerken. Meermaals hebben wij moeten vaststellen dat sommige kerken zelfs niet meer elke zondagvoormiddag toegankelijk zijn. Het teruglopend kerkbezoek laat zich voelen… Zo zouden er oorlogsmonumenten te vinden moeten zijn in de Sint-Jozefkerk aan de

Wondelgemstraat en in de kerk van St-Theresia-ter-Muide aan de Meulesteedsesteenweg, die wij helaas niet hebben kunnen bezoeken.

Ook het buiten gebruik gestelde schoolgebouw van het KTA aan de Lindenlei vormde een probleem. Zo konden wij het monument op de speelplaats niet ter plekke bekijken, omdat zelfs de conciërge van de huidige gebouwen (aan de Coupure Rechts) geen sleutels meer heeft van deze locatie. De gebouwen zijn wel nog in bezit van de scholengemeenschap, maar

(22)

22 worden dus niet meer onderhouden. Het spreekt voor zich dat dit grote risico’s op

verwaarlozing met zich meebrengt, zowel van het architecturaal patrimonium als van het aanwezige oorlogsmonument.

Van andere monumenten kunnen we niet met zekerheid zeggen of ze nog bestaan. Ze worden in lijsten vermeld of er werden foto’s in het Stadsarchief van teruggevonden, maar het was niet mogelijk te controleren of ze er nog zijn. We zetten ze hier op een rijtje.

In de Apotheekstraat 1 zou een monument hangen ter ere van dokter Fernand Goubau (1886-1918), gestorven tijdens WO I bij het uitoefenen van zijn ambt (fiche 150).

Een aantal monumenten dan weer is in de loop van de tijd gewoon verdwenen, het is onduidelijk wat ermee gebeurd is. Zo hingen er ooit twee beschilderde glazen panelen aan de voorgevel van het huis aan de Botermarkt nr. 9 (fiche 149). Een bronzen gedenkplaat in de Brusselsepoortstraat bracht hulde aan het artillerieregiment tijdens de Eerste

Wereldoorlog, maar is eveneens onvindbaar (fiche 151). Ook het oorlogsmonument van dekenij Sint-Theresia bleek onvindbaar (fiche 152), evenals het paneel aan de

Schouwburgstraat 10 (fiche 156) en dat van de Vooruit (fiche 157).

Soms vonden we louter de vermelding van een monument, zonder beeldmateriaal. Wanneer dit oorlogsmonument dan ter plaatse niet werd aangetroffen, is er geen aparte fiche in de databank gemaakt. Zo zou er volgens de dienst Gentinfo in de Korte Kruisstraat een

monument gehangen hebben ter ere van God en Vaderland, maar hiervan werd geen spoor meer aangetroffen. Evenmin vonden wij uit die lijst de gedenkplaat ter ere van de

gefusilleerde Th. De Muer in de Sint-Lievenspoortstraat terug, noch de gedenkplaat aan de Bevrijdingslaan of die ter ere van De Muynck aan de Martelaarslaan, noch die ter ere van Leo De Looze, gefusilleerd handelsagent, aan de Bargiekaai. Eveneens meldt Gentinfo een

gedenkplaat ter ere van K. Peirs aan de Matrozenstraat, waarvan het niet duidelijk is of dit een oorlogsmonument betreft. Desalniettemin werd in de straat geen gedenkplaat

aangetroffen. Ook aan de Tentoonstellingslaan werd niks teruggevonden.

(23)

23

Typologie

De Britse UKNIWM stelde veldwerkfiches op voor haar vrijwilligers, waarop 23 verschillende types oorlogsmonumenten worden voorgesteld. Sommige types krijgen nog een aparte onderverdeling. Dergelijke voorbeeldfiche is bij ons onderzoek aanvankelijk zeer nuttig gebleken, maar tegelijk bleek een dergelijke benadering toch zijn beperkingen te hebben. De indeling laat namelijk niet toe dieper in te gaan op de concrete sculpturale afwerking van de oorlogsmonumenten (United Kingdom National Inventory of War Memorials, 2006). Wat dit betreft, is de werkfiche van de provincie West-Vlaanderen, handiger. Deze fiches werden gebruikt bij de inventarisatie van relicten uit de Eerste Wereldoorlog in de Westhoek (provincie West-Vlaanderen, 2003).

De Belgische erfgoedvereniging Epitaaf houdt zich bezig met het bestuderen, helpen bewaren en beschermen van het cultureel erfgoed van waardevolle kerkhoven,

begraafplaatsen en grafmonumenten. Ze bereiden hierover ook publicaties voor en werken aan een databank van het funerair erfgoed (Epitaaf v.z.w., 1984). In het kader van hun eigen inventarisatie stelde de vereniging een veldwerkfiche op. In deze fiche maakt Epitaaf een onderscheid tussen de architecturale typologie van een grafmonument en de sculpturale uitwerking. Hoewel er wel degelijk een onderscheid bestaat tussen het inventariseren van oorlogsmonumenten en grafmonumenten, lijkt ons deze tweedeling toch interessant.

