• No results found

Meerjarige Jeugdagenda

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Meerjarige Jeugdagenda"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Meerjarige Jeugdagenda

Samenwerkend Toezicht Jeugd 2012-2015

Werkprogramma Jeugd 2012-2013

(2)

Inhoudsopgave

Samenwerkend Toezicht Jeugd 2012-2015 3

1 Samenwerkend Toezicht Jeugd 4

2 Ontwikkelingen rondom de leefwereld van kinderen en gezinnen 5

3 Toezicht in beweging 7

4 Meerjarige thema’s 2012-2015 8

5 Calamiteitenonderzoek 10

Werkprogramma Jeugd 2012-2013 11

6 Werkprogramma Jeugd 2012-2013 12

(3)

Samenwerkend Toezicht Jeugd

2012-2015

(4)

Wat begonnen is als Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ), een samenwerking tussen vijf rijksinspecties die taken hebben op het gebied van jeugd, is in 2012 verstevigd in een bredere en gelijk meer flexibele samenwerking van rijksinspecties: Samenwerkend Toezicht Jeugd1 (STJ). Daarmee is al het toezicht dat betrekking heeft op (de zorg voor) jongeren en waar rijksinspecties samenwerken, onder één vlag gebracht. De samenwerkende inspecties jeugd zijn verantwoordelijk voor zowel het toezicht op de kwaliteit van de uitvoering door de onder toezicht- staande organisaties (via sectoraal toezicht), als voor de kwaliteit van de samenwerking van de onder toezichtstaande organisaties (via integraal toezicht).

Onderzoek ‘onder de vlag’ van STJ vindt dus altijd in samenwerking plaats. Welke inspecties wanneer met elkaar samenwerken is afhankelijk van het onderwerp of de problematiek waar onderzoek naar wordt gedaan. Binnen STJ worden afspraken gemaakt over welke samenwerkingvorm voor welk (soort) onderzoek de beste is.

De intensievere samenwerking van de rijksinspecties in STJ kan niet los gezien worden van de besluitvorming over een aantal (stelsel)wijzigingen en maatregelen die betrekking hebben op jongeren en ouders. Dit betreft met name de decentralisatie van de jeugdzorg, de mogelijke overheveling van de begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo en de ontwikkelingen op het terrein van passend onderwijs. Ook de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, en het toekomstbestendiger maken van het persoonsgebonden budget raakt het toezicht van STJ.

Het fundament voor de samenwerkende inspecties blijft hetzelfde als voorheen: het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het kind. Dit verdrag stelt dat kinderen gezond en veilig moeten kunnen opgroeien en zich moeten kunnen ontwikkelen tot mensen die volwaardig deelnemen aan onze samenleving.

1 De vijf rijksinspecties die in STJ samenwerken zijn: de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de Inspectie van het Onderwijs (IvhO), de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie Veiligheid en Justitie (I VenJ) en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I SZW).

Het Verdrag geeft aan dat kinderen daartoe alle ruimte moeten krijgen en dat ouders, overheden en professio- nals daarvoor moeten zorgen. Waar dat misgaat dient zorg of bescherming geboden te worden.

Naast de ouders hebben dus gemeenten, voorzieningen en organisaties voor jeugd een verantwoordelijkheid om de jeugdigen alle kansen te bieden. Daarbij is het van belang om niet pas actief te worden als gezinnen en kinderen al in problemen dreigen te komen of zijn, en vrijwillig of gedwongen hulp aanvaarden, maar dat juist door vroegtijdige signalering en (opvoed)ondersteuning kan worden voorkomen dat kinderen en jongeren in problematische situaties terecht komen.

Kinderen krijgen gedurende hun leven te maken met verschillende leefomgevingen: thuis, school, buurt, vrije tijd- en werkomgeving. Al deze verschillende leefgebieden zijn van invloed op de ontwikkeling van het kind en hoe de jongere in het leven komt te staan.

Problemen die kinderen en gezinnen ondervinden doen zich ook voor in die verschillende domeinen, de problemen staan niet op zich en zijn soms complex.

Oplossingen moeten zich dus ook niet beperken tot één domein. Bij het zoeken naar een oplossing van de problemen wordt steeds meer het belang ingezien van dát deel van de omgeving van het kind, dat niet behoort tot de overheid en markt; de civil society2. Daarbij kan worden gedacht aan andere familieleden, buurtbewoners, sportverenigingen en welzijns- organisaties. Deze civil society kan door de informele rol van grote invloed zijn bij het opgroeien en de opvoeding van jongeren. Die gedachte van een maatschappij waarin alle partijen (civil society) die rondom een kind bewegen hun verantwoordelijkheid zien, voelen en nemen, willen de samenwerkende inspecties uitdragen.

De inspecties hebben door hun samenwerking zicht op dat hele veld van formele en informele voorzieningen voor jeugd en zij kunnen alle partijen aanspreken op de risico’s, de tekortkomingen en de knelpunten.

STJ streeft er naar om op die manier betere resultaten voor de kinderen en de gezinnen te verkrijgen.

2 DSP-groep: Opvoeden samen met de buurt, april 2011.

Samenwerkend Toezicht Jeugd

1

(5)

Het kabinet Rutte stelde zich als centraal doel het bevorderen dat in Nederland alle kinderen gezond en veilig opgroeien en binnen hun vermogen volwaardig participeren in de samenleving.

De beleidsbrief d.d. 8 november 2011 van de staats- secretarissen van VWS en VenJ over de stelselwijziging jeugd verwoordt de visie als volgt: “Onze ambitie is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen.

De ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk.

De overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat.

Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren: ‘Geen kind buiten spel’.”

In de voortgangsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’, van 27 april 2012 bevestigen de bewinds- lieden nogmaals de uitgangspunten van de visie en gaan in op de centrale rol die de gemeenten in het nieuwe stelsel voor jeugdhulp krijgen.

Stelselwijziging jeugd

Ouders, kinderen en andere opvoeders moeten gemakkelijker ergens terecht kunnen met hun vragen over opgroeien en opvoeden. De hoofddoelen van de stelselwijziging jeugd zijn dan ook eerdere onder- steuning en zorg op maat en betere samenwerking rond jeugdigen en gezinnen. In de komende jaren wordt de jeugdzorg daartoe gedecentraliseerd van de provincies naar de gemeenten. Gemeenten krijgen daarmee naar verwachting vanaf 2015 de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van alle vormen van jeugdzorg, zowel bestuur- lijk als financieel. Gemeenten zijn op deze wijze in staat om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale en individuele situatie.

Passend onderwijs

Naast de ingrijpende wijzigingen in het jeugdstelsel zijn ook de wijzigingen op het terrein van passend onderwijs direct van invloed op grote groepen kinderen en hun ouders. Met de invoering van passend onderwijs wil het kabinet zo goed mogelijk onderwijs3 bieden aan ieder kind, ongeacht de zorgbehoeften van dat kind.

3 Scholen in de regio gaan met elkaar samenwerken om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een passende plek in het onderwijs te bieden. In deze samenwerkingsverbanden zijn alle scholen in het primair en voortgezet (regulier en speciaal) aangesloten.

De nieuwe regels, waarbij scholen in het primair en voortgezet onderwijs een zorgplicht krijgen, zullen met ingang van het schooljaar 2014/2015 van toepassing zijn. Ieder kind krijgt door deze plicht een zo goed mogelijke plek in het onderwijs. Als de school zelf geen passend onderwijs kan bieden, moet de school binnen het eigen samenwerkingsverband passend onderwijs een plek op een andere school vinden voor het kind.

De minister van Onderwijs wijst in de memorie van antwoord op het wetsvoorstel passend onderwijs op de samenhang tussen passend onderwijs en het nieuwe jeugdstelsel. “De verantwoordelijkheid voor passend onderwijs ligt bij de schoolbesturen. De verantwoordelijk- heid voor alle vormen van jeugdzorg komt bij gemeenten.

Op regionaal niveau worden schoolbesturen, verenigd in een samenwerkingsverband, en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor alle ondersteuning en zorg aan kinderen en hun gezinnen. Gemeenten en schoolbesturen worden in de nieuwe situatie dan ook belangrijke partners in de zorg en ondersteuning op en om de school”.

Behalve het nieuwe jeugdstelsel en de wijzigingen op het terrein van passend onderwijs zijn er nog enkele andere maatregelen die ingrijpen in het leven van veel kinderen en volwassenen. Dat betreft de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de aanpassingen betreffende het persoonsgebonden budget (pgb).

Gemeentelijke schuldhulpverlening

Gemeenten hebben met de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (juli 2012) de taak om integrale schuldhulpverlening te bieden. Dit betekent dat niet alleen gekeken wordt naar de financiële problemen van de cliënt, maar ook naar de mogelijke oorzaken zoals psychosociale factoren, relatieproblemen, de woonsituatie, de gezond- heid, de verslaving of de gezinssituatie. Gemeenten moeten zich inspannen om die eventuele oorzaken zo mogelijk weg te nemen. De gemeenteraad moet daartoe een plan vaststellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulp- verlening aan de inwoners van de gemeente. Dat plan staat telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast.

Ontwikkelingen rondom de leefwereld van kinderen en gezinnen

2

(6)

Aanpassing persoonsgebonden budget (pgb)

Een van de belangrijkste aanpassingen betreft de maat- regel (per 2013) dat nieuwe cliënten pas na een jaar zorg in aanmerking komen voor toegang tot het pgb, tenzij op basis van de indicatie de verwachting is dat de zorg- vraag zeer langdurig is. Daarnaast wordt op basis van een pgb-plan, op aangeven van een cliënt, eerst bezien of er geen passende zorg in natura beschikbaar is.

Begeleidingsfunctie van AWBZ naar Wmo

Het kabinet Rutte was voornemens om de komende jaren de begeleidingsfunctie, voor volwassenen en kinderen die voor het eerst extramurale begeleiding nodig hebben, over te hevelen van de AWBZ naar de Wmo. De besluitvorming hierover is uitgesteld.

Genoemde ontwikkelingen staan niet op zichzelf en vragen van gemeenten ontkokering in hun beleid.

De wijzigingen en maatregelen betreffen voor een groot deel dezelfde mensen; dat wil zeggen de kwetsbare groepen in onze samenleving. Met de decentralisaties wil de landelijke overheid het lokale niveau de kans bieden om de meer integrale benadering te realiseren.

Een integrale benadering die de participatie en zelf- redzaamheid van burgers kan bevorderen en dan met name de kwetsbare groepen en kwetsbare gezinnen.

Verbinding tussen de domeinen onderwijs, arbeids- markt, zorg en welzijn is essentieel en moet voorkomen dat er versnippering in hulpverlening voor kinderen en gezinnen ontstaat. Op dat lokale niveau kan worden gewerkt vanuit de gedachte 1 gezin, 1 plan.

Met de realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) kan ondersteuning worden gegeven die de gezinnen echt nodig hebben en die hen helpt weer zelfstandig te functioneren.

(7)

Zoals eerder gezegd hebben de (stelsel)wijzigingen ook voor het toezicht consequenties. De beleids- ontwikkelingen bevestigen de visie van de inspecties dat ook het toezicht zich niet alleen kan richten op de afzonderlijke sectoren (zoals onderwijs, arbeidsmarkt en zorg). Kinderen en het gezin bewegen zich niet in gescheiden sectoren; de problemen doen zich veelal voor op meerdere gebieden. Die problemen zullen in samenhang moeten worden opgelost. Vanuit die over- tuiging hebben de rijksinspecties hun samenwerking verstevigd in Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ).

Het toezicht van de samenwerkende inspecties jeugd richt zich op de resultaten van de ‘1 gezin, 1 plan aanpak’.

Wat is uiteindelijk het resultaat voor het kind en het gezin? Ook de inspecties bewegen in hun toezicht mee met de veranderingen in de wetgeving betreffende het onderwijs, de jeugdzorg en de toeleiding naar werk.

Waar de inspecties altijd al kijken naar de kwaliteit van de zorg, en daarmee ook naar de kwaliteit van de professionals voor hun eigen domein, zal het toezicht zich ook richten op de verbinding tussen onderwijs, arbeidsmarkt, veiligheid en zorg (zoals bijvoorbeeld bij passend onderwijs).

STJ is geen doel op zich: de inspecties zijn eensgezind in hun visie dat, als toezichthouders willen bijdragen aan maximale resultaten voor kinderen en gezinnen, betere verbinding tussen toezicht en toezichthouders onontbeerlijk is. Daarnaast is het noodzakelijk dat door het toezicht de resultaten op lokaal niveau meer zichtbaar worden gemaakt. De verschillende decentrali- saties stellen nog meer eisen aan de regie van de lokale bestuurders en aan de kwaliteit van de verschillende organisaties. Als de resultaten als onvoldoende worden beoordeeld zullen inspecties, alleen of in gezamenlijk- heid, meer dan in het verleden, handhaven.

De samenwerking in de toezichtonderzoeken heeft betrekking op meerdere vormen van toezicht. Dat kan gaan om thematische onderzoeken waarbij een bepaald maatschappelijk probleem, zoals bijvoorbeeld kinder- mishandeling of voortijdig schoolverlaten, centraal staat. Het kan ook samenwerking zijn in de onderzoeken die plaatsvinden bij een bepaalde doelgroep of bij bepaalde organisaties, zoals bijvoorbeeld bij alle aanbieders van JeugdzorgPlus. Daarnaast werken de verschillende sectorale inspecties samen in de onder- zoeken naar calamiteiten.

Voorop staat voor STJ dat de samenwerking tot doel heeft maximale resultaten te behalen voor kinderen en gezinnen. Dat kan worden gerealiseerd door als STJ niet alleen controlerend en handhavend te zijn, maar ook stimulerend naar gemeenten, voorzieningen en professionals.

In dit meerjarenprogramma zijn de thema’s en onder- werpen van de onderzoeken voor een periode van vier jaar vastgelegd. Dit programma laat zien op welke thema’s en onderwerpen de inspecties zich in de komende vier jaar zullen richten en welke raakvlakken deze onderwerpen met elkaar hebben. In het Werkprogramma Jeugd staan alle toezichtactiviteiten van STJ opgenomen voor de periode 2012-2013.

Toezicht in beweging

3

(8)

De onderzoeksthema’s zijn allemaal te relateren aan de ontwikkelingsvoorwaarden die voor elk kind de basis vormen voor zijn of haar ontwikkeling:

gezondheid, veiligheid en participatie.

Naast deze inhoudelijke domeinen kijkt Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) ook naar de organisatie van het totale jeugddomein en de samenwerking daar- binnen, met als focus hoe de herinrichting van taken en verantwoordelijkheden uitpakt voor jeugdigen en gezinnen. De thema’s in het meerjarenprogramma sluiten aan bij de (wettelijke) ontwikkelingen ten aanzien van het (lokaal) jeugdbeleid: de stelselwijziging zorg voor jeugd, passend onderwijs, zorgadviesteam, de onderkant van de arbeidsmarkt en de aanpak van kindermishandeling. Sommige van de onderwerpen zijn ook opgenomen in het werkprogramma van de sectorale inspecties.

De thema’s zijn concreet uitgewerkt in de onderzoeken die gepland staan in het Werkprogramma Jeugd 2012-2013.

De prioritering van de onderzoeksonderwerpen voor die periode is bepaald in overleg met de samenwerkende inspecties, het ministerie van VWS en het veld. Voor de onderzoeken in de volgende jaren blijven de thema’s van de Meerjarige Jeugdagenda het referentiekader.

Door de (meerjarige) programmering, risicoanalyse(s) en selectie(s) van de onderwerpen in STJ-verband te organiseren, worden onderzoeken meer dan voorheen op elkaar afgestemd en de toezichtbevindingen nog meer met elkaar verbonden; de impact van de bevindingen en oordelen wordt daarmee verbreed.

De uitkomsten van de sectorale onderzoeken worden benut voor de STJ-onderzoeken en vice versa.

De nauwe samenwerking van de inspecties geeft ook een betere aansluiting van de ketens beleid, toezicht en handhaving. STJ koppelt haar (overall)bevindingen zowel terug naar het lokale niveau als naar het rijk en voorziet bestuurders van relevante informatie over de uitvoering van het beleid. De Meerjarige Jeugdagenda bevat de thema’s voor de komende vier jaar.

Kindermishandeling

Elk jaar zijn er naar schatting 120.000 kinderen van 0-18 jaar slachtoffer van kindermishandeling.

Voor de overheid is de bestrijding van kindermishande- ling een speerpunt. Kinderen moeten beschermd worden tegen elke vorm van mishandeling. Eind 2011 hebben de staatssecretarissen van VWS en VenJ de aanpak van kindermishandeling nader omschreven in Kinderen Veilig, het Actieplan Aanpak Kindermishandeling 2012-2016. Het actieplan is gericht op het voorkomen, signaleren, stoppen en beperken van de schadelijke gevolgen van kindermishandeling, met speciale nadruk op de preventie. Daarbij wil men inzetten op

“het verstevigen van opvoedondersteuning zowel in algemene zin als gericht op gezinnen waar een verhoogd risico op kindermishandeling bestaat”.

De realisatie van deze voornemens vraagt een gezamen- lijke aanpak en inspanning van ketenpartners op lokaal niveau. Preventie en de aanpak van kindermishandeling dient uiteindelijk geborgd te zijn in gemeentelijk beleid.

Voor STJ is, gezien de ernst van de problematiek van het onderwerp, kindermishandeling als doorlopend thema geprogrammeerd in het meerjarenplan.

Zowel integraal (door Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ)) als door de individuele inspecties wordt onderzoek gedaan naar wat partijen doen om kindermishandeling te voorkomen of aan te pakken. ITJ richt zich in de komende jaren op de kwaliteit van de ketensamenwerking tussen alle organisaties en voorzieningen binnen een gemeente die een rol kunnen spelen in de signalering, preventie en aanpak van kindermishandeling.

De sectorale inspecties richten zich op de handelswijze van organisaties voor zover de inspecties het wettelijk toezicht hebben. De specifieke onderzoeken voor de komende twee jaar, die betrekking hebben op dit thema (bijvoorbeeld het onderzoek naar de Meldcode Kindermishandeling), worden benoemd in het Werkprogramma Jeugd 2012-2013.

De uitkomsten van de verschillende onderzoeken dienen als input voor het vervolg.

Meerjarige thema’s 2012-2015

4

(9)

Kwetsbare groepen

De komende vier jaar zal STJ in haar toezicht extra aandacht besteden aan kwetsbare groepen. Voor deze groepen verandert er veel op het gebied van onderwijs, zorg en werk. De kwaliteit van de dienstverlening kan door de verschillende (stelsel)wijzigingen en maatregelen onder druk komen te staan. Groepen die speciale aandacht verdienen zijn bijvoorbeeld de jonggehandicapten, de licht verstandelijk beperkte kinderen (jLVB-ers) en de Wajongers.

Doel van passend onderwijs is om elk kind een zo goed mogelijke plek in het onderwijs te geven. Leerlingen die speciaal onderwijs, praktijkonderwijs of leerweg- ondersteunend onderwijs volgen lopen meer risico op schooluitval. Met name voor deze kwetsbare leerlingen vraagt dit een extra inspanning.

Kinderen die vallen onder de genoemde groepen komen vaak uit gezinnen die zelf ook kwetsbaar zijn. Het lukt de gezinnen door omstandigheden niet om, geheel zelfstandig, hun leven op orde te krijgen; zij hebben een vorm van ondersteuning nodig. STJ zal in de komende jaren in haar toezicht onderzoeken of de (kwaliteit van de) zorg voor die jeugdigen en de gezinnen waar zij in leven, voldoende is gewaarborgd.

Overlastgevende groepen

Het kabinet ziet het als kerntaak de veiligheid van burgers te garanderen. Overlastgevende jongeren bedreigen dat gevoel van veiligheid. De aanpak van deze groepen is daarom één van de speerpunten van het kabinet. Overlastgevend gedrag kan gemakkelijk overgaan in crimineel gedrag.

Overheid en wetenschappers zijn het erover eens dat voor een succesvolle aanpak van (jeugd)criminaliteit alleen vroegtijdig signaleren, vroegtijdig ingrijpen en beïnvloeding van gedrag, kan voorkomen dat dit scenario zich ook daadwerkelijk zal voordoen.

Probleemgedrag, soms al van heel jonge kinderen, moet zo snel mogelijk worden gesignaleerd en worden aangepakt.

STJ besteedt in haar onderzoek aandacht aan deze groepen overlastgevende jongeren. In 2012 wordt het onderzoek naar 12-minners afgerond. In de volgende jaren zal de focus zich richten op de overlastgevende jongeren die ouder zijn dan 12 jaar.

Verbinding en samenhang op lokaal niveau

De decentralisatie van de zorg voor jeugd, de ontwikke- lingen zoals passend onderwijs, de vorming van CJG’s en de mogelijke (wets)wijzigingen op het gebied van de begeleidingsfunctie en de arbeidsmarkt, brengen een verbreding van taken en verantwoordelijkheden voor het lokale niveau met zich mee. Voor gemeenten een uitdaging om al deze veranderingen vanuit een integrale aanpak in goede banen te leiden. Alleen in samenhang kunnen problemen echt aangepakt worden en concrete oplossingen worden gerealiseerd.

Deze integrale aanpak (volgens het principe 1 gezin, 1 plan) kan alleen resultaten opleveren als de kwaliteit van (boven)lokale samenwerking in de CJG’s,

Zorg- en Adviesteams (ZAT’s), Veiligheidshuizen en de samenwerkingsverbanden van passend onderwijs gegarandeerd is. Daarbij is (facilitering van) het gebruik van de verschillende instrumenten zoals de Verwijsindex Risicojongeren en de Meldcode Kindermishandeling van belang. STJ zal daarom in de periode 2012-2015 onderzoek doen naar de kwaliteit van samenwerking van deze (lokale) netwerken.

(10)

De impact van calamiteiten op de samenleving is groot; calamiteiten veroorzaken veel onrust in de maatschappij en veel menselijk leed voor de betrokkenen. Naast de regulier geplande onder- zoeken die worden uitgevoerd vanuit de thema’s van de Meerjarige Jeugdagenda, betrekt Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) daarom in haar toezicht ook onderzoek naar calamiteiten. De bevindingen van de calamiteitenonderzoeken kunnen in bepaalde gevallen ook als input dienen voor de reguliere onderzoeken (binnen een bepaald thema).

De meeste inspecties kennen een eigenstandige vorm van incidenten- of calamiteitenonderzoek als toezichts- vorm. Daarnaast vinden er calamiteitenonderzoeken plaats waarbij, afhankelijk van de soort calamiteit, wordt samengewerkt met één of meerdere inspecties.

Ook kan STJ op eigen initiatief of op verzoek van een sectorale inspectie onderzoek doen naar een calamiteit die zich heeft voorgedaan. Er is dan altijd sprake van betrokkenheid van organisaties uit meerdere sectoren.

Het doel van deze calamiteitenonderzoeken is om te achterhalen wat de rol van de organisaties is geweest voorafgaand aan de calamiteit en te leren van eigen ervaringen en ervaring van anderen. De doelstelling bij het onderzoek van calamiteiten is niet alleen gericht op de betreffende lokale partijen. Ook andere lokale- en landelijke partijen moeten gestimuleerd worden actie te ondernemen en de risico’s voor de veiligheid van kinderen weg te nemen.

STJ zal onderzoeken of er op basis van de bevindingen van zowel sectorale als integrale onderzoeken naar calamiteiten, rode draden te ontdekken zijn. In deze meta-analyse kunnen structurele problemen aan het licht worden gebracht. Partijen zullen hierover worden geïnformeerd en zij kunnen met deze informatie werken aan structurele verbeteringen. Zowel organisaties als overheden als inspecties kunnen leren van de uitkomsten van deze meta-analyse.

Calamiteitenonderzoek

5

(11)

Werkprogramma Jeugd

2012-2013

(12)

De thema’s uit de Meerjarige Jeugdagenda worden vertaald naar onderzoeken die Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) in de periode 2012-2013 uitvoert.

De betreffende thema’s zijn: kindermishandeling (a), kwetsbare groepen (b), overlastgevende groepen (c) en verbinding en samenhang op lokaal niveau (d).

De onderzoeken kunnen betrekking hebben op een maatschappelijk probleem. In dat geval wordt onderzoek gedaan via de werkwijze van Integraal Toezicht Jeugdzaken (ITJ). Daarbij wordt gekeken naar de kwaliteit van de samenwerking van organisaties voor jeugd. Een voorbeeld van deze vorm van onder- zoek betreft het onderzoek naar de preventie van kindermishandeling.

Bij andere onderzoeken die in samenwerking worden gedaan is het toezicht gericht op de kwaliteit van de uitvoering van de taken die tot de verantwoordelijkheid van de organisaties behoren. Een voorbeeld van deze vorm van onderzoek betreft het onderzoek bij de aanbieders van JeugdzorgPlus.

Naast deze geprogrammeerde onderzoeken doen de samenwerkende inspecties in 2012 tevens onderzoek naar aanleiding van enkele calamiteiten die zich hebben voorgedaan.

6.1 Thema’s

a. Kindermishandeling

Binnen het thema kindermishandeling worden vier onderzoeken gestart of afgerond in de periode 2012-2013.

Preventie

Op dit moment loopt bij ITJ het onderzoek naar het signaleren en aanpakken van onveilige opvoedings- situaties ter voorkoming van kindermishandeling.

Bij onveilige opvoedingssituaties is sprake van risicofactoren in het leven van het kind, die de kans dat er kindermishandeling zal gaan plaatsvinden, vergroten.

ITJ onderzoekt of organisaties in de leefomgeving van het kind en ouders voldoende samenwerken om risicofactoren in de opvoedingssituatie van kinderen in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren.

Vraag is of deze organisaties gezamenlijk die gezinnen waar die risicofactoren zich voordoen, voldoende ondersteunen, ter voorkoming van kindermishandeling.

In 2012 wordt dit onderzoek van ITJ afgerond.

Meldcode

De inspecties onderzoeken, in aansluiting op het ITJ-onderzoek naar de signalering en aanpak van onveilige opvoedingssituaties ter voorkoming van kindermishandeling, de toepassing van de meldcode in hun domein. STJ waarborgt de samenhang tussen de verschillende domeinen bij het gebruik van de meldcode aan de voorkant, door betrokken te zijn bij de ontwikkeling van het toezicht op de meldcodes en analyseert achteraf de resultaten van het toezicht.

AMK-artsen

IGZ en IJZ gaan onderzoek doen naar de rol van de vertrouwensarts binnen het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en de samenwerking met andere medewerkers van het AMK, aan de hand van de veldnormen die ontwikkeld zijn voor de rol van de vertrouwensarts.

AMK-actie na melding

De IGZ (en zo mogelijk IJZ) doet in 2013 onderzoek naar de behandeling van een melding door het AMK.

Uit een rapport van de Kinderombudsman blijkt dat er veel meldingen bij het AMK binnenkomen, maar dat daar vervolgens niets mee gebeurt omdat het AMK onvoldoende capaciteit heeft om alle meldingen in behandeling te nemen. Mogelijk wordt dat onderzoek verbreed.

b. Kwetsbare groepen

Binnen het thema kwetsbare groepen worden de volgende onderzoeken gestart of afgerond.

Gezinnen met geringe sociale redzaamheid (GGSR) Gezinnen met geringe sociale redzaamheid hebben moeite zich staande te houden in de maatschappij en zijn niet goed in staat adequate hulp te organiseren.

Hierdoor zijn zij kwetsbaar en komen zij vaak in aanraking met zorgverlening. Door de verschillende decentralisaties krijgt het lokale niveau een grotere rol in de ondersteuning van deze gezinnen. De toezicht- houders kunnen vanuit hun rol een bijdrage leveren.

Vanuit die gedachte doet STJ onderzoek naar de zorg en ondersteuning voor gezinnen met geringe sociale redzaamheid (GGSR). Daarvoor is een toetsingskader ontwikkeld waarmee kan worden beoordeeld of verantwoorde zorg aan deze groep gezinnen wordt geleverd. Met behulp van een onderzoek in een aantal pilot-gemeenten wordt gekeken of het toetsingskader uitvoerbaar is en nog kan worden aangescherpt.

6 Werkprogramma Jeugd 2012-2013

(13)

Daarnaast geeft het onderzoek informatie of (de samenwerking in) de zorg en ondersteuning aan deze gezinnen kan worden verbeterd.

Vanaf eind 2012 wordt jaarlijks toezicht gehouden op de zorg en ondersteuning aan deze gezinnen en de lokale samenwerking daarbij.

Toetsingskaders passend onderwijs

De IvhO ontwikkelt een toetsingskader passend onderwijs. De inspectie doet dat in samenwerking met verschillende andere inspecties, zoals I SZW, I VenJ, IJZ en IGZ, zodat de ontwikkeling van passend onderwijs wordt onderzocht in relatie tot de daarvoor noodzake- lijke verbinding met arbeidsmarkt, veiligheid en zorg.

Bij het opstellen van dit toetsingskader passend onderwijs zal gebruik worden gemaakt van de in ITJ opgedane expertise op het gebied van de verbinding tussen verschillende domeinen. Met name het onder- zoek naar GGSR levert veel informatie over de verbinding tussen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en andere sectoren zoals jeugdzorg, Wmo en de arbeidsmarkt.

Thuiszitters

ITJ doet in 2012 en in 2013 een verkennend onder- zoek naar de problematiek rondom thuiszitters.

Onderdeel van dat onderzoek zijn de uitkomsten van het calamiteitenonderzoek dat eerder dit jaar is uitgevoerd. Dat betrof een onderzoek naar

een ernstig incident waarbij, in vervolg op dat incident, een jongere langdurig niet naar school is geweest.

ITJ heeft onderzocht hoe de samenwerking tussen verschillende betrokken instellingen is verlopen.

ITJ wil met het onderzoek naar thuiszitters inzicht verkrijgen in de doelgroep thuiszitters en de samen- werking tussen de bij deze problematiek betrokken voorzieningen.

JeugdzorgPlus

De samenwerkende inspecties jeugd vinden het belangrijk om bij JeugdzorgPlus meerjarig toezicht uit te voeren, omdat de vrijheid van de kinderen wordt beperkt. Bij dit meerjarige toezicht is sprake van een samenwerking van IJZ met de IvhO en de IGZ.

Daarbij is afgesproken dat het toezicht wordt uitgevoerd in drie verschillende fases. De eerste fase richtte zich op de gesloten leefomgeving, met name de rechtspositie van de jeugdige, en is in 2011 afgerond. De tweede fase richtte zich op de opvoeding, de dagprogrammering en het personeel en is eveneens in 2011 afgerond;

in 2012 vindt een hertoets plaats. De derde fase richt zich op de kwaliteit van de behandeling en zal in 2013 plaatsvinden.

Justitiële Jeugdinrichtingen (JJi’s)

De samenwerkende inspecties (IGZ, IvhO, IJZ, I SZW en I VenJ) participeren in de doorlichting van een aantal JJI’s. In het toetsingskader dat daarbij wordt gebruikt zijn de indicatoren en normeringen van de verschillende inspecties opgenomen. Daar waar nodig volgt in 2012 nog een hertoets. In september 2012 zijn verdere afspraken gemaakt over het vervolg en zijn de doorlichtingen geëvalueerd. Voor 2013 willen de inspecties tijd reserveren voor toezicht aan de hand van thema’s die uit de risico-indicatoren komen.

c. Verbinding en samenhang op lokaal niveau

Binnen dit thema worden de volgende onderzoeken in 2012-2013 opgestart.

Samenwerking CJG, passend onderwijs/ZAT’s en Veiligheidshuis

De verschillende decentralisaties creëren voor gemeenten de uitdaging om alle verandering vanuit een integrale aanpak vorm te geven. Met name de eerstelijnszorg krijgt hierbij steeds meer aandacht.

Een belangrijk aspect hiervan is de samenwerking tussen de verschillende lokale netwerken zoals het Veiligheidshuis, het CJG en de samenwerkings- verbanden passend onderwijs/de ZAT’s.

ITJ gaat deze verschillende samenwerkingsverbanden op lokaal niveau bekijken op de samenwerking/-loop daartussen. Hierbij wordt gekeken of de verschillende rollen goed worden opgepakt, of de verschillende domeinen aan elkaar gekoppeld worden, en of de samenwerkingsverbanden elkaar weten te vinden.

Tevens zal er op kindniveau gekeken worden of er een casusregisseur is en of er sprake is van een integrale aanpak volgens het concept 1 gezin, 1 plan.

Nazorg

Het belang van het voorkomen van problemen, in plaats van het oplossen van problemen, wordt breed onderkend.

In het kader van preventie is nazorg een belangrijk onderdeel van de hulpverlening om nieuwe problemen te voorkomen.

Om een blijvend resultaat voor jongeren te realiseren wordt nagegaan of een jongere nog nazorg nodig heeft en zo nodig vervolgens ook langdurig wordt gevolgd na afloop van de zorg.

Uit het eerdere ITJ onderzoek ‘De lokale aanpak en preventie van recidive onder jongeren’ blijkt eveneens dat nazorg van cruciaal belang is om recidive tegen te gaan.

(14)

De IJZ onderzoekt in 2012, in het kader van het thema nazorg, de kwaliteit van de voorbereiding van jongeren op hun vertrek uit de jeugdzorg. Dit onderzoek zal verbreed worden naar meerdere sectoren en daarmee naar meerdere inspecties, zodat het onderwerp nazorg in brede zin wordt bekeken.

d. Overlastgevende groepen

Binnen dit thema wordt in de periode 2012-2013 één onderzoeksproject afgerond.

12-minners

Jaarlijks komen tienduizenden jongeren in aanraking met politie en justitie. Voor een aantal van hen is dit contact eenmalig, voor anderen is het een meer frequent contact. In de beleidsprogramma’s die in de afgelopen decennia door het Rijk zijn opgesteld om jeugd- criminaliteit terug te dringen, wordt bij vroegtijdig ingrijpen vooral aandacht gegeven aan de aanpak van de zogenoemde 12-minners. Dit zijn kinderen jonger dan 12 jaar die delictgedrag, ernstig normovertredend of overlastgevend gedrag vertonen.

Op dit moment onderzoekt en beoordeelt ITJ of de gemeentelijke aanpak van 12-minners er toe leidt dat voorkomen wordt dat deze kinderen zich ontwikke- len tot (jeugd)crimineel. ITJ onderzoekt hoe binnen een gemeente de aanpak 12-min georganiseerd is, wie daarbij betrokken zijn, hoe de samenwerking tussen betrokken organisaties verloopt en of de gemeente er in slaagt het beoogde resultaat – voorkomen dat kinderen in de criminaliteit terechtkomen – te behalen.

6.2 Calamiteiten

Algemeen

Ook bij het toezicht naar aanleiding van calamiteiten wordt waar nodig samengewerkt tussen sectorale inspecties.

Bij ITJ worden in 2012 de lopende onderzoeken naar calamiteiten (Groningen, Capelle en Veldhoven) afgerond. Verder kunnen nieuwe calamiteiten onder- zocht worden. Wegens de aard van calamiteiten, zijn deze niet te programmeren.

Tevens zal er in 2013, op basis van (sectorale) onder- zoeken naar meerdere calamiteiten, een overkoepelende analyse worden opgesteld. Op die manier kunnen de rode draden aan het licht komen waarmee zowel op systeemniveau als op lokaal niveau uitspraken kunnen worden gedaan.

Maasmeisje

De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2007 samen met de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek gedaan naar de samenwerking in de hulpverlening aan G. en haar gezin.

Als vervolg op dit toezicht heeft er een onderzoek naar de stand van zaken rond zorgcoördinatie plaats- gevonden, genaamd Zorg voor zorg. De inspecties zijn tot de conclusie gekomen dat de uitgangspunten en afspraken ten aanzien van de brede zorgcoördinatie, zoals geformuleerd in de gemeentelijke beleidskaders nog onvoldoende op de werkvloer terug te vinden zijn.

De inspecties toetsen eind 2012 of de brede zorg- coördinatie inmiddels aan de gestelde eisen voldoet en in de praktijk ook de realisatie van de verbeterpunten is waar te nemen.

(15)

Meer informatie

Samenwerkend Toezicht Jeugd (STJ) is een samenwerking van:

• Inspectie voor de Gezondheidszorg

• Inspectie van het Onderwijs

• Inspectie Jeugdzorg

• Inspectie Veiligheid en Justitie

• Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid info@jeugdinspecties.nl

www.jeugdinspecties.nl Postbus 19201

3501 DE Utrecht 030 230 52 88

Ontwerp: hAAi, Rotterdam

Fotografie: Hans Tak, Hollandse Hoogte

Alle foto’s in deze brochure betreffen geen personen in de jeugdzorg en zijn uitsluitend ter illustratie.

(16)

Meer informatie

Samenwerkend Toezicht Jeugd Postadres

Samenwerkend Toezicht Jeugd Postbus 19201

3501 DE Utrecht info@jeugdinspecties.nl www.jeugdinspecties.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Voor een deel van gemeenten blijft (de kwaliteit van) Wmo-toezicht onduidelijk, omdat deze gemeenten de afgelopen jaren niet betrokken zijn geweest bij een onderzoek;.. •

Als voorzitter van de vakgroep Verpleging en Verzorging dank ik de meer dan 40 medewerkers voor hun vertrouwen en enthousiasme waarop men vaak door jarenlange arbeid bijdraagt aan

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De waardering voor de samenwerking tussen deze organisaties is ten opzichte van vorig jaar niet significant veranderd, maar over de langere termijn zien we een positieve

Aangezien in het onderzoek is uitgegaan van de levensgebeurtenis en het perspectief van de burger of ondernemer bij zijn of haar contact met de overheid kan de ‘keten van

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Er zijn verschillende componenten waarvan bewezen is dat zij de zorg voor chronisch zieken kunnen verbeteren namelijk: ondersteuning van zelfmanagement van patiënten, verbeteren van