BIJLAGEN
1 - spelbord 2 - speelkaarten
3 - sjabloon envelop
PAULUS EN ZIJN BRIEVEN WERKVORMEN +8 +8
BIJLAGE 1 - spelbord
ST ART
PAULUS WORDT GEVANGEN GENOMEN, SLA ÉÉN BEURT OVER.
PAULUS WORDT GEVANGEN GENOMEN, SLA ÉÉN BEURT OVER.
PAULUS WORDT GEVANGEN GENOMEN, SLA ÉÉN BEURT OVER.
OEPS! HET SCHIP WAAR PAULUS OP ZAT IS GEZONKEN. ZET EEN STAP NAAR ACHTER.
PAULUS KRIJGT PLOTS VEEL INSPIRATIE OM TE SCHRIJVEN. JE MAG NOG EEN KEER GOOIEN.
PAULUS KRIJGT PLOTS VEEL INSPIRATIE OM TE SCHRIJVEN. JE MAG NOG EEN KEER GOOIEN.
OEPS! HET SCHIP WAAR PAULUS OP ZAT IS GEZONKEN. ZET EEN STAP NAAR ACHTER.
OEPS! HET SCHIP WAAR PAULUS OP ZAT IS GEZONKEN. ZET EEN STAP NAAR ACHTER.
PAULUS ONTDEKT DAT EEN VAN DE GEMEENTES ONGEHOORZAAM IS EN MOET ER ONMIDDELLIJK
HEEN! GA TERUG NAAR START!
PAULUS KRIJGT PLOTS VEEL INSPIRATIE OM TE SCHRIJVEN. JE MAG NOG EEN KEER GOOIEN.
PAULUS KRIJGT PLOTS VEEL INSPIRATIE OM TE SCHRIJVEN. JE MAG NOG EEN KEER GOOIEN.
PAULUS KRIJGT PLOTS VEEL INSPIRATIE OM TE SCHRIJVEN. JE MAG NOG EEN KEER GOOIEN.
PAULUS ONTDEKT DAT EEN VAN DE GEMEENTES ONGEHOORZAAM IS EN MOET ER ONMIDDELLIJK
HEEN! GA TERUG NAAR START!
PAULUS ONTDEKT DAT EEN VAN DE GEMEENTES ONGEHOORZAAM IS EN MOET ER ONMIDDELLIJK
HEEN! GA TERUG NAAR START!
PAULUS WERD OVERVALLEN DOOR ROVERS!
LEG EEN VAN DE KAARTEN OP JE HAND ONDERAAN DE TREKSTAPEL.
PAULUS WERD OVERVALLEN DOOR ROVERS!
LEG EEN VAN DE KAARTEN OP JE HAND ONDERAAN DE TREKSTAPEL.
HOERA! PAULUS IS JARIG VANDAAG! TREK EEN KAART BIJ EEN VAN JE MEDESPELERS.
HOERA! PAULUS IS JARIG VANDAAG! TREK EEN KAART BIJ EEN VAN JE MEDESPELERS.
HOERA! PAULUS IS JARIG VANDAAG! TREK EEN KAART BIJ EEN VAN JE MEDESPELERS.
PAULUS WERD OVERVALLEN DOOR ROVERS!
LEG EEN VAN DE KAARTEN OP JE HAND ONDERAAN DE TREKSTAPEL.
GOD HOUDT VAN ONS. DAAROM HEEFT HIJ ONS UITGEKOZEN OM ZIJN KINDEREN TE ZIJN. HIJ HEEFT JEZUS CHRISTUS NAAR DE WERELD GESTUURD OM ONS BIJ HEM TE
BRENGEN. DAT IS WAT GOD WILDE.
Ef 1,5
DENK DAAROM NIET AAN JEZELF, MAAR WEES ALTIJD VRIENDELIJK EN GEDULDIG.
VERDRAAG ELKAARS FOUTEN, EN HOUD VAN ELKAAR.
Ef 4,2
HET LICHT VAN CHRISTUS MAAKT ZICHTBAAR WAT GOED IS EN WAT SLECHT IS. ALLEEN ALS DAT LICHT IN JE SCHIJNT, KUN JE GOED
LEVEN.
Ef 5,13
TENSLOTTE NOG DIT: BLIJF OP DE HEER VERTROUWEN. HIJ ZAL JULLIE STEUNEN
MET ZIJN GROTE MACHT.
Ef 6,10
GOD ZAL JULLIE STEUNEN MET ZIJN GROTE, HEMELSE MACHT. HIJ ZAL JULLIE KRACHT GEVEN OM GEDULDIG VOL TE HOUDEN IN
ALLE MOEILIJKHEDEN.
Kol 1,11
CHRISTUS IS IN JULLIE ALLEMAAL AANWEZIG, DAAROM ZIJN VERSCHILLEN
NU NIET MEER BELANGRIJK.
Kol 3,11
ACCEPTEER ELKAAR EN VERGEEF ELKAARS FOUTEN. WANT CHRISTUS HEEFT OOK
JULLIE FOUTEN VERGEVEN.
Kol 3,13
LAAT JULLIE LEVEN VOL ZIJN VAN HET GOEDE NIEUWS OVER CHRISTUS. (…) ZING LIEDE- REN OM GOD TE EREN, ZING LIEDEREN DIE DE HEILIGE GEEST JE LAAT ZINGEN. WEES
DANKBAAR EN ZING VOOR GOD.
Kol 3,16
IK SCHAAM ME NIET OM TE VERTELLEN DAT JEZUS AAN HET KRUIS GESTORVEN IS. EN DAT DE MACHTIGE GOD HEM HEEFT LATEN
OPSTAAN UIT DE DOOD.
Rom 1,16
ALS IEMAND JE KWAAD DOET, DOE HEM DAN GEEN KWAAD TERUG. MAAR LAAT AAN ALLE MENSEN ZIEN DAT JULLIE HET GOEDE
WILLEN DOEN.
Rom 12,17
HOUD VAN ELKAAR ZOALS BROERS EN ZUSSEN VAN ELKAAR HOUDEN. LAAT AL- TIJD ZIEN DAT JE RESPECT HEBT VOOR DE
ANDER.
Rom 12,10
ZEG NOOIT OVER ANDERE GELOVIGEN:
‘WAT ZIJ DOEN, IS VERKEERD!’ EN DENK OOK NIET DAT JE BETER BENT DAN ANDERE
GELOVIGEN.
JULLIE MOETEN NIET ALLEEN AAN JEZELF DENKEN, MAAR OOK AAN ANDEREN.
1 Kor 10,24
IEDER MENS HEEFT ZIJN PLAATS IN DEZE WERELD VAN GOD GEKREGEN. JE MOET DAT
NIET WILLEN VERANDEREN.
1 Kor 7,17
DOOR DE LIEFDE VERDRAAG JE ALLES WAT ER MET JE GEBEURT. DOOR DE LIEFDE BLIJF JE GELOVEN EN VERTROUWEN. DOOR DE
LIEFDE BLIJF JE ALTIJD VOLHOUDEN.
1 Kor 3,7
PAS OP VOOR VERKEERDE IDEEËN, EN BLIJF GELOVEN IN HET GOEDE NIEUWS. WEES STERK EN HOUD MOED. EN BEHANDEL
ELKAAR ALTIJD MET LIEFDE.
1 Kor 16,13 - 14
IK GA DUS DOOR MET MIJN WERK, IK GEEF NIET OP. DAT KAN ME MIJN LEVEN KOS- TEN, MAAR DAT IS NIET ERG. WANT HET
BELANGRIJKSTE IS DAT IK VANBINNEN EEN NIEUW MENS WORD, ELKE DAG MEER.
2 Kor 4,16
IEDEREEN DIE BIJ CHRISTUS HOORT, HOORT BIJ HET NIEUWE LEVEN. DE OUDE TIJD IS
VOORBIJ, DE NIEUWE TIJD IS GEKOMEN.
2 Kor 5,17
IEDEREEN MOET VOOR ZICHZELF BESLUITEN HOEVEEL HIJ WIL GEVEN. JE MOET VAN
HARTE GEVEN, EN NIET OMDAT HET VERPLICHT IS. WANT GOD HOUDT VAN
MENSEN DIE MET VREUGDE GEVEN.
2 Kor 9,7
GOD HEEFT JULLIE OP VELE MANIEREN RIJK GEMAAKT. NU MOETEN JULLIE OOK KLAAR-
STAAN OM ANDEREN TE HELPEN.
2 Kor 9,11
MAAR GOD WAS GOED VOOR MIJ. HIJ HAD EEN HEEL ANDER PLAN MET MIJ. AL VOOR
MIJN GEBOORTE KOOS HIJ ME UIT.
Gal 1,15
VRIENDEN, LATEN WE GOED ONTHOUDEN DAT WE GEEN SLAVEN ZIJN. WIJ ZIJN VRIJ!
Gal 4,31
HET IS ALLEEN BELANGRIJK DAT JE GELOOFT, EN DAT WE DOOR HET GELOOF IN LIEFDE MET
ELKAAR LEVEN.
Gal 5,6
PAS OP, JE KUNT GOD NIET BEDRIEGEN. UIT- EINDELIJK GEEFT HIJ JE WAT JE VERDIENT.
Gal 6,7
JULLIE GELOOF IS EEN GESCHENK AAN GOD. WANT DOOR TE GELOVEN DIENEN
JULLIE GOD.
Fil 2,17
MAAK JE GEEN ZORGEN, MAAR VRAAG GOD ALLES WAT JE NODIG HEBT. BID TOT GOD, WAT ER OOK GEBEURT. EN DANK HEM ALTIJD.
Fil 4,6
HOUD JE BEZIG MET ALLES WAT WAAR IS, ALLES WAT RESPECT VERDIENT, ALLES WAT GOED IS EN ZUIVER, ALLES WAT HET WAARD IS OM VAN TE HOUDEN EN ALLES
WAT EER VERDIENT.
Fil 4,8
IK KAN ALLES VERDRAGEN OMDAT DE HEER MIJ KRACHT GEEFT.
Fil 4,13
JULLIE MOETEN OP GOD BLIJVEN VERTROUWEN, OOK IN ALLE MOEILIJKHEDEN.
DIE MOEILIJKHEDEN HOREN BIJ HET GELOOF.
1 Tes 3,3
WANT WE VERTROUWEN EROP DAT WE GERED WORDEN DOOR ONZE HEER JEZUS CHRISTUS. GOD WIL ONS NIET STRAFFEN,
MAAR REDDEN.
1 Tes 5,9
ALS IEMAND JE KWAAD DOET, DOE HEM DAN GEEN KWAAD TERUG. MAAR WEES GOED
VOOR ELKAAR EN VOOR IEDEREEN.
1 Tes 5,15
GOD WILT DAT JULLIE BIJ HEM HOREN. HIJ IS TROUW, EN HIJ DOET WAT HIJ BELOOFT.
1 Tes 5,24
DIT IS DE WAARHEID: ER IS MAAR ÉÉN GOD.
EN DE ENIGE DIE MENSEN BIJ GOD KAN BRENGEN, IS DE MENS JEZUS CHRISTUS.
1 TIM 2,5
JE MOET NIET ALLEEN WATER DRINKEN.
DRINK OOK EEN BEETJE WIJN. DAT IS GOED VOOR JE MAAG EN HELPT TEGEN ZIEKTES.
1 TIM 5,23
GOD HEEFT ONS ZIJN GEEST GEGEVEN. NIET OM BANGE MENSEN VAN ONS TE MAKEN, MAAR MOEDIGE MENSEN, VOL LIEFDE EN
GEDULD.
2 TIM 1,7
JE MOET JE NIET SCHAMEN OM OVER ONZE HEER TE VERTELLEN.
2 TIM 1,8
DAN KUNNEN ZE EROP VERTROUWEN DAT ZE HET EEUWIGE LEVEN KRIJGEN. GOD HEEFT DAT AL BELOOFD VOOR DE TIJD
BEGON, EN GOD LIEGT NOOIT.
Tit 1,4
EN INTUSSEN WACHTEN WE VOL VERTROUWEN OP HET GROTE GELUK: DE KOMST VAN ONZE
GROTE GOD EN REDDER JEZUS CHRISTUS.
Tit 2,13
IEMAND DIE RUZIE IN DE KERK VEROOR- ZAAKT, MOET JE TWEE KEER WAAR- SCHUWEN. ALS HIJ DAN TOCH DOOR
BLIJFT GAAN, MOET JE HEM UIT DE KERK ZETTEN.
Tit 2,10
HIJ HEEFT ONS GERED. NIET OMDAT WIJ DAT VERDIENEN DOOR ONZE GOEDE DADEN, MAAR OMDAT HIJ MEDELIJDEN MET ONS
HAD.
Tit 3,5