De typologie die wij toepasten, is een combinatie geworden van voormelde drie methodes, waarbij er getracht is zoveel mogelijk informatie over het monument te kunnen geven.

In navolging van Epitaaf namen we ook het eventueel sculpturaal type op in de fiches van de databank.

Wat betreft de algemene typologie van de Gentse oorlogsmonumenten konden we volgende categorieën onderscheiden : cenotaaf, gedenkkapel, gedenkmuur, gedenkplaat,

gedenkpoort, gedenkpijler, grafmonument, museum, muurschildering, obelisk, park, schilderij, standbeeld, stèle en vredesboom. Daarnaast maakten we ook een sculpturale onderverdeling, wederom gebaseerd op wat er werd aangetroffen in Gent. Deze typologie omvat hoogreliëf, laagreliëf en rondsculptuur. Terwijl elk oorlogsmonument wel een

algemene typologie toegewezen kreeg, spreekt het voor zich dat niet elk monument ook een sculpturale typologie heeft.

(24)

24 Hieronder worden al deze categorieën verklaard en besproken. Voor de verklaring

baseerden we ons waar mogelijk op de Nederlandse Art & Architecture Thesaurus (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, 2005).

Typologie van de oorlogsmonumenten

Cenotaaf

In Gent bevinden er zich onder de oorlogsmonumenten drie cenotafen. Het zijn

grafmonumenten voor personen die elders begraven liggen of van wie men het lijk niet terugvond.

Het monument ter ere van Louis Ackerman langs de Drongensteenweg (fiche 102) is een duidelijk voorbeeld van een cenotaaf. De man ligt namelijk begraven op de

Westerbegraafplaats (plein 18, rij 10, graf 2, nr. 8412), maar op de plek waar hij om het leven kwam, werd dit schijngraf opgericht (Jamart, 2008). Het betreft een stèle waarop het kenteken van het Geheim Leger werd aangebracht en een tekst ter ere van deze

onderluitenant. Rond de stèle werd een perkje afgezoomd met eenvoudige stoeptegels.

Het oorlogsmonument ter ere van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in het Citadelpark (fiche 61) is eveneens een cenotaaf. Hier heeft de cenotaaf de vorm van een grafzerk.

De obelisk en het standbeeld ter ere van de gesneuvelden uit de Frans-Duitse oorlog (fiche 89) is eveneens een cenotaaf, zij het maar gedeeltelijk. Oorspronkelijk lagen de soldaten aan wie dit graf gewijd is, begraven op het Brugsepoortkerkhof. Toen dit kerkhof sloot, liet de Société Française de la Bienfaisance de Gand de stoffelijke resten overbrengen naar de Westerbegraafplaats. Helaas echter was het grootste deel van de namen verloren gegaan door een brand in het militair hospitaal. Vandaar konden er slechts twee lichamen

overgebracht worden en wist men slechts acht namen te achterhalen. Deze werden op de obelisk gekapt en het monument werd opgedragen aan alle Franse soldaten die tijdens deze oorlog het leven lieten (Hernalsteen, 2000, pp. 43-44). Strikt genomen werd dit monument niet opgericht ter ere van slachtoffers van de wereldoorlogen, maar gezien deze data achteraf op het monument werden bijgekapt, kan men het toch deels zo beschouwen.

(25)

25 Gedenkkapel

Er werd slechts één gedenkkapel aangetroffen in Gent. Bovendien gaat het om een kapel die dateert van 1793, die in 1883 verplaatst werd. Het betreft de kapel op de Begijnhofdries (fiche 28). De kapel werd na de wereldoorlogen heringericht om hulde te brengen aan de gevallenen. Er werden twee gedenkplaten in opgehangen en op het fronton van de kapel schilderde men de woorden “EERBIED EN DANK / AAN HEN DIE VIELEN UIT LIEFDE”.

Gedenkmuur

Een gedenkmuur is een muur die volledig versierd is ter ere van de gesneuvelden. Het oorlogsmonument op de Westerbegraafplaats (fiche 4) is hiervan een bijzonder voorbeeld.

Er werd namelijk geen gebruik gemaakt van een bestaande muur, maar de kunstenaar, Carl De Cock, ontwierp het volledige monument in deze vorm. Hij versierde de vier wanden van het vrijstaande monument met laagreliëfs en grote hoogreliëfs.

Voor het oorlogsmonument op de hoek van de Voldersstraat en Sint-Niklaasstraat

daarentegen, werd wel gebruik gemaakt van een bestaande gevel (fiche 5). De kunstenaars cementeerden de volledige zijgevel, waarop zij grote steenblokken imiteerden en lijsten en eikenkransen aanbrachten. Centraal werd het eigenlijke oorlogsmonument geplaatst,

opgebouwd uit blauwe hardsteen en een bronzen laagreliëf. Op het trottoir werden ook nog bloembakken en een ijzeren hek aangebracht, die het geheel afwerken. Na de Tweede Wereldoorlog werden er bovendien aan weerszijden van het oorspronkelijke monument nog twee gedenkplaten aangebracht.

Recenter is de realisatie van de gedenkmuur aan de Brabantdam (fiche 24). Hier stond hedendaags kunstenaar Jan Van Imschoot in 2005 in voor de muurschilderingen. Deze schilderingen duiden de historiek van deze plek. Zo stellen de bovenste vier figuren geallieerde soldaten van tijdens de Eerste Wereldoorlog voor. Op de tegenoverliggende gevel werd ook een Duits soldaat afgebeeld. De andere schilderingen refereren meer aan andere historische aspecten van deze locatie. Onder de muurschilderingen bevindt zich het eigenlijke oorlogsmonument, een gedenkplaat met aan weerszijden een bloembak.

Het monument aan het Seghersplein (fiche 50) beslaat eveneens een volledige muur. Aan weerszijden van een poortje in een tuinmuur werden de gedenkplaten ter ere van beide

(26)

26 wereldoorlogen aangebracht. Evenals bij fiche 5 werden ook hier op het trottoir

bloembakken aangebracht.

In het parkje aan de Pynaertkaai (fiche 134) bevindt zich een halfhoog muurtje dat speciaal als monument werd opgericht. Hieraan werden de namen van gesneuvelden aangebracht, evenals haken waaraan kransen opgehangen kunnen worden.

Omwille van het grote aantal gedenkplaten, twintig in totaal, kan men tenslotte ook de muren rond de binnenplaats van de Leopoldskazerne beschouwen als een gedenkmuur (fiches 120 en 122).

Gedenkplaat

Een gedenkplaat is een plaat die in een muur werd ingemetseld of ertegen werd aangebracht. Gedenkplaten komen zeer frequent voor onder de Gentse

oorlogsmonumenten. De eventuele tekst erop kan ofwel in reliëf aangebracht zijn, wat vaak voorkomt bij metalen gedenkplaten, ofwel kunnen de letters verzonken zijn. Dit is vaakst het geval bij stenen gedenkplaten. In dit geval werd er ook vaak een vergulding of andere

kleurstelling aangebracht. De meest waardevolle gedenkplaten bevatten beeldhouwwerk zoals laagreliëfs, maar soms ook hoogreliëfs.

Gedenkpoort

Een gedenkpoort is een poort die niet noodzakelijk toegang heeft tot een ruimte, maar voornamelijk bedoeld is als bouwsel waarop of waarrond gesneuvelden herdacht kunnen worden. In Ieper (West-Vlaanderen) staat hiervan een bekend voorbeeld, de Menenpoort.

Het grote monument van Carl De Cock op de Westerbegraafplaats (fiche 4) was

oorspronkelijk bedoeld als poort. In zijn oorspronkelijk ontwerp voorzag de kunstenaar namelijk twee bronzen deuren, waardoor het geheel een zekere openheid had kunnen krijgen.

Van een andere orde is de poort die toegang geeft tot het terechtstellingsoord in de Offerlaan (fiche 20). Op de poortstijlen hangen bronzen platen met de teksten 'LIEU / D'EXECUTION / DES / FUSILLES / 1914 - 1918' en 'TERECHTSTEL-/ LINGSPLAATS / DER VOOR DEN KOP / GESCHOTENEN / 1914 - 1918'. Bovenaan wordt de poort door een betonnen luifel

(27)

27 overdekt, waarop met zwarte mozaïeksteentjes de tekst staat : "DULCE ET DECORUM EST / PRO PATRIA MORI".

Ook het monument aan het Seghersplein (fiche 50) kan deels beschouwd worden als een gedenkpoort omdat het monument een deur omsluit. Boven de deur leest men de tekst 'ZIJ STIERVEN / OP DAT WIJ / ZOUDEN LEVEN'.

Een bijzondere poort is de toegangspoort van de Leopoldskazerne (fiche 121). Langs de binnenzijde werd de poort versierd met bronzen hoogreliëfs, die het geheel een wel zeer statig uiterlijk verlenen. Twee soldaten flankeren de poort, boven hen zweven telkens drie gevleugelde vrouwen.

Gedenkpijler

Een pijler is een vierkant of rechthoekig verticaal element. In architecturale constructies hebben pijlers een dragende functie, maar bij gedenktekens komen ook vrijstaande pijlers voor. In Gent treffen we een ‘afgebroken pijler’ aan bij het oorlogsmonument in het park aan de Pynaertkaai (fiche 134). De indruk dat de pijler afgebroken is, kan verwijzen naar de symboliek van het vroegtijdig onderbroken leven, een allegorie die men ook bij

grafarchitectuur aantreft.

Ook de zitkubussen in het parkje aan de Lindelei (fiche 58) kunnen we interpreteren als gedenkpijlers. Op één van de drie kubussen ligt een afdekplaat waarop we een rouwtekst kunnen lezen, terwijl er op de vier zijden bovenaan naamplaten bevestigd werden.

Grafmonument

Er bevindt zich in Gent ook een grafmonument dat beschouwd kan worden als

oorlogsmonument. Het is een stille getuige van de Eerste Wereldoorlog. Op 7 juni 1915 haalde de Britse piloot Reginald Warneford namelijk een Duitse zeppelin neer, deze stortte brandend neer boven Sint-Amandsberg. Van de Duitse bemanning verkoolden 26 mannen, maar er waren ook drie burgerslachtoffers (Capiteyn (ed.), 1991, pp. 36-37). De

bemanningsleden werden begraven op de Westerbegraafplaats (fiche 92) onder een impressionant grafmonument. Het is een van de zeldzame Duitse monumenten in de stad.

Ook fiche 89 (zie hoger bij Cenotaaf op p. 24) is in se een grafmonument, omdat er twee lichamen hierheen werden overgebracht.

(28)

28 Museum

Onder de Gentse oorlogsmonumenten is er ook een klein museum te rekenen. Het bevindt zich aan de Offerlaan, op het terechtstellingsoord (fiche 20). Men vindt er informatie over en relicten uit de tijd van beide wereldoorlogen. Onder het aanwezige materiaal treft men onder meer wapens, kledij, helmen, foto's, medailles, krantenknipsels…

Muurschildering

Een aparte categorie vormen de muurschilderingen. In Gent troffen we twee

muurschilderingen aan die ter ere van de gesneuvelden werden aangebracht. Zo is er de schildering boven het oorlogsmonument van de Sint-Lucasschool (fiche 19), een voorstelling van het Lam Gods tegen een fel gekleurde achtergrond van plantenmotieven en centraal een kruis. Aan de voeten van het Lam staan twee wierookvaten. Deze muurschildering sluit qua stijl en kleurgebruik perfect aan bij de geschilderde engelen op doek die de centrale

gedenkplaat eronder flankeren. Bemerk overigens ook de grote gelijkenis tussen de wierookvaten hier en deze aan het Heilig Hartbeeld (fiche 15).

Ook de gedenkmuur aan de Brabantdam (fiche 24) is een muurschildering. Ze werd aangebracht door kunstenaar Jan Van Imschoot in 2005. Zoals hierboven aangehaald bij Gedenkmuur op p. 25 duiden de schilderingen de historiek van deze plek.

Obelisk

Bij fiche 89 (zie hoger bij Cenotaaf op p. 24), het grafmonument ter ere van de Frans-Duitse oorlog, is het hoofdelement naast een standbeeld, een obelisk. Op de symboliek van de obelisk wordt dieper ingegaan in het hoofdstuk ‘Symbolen van leven en offer, verlossing en verrijzenis’ op p. 48.

Park

Parken zijn aangelegde terreinen met bomen, planten, wandelpaden en gras- en bloemperken. In een park kan men zich ontspannen, maar ook bezinnen.

Oorlogsmonumenten werden dan ook frequent in groene zones opgericht. Er is echter een

(29)

29 verschil tussen de parken die volledig aan oorlogsslachtoffers gewijd zijn en parken waarin een monument opgesteld staat.

Het perk aan het Achtmeiplein (fiche 7) is het belangrijkste oorlogsmonument van Gent, hier vinden nog steeds de belangrijkste herdenkingsmomenten plaats. Andere parken in Gent waar men de gesneuvelden herdenkt, zijn het park aan de Offerlaan (fiche 20), dit aan de Lindelei (fiche 58) en aan de Pynaertkaai (fiche 134). Ook het standbeeld van koning Albert (fiche 14) en het Heilig Hartbeeld (fiche 15) bevinden zich in parken, maar deze hebben minder de uitstraling van een herdenkingspark. Een puur herdenkingspark dan weer, is de Gentse Westerbegraafplaats, maar ook hier kan men niet louter spreken van het herdenken van oorlogsdoden.

Schilderij

Een belangrijk onderdeel van het oorlogsmonument in de Sint-Lucasschool (fiche 19) bestaat uit beschilderde doeken (olieverf). De doeken zijn op een houten ondergrond genageld en maken dus een wezenlijk onderdeel uit van het monument. Erop zien we engelen die eerbiedig het hoofd buigen voor de namen die op het paneel tussen hen in te lezen staan.

Standbeeld

Standbeelden zijn vrijstaande sculpturen die mensen, dieren of groepen van figuren voorstellen.

In Frankrijk werden na de oorlog van 1870-1871 (de zogenaamde Frans-Duitse oorlog) een aantal gedenktekens opgericht ter ere van de overleden soldaten. De meeste van deze gedenktekens werden pas in de vroege twintigste eeuw opgericht, door de liga 'Souvenir Français'. In Gent bevindt zich op de Westerbegraafplaats ook een monument ter ere van een aantal van deze gesneuvelden (fiche 89). Dit monument werd echter bekostigd door de Société Française de Bienfaisance de Gand, het werd opgericht in 1900. Het is een van de oudste voorbeelden in ons land van individuele soldatenbeelden. De namen van de

slachtoffers werden in de obelisk gehakt. De belangstelling voor de soldaat als individu was toen vrij recent en een gevolg van het feit dat er meer en meer dienstplichtige burgers en beroepsmilitairen in dienst traden. Hierdoor hadden de soldaten een nauwere band met hun land dan de huurlingenlegers die voorheen de dienst uitmaakten. Ook de toenemende

(30)

30 liberalisering en individualisering lag mee aan de basis van dit fenomeen (Jacobs, 1995, p.

10). Na de beide wereldoorlogen werd aan het vermelde gedenkteken de data '1914-18' en '1939-45' toegevoegd.

Het beeld van een anonieme strijder aan de Ottogracht (fiche 3) kan onmogelijk meer verschillen van voormeld beeld. De strijder is hier naakt en vechtlustig, men zou erbij eerder aan een Griekse strijder uit de oudheid denken dan aan een soldaat uit de vroege 20ste eeuw. De tijdloosheid van gewelddadige conflicten lijkt hier een verborgen thema.

Een echt gepersonaliseerd standbeeld is dat van koning Albert I, in het Koning Albertpark (fiche 14). De koning werd hier voorgesteld als ruiter in militaire kledij. Dit standbeeld had een grote symbolische waarde toen WO II uitbrak, daarvan getuigen foto’s van militairen die bij het standbeeld poseerden alvorens zij op missie vertrokken (SAG, Fototheek,

inventarisnr. XXII, 82, december 1944).

Eveneens gepersonaliseerd, maar dan religieus van aard, is het Heilig Hartbeeld op het Sint- Annaplein (fiche 15). Na de Eerste Wereldoorlog werden op verschillende plaatsen in ons land Heilig Hartbeelden opgericht, ter nagedachtenis van de oorlogsslachtoffers. Dit initiatief kwam er door het feit dat de Franse generaal Foch in juni 1918 de troepen die onder zijn bevel stonden, onder de bescherming van het Heilig Hart stelde. Sindsdien verloren de Duitse strijdkrachten verschillende veldslagen en de overwinning was reeds in oktober 1918 in zicht. Hierdoor werd het Heilig Hart in die periode populair (Notteboom, 2004, p. 281).

De standbeelden aan de Prooststraat (fiche 1) en op de Westerbegraafplaats (fiche 93) dan weer stellen anonieme vrouwen voor, die hulde brengen aan de gesneuvelden. Ze hebben een vergelijkbare functie als de gevleugelde vrouwen van de Leopoldskazerne (fiche 121), namelijk eer brengen en respect oproepen. Deze laatste beelden zijn evenwel strikt genomen geen standbeelden, maar wel hoogreliëfs.

Stèle

Een stèle is een vrijstaande plaat waarop gesneuvelden of gebeurtenissen herdacht worden.

In Gent zijn er onder de oorlogsmonumenten ook een aantal stèles. Ze komen zowel in steen als in metaal voor. Zo bevinden er zich op het Achtmeiplein drie stenen stèles. Ook de

cenotaaf ter ere van Louis Ackerman (fiche 102) en twee monumenten op de

(31)

31 Westerbegraafplaats (fiches 128 en 127) zijn stenen stèles. Op diezelfde begraafplaats bevindt zich ook een bronzen stèle (fiche 94). Een ander bronzen exemplaar vindt men langs de De Coenestraat (fiche 31).

Vrijheidsboom / Vredesboom

Net als de Westvlaamse provinciegouverneur, stimuleerde ook de Oostvlaamse gouverneur destijds het initiatief van minister van landbouw, baron Ruzette, tot het oprichten van vrijheidsbomen. De minister wou dit oude gebruik graag terug ingevoerd zien. Het voorstel was dat deze boomplanting plaats zou vinden op 22 november 1919. De Oostvlaamse provinciegouverneur maant in twee omzendbrieven de gemeentebesturen aan om dit verzoek in te willigen. In Gent werd dan ook op de Botermarkt een vrijheidsboom

aangeplant (Notteboom, 2004, p. 283). Deze boom kwam er vooral ter herinnering aan het zegevieren van koning Albert en de geallieerden (Charles (ed.), 2007, p. 67). Op deze plechtigheid verwelkomden de Gentse dekenijen dan ook belangrijke aanwezigen, waaronder de koningen van België (Albert I) en het Verenigd Koninkrijk (George V) en presidenten van Frankrijk (Poincaré) en de Verenigde Staten (Wilson) (Decavele (ed.), 1992, p. 59). Van deze boom is vandaag helaas geen spoor meer te bekennen.

Oorlogsmonumenten in Gent die wel een boom incorporeren, zijn het parkje aan de Edward Pynaertkaai (fiche 134) en de opstelling langs de Lindenlei (fiche 58). Hoewel het hier niet om vrijheidsbomen strictu sensu gaat, kan men er niet omheen dat de bomen in het ontwerp van deze twee gedenktekens een centrale rol spelen.

Diagram

Wanneer we voorgaande typologieën in een diagram bekijken, dan is de overweldigende aanwezigheid van gedenkplaten opvallend. Waarschijnlijk kan de voorkeur voor

gedenkplaten verklaard worden door het feit dat hiervoor de minste ruimte nodig is. Een gedenkplaat kan men gemakkelijk aanbrengen tegen een bestaande structuur, terwijl de meeste andere typologieën toch net meer ruimte vragen. Desalniettemin behalen de standbeelden en gedenkmuren in Gent toch procentueel ook een relatief dankbaar cijfer in vergelijking met de andere categorieën.

(32)

32 Sculpturaal Type

Hoogreliëf / Haut-reliëf

Bij een hoogreliëf steekt het beeldhouwwerk boven de omgeving uit (Haslinghuis & Janse, 2001, p. 214), het komt als het ware los uit het vlak. Deze vorm van sculptuur houdt het midden tussen een rondsculptuur en een laagreliëf.

De allegorische vrouwenfiguren op het monument van Carl De Cock (fiche 4) zijn hiervan een voorbeeld. Op het eerste zicht schijnen het losstaande beelden te zijn, maar de band met de achterliggende steen is niet doorbroken. Ook de bronzen engelen onder het Heilig Hartbeeld (fiche 15) zijn hoogreliëfs, evenals de kolendrager en soldaat bij het oorlogsmonument aan de Geldmunt (fiche 21). Bij de Christus aan het kruis in de Sint-Pieterskerk (fiche 113) is de band tussen het lichaam en de achtergrond nog iets duidelijker aanwezig, net als bij de

cenotaaf 2%

gedenkkapel

0% gedenkmuur 5%

gedenkpijler 1%

gedenkplaat 70%

gedenkpoort 3%

grafmonument 1%

museum 1%

muurschildering 1%

obelisk 1%

park 3%

schilderij 2%

standbeeld 5%

stèle 4%

vredesboom 1%

(33)

33 vrouwenfiguren boven de poort van de kazerne (fiche 121). De soldaten eronder echter, springen zeer naar voren in het vlak en werden bijna losstaande sculpturen.

Soms betreft het geen mensenfiguren, zoals bij het monument aan de Oude Houtlei (fiche 49). Hier zijn het de koningskronen die de flankerende pijlers bekronen, die in hoogreliëf uitgewerkt werden.

Laagreliëf / Bas-reliëf

In tegenstelling tot het hoogreliëf, blijft bij een laagreliëf de tekening vrij duidelijk in het achterliggende vlak ingewerkt. Ook deze beeldhouwtechniek kan zowel in steen als in metaal toegepast worden. Bij de Gentse oorlogsmonumenten is er zeer veelvuldig gebruik gemaakt van de techniek, voornamelijk bij gedenkplaten. Niet minder dan 63 van de 123 Gentse oorlogsmonumenten die in dit onderzoek besproken worden, bevatten een laagreliëf.

Rondsculptuur

Rondsculpturen zijn “beeldhouwwerken waarbij vormen aan alle zijden van het materiaal zijn aangebracht, in tegenstelling tot beeldhouwwerken waarbij de vormen uitsteken uit of verzonken zijn in een overigens glad oppervlak” (Rijksbureau voor Kunsthistorische

Documentatie, 2005). Tot deze categorie behoren in de eerste plaats alle

oorlogsmonumenten die hierboven als ‘standbeeld’ gecatalogiseerd werden, maar daarnaast bevinden er zich in Gent ook nog 2 sculpturen die geen mensen of dieren maar wel voorwerpen voorstellen. Het gaat om het zwaard op het Achtmeiplein (fiche 7), waar men hulde brengt aan alle Gentse doden en de tol in het parkje aan de Lindelei (fiche 58), ter ere van de Gentse slachtoffers van de Holocaust.

(34)

34 Schenkers

In haar inventaris, “Zij die vielen als helden”, deelt Mariette Jacobs de gedenktekens naar initiatiefnemer als volgt in : collectieve officiële gedenktekens, parochiale gedenktekens, militaire gedenktekens, gedenktekens van instellingen en groeperingen en

privégedenktekens (Jacobs, 1995, pp. 16-33). De initiatiefnemers van de Gentse

oorlogsmonumenten zijn op dezelfde manier in te delen, wat gezien de context logisch is.

De belangrijkste schenkers zijn de Gentse dekenijen. Dit zijn groepen buurtbewoners die zich verenigen met het oog op commerciële doelen, maar ook voor ontspanning, sociaal contact en zo meer. Zo hebben dekenijen ook vaak een feestcomité. Na de oorlogen werd geld ingezameld om de gesneuvelde buurtbewoners met een oorlogsmonument te huldigen (Decavele (ed.), 1992, p. 187).

Daarnaast zorgde ook de lokale overheid zelf, de stad Gent en zijn burgemeesters, ervoor dat er verschillende monumenten opgetrokken werden. Soms worden de betreffende burgemeester en schepenen met hun naam op het monument vernoemd.

Uiteraard zijn er de gedenktekens van militaire afdelingen en regimenten, die hun

gesneuvelde soldaten herdenken, evenals de verzetsorganisaties, oud-strijders en afdelingen van het Geheim Leger (voor WO II). Maar ook diensten zoals brandweer, post, politie,

spoorwegen en het Rode Kruis richtten gedenktekens op ter ere van hun gesneuvelde collega’s. Soms werkten verschillende verenigingen samen om een monument op te kunnen richten. Dit was onder meer zo voor de poort van de Leopoldskazerne, de inzet kwam zowel van de Verbroedering van het 2/22e linieregiment, als van een aantal Gentse scholen en de Rijkswacht (fiche 121).

Verder zijn er gedenktekens van werkgeversverenigingen zoals bijvoorbeeld de Belgische steenkoolfederatie (fiche 154) en de coöperatieve Vooruit (fiche 157). Scholen, afdelingen van scholen en alumniverenigingen zijn eveneens vrij goed vertegenwoordigd onder de Gentse oorlogsmonumenten. In de aula van de Rijksuniversiteit bevindt zich ook een monument van oud-strijders van een Franse universiteit (fiche 115).

Er zijn ook een aantal buitenlandse verenigingen die in Gent hun landgenoten gedenken, zo bijvoorbeeld ‘le souvenir italien’ (fiche 16), ‘la société Française de Bienfaisance de Gand’

(fiche 89) en Poolse vliegeniers (fiche 101). Het monument in de Holstraat (fiche 32) werd

(35)

35 opgericht door ‘les Cloches des Halles de Paris’, een Franse actiegroep, die deel uitmaakte van de nationale verzetsbeweging ‘Libération Nord’. Deze groep werd opgericht in oktober 1940. Voornamelijk in Frankrijk vindt men dan ook gedenktekens die door deze groep werden opgericht (Jorand, 2009).

De joodse gemeenschap heeft in Gent verschillende monumenten, in aantal moeten ze echter ernstig onderdoen tegenover de grootste religieuze gemeenschap, de katholieken.

Parochies herdenken de gesneuvelde parochianen meestal op gedenktekens die zich in de kerk bevinden.

Daarnaast vindt men in Gent ook een gedenkteken terug van een sportvereniging, namelijk van de Koninklijke roeiclub van Gent (fiche 147).

Tot slot zijn er een aantal privé-initiatieven te noteren, zoals bijvoorbeeld het gedenkteken voor Maurice Goebbels, dat door diens moeder aan het ouderlijk huis werd opgehangen (fiche 33) of de gedenkplaat voor Paul Van Staey, opgericht door zijn weduwe (fiche 38).

Eveneens een privé-initiatief is het monument voor de Duitse soldaten die stierven toen een Britse piloot een zeppelin neerschoot. Het monument kwam er op initiatief van de familie van een van de slachtoffers, luitenant Ackermann (fiche 92).

Ter ere van

In grote lijnen kan men het onderscheid maken tussen een oorlogsmonument dat werd opgericht ter ere van een groep personen en individuele gedenktekens. Dit geldt zowel voor militaire als burgerlijke slachtoffers. Bovendien zijn er in Gent relatief veel 'gemengde' gedenktekens te vinden, die zowel ter ere van militaire als van burgerlijke slachtoffers werden opgericht. Dergelijke gedenktekens komen in heel West-Europa frequent voor. In West-Vlaanderen is deze groep het best vertegenwoordigd (Jacobs, 1995, p. 43).

Op een klein aantal gedenktekens kan men niet uit een opschrift afleiden over welk soort slachtoffers het gaat, evenmin werden de namen van de gesneuvelden onderverdeeld in categorieën. Bij deze monumenten is het dus niet volledig duidelijk of het om burgers gaat, dan wel om soldaten of beide. Historisch onderzoek op basis van de vermelde namen zou hier verder uitsluitsel kunnen geven. Het gaat om de oorlogsmonumenten op de

(36)

36 Begijnhofdries (fiche 28), in de wijk Heldenhulde (fiche 65), in de Sint-Michielskerk (fiche 119) en op de Westerbegraafplaats (fiches 127 en 128).

Wanneer op de oorlogsmonumenten de vermelding ‘Z.A.B.’ staat, is het goed om weten dat dit de afkorting is voor Zivil-Arbeiter Bataljons, burgers die verplicht te werk gesteld werden door de Duitsers (Charles (ed.), 2007, p. 170).

Gemengde gedenktekens, ter ere van militaire én burgerlijke slachtoffers

Het belangrijkste oorlogsmonument in Gent is dat op het Achtmeiplein (fiche 7). Hier worden ineens àlle Gentse gesneuvelden herdacht. Hier wordt dan ook geen enkele naam vermeld, zodat niemand wordt vergeten.

Daarnaast zijn, net als in West-Vlaanderen, de meeste gedenktekens gemengd van aard. Zo werd in zowat elke stadswijk na de Eerste Wereldoorlog een gedenkteken opgericht door de Gentse dekenbonden, in samenwerking met de wijkafdelingen van de Nationale Strijders Bond (NSB). Hierop werden telkens de inwoners opgesomd die tijdens de oorlog het leven lieten (Decavele (ed.), 1992, p. 187). Gezien er per politiewijk verschillende dekenijen waren, vindt men soms meerdere wijkgedenktekens in eenzelfde wijk. Vandaag gebruikt men deze indeling in 12 politiewijken niet meer.

Volgende Gentse oorlogsmonumenten vallen in deze gemengde categorie : Prooststraat (fiche 1), Sint-Niklaasstraat (fiche 5), Geldmunt (fiche 21), Brabantdam (fiche 24),

Eendrachtstraat (fiche 29), Sint-Pietersnieuwstraat (fiche 39), Rodekoningstraat (fiche 45), Blaisantvest (fiche 47), Molenaarsstraat (fiche 48), Oude Houtlei (fiche 49), Emilius

Seghersplein (fiche 50), Lange Violettestraat (fiche 52), Karel Antheunisstraat (fiche 53), Sint- Lievenspoortstraat (fiche 54), Dendermondsesteenweg (fiche 56), Citadelpark (fiche 61), Frans van Ryhovelaan (fiche 67), Griendeplein (fiche 68), Meulesteedsesteenweg (fiche 69), Sint-Salvatorstraat (fiche 70), Ekkergemstraat (fiche 74), Sleepstraat (fiche 76), Sint-

Martinuskerk (fiche 110), Sint-Jan-Baptistkerk (fiche 111), Sint-Baafskathedraal (fiche 112), Sint-Pieterskerk (fiche 113), Sint-Coletakerk (fiche 135), dekenij Ter Platen (fiche 137), Sint- Vincentius-kerk (fiche 138), dekenij Heuvelstraat (fiche 139), wijk Heldenhulde (fiche 141), dekenij Dampoortstraat (fiche 153). Ook de gedenktekens in de Sint-Jozefkerk, de Sint- Theresia-ter-Muidekerk en op het Malpertuusplein (fiche 152) behoren tot deze groep.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

In de vergadering van 27 februari heeft de Commissie de stukken besproken die te maken hebben met de aanvragen omgevingsvergunning voor de aanleg van beschoeiing en steiger nabij de

In de vergadering van 22 februari heeft de Commissie de vier modellen besproken die door de landschapsarchitect de heer van Hees namens de aanvrager zijn opgesteld voor het

Voor het verslag van het bestuur wordt verwezen naar het jaarverslag van de Nationale Monumentenorganisatie voor het jaar 2020.. Vereniging Nationale Monumentenorganisatie

Adres Postcode Woonplaats Soort Bijzonderheden Bouwjaar Datum besluit Monumentnummer.. 1 Achterstraat 1 4911 AX Den Hout boerderij vl schuur is RM - ensemble met

[r]

Het meubilair dat hier te zienis, is één van de belangrijkste collecties van Portugal en omvat stukken uit de 16e tot met de 19e eeuw; ook zijn er enkele meubels die erg

‘Jan Evert Scholtens’ en kleuterschool ‘De Anjelier’ Kandelaarkerk Bankgebouw ‘Groninger Waarborgmij’