Vakpublikatie
Evaluatie van gezondheidsrisico's
Beroepsmatige blootstell ing aan toxische stoffen in de graanoverslag
A.M. Kremer, Vakgroep
Gezond-heidsleer
enVakgroep Lucht- hygiëne en -verontreiniging D.J.J. Heederik. Vakgroep
Ge-zondheidsleer
J.S.M. Boleij, Vakgroep Lucht- hygiëne en -verontreiniging LU Wageningen
Summary
Possible health-effects in grain workers exposed to pesticideresidues, myco- torins and diesel exhaust a¡e evaluat- ed. Assumptions are based on a worse case scena¡io. Estimated exposure levels are compared with the Dutch tLv-values ('uec-waarden'). The inhaled dose of chemicals is compared with ¡ot-values and lite¡atu¡e data of effeits on health.
This study shows that health-efrects of ai¡bo¡ne grain dust exposure are most prominent. The estimated diesel exhaust levels may cause health- efrects. Simultaneous exposure to airborne grain dust may worsen these efects on health.
lnleiding
In
de internationaleliteratuur
isin
delaatste
15jaar
een groot aantalpublikaties
verschenen over de relatie tussen gezondheidseffecten en bloot- steÌling aan graanstof (organisch stof) (Smid en Heederik, 1988).Het
mees- te is geschreven over het effect op de luchtwegen en longen. De laatstejaren zijn
ook andere gezondheids- aspecten nader bekeken, maar een vollediginzicht
ontbreekt. Alavanja e.a. (1987) vondenbij
werknemers diein
de graanindustrie hadden ge-werkt,
waar gebruik gemaakt werd van pesticiden, een verhoogde sterfte als gevolg van kanke¡ in het bloed- vormend en lymfatisch systeem en prostaatkanker. Foldsprang e.a.(1987) suggereren
in
een arbeids- geneeskundig onderzoekbij
Deense havenwerkers dat blootstelling aan pesticideresiduen en microbiiiletoxi-
nen (mycotoxinen) afkomstig van het te lossen graan, mogelijk effect heeft op de zaadcelvorming.Publiciteit
rond het Deense onder- zoek leiddetot
grote ongerustheid onder de Nederlandse havenwerkers.N.a.v.
dezepubÌiciteit
is eenlitera-
tuurstudie uitgevoerd door de Vak- groepen Gezondheidsleer en
Lucht-
hygiëne en -verontreiniging van de Landbouwuniversiteit Wageningenin
opdracht van de Graan Elevator Maatschappij(cEM)
BV teRotter-
dam (namens debedrijfstak)
en hetMinisterie
van SZW en onder auspi- ciën van vakorganisaties (Vervoers- bonden FNV en CNV), ondernemings- raden, RBGD en Arbeidsinspectie.Het
doel van deliteratuurstudie
was een voorÌopige beoordeling te geven van de gezondheidsrisico's van de verschillende stoffen op basis van een inschatting van de mogelijke bloot- stelling aan en een toxicologische evaluatie van de desbetreffende stof- fen aan de hand van de huidige ken- nis en inzichten.Drie
groepen toxische stoffen diein
de graanoverslag voorkomen, worden besproken, namelijk:1. pesticideresiduen
in
de overslag- produkten. De restantenzijn
afkom- stig van pesticiden die aangebrachtzijn
tijdens de groeifase van hetprodukt
( gewasbeschermingsmidde- len) en van pesticiden die toegevoegdzijn
tentijde
van opslagin
land van herkomst en tijdens hettransport
ter bestrijding van schimmels en insec-ten
(voorraadbeschermingsmiddelen) ; 2. mycotoxinen (toxische stofwisse- lingsprodukten van schimmels) ; 3. dieseluitlaatgassen.Bij
overslag van graanprodukten en veevoeder- grondstoffen :uít zee- of binnenvaart- schepen,wordt
afhankelijk van hetprodukt
gebruik gemaakt van bulldo- zers en/of wielladers diein
hetruim
hetprodukt
naar de elevatoren ver- plaatsen.De vraagstelling van het
literatuur-
onderzoek is:1.
wat zijn
de gezondheidsrisico's voor de we¡knemersin
de Neder- landse graanoverslagt.g.v.
expositieaan organisch stof en toxische stof- fen?
2. hebben deze toxische stoffen in- vloed op de vruchtbaarheid van de blootgestelde werknemers?
Omdat expositie aan pesticiden en mycotoxinen gekoppeld is aan stof- vorming,
wordt
eerst ingegaan op gezondheidseffecten als gevolg van graanstof als zodanig.Graanstof
Dit
deel van deliteratuurstudie
is gebaseerd op het literatuuronderzoek door Smid en Heederik, 1988.Onder graanstof (organisch stof) wordü verstaan het stof dat afkom- stig kan
zijn van
granen(bijv.tarwe
en mars), bonen (bijvoorbeeld sojabo- nen), oliehoudende zaden(bijv.
zon- nebloempitten), tapioca e.d.Het
stof kan ook andere componenten bevat- ten, zoals schimmels, bacteriën,mij-
ten en pesticideresiduen. De persoon-Iijke
stoftrÌootstellingin
Nederlandse mengvoederbedrijven is van dezelfde orde van grootte als diein
het buiten- land. De gemiddelde waarden voor produktiewerkers waren lager dan 10 mg/m3, hoewel tijdens bepaalde werkzaamheden zoals het lossen enbij
storten regelmatig stofblootstel- Lingentot
tientallen mg/m3 voor- kwamen.In
een overslagbedrijf (Wie-ling
e.a., 1987) werden afhankelijk van het soortprodukt
dat werd over- geslagen, blootstellingentot in
hon- derden mg/m3 gemeten. Voor graan- stof is geen MAC (Maximaal Aan- vaarde Concentratie)-waarde vastge- steld. De Arbeidsinspectie gebruikt alsrichtlijn
de Amerikaanse TLV ('ThresholdLimit
Value')-waarde die geldt voor graanstof (tarwe, haver, gerst), 10 mg/m3 voortotaal
stof en 5mg/m3 voor respirabel
stof
(ACGIH, 1987-1988) 1.Er
is een aantalmin
of meerduidelijk
omschreven longziekten bekend die op kunnen treden door blootstelling aan graanstof: astma, extrinsieke allergischealveolitis
(EAA) en graan-koorts
(Rylander, 1985).Bij
astma ontstaan de klachten meestal geleide-Iijk in
de loop van een aantal jaren.Bekend is het meel- of bakkersastma.
Het
EAA is gekarakteriseerd door acuut optreden van respiratoire kÌachten, vaak gecombineerd met hoesten, koorts,hoofdpijn
en ge-wrichtspijn.
De ziekte treedt op na herhaalde blootsüelling aan een be- paald agens, meestaÌ is er echter een verband met een ongewoon hoge blootstelling.Bij
staken van de bloot- stelling verdwijnen de klachten gelei-delijk.
Na langdurige blootstelling en >1. In de ACGIH-lijst vm 198&1989 ii de TLV voor graamtof verlaagd vm l0 mg/mr
nm 4 mg/m3.
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (lggg) nrI
13herhaalde acute ziekteperioden kan een chronisch ziektebeeld ontstaan.
Bij
graanwerkerskomt
EAA waar-schijnlijk
zelden voor. Graankoorts is eentamelijk
nieuw beschreven ziekte- beeld. Aan het eind van de werkdag treedt een griepachüig ziektebeeld op, dat na ca. 24wr
weer is verdwenen.Bij
herhaalde blootstellingverdwijnt
de koortsreactie.Bij
hernieuwdeblootstelling
(bijvoorbeeld na eenvrije
periode) treedt hetzelfde reactie- patroon weer op. Deze reactie is beschrevenbij
blootstelling aan endo- toxine, maar andere agentia zouden deze reactie ook kunnen uitlokken.Door
de complexe samenstelling vanhet
graanstof zullen klachten zich zelden presenteren met eenduidelijk
ziektebeeld. Hetblijkt
dat mensen diein
aanraking komenmet
graan- stofin
vergelijking met hen die niet met stofin
aanraking komen, vaker de volgende klachten hebben: geirri- teerde ogen en/of neus, hoesten, opgeven vanslijm,
piepende adem- haling, last van benauwdheid en kortademigheidbij
inspanning.Bij
blootstelling aan graanstofzijn
ook vaak symptomen en longfunctie- veranderingen beschreven die wijzen op chronische bronchitis. Tevens is een relatie gevonden tussen een ver- Iaagde longfunctie en jarenlange blootstelling aan graanstof.Niet
alle onderzoeken hebben deze relatie echter aan kunnen tonen.Geconcludeerd kan worden
dat
gezien de hoogte van stofblootstelling die in overslagbedrijven is aangetroffen, het aannemelijk is datbij
werknemersin
dezebedrijfstak
de hiervoor beschre- ven gezondheidseffecten op kunnen treden.Er
is ook voldoende onder- zoek gedaan om de thansin
feite geldenderichtlijn
van 10 mg/m3totaal
stof en 5 mg/m3 respirabel stof alstwijfelachtig
te beschouwen:in
veel van de beschreven onderzoekenzijn
effectenbij
lagere concentraties waargenomen.Pesticiden
Om gezondheidsrisico's ten gevolge van blootstelling aan toxische stoffen te kunnen bepalen, is een schatting gemaakt van de blootstelling tijdens ongunsüige werkomstandigheden ('worst-case' benadering). Uitgegaan is van het hoogst waargenomen pesti- cidegehalte
in
hetbulkprodukt.
De pesticideconcentratiein
het stof werdgelijk
gesteld aan het pesticidegehaltein
hetprodukt.
De stofblootstelling is op basis van de eerder genoemde metingen gesteld op 100 mg/m3. Het is een blootstelling die 10 maal hoger is dan dein
Nederland gehanteerderichtlijn
(conform de AmerikaanseTLV
voor 8 uur van 10 mg/m3). Del4
werknemer
verricht in
deze bereke- ningen gedurende 8uur
zware arbeid.Dit
houdtin
dathij in
dezetijd 2f
m3lucht
inademt.Indien
algemeen geaccepteerde grenswaarden van een bepaalde stof bleken te bestaan, zoals MAC-waarden en/of deADI
(Aan- vaardbare Dagelijkse Inname) -waar- den, danzijn
berekende concentratiesin
delucht
en hoeveelheden die wor- den ingeademd hiermee vergeleken.Ook
bij
de hierna te bespreken myco- toxinen is voor de schatting van de bÌootstelling de hier beschreven me- thode gebruikt.De pesticiden die het meest frequent worden toegepast,
zijn
behandeld.Hieronder vallen organische fos- foresters
(bijv.
malathion), carbama-ten (bijv.
carbaryl), chloorkoolwater- stoffen(bijv.
lindaan), methylbromi- de, koolstofdisulfl de/tetrachloorkool- stof en fosfine.Uit
de berekeningenblijkt
dat pesticideconcentratiesin
delucht
1000tot
10 000 maal kleinerzijn
dan de MAC-waarden. De bere- kende hoeveelheden die men tijdens een werkdag inademtzijn in
de orde van grootte van wat men dagelijksvia
de voeding opneemttot
10 maal lager en daarmee 30tot
10 000 maal lager dan de ADl-waarden.Naast pesticideresiduen
in
het bulk-produkt
kunnen van bestrijdings- gassen nog restanten aanwezigzijn in
delucht
van ruimen van zeeschepen.Methylbromide
wordt inderdaad soms aangetoondin
delucht.
Van fosfine worden nogal eens resten vanniet-uitgewerkt
fosfinepoeder gevon- denbij
openen van ruimen van zee- schepen.Dit
poeder kan nogtot
30ls werkzame stof bevatten. Piekbloot- stellingen kunnen optreden alsdit
poeder
in
contactkomt
met vocht,waarbij
fosfinegasvrijkomt.
Gezond- heidseffecten (met nameprikkeling
van de luchtwegen)zijn
danniet uit
te sluiten.Wat
betreft mogelijke gezondheidseffecten isin
hetbij-
zonder gekeken naar vruchtbaar- heidsstoornissen. Vruchtbaarheids- stoornissen
bij
de menszijn
beschre-ven door blootstelling aan koolstof- disulf.de (CS2) (WHO, 1979; Wyrobek e.a., 1983). CS,
wordt relatief
gezienniet
frequent toegepast als voorraad- beschermingsmiddel van granen.Blootstellingsniveaus
bij
graanover-slag
zijn ruim
10 000 maal lager dan diewaarbij
menstruatiestoornissen optradenbij
vrouwen die er dagelijks aan waren blootgesteld. Carbaryl is geclassificeerd als een stof die moge-lijk
effect kan hebben op de vrucht- baarheid. De te verwachten residu- concentratiein
granen en de frequen-tie
waarin carbarylgebruikt wordt in
vergeÌijkingmet
andere pesticiden,maakt
dat de kans op het optreden van vruchtbaarheidsstoornissen door carbaryÌ verwaarloosbaar klein is. De conclusie is dan ook dat de pesticide- residu-biootstelling zoals diein
on- gunstige situaties voor kan komen, geen gezondheidseffecten zal ver- oorzaken.Het
incidenteel voorkomen van verhoogde concentraties vanfumigantia
(fosfine, methylbromide) isniet uit
te sluiten. Vooral het niet- uitgewerkte fosfinepoederdat
zo nu en dan aangetroffen kan worden,verdient
aandacht.Mycotoxinen
Mycotoxinen
zijn
stofwisselings- produkten die worden geproduceerd door schimmels. Een aantal myco- toxinen waarvan bekend is dat zevoor kunnen komen
in
graanpro- dukten,zijn
bekeken: aflatoxine, ochratoxiae, vomitoxine (deoxyniva- Ienol:
DON), T-2 toxine, zearalenon,citrinine
en moederkoren alkaloïden.Het
aantal bekende mycotoxinen is echter veel groter.Mycotoxineproduktie hangt onder meer af van lokale biologische en klimatologische factoren. Beschadi- ging van de overslagprodukten ver- hoogt de kans op schimmelgroei en mycotoxineproduktie. De aanwezig- heid van schimmels houdt
niet in
dat er ook mycotoxinen aanwezigzijn.
Mycotoxinen kunnen voorkomen
terwijl
de schimmelsniet
meer aan te l,onenzijn.
Welk mycotoxine aange- troffenwordt
hangtin
het algemeen af van het overslagprodukt enin
mindere mate van het land van her- komst. Mai's is hetprodukt
waar het frequentst mycotoxinenin
aange-troffen
worden.Er zijn
geen MAC- waarden voor mycotoxinen vastge- steld. Wel heeft de Werkgroep van Deskundigen voor stofgebonden aflatoxine op basis van gezondheid- kundige overwegingen een advies- waarde vastgesteld. Katoenzaad- schroot en -schilfers en grondnoten- schroot en -schilfers kunnen aflatoxi- negehalten bevatten, waardoorbij
overslag deze grenswaarde kan wor- den overschreden. Vooral
in
grond- notenschroot en -schilfers (land van herkomst Brazilië) kan het aflatoxi- negehalte waarden bereiken waarbij, uitgaande van een ongunstige werk-situatie, bij
een dagelijkse blootstel-ling
gedurende 8 uur per dag, lever- kanker vaker voor zou komen (jaar-Iijks
van de 10 000 blootgestelden één persoon met leverkanker). De bere- kende hoeveelheden mycotoxinen die men inademt, kondenniet
met ADI- waarden vergeleken worden omdat dezeniet zijn
vastgesteld. Eenuit-
zondering is deoxynivalenol (DON).
De berekende ingeademde hoeveel-
Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (1989) nr 1heid DON is ongeveer 100 maal klei- ner dan de voorlopige
ADL
VeT- gelekenmet
dierstudieszijn
ingea- demde hoeveelheden per kilogram lichaamsgewicht 100tot
1000 maal kleiner dan hoeveelheden diebij
dieren
in
dieetstudies gezondheids- effecten veroorzaken. Een aantal andere mycotoxinenzijn bij
dieren kankerverwekkend. Vruchtbaarheids- stoornissenzijn bij
dieren waargeno- men die hoge doseringen zearalenon of DON kregen toegediend.Uit
labo-ratorium
onderzoekblijkt
dat hetT-2
toxinein
potentie het afweersys- teem van de luchtwegen nadelig kan beinvloeden.De conclusie is
dat
gezien de bereken- de hoeveelheid mycotoxinen dievia
de luchtwegenwordt
opgenomen, er verwacht kan worden dat er geentot
nu toe bekende gezondheidseffecten zullen optreden. Ook het gezond- heidsrisico van aflatoxine zal kleinzijn
als produkten die hoge aflatoxi- negehalten kunnen bevatten slechts een beperkt deel uitmaken van detotale
overslag.In
die situaties waar-bij
grondnotenschroot verwerktwordt,
moet men bedachtzijn
op het optreden van een eventuele hoge aflatoxineblootstelling. Een definitie- ve uitspraak is opdit
moment echterniet
mogelijk omdat gegevens over schadelijke effecten van mycotoxinen nog zeer schaarszijn
(uitgezonderd aflatoxine).Uitlaatgassen van d¡eselmotoren
Een aantal componenten van diesel- uitlaatgassen, waaronder zwavel- dioxyde (SOr), stikstofoxyden NO"), koolmonoxyde (CO) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's), kan volgens literatuurgege- vens nadeligzijn
voor de gezondheid.Dieselmotoren stoten vergeleken met benzine- of LPG-motoren meer SO,
uit. Er zijn
echter geen gegevens voorhanden die aangeven hoe hoog SO2-gehalten kunnen zijnin
ruimen van schepen waar bulldozers en/of wielladersrijden.
Uitgaande van emissiegegevenszijn
door Baar e.a.(1982) aan de hand van een reken- kundig model stikstofmonoxyde (NO), stikstofdioxyde (NOr) en CO- concentraties
in
ruimen berekend.Uit
de resultaten die
met dit
model ver- kregenzijn,
kunnen NO2-concen-traties
de nieuwe Nederlandse MAC- waarde bereiken. NO- en CO-gehaltenblijven ruim
onder de Nederlandse MAC-waarden. Ook uitkomsten van CO-metingenin
ruimen van schepen bleven onder de MAC-waarde.Longfunctieveranderingen
zijn
echter al waargenomenbij
SO2- en NOr- gehalten die lagerzijn
dan de nieuwe MAC-waarden. De geadviseerdegezondheidkundige grenswaarden voor NO2 en SO, van de Werkgroep van Deskundigen
zijn
dan ook lager.SO, is tevens
irriterend
voor de lucht- wegen. NO, veroorzaakt een verhoog- de vatbaarheid voor luchtweginfec- ties.Het
is aannemelijk dat beide effecten versterkt kunnen worden doorgelijktijdige
blootstelling aan organischstof
(Cuddihy e.a., 1984).Gegevens over gezondheidseffecten van NO
zijn niet
voorhanden. Een te hoog CO-gehalte in het bloed ten gevolge van CO-blootstelling, gaat gepaard met een verhoogd risico voor het ontstaan vanhart-
en vaataan- doeningen. Vooral werknemers die roken kunnenin
combinatie met CO-blootstellingin
het beroep een te hoog CO-gehaltein
het bloed hebben.Bij
niet-rokers zal het CO-gehaltein
het bloed geen te hoge waarde berei- ken. Een aantal pAK's die voorko- menin
dieseÌroet,komt
overeen met PAK'sdie
aanwezígzijn in
sigaretten- rook en cokesovenemissies.Uit
stu- dies naar effecten van sigarettenrook en cokesovenemissiesblijkt
dat een hoge blootstelling gepaard gaat met een verhoogde mate van voorkomen van longkanker. Onderzoeken naâr een relatie tussen dieseluitlaatgassen en longkanker suggererendit
verband ook.Het
verband konniet duidelijk
worden aangetoond door onder- zoeksproblemen zoals het schatten van de blootstellingin
het verleden en verstorende variabelen als rook- gewoonten (Steenland, 1986).Vruchtbaarheidsstoornissen als ge- volg van blootstelling aan
uitlaat-
gassen of de afzonderlijke pAK'szijn niet
waargenomen.De conciusie is dat dieselroetbloot- stelling
niet
gepaard zal gaan met een aanwijsbarestijging
van het aantal personen met longkanker, maar het kan zeker beschouwd worden als een extra risicofactor. Blootstelling aan dieselemissies zal dan ook zo laag mogeiijk gehouden moeten worden.Vruchtbaarheidsondezoek
Omdat deze literatuurstudie is ge- daan naar aanleiding van een Deens vruchtbaarheidsonderzoek,wordt
ook ingegaan opdit type
onderzoek.Sperma-onderzoek heeft de laatste jaren een grote ontwikkeling door- gemaakt
wat
betreft het gebruik ervanbij
bepaling van effecten van beroepsmatige blootstelling aan che- micaliën of mycotoxinen op het man-nelijk
voortplantingssysteem. Voor de bepaling van ge'induceerde zaad- celafwijkingenwordt
gekeken naar het aantal, de beweeglijkheid en devorm
van de zaadcellen. Nieuw is de bepaling van het aantal geslachts- bepalende chromosomen (Y-chromo-somen)
in
een zaadcel.Het
vaker vóórkomen van meer dan éény
perzaadcel zou wijzen op een stoornis
in
de celdeÌing. Een verminderd aantal en/of een verminderde beweeglijkheid gaat gepaard met een verminderde vruchtbaarheid. Vormafwijkingen zouden kunnen wijzen op veran- deringenin
het genetisch materiaal.Uit
onderzoekbij
dierenzijn
hier enkele aanwijzingen voor.In
het eerder genoemde Deense onderzoek hadden havenwerkersin
vergelijking met controlepersonen meer zaad- ceÌafwijkingen. De onderzoekers suggeteren een verband tussen de gevonden zaadcelafwijkingenbij
de havenwerkers en lage blootstelling aan pesticideresiduen en microbiële toxinen. Op grond van methodologi- sche tekortkomingenin dit
onderzoek is deze suggestie niet hard te maken.Het
gevonden verschil tussen bloot- gestelden en controlepersonen zou ook veroorzaakt kunnenzijn
door verschillenin
levensstijl (variabelen als alcoholconsumptie en rookge- woonten).Voor wetenschappelijk onderzoek is onderzoek nodig naar hanteerbare onderzoeksmethoden en naar bepa-
ling
van de meest gevoelige sperma- parameter. Ook moeten nogstatisti-
schecriteria
worden vastgesteld, zodat een gezondheidkundig relevan- te uitspraak gedaan kan worden over gevonden sperma-afwijkingen.Nabeschouwing
Deze
literatuurstudie
wasin
eersteinstantie
opgezet om gezondheids- effecten ten gevolge van blootstelling aan toxische stoffenin
de graanover- slag te evalueren. Omdat blootstel-ling
aan pesticiden en mycotoxinen gekoppeld is aan stofvorming, is ook veel aandacht besteed aan mogelijke gezondheidseffecten ten gevolge van stofbìootstelling.De conclusies die getrokken
zijn, ztjn
gebaseerd op gegevens die voor- handen
zijn
over het voorkomen van pesticide- en fumigantiaresiduen, mycotoxinenin
het bulkmateriaal en schadelijke componentenin
diesel- emissies, de huidige stand van de kennis overtoxiciteit
en de geldenderichtlijnen.
Zo is voor de berekening van blootstellingsniveaus gesteld dat er geenverrijking plaatsvindt
van het pesticide- en mycotoxine-gehalte van graan naar stof.Dit
treedtin
geval van pesticiden inderdaadniet
op als hetprodukt
als meel of gepelletiseerdwordt
aangeboden.In
beide gevallen zal de pesticide homogeen verdeeldzijn. In
het aÌgemeen kan men echterniet
aangevenwat
deverrijking
is(groter, kleiner of geÌijk aan één) van het pesticidegehalte van graan
naar
>Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 2 (19g9) nrl
15stof. De pesticideverdeling
in
dekorrel
of boon zal afhangen van het soortprodukt,
de chemische eigen- schappen van de pesticide en het moment rÀ/aarop de pesticidewordt
aangebracht (tijdens de groeifase of tijdens opslag/transport).Het
gehalte is verderafhankelijk
van detijd
die is verstreken na het aanbrengen van de pesticide(Murray,
1977; Chaudry e.a., 1978).Voor de risico-analyse
zijn
algemeen geaccepteerde grenswaarden zoals MAC- en/of ADl-waarden gebruikt.Voor de vaststelling van
ADI's
voor verontreinigingin
voeding dieniet
kankerverwekkend is,wordt
de regel gehanteerd om de'no-adverse-effecb dose' (hoogste dosering die geen nadelige gezondheidseffecten ver- oorzaakt) voor dieren te delen door 100. Voor pesticiden en bepaalde chemische stoffenwordt
een veilig- heidsmarge aangehouden die varieert tussen kleiner dan 100 en enkele duizenden. Voor stoffen waarvan bekend isdat
ze kankerverwekkendzijn,
ztjn geen vaste regels voor het vaststellen vanADI's
(WHO, 1978).De MAC-waarden worden voorgesteld door de Commissie Grenswaarden Gezondheidsschadelij ke Stoffen van de Arboraad (CGGS), nadat de Werk- groep van Deskundigen (WGD) een gezondheidkundige adviesgrens- waarde heeft vastgesteld. De Direc- teur-Generaal van de Arbeid
steit
ten slotte de MAC-waarde vast. MAC- en ADl-waarden worden vastgesteld op grond van de stand van de (huidige) ken¡ris enbij
deuiteindelijke
vaststel-ling
spelen economische belangen soms eenniet
te verwaarlozen rol.Dit
houdtin dat
deze waarden,bij
vorderen van de kennis over gezond- heidseffecten op korte en lange ter-
mijn
en/of verbetering van de meet- methoden om stoffen te kunnen bepa- Ien, bijgesteld kunnen worden.Bij
het gebruik van ADl-waarden voor de gezondheidsrisico-analyse is een kanttekening te plaatsen. Deze studierichtte
zich vooral op gezondheids- risico's van blootstelling aan toxische stoffen die ingeademd worden,terwijl
toxiciteitsgegevens afkomstig
zijn
van onderzoekenwaarbij
de op- nameroute het maag-darmkanaal is.Waarschijnlijk
worden een aantal stoffen beter opgenomenvia
de lucht- wegen danvia
het maag-darmkanaal.In dit
geval zouden ADl-waarden die betrekking hebben op een opname via de luchtwegen lagerzijn
dan die betrekking hebben op opname via het maag-darmkanaal.Ondanks bovengenoemde kantteke- ningen
komt uit dit
onderzoek naar voren dat mogelijke gezondheids- effecten als gevolg van blootstelling16
aan stof meer op de voorgrond treden dan die als gevolg van blootstelling aan pesticideresiduen, met uitzonde-
ring
van het fosfine enin
mindere mate het methylbromide, en mycoto- xinen.Er zijn
dan ook aanbevelingen gedaan waarinwordt
benadrukt dat er naar gestreefd moet worden süof- blootstelling (verder) te verminderen.Een verminderde stofblootstelling houdt tevens
in
dat blootsteÌling aan pesticideresiduen en mycotoxinen ook minderwordt. Het
probleem van residuen van fumiganten behoeft een andere aanpak, omdatdit niet
gekop- peld is aan de stofblootstelling. OokbÌijkt uit
deze studie dat volgens gemaakte berekeningen dieseluitlaat- gassen van bulldozers en wielladers eenniet
te verwaarlozen blootsteliing opleveren.Het
is aannemelijk dat effecten van stofblootstelìing en irriterende gassen elkaar nadelig beinvloeden. Ook hier zal verminde-ring
van de stofblootstelling een gunstig effect hebben. Verder tonen de uitkomsten van de berekeningen aan, dat het zinvol is om defeitelijke
bÌootstelling aan dieselemissiesin kaart
te brengen.De uitgebreide versie van deze litera-
tuurstudie
('Beroepsmatige blootstei-ling
aan toxische stoffenin
de graano- verslag en de daarmee samenhangen- de risico's voor de gezondheid' (1988), rapportnummer R-308) is te bestellenbij
de Vakgroep Gezond-heidsleer van de Landbouwuniversi-
teit,
Dreijenlaanl,
6703 HA Wage-ningen,
tel.
08370-82080.Literatuur
- AccIH Threshold limit values on bio- logical exposure indices for 1986-1987;
Ame¡ican conference of governmental industrial hygienists. Cincinnati, Ohio.
- Alavanja, M.C.R., Rush, G.A.., Steward, P. and Blair, A. (1987); Proportional mortality study of wo¡kers in the grain industry. ;nct 78: 247-252.
- Baar, B. van, Gadella, J., Govers, H., Hill, A. van den, Horst, F. van der, Kiliaan, S., Smits,A'., Verheul,4., Vries, A. de en Wijdeveld (1982) M.; De on- gemakken bij de tapioca-overslag. Verslag van een projektgroep van de Werkgroep Chemie en Samenleving, Rijksuniversiteit Ut¡echt (thans Vakgroep Natuurweten- schappen en Samenleving).
- Chaudry, M.M., Nelson, A.I. and Per- kins, E.G. (1978); Distribution of chlori- nated pesticides in soybeans, soybean oil and its by-products during processing. J Am Oil Chem Society 55: 851-853.
- Cuddihy, R.C.,
Grifith,
W.C. and McOlellan, R.O. (1984); Health risks from light-duty diesel vehicles. Envirn Sci Technol, vol. 18:l4^-2I^.
- Foldspang, 4., Handberg, S., Kappel, B.
and Petersen, R. (1987); Sugelosning av korn og foderstoffer - og helbred. Symto- mer, lungefunkion, saedkvalitet. Socialme-
dicinsk Institut, Aarhus Universitet.
- Murray, W.J. (1977); Methods of over- coming merchandising problems associa- ted with excessive pesticides residues in grain dust.
In:
Proceedings of the interna- tionaÌ symposium on grain dust. B.S.Miller (ed), Y. Pomeranz (publ) Division of cont. education, Kasan University, Manhattan.
- Rylander, R. (1985); Organic dusts and lung reactions - É*posure cha¡acteristics and mechanisms for disease. Scand, J Work Environ Health
1l:
199-206.- Smid, T. en Heederik, D. (1988); Graan- stof en gezondheid. Geaccepteerd voor publikatie in het Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg.
- Steenland,
K.
(1986); Lungcancer and diesel exhaust: a review. Am J Ind Med 10: 177-189.- wno (f978); Env. Health Criteria 6:
Principles and methods for evaluating the toxicity of chemicals, Part I.
- wso (f979); Environmental Health Criteria 10. Carbon Disulflde.
- Wieling, G., H. Pouwels, P. Ruigewaard, N. van Wageningen, D. Heederik; Stofex- positie bij een Nede¡lands graanoverslag- bedrijf, een onderschat probleem. T. Soc.
Gezondh. 65 (1987) 225-230.
- Wyrobek, 4.J., Gordon, L.4., Burkha¡t, J.G., Francis, M.W., Kapp, R.W., Letz, G., Malling, H.V., Topham, J.C. and Whorton, M.D. (1983); An evaluation of human sperm as indicators of chemically induced alterations of spermatogenic function. Mutation Research 115: 73-148.
Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap
Wetenschappelijk katern behorend bij het maandblad'Arbeidsomsta¡digheden'..
Verschijnt
6 x
per jaar. Aborurementen:zie colofon IArbeidsomstandigheden'.
Uitgave:
Nederlands Instituut Voor Arbeidsom- standigheden Ntn, Amsterdam, en Uit- geverij Kluwer BV te DeveDter.
Redactiecomm¡ssie:
Drs. R. FÒrtuin, d¡.
il.
F.J. ilongeneelen, G.C.M. Korstjens, drs. A.I.F. Vernooy, d¡. W. Zwaard.Redactiesecretar¡aat:
Mr. C.A. van lJsendoorn-van den Berg Uitgeverij Kluwer sv
Postbus 23 7400 cA Deventer Tel.05700-472I3
Redabtie-adviesraad:
Drs. G.I.H.M. Baye4s (wrl), C. van Bokhoven (Nvvr), ir. L. Bu¡do¡f (¡¡we), C.C. Langendijk (Nwe), B. Voorsluijs, bedrijfsarts (NVAB), drs. F.G.J.
Witt
(NvvE).
Bichtlijnen voor auteurs:
Ongewijzigd (zie Arbowetenschap 1988,
ru.2 en 3).
Aarr te vragen bij redacìiesecreiariaàtl