• No results found

Toelichting begrotingshoofdstuk IIB artikel 2 Algemene Rekenkamer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toelichting begrotingshoofdstuk IIB artikel 2 Algemene Rekenkamer"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Algemene Rekenkamer

Lange Voorhout 8

Voorzitter van de Tweede Kamer

Postbus 20015

der Staten-Generaal 2500 EA Den Haag

Binnenhof 4 T 070-3424344

DEN HAAG E voorlichting@rekenkamer.nl

W www.rekenkamer.nl

DATUM 21 september 2016

BETREFT Toelichting begrotingshoofdstuk IIB artikel 2 Algemene Rekenkamer

Geachte mevrouw Arib,

In het kader van een zorgvuldige behandeling van de Rijksbegroting voor 2017 is voor uw Kamer het volgende van belang.

Normaliter bevat de memorie van toelichting op begrotingshoofdstuk IIB artikel 2 Algemene Rekenkamer de definitief door de Algemene Rekenkamer vastgestelde en aangeleverde toelichting, conform de geldende beheersafspraken.1 Deze beheers afspraken zijn gebaseerd op de bijzondere staatsrechtelijke positie van de Hoge Colleges van Staat. Ze dienen er onder meer toe dat een verschil van mening over de begroting “expliciet inzichtelijk” wordt gemaakt in de begrotingstoelichting.

Het nu voorliggende begrotingsvoorstel geeft naar onze mening niet het volledige beeld van de budgettaire situatie van de Algemene Rekenkamer. In deze brief geven wij daarom de door ons gewenste toelichting.

1Deze afspraken zijn gemaakt tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Hoge Colleges van Staat op 4 maart 2009, en in het kader van de Comptabiliteitswet met de minister van BZK in 2009 opnieuw vastgesteld.

UW KENMERK

ONS KENMERK 16004682 R

BIJ LAG EN

(2)

Op basis van de regeerakkoorden van de kabinetten Rutte/Verhagen en 2/3

Rutte/Asscher heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) bij brieven van 9 maart 2011 en 13 december 2013 ons gevraagd de volgende inspanningsverplichtingen op ons te nemen:

2013 2014 2015 2016 2017 2018

structureel Rutte 1 800.000 1.100.000 1.600.000 1.726.000 1.821.000 1.900.000

Rutte II 504.000 1.008.000 1.176.000

totaal 800.000 1.100.000 1.600.000 2.230.000 2.829.000 3.076.000

Het totaal van de beide door het kabinet voorgestelde taakstellingen loopt daarmee op tot bijna 11% structureel ten opzichte van het begrotingsbedrag 2016 van C 28,5 miljoen.

Omdat van alle overheidsorganisaties een bijdrage mocht worden verwacht in financieel zware tijden, hebben we in 2012 volgens eerder genoemde beheers afspraken eigenstandig besloten een inspanningsverplichting van € 1,9 miljoen op ons te nemen. Hierop hebben we stevige maatregelen genomen. Naast bezuini gingen op de materiële uitgaven, is de personeelsformatie (komend van 318 fte in 2001) verder gedaald van 301 fte in 2009 naar 273 fte in 2015. Daarnaast hebben we een groot deel van de voor ons beschikbare kantoorruimte op de departemen ten afgestaan. Dit leverde eveneens een aanzienlijke besparing op voor het Rijk.

Tegelijkertijd is onze begroting in het verleden niet meegegroeid met de stijgende rijksuitgaven, waarop onze grondwettelijke controletaak van toepassing is. Het is ook daarom, anders dan het kabinet stelt, niet vanzelfsprekend dat we voluit mee delen in generieke taakstellingen.

In een brief aan de minister van BZK van 26 februari 2013 hebben we al expliciet aangegeven dat het na 2015 moeilijk zou gaan worden de door het kabinet voor gestelde extra inspanningsverplichting te realiseren. Dat heeft niet geleid tot aan passing van de voorgestelde taakstelling, oplopend tot € 1,2 miljoen vanaf 2018, zoals u in de ontwerpbegroting voor 2017 kunt zien.

We benadrukken dat een stabiel budget van belang is voor een adequate en kwa litatief gewaarborgde uitvoering van onze (grond)wettelijke taken, gericht op een gezond systeem van checks & balances in het functioneren van de rijksoverheid.

Essentiële investeringen in kennis- en personeelsontwikkeling kunnen zo niet wor den gerealiseerd. Opnieuw zal in dat geval een formatiereductie moeten worden

(3)

..,

doorgevoerd, die de kwaliteitseisen die u aan onze organisatie mag stellen, onder druk zal zetten.

Dit staat op gespannen voet met de toegenomen en verder toenemende complexi teit van de financiering en uitvoering van de publieke dienstverlening. Daarbij wor den van ons extra inspanningen verwacht door de wetgever in het kader van het toezicht op de financiële sector. En is de laatste jaren sprake van een toenemend aantal verzoeken tot onderzoek vanuit het parlement en het kabinet.

Wij vinden het dan ook niet verantwoord onder deze omstandigheden de extra inspanningsverplichting van € 1,2 miljoen te realiseren. Het vanaf 2013 gevoerd bestuurlijk overleg tussen de minister van BZK en de Algemene Rekenkamer heeft niet tot overeenstemming geleid. De Algemene Rekenkamer is de controleur van het kabinet en het gevoerde kabinetsbeleid, die daarover aan het parlement rapporteert. Het is nu aan uw Kamer om op basis van uw budgetrecht een besluit te nemen over de begroting bij de behandeling van begrotingshoofdstuk IIB Hoge Colleges van Staat.

dr. E.M.A. (Ellen) van Schoten RA, secretaris

3/3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3 In die zes maanden kunnen achterblijvende meerderjarige kinderen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd met hun overleden hurende ouder(s) de

Ten aanzien van de beleidsresultaten over 2016 doet u aanbevelingen die betrekking hebben op de decentralisatie in het sociaal domein, het.. gemeentefonds, controle op

Ten aanzien van de beleidsresultaten over 2015 doet u aanbevelingen die betrekking hebben op de financiële verantwoording van gemeenten over 2015, ontwikkelingen in de

werkzaamheden ze gedurende het jaar verrichten om bij de begroting tot hun oordeel te komen, is niet voorgeschreven. Voor het toezicht op gemeenschappelijke regelingen gelden

Het ministerie van BZK heeft in 2013 maatregelen getroffen voor het op orde brengen van de kaders en processen om het financieel beheer te verbeteren.. U constateert dat in 2013

Ik deel daarmee niet uw conclusie dat het financieel beheer van De Werkmaatschappij in 2011 niet op orde was en ben van mening dat deze conclusie geen recht doet aan de feitelijke

Jaarverslag 2011 van de Overige Hoge Colleges van Staat en de Kabinetten, dat mij bij brief van 13 april 2012 is aangeboden. Uw positieve oordeel over de bedrijfsvoering en

Een algemeen verbindend voorschrift dat naast een wijziging van andere algemeen verbindende voorschriften ook zelfstandige bepalingen (dat wil zeggen: tekst die niet een ander