• No results found

Persoonlijk feedback : advies voor een feedbacksysteem om energie te besparen op basis van personas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Persoonlijk feedback : advies voor een feedbacksysteem om energie te besparen op basis van personas"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Persoonlijk feedback

Advies voor een feedbacksysteem om energie te besparen op basis van personas

Bachelor thesis Psychologie Dorina Kamp (s1024345)

19-16-2014

Faculteit Gedragswetenschappen

Vakgroep Cognitive Psychology & Ergonomics (CPE) Universiteit Twente, Enschede, Nederland

1. Begleider: Dr. Matthijs Noordzij (Universiteit Twente, vakgroep CPE)

2. Begleider: Suzanne Vosslamber (Universiteit Twente, CPE)

(2)

2 Samenvatting

Energiebesparing is tegenwoordig een belangrijk onderwerp. Veel literatuur richt zich op manieren van energiebesparing door de energiegebruiker. Desondanks is er tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar energiebesparing van medewerkers in bedrijven. Deze studie koppelt gebruikerskenmerken met een advies voor een potentieel feedbacksysteem. Om een geschikt feedback voor de gebruiker te ontwerpen wordt de persona techniek van de user-centered design princiepen toegepast. Met behulp van de persona techniek kunnen uitspraken over kenmerken, doelen, wensen en beperkingen van gebruikers van een potentieel

feedbacksysteem gemaakt worden. Om dit doel te bereiken zijn semigestructureerde interviews afgenomen met zestien werknemers van het bedrijf Universiteit Twente. Aan de hand van verschillende variabelen werden twee personas en één anti-persona gevormd. Voor de twee personas konden uitspraken over een feedbacksysteem geformuleerd worden. Dit is echter niet mogelijk voor de anti-persona.

Abstract

Nowadays, energy conservation is an important issue. Much literature focuses on the energy user when saving energy Nevertheless, not much research has been done in the area of energy savings of employees in companies. This study combines user attributes with

recommendations for a potential feedbacksystem. To design an appropriate feedbacksystem to for the user, the persona technique of user-centered design principles has been employed.

Using the persona technique, statements can be made about characteristics, goals, desires and limitations of potential users feedback system. To achieve this goal, a semi-structured

interview with sixteen employees of the company the University of Twente were conducted.

Different variables were used to design two personas and one anti-persona. For the two

personas recommendations on a feedback system can be formulated. This, however, is not

possible to do for the anti-persona.

(3)

3 Inhoudsopgave

1. Introductie ...5

1.1 Energie besparing als bron van energie ...5

1.2 Bedrijven ...6

1.3 User- Centered Design...7

1.4 Persona ...8

1.5.1 Motivatie ...9

1.5.2 Feedback ... 11

1.6 Doel van het onderzoek... 12

2. Methode... 13

2.1 Respondenten ... 13

2.2 Materiaal ... 13

2.4 Design ... 13

2.5 Procedure ... 15

2.6 Dataanalyse ... Fehler! Textmarke nicht definiert. 3. Resultaten ... 18

3.1 Personas variabelen ... 18

Variabele 1: Kennis over energiebesparing ... 19

Variabele 2: Bewustzijn over energiezuinig gedrag ... 19

Variabele 3: Motief energiebesparing: Milieu ... 20

Variabele 4: Motief energiebesparing: Financiën ... 21

Variabele 5: Invloed van situationele factoren ... 21

Variabele 6: Motivatie om energiegedrag te veranderen ... 22

Variabele 7: Gevoel van invloed op Cubicus ... 22

Variabele 8: Gebrek aan kennis over informatie van energiebesparing op werk ... 23

Variabele 9: Automatisme energiezuinig gedrag ... 24

3.2 Voorbeeld personas ... 24

4. Discussie... 30

4.1 Conclusie ... 30

4.2 Discussie ... 30

4.2.1 Verschillen tussen de personas ... 30

4.2.2 Advies voor feedbacksysteem... 32

4.3 Beperkingen onderzoek ... 33

4.4 Aanbevelingen ... 34

5. Referentielijst... 35

(4)

4

Appendix A: Interview... 39

Appendix B: Introductie mail ... 43

Appendix C: Vervolg mail ... 44

Appendix D: Brochure onderzoek ... 45

Appendix E: Informed Consent formulier... 46

Appendix F: Codeerschema ... 47

Appendix G: Percentages Castro ... 49

Appendix H: Verschillen binnen en tussen personas ... 50

(5)

5 1. Introductie

1.1 Energie besparing als bron van energie

Een industriële maatschappij is afhankelijk van energie die wordt gewonnen uit primaire energiebronnen bestaande uit fossiele energiebronnen (olie, kool en gas) en niet fossiele energiebronnen (water, zon, windenergie) (Brandoni, & Polonara, 2012). Dat fossiele energiebronnen niet oneindig beschikbaar zijn voor energieproductie verduidelijkt de term

“peak oil”. Dit concept werd in 1956 door Marion King Hubbert geïntroduceerd en beschrijft de toename van ruwe olie productie tot een maximum (peak) en de daarna geleidelijk

afdalende productie tot nul (Hubbert, 1956). Tijdens de oliecrises in de jaren 1970 in de jaren 70 had een tekort aan olie sterke impact op Europese landen en onderzoek naar efficiënter energiegebruik werd versterkt (Kowasari & Zerriffi, 2011). Tot op heden is het een uitdaging om het verbruik van natuurlijke fossiele brandstoffen te reduceren door energiebesparing.

Om een sterke bewustwording van de impact van energiegebruik op

klimaatverandering en milieuvervuiling te creëren werden nieuwe methoden ontwikkeld zoals de “ecologische voetafdruk”. Deze kan laten zien in hoeverre de economie van een bedrijf al ecologisch en sociaal verantwoord is (Van den Bergh, & Verbruggen, 1999). De ecologische voetafdruk is een indicator van duurzaamheid waar het verbruiksresultaat in de vorm van een voetafdruk gepresenteerd wordt. Hierbij wordt het dagelijkse verbruik van middelen

gerepresenteerd door de energiebronnen en het verbruik van de biocapaciteit van de aarde in relatie tot elkaar te zetten (Van den Bergh, & Verbruggen, 1999).

Uit onderzoek naar energieverbruik (Poortinga, Steg, Velk & Wiersma, 2003) blijkt

dat verschillende gebruiker gerelateerde manieren van aanpak tot een zuiniger gebruik van

energie leiden. In het artikel onderscheiden de auteurs drie verschillende strategieën om

energie te besparen: verbeterde energie-efficiëntie van producten, ander gebruik van

producten en verschuiving in de consumptie. De eerste twee strategieën zijn gericht op het

terugdringen van het directe energieverbruik waarbij een verbetering van producten centraal

staan. Om deze verbetering te bereiken wordt de energie- efficiëntie verhoogd door middel

van technische innovatie. Een voorbeeld is het gebruik van de Trias Energetica (Lysen,

1996), een drie- stappenstrategie om een energiezuinig ontwerp voor bijvoorbeeld de bouw

van een huis te bepalen op basis van energie- efficiënte strategieën. Naast het beïnvloeden van

direct energiegebruik kan door de derde strategie van Poortinga et al. (2003) energiebesparing

op een indirecte manier bereikt worden. Deze strategie betreft de verschuiving in consumptie,

waarbij gedragsveranderingen van de gebruiker centraal staan. Zo kan de gebruiker ervoor

kiezen de computer uit te zetten, zodra deze niet meer gebruikt wordt.

(6)

6 Echter, kan de context verschillen waarin gebruiker maatregelen treffen om energie te besparing. Volgens Gifford (2007) beïnvloed context het menselijke gedrag. Zo kan gebruiker gerelateerde energiegebruik in een thuis of werksituatie plaats vinden. Dit zijn twee heel verschillende contexten.

1.2 Bedrijven

Hoewel in de literatuur veel onderzoek naar energiegebruik in huishoudens werd gedaan, bijvoorbeeld de meta- analyse van Fischer (2008), is er weinig over het onderwerp bekend met betrekking tot bedrijven. Een hoog energieverbruik hangt vaak samen met meer financiële kosten, waardoor het besparen van energie voor huishoudens en bedrijven

financieel aantrekkelijk zou moeten zijn. Huishoudens besparen energie onder andere condities en met andere motivaties, omdat zij direct van een zuiniger energiegebruik profiteren door financiële bekrachtiging. Een medewerker in een bedrijf die zuinig met energie omgaat, profiteert daar niet direct van (Siero, Bakker, Dekker, & Van den Burg, 1996).

Bovendien verschilt het samenwerken binnen de familie van het samenwerken binnen een bedrijf. Zo stelt DeCanio (1993) dat medewerkers in een bedrijf een verzameling van individuen zijn die toevallig en onder moeilijke omstandigheden samenwerken. Volgens de auteur bestaat er geen collectief geheugen, zoals dat het geval is in een familie, maar bestaat het gedrag binnen een bedrijf uit een samenspel van de individuele motivatie, de regels en conventies met betrekking tot hun interactie en de sfeer binnen de onderneming (DeCanio, 1993).

Het belang om bij bedrijven energiezuinigere strategieën en technologieën te vestigen

is groot. Uit een recent onderzoek van Abdelaziz, Saidur en Mekhilef (2011) blijkt dat de

bedrijfssector rond de 37 percent van de wereldwijd gebruikte energie nodig heeft. Naast de

huishoudens zijn bedrijven de grootste consumenten van energie. In een onderzoek van Groot,

Verhoef en Nijkamp (2001) werden bedrijven onderzocht naar hun investeringsgedrag en de

factoren die hun weerhouden om in energiebesparende technologie te investeren. Het blijkt

dat ongeveer 30 procent van de bedrijven aangeeft niet of onvoldoende op de hoogte te zijn

van moderne technologieën. Desondanks stelden de meeste bedrijven dat energie effectiviteit

een belangrijke factor is met betrekking tot hun investeringen. Volgens de auteurs suggereren

deze resultaten dat een verbetering van de situatie bevorderd zou kunnen worden door aan

bedrijven relevante informatie over investeringsmogelijkheden in energiebesparende

technologieën te verstrekken (Groot, Verhoef, & Nijkamp, 2001). Om relevante informatie

(7)

7 aan mensen op een geschikt manier te presenteren kan een systeem worden ontworpen op basis van de user-centered design principes.

1.3 User- Centered Design

Het user-centred design is een proces van systeem ontwikkeling waarbij de wensen en behoeften van de eindgebruiker centraal staan. Het doel van dit proces is een design van een systeem dat aansluit bij de wensen en capaciteiten van de gebruikers, in plaats van een systeemontwerp, waarbij de gebruiker zich aan het systeem moet aanpassen (Wickens, Lee, Lui, & Becker, 2004). Een design dat bij de gebruiker past, wordt ook wel een

“gebruiksvriendelijk” of “usable” design genoemd (Bevan, 2009). De term usability wordt gedefinieerd in de ISO 9241-110 standaard in de mens- computer- interactie (HCI) (Bevan, 2009). Op basis van deze standaard worden eisen geformuleerd waaraan het design van werkomgevingen, hardware en software moet voldoen. Deze eisen zijn gebaseerd op verbetering van werprocedures op de criteria effectiviteit, efficientie en tevredenheid van de gebruiker (Bevan, 2009) en bijvoorbeeld bedoeld om de werklast te verlagen of

gezondheidsschade tijdens werk achter een computerscherm te voorkomen.

Om met behulp van user-centered desing producten met een hoge usability te

ontwerpen, moeten volgens Gould en Lewis (1985) drie principes aangehouden worden. Ten eerste wordt bij de ontwikkeling van een systeem al vroeg de focus gelegd op de taken en eisen van de gebruiker door de cognitieve, lichamelijke- en gedragskenmerken van de gebruiker te bestuderen (Gould & Lewis, 1985). Ten tweede kunnen gebruikers al vroeg bij het productontwikkelingsproces betrokken worden door prototypes of simulaties van het toekomstige product te laten testen. De ontwikkelaars analyseren de data van deze tests om vervolgens het product aan hand van de resultaten aan te passen. Ten derde staat de

interactive procedure tussen mens en systeem centraal. Hierbij worden deficieten deficienties van het systeem door de gebruiker vastgesteld en in het het desingproces van de

systeemontwikkelaars aangepast (Gould & Lewis, 1985). Daardoor ontstaat steeds opnieuw een cyclus van ontwerpen, testen en meten, en herontwerpen. Deze procedure wordt herhaald tot het product door de gebruiker voldoende geaccepteerd wordt (Gould & Lewis, 1985). Met behulp van deze drie principes kan het systeem tot een goede usability voor de (toekomstige) gebruiker komen omdat de gebruiker zelf met zijn taken, doelstellingen en eigenschappen, vanaf het begin van de systeemonwikkeling centraal staat (Wickens, Lee, Lui, & Becker, 2004).

Kennis van het totale user-centered design proces en de overwegingen die in alle

ontwikkelingsfasen gemaakt worden, zal ontwikkelingskosten verminderen en het

(8)

8 eindproduct verbeteren (Wickens, Lee, Lui, & Becker, 2004). Hoe later de user-centered design methodes toegepast worden, hoe duurder kan het ontwikkelingsproces worden (Wickens, Lee, Lui, & Becker, 2004). Indien een klantvriendelijk product ontworpen wordt zonder dat de gebruiker fysiek aanwezig is, vormt informatie over de gebruiker zelf een essentiële bron van kennis. Een methode uit de user-centered design cyclus waarbij dit van toepassing is, is de ontwikkeling van een persona.

1.4 Persona

Het opstellen van een persona staat centraal in user- centred design, omdat deze methode ontwikkelaars de mogelijkheid biedt meer inzicht te krijgen in hun potentiële consument en de doelen die deze consument heeft (Pruitt & Grudin, 2003). Het centraal stellen van de consument met zijn persoonlijke eigenschappen heeft tot gevolg dat technieken vanuit HCI in het software engeneering proces geïntegreed worden wat de usability verhoogt (Castro, Acuna, & Juristo, 2008). De persona werd door Cooper (1999) ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de eindgebruiker geen abstract concept meer is, maar een levendige, concrete prototypische persoonlijkheid. Dit concept werd in loop van de tijd aangepast en verder ontwikkeld (Cooper, & Reiman, 2003; Cooper, Reimann, & Cronin, 2007). De auteurs Calde, Goodwin & Reimann (2002) vatten de eigenschappen en het concept persona samen als een gedetailleerde archetypische persoon die verschillende patronen van gedrag, doelen en motivatie vertegenwoordigt. Deze kenmerken van een persona worden op basis van

kwalitatief onderzoek, zoals interviews en observaries, verkregen (Cooper, & Reiman, 2003).

De persona is een fictief conept, maar hij is wel gebaseerd op data en gegevens van respondenten.

Volgens Cooper en Reiman (2003) bestaat de mogelijkheid om tot een negatief persona te komen die later in de literatuur ook anti- persona werd genoemd (Pruitt, & Adlin, 2010, p. 338). Het begrip anti- persona refereert niet naar een negatief of slecht individu, maar naar een persona waarvoor het feedbacksysteem niet geschikt is. Het anti- persona kan helpen om te laten zien wie geen feedbacksysteem nodig heeft en geeft de organisatie een concreet beeld welke mensen zij daar dus niet bij moeten betrekken.

Pruitt en Grudin (2003) stellen dat de ervaring van ontwerpers een belangrijke rol

speelt bij het opstellen van een person op zo’n manier dat deze daadwerkelijk de behoeftes

van de gebruiker weerspiegelt. Echter, stellen Castro, Acuna en Juristo (2008) op basis van

eerdere literatuurstudies een gestandardiseerde manier voor om een persona te ontwikkelen,

zodat deze HCI techniek door meer mensen tijdens software engineering gebruikt kan

worden. Door de verschillende stappen van deze techniek aan te houden wordt het

(9)

9 ontwikkelingsproces van een persona op een gestandardiseerde manier uitgevoerd (Castro, Acuna, & Juristo, 2008). Tijdens deze analyse wordt informatie over de toekomstige

gebruikers verzameld en samengevat in gebruikersprofielen. Ook de taken en doelstellingen van de gebruikers, werkprocessen en de werkomgeving, zoals de technische voorwaarden, worden geanalyseerd. Persona’s representeren de potentiële consumenten door kenmerken te vertegenwoordigen, zoals leeftijd, geslacht en opleiding (Pruitt, & Grudin, 2003).

In vergelijking met meer traditionele gebruiker onderzoekstechnieken heeft het

ontwikkelen van een persona volgens Pruitt en Grudin (2003) drie voordelen. Ten eerste biedt het opstellen van een persona de mogelijkheid om in eenvoudige categorieën over gebruikers na te denken. Ten tweede kunnen ontwikkelaars met behulp van deze methode de persona’s verder extrapoleren om een ontwerpbeslissing te maken. Ten derde kunnen problemen worden voorkomen, die zich voordoen wanneer een volledig spectrum van de

gebruikersgegevens gepresenteerd wordt, zoals onaangepaste generalisatie (Pruitt and Grudin, 2003). Door het gebruik van persona’s kan de projectontwikkelaar een objectief standpunt houden, aangezien deze methode hen helpt om zich in de positie van hun gebruikers en doelgroepen te verplaatsen (Cooper, 1999). De focus van het ontwikkelingsproces ligt hierbij op de doelen en behoeften van deze gebruikers in plaats van een focus op de doelen en

behoeften van het project, beleidsmakers of mogelijke technische beperkingen (Wickens, Lee, Lui, & Becker, 2004).

1.5.1 Motivatie

Het Heuristic model of environmentally relevant behavior (Figuur 1.1.) is gebaseerd op verschillende theorieën en modellen vanuit de psychologie en dient als basis om verschillende interventies met betrekking op gedragsverandering voor energiebesparing toe te passen.

Gedrag van een individu wordt volgens de Heuristic model of environmetally relevant behavior gebaseerd op een beslissingsproces aan hand van persoonlijke normen en motieven van het individu. Daarvoor beschrijft het model drie verschillende fasen. De eerste fase wordt Norm activation genoemd. Hier staat een bewustwordingsproces van de energiegebruiker centraal, waarbij deze herkend welke maatregelen hijzelf kan treffen om energie te besparen.

Aan het begin realiseert de energieconsument dat milieuproblemen bestaan. Zo blijkt uit een onderzoek van Kempton en Montgomery (1982) dat consumenten aandacht trekkende

apparaten, zoals televisie en licht, een hoger energieverbruik toeschrijven dan deze apparaten

daadwerkelijk gebruiken. Echter word het energieverbruik van apparaten die hand arbeid

taken vervangen, zoals wasmachines of vaatwassers, juist vaak onderschat (Kempton &

(10)

10 Montgomery, 1982). Vervolgens wordt deze persoon zich over de effecten van zijn/haar gedrag op dit milieuproces bewust. Als de energiegebruiker het gevoel van controle heeft, kan op basis daarvan het energiegedrag aangepast worden.

De tweede fase in het model heet Motivation maakt duidelijk dat verschillende motieven, normen en verwachtingen tegen elkaar in kunnen spreken. Bijvoorbeeld kan de persoonlijke norm van een energiegebruiker weinig waarde hechten aan energiebesparing terwijl de sociale omgeving wel waarde hecht aan het besparen van energie. De beslissing om een bepaald gedrag te nemen wordt dan op basis van de verschillende motivaties en normen gebaseerd en valt onder de derde fase Evaluation.

Figuur 1.1. Heuristic model of environmentally relevant behaviour opgesteld van Matthies (2005) vertaald van Fischer (2008).

Uit onderzoek van Fischer (2008) blijkt dat duidelijke informatie van belang is, bij het nemen van een beslissing omdat gebruikers zelf hun energieverbruik niet altijd precies in kunnen schatten. Met behulp van een feedbacksysteem kan een informatieproces bevorderd worden. De informatie is volgens Fischer (2008) dan succesvol, als deze in bij de

energieconsument passende context gepresenteerd wordt en daardoor bij de gebruiker

aansluit. Daarom spelen motieven van de gebruiker een centrale rol bij het geven van

feedback (He, Greenberg, & Huang, 2010).

(11)

11 1.5.2 Feedback

Dat individuen met verschillende motivaties dezelfde vorm van feedback ontvangen werd bekritiseerd door He, Greenberg en Huang (2010). De auteurs stellen dat feedback op het individu gericht moet zijn om energiezuinige energieconsumptie te bevorderen, want iedere energiegebruiker verschilt met betrekking op zijn gedrag, waarden en overtuigingen (Beebe, Beebe, & Redmond, 1999) In het van He et al. (2010) ontworpen model, five different stages of motivational framework ontvangen respondenten met verschillende motivaties andere feedback. In Tabel 1.1. werden de verschillende fases, doelen en de daarbij horende feedback genoemd.

Tabel 1.1. Five different stages of motivational framework van He et al. (2010)

Fase Doel Feedback

1. Precontemplation Realisatie van eigen problematiek gedrag met betrekking tot enegie

Geef neutrale, gepersonaliseerd feedback dat zowel de voordelen als ook de nadelen van het gedrag laat zien

2.Contemplation Iemand is zich van het probleem bewust, maar kan nog geen actie ondernemen

Noem voordelen van positief zuinig energiegedrag en negatieve gevolgen van niet zuinig

energiegedag en moedig gedragsverandering aan 3. Preperation Ondersteun gebruiker bij het

ontwikkelen van een plan

Moedig gebruiker aan om zichzelf specifieke doelen te stellen en deze met behulp van verschillende methodes te volgen

4.Action Positieve bekrachtiging bij het vertonen van energiezuinig gedrag

Bied positieve feedback meteen en op verschillende manieren aan, zodra een vebetering plaats heeft gevonden

5. Maintenance Geimplementeerd zuinig energiegebruik

Verander energiezuinig gedrag tot een gewoonte

De verschillende fases van de Five different stages of motivational framework van He et al.

(2010) sluiten aan bij het Heuristic model of environmentally relevant behaviour (Matthies,

(12)

12 2005). Het model van Matthies (2005) verduidelijkt de motivatie en gewoonte van een

individu, terwijl de stappen van He et al. (2010) erop gericht zijn de motivatie en gewoonte van de energiegebruiker door het geven van feedback te veranderen en enerigiezuinig gedrag te bevorderen. Een energiegebruiker die zich volgens Matthies (2005) niet bewust is over de consequenties van zijn/haar gedrag op milieuvervuiling is in de Precontemplation fase en heeft informatie nodig om een bewustzijn voor dit probleem te vormen. Als de

energiegebruiker zich bewust is over het probleem, bevindt deze zich in de Conteplation fase.

Met behulp door het aanmoedigen van deze gedragsverandering een gedragsverandering gecreërd worden waardoor de gebruiker naar de Preperation fase verder gaat. Hier wordt een concreet doel opgesteld die de energiegebruiker probeerd te bereiken door verschillende methodes aan te passen. Als deze nu de gewenste gedrag vertoond is er sprake van de action fase en door bekrachtign wordt de maintaince fase bereikt. Dan heeft de gebruiker het energiespargedrag tot een gewoonte maakt.

1.6 Doel van het onderzoek

Aan de hand van de tot nu toe genoemde aspecten kan de conclusie getrokken worden dat onderzoek met een sterke focus op de gebruiker noodzakelijk is om een succesvol

feedbacksysteem te ontwikkelen en vestigen. Door gedetailleerde informatie over de gebruiker te verzamelen en te analyseren is het mogelijk de behoeften, wensen en beperkingen van de toekomstige gebruiker te achterhalen om zo een feedbacksysteem te ontwikkelen dat goed op de gebruiker aansluit. Omdat er tot nu toe weinig onderzoek bestaat over mogelijke energiebesparings-methoden met behulp van een feedbacksysteem in

bedrijven, is het noodzakelijk om hier verder onderzoek naar te doen, voordat de ontwikkeling van zo een systeem plaatsvindt.

Dit onderzoek wordt bij de Universiteit Twente uitgevoerd. Met behulp van een

systeem was het mogelijk meer informatie over het energiegebruik van individuele faculteiten

te achterhalen. De onderzoeksvraag wordt daarom als volgt geformuleerd: Kan op basis van

de persona techniek uitspraken over een feedbacksysteem getroffen worden? De individuele

verschillen tussen de potentiële gebruikers en hun doelen, gedragingen en beperkingen staan

hier centraal.

(13)

13

2. Methode

2.1 Respondenten

Voor dit onderzoek zijn in mei en april 2014 zestien kantoormedewerkers van de Universiteit Twente geïnterviewd. Deze 16 medewerkers, waarvan veertien vrouwen en twee mannen, hadden een leeftijd tussen de 25 en 51 jaar (M = 34,44; SD = 9,49). Alle respondenten hadden een werkplek in een kantoor in het universiteitsgebouw de Cubicus. De zestien interviews werden gedaan door twee studenten, waarbij iedere student acht interviews heeft afgenomen.

De selectie van respondenten vond plaats op basis van medewerkerslijsten van verschillende vakgroepen binnen de Cubicus. Deze medewerkerslijsten waren te vinden op de homepage van de faculteit gedragswetenschappen van de Universiteit Twente. Met behulp van de lijsten werden verschillende medewerkers van diverse vakgroepen benaderd en gevraagd of zij bereid waren om aan dit onderzoek mee te werken.

2.2 Materiaal

Er werd gebruik gemaakt van een semi- gestructureerd interview. De interviews werden opgenomen met behulp van een opnameapparaat van Olympics. De codering van de

interviews werd met behulp van Atlas.ti uitgevoerd. Voor de statistische berekeningen werd SPSS gebruikt.

2.4 Design

De data werd verzameld met behulp van een semi- gestructureerd interview (Appendix A).

Deze interviewvorm wordt voornamelijk gebruikt voor verkenning van feiten van de

geïnterviewde aan het begin van een onderzoek. De interviewer heeft tijdens een interview de mogelijkheid van de vragen te wijzigen of aanvullende vragen te stellen of een thema dieper uit te diepen (Kromrey, 2000).

Het interview verliep in vier fases. Voordat het interview afgenomen werd, vond een

introductie plaats. De respondent werd aan het begin van de introductie verwelkomd en

vervolgens werd het onderzoek geïntroduceerd. Hierbij werd de nadruk gelegd op het doel en

de lengte van het interview en de anonieme verwerking van de data. Bovendien werd door de

onderzoeker genoemd dat de respondent zowel nu als ook na afloop van het interview de

mogelijkheid heeft om vragen aan de onderzoeker te stellen. Voordat de andere vragen van

het interview doorlopen werden, verzocht de onderzoeker de respondent om de vragen open

(14)

14 en eerlijk te beantwoorden. Na afloop van de introductie werd de respondent gevraagd het informed consent formulier te tekenen (Appendix E).

Vervolgens begon het interview. Baarda, De Goede en Teunissen (2005) raden aan om eerst makkelijke vragen te stellen, voordat over wordt gegaan naar de lastigere vragen.

Daarom werden aan het begin van het interview vragen naar demografische data, zoals leeftijd en opleiding gesteld. Vervolgens werd in het tweede gedeelte dieper ingegaan op de energieverbruikende apparaten op de werkplek van de respondent. Deze methode heeft twee voordelen. Ten eerste worden respondenten zich bewust over het aantal gebruikte apparaten.

Volgens Fischer (2008) is energie niet raakbaar, zichtbaar of ruikbaar, waardoor veel mensen zich niet bewust zijn van hun dagelijkse energieverbruik. Door de eerste vragen wordt een bewustwordingsproces bevorderd en de geïnterviewde zal een vollediger beeld krijgen van zijn werkomgeving en minder geneigd zijn bepaalde aspecten over het hoofd te zien. Ten tweede vormt de vraag al een aangrijpingspunt voor de vervolgvragen, waarin de

geïnterviewde zijn gedrag en motivaties concreet moet maken. Door te bedenken welke apparatuur een rol speelt tijdens het werk, worden de respondenten zich indirect ook al bewust van hun eigen gedrag en de interactie met de apparaten.

In de derde fase stonden mening, gedrag en kennis van de geïnterviewde centraal. Er werd geprobeerd te voorkomen dat de geïnterviewde sociaal wenselijke antwoorden zou geven. In verloop van deze fase speelden de motieven van de geïnterviewde een rol maar ook zijn kennis over het onderwerp energie. Ook naar de motivatie om zich bij potentiële

energiespaar-doelen te betrekken werd gevraagd. Daarnaast werd aan de respondent gevraagd, zijn gedrag in verband met energie en energie besparing te beschrijven. Ten slotte werd een beeld van de motivatie van de respondent verkregen.

In de vierde en laatste fase van het interview werd achterhaald of bepaalde user requirements bij de respondent aansluiten. User requirements omvatten eisen of nodige elementen die de gebruiker aan een feedbacksysteem stelt (Maiden, 2008). Daarvoor stonden de behoeften en wensen van de potentiële toekomstige gebruiker met betrekking tot een web applicatie centraal. Aan het begin van deze fase werden eerst twee inleidende vragen

geformuleerd om de kennis en mening van de geïnterviewde over feedback op gedrag te

achterhalen. Daarna speelden zowel de presentatie van een toekomstige applicatie als ook de

motieven van de gebruiker om zo een instrument voor energiebesparing te gebruiken een

centrale rol.

(15)

15 2.5 Procedure

Aan de andere kant werd door de onderzoekers voordat het interview plaatsvond het onderzoeksonderwerp besproken en de in aanmerking komende gespreksthema’s van tevoren bepaald. Als gedurende het gesprek de proefpersoon relevante punten niet of onvolledig beantwoorden, had de interviewer de mogelijkheid concrete vragen te stellen. Dit zorgde ervoor dat alle relevante onderwerpen aan bod kwamen. Deze vooraf vastgelegde thema’s die aan bod kwamen tijdens het interview maakt een interpretatie mogelijk.

Voor de uitvoering van het onderzoek werd door iedere onderzoeker apart drie proef interviews afgenomen. Deze methode was ten eerste een praktijk oefening voor de

onderzoeker en ten tweede werd geanalyseerd in hoeverre de vragen van de interviews begrijpelijk waren voor potentiële respondenten. Na afloop van de testinterviews werden sommige vragen aangepast, vervangen of verwijderd totdat het interview de laatste vorm kreeg.

Als eerste contact met de potentiële respondenten werd een introductie e-mail (Appendix B) gestuurd met informatie over het onderzoek en het verzoek aan dit onderzoek deel te nemen. Geïnteresseerde proefpersonen proefpersonen namen via email of telefonisch contact met de onderzoekers op om aan het onderzoek mee te werken. Aan de toekomstige respondent werd een tweede e-mail (Appendix C) gestuurd om een tijdstip en locatie voor een afspraak te plannen. Daarnaast werd een brochure als bijlage toegevoegd (Appendix D) waarin gedetailleerder uitleg over het onderzoek stond.

Het interview vond altijd plaats in de Cubicus maar op verschillende locaties die in sommige gevallen door de respondent en in andere gevallen door de onderzoeker bepaald werden. De ruimtes waren rustig en geen andere medewerkers of studenten aanwezig.

Voordat het interview startte, begroetten respondent en onderzoeker elkaar en in de meeste gevallen werd eerst een kort informeel gesprek gevoerd. Dit schepte een open en positieve sfeer zodat de respondent zich op zijn gemak voelde. Vervolgens vroeg de interviewer of de respondent akkoord gaat met het opnemen van het interview. Bij toestemming werd begonnen met de introductie en de onderzoeker informeerde de

respondenten over het doel van het onderzoek, de gegevensverwerking en de tijdsduur van het interview. Het interview duurde 30-45 minuten. Als de uitleg over de algemene voorwaarden afgesloten was, werd aan de respondent gevraagd om het informed consent formulier

(Appendix E) door te lezen en indien hij/zij met de punten eens was, het formulier te tekenen.

Ook had de respondent de mogelijkheid om vragen aan de onderzoeker te stellen als er

(16)

16 onduidelijkheden waren. Pas na afloop van deze procedure werden de respondenten

geïnterviewd.

Gedurende de afname van het interview bood het semi- gestructureerd interview een rode draad, waarop de onderzoeker terug kon komen, wanneer hij/zij niet in staat was bij de eerste poging antwoord op de vraag te geven. Wanneer de respondent hierna echter alsnog niet in staat was om een antwoord te geven formuleerde de onderzoeker gesloten vragen, waarbij de respondent alleen met “ja” of “nee” hoefde te antwoorden. Op deze manier kon de onderzoeker nog steeds een intentie van de gebruiker achterhalen ook als deze geen antwoord op de vraag kon vinden.

Na afloop van het interview bedankte de onderzoeker zich bij de respondent voor zijn/haar medewerking. Ook werd aan de respondent de mogelijkheid geboden om vragen of opmerkingen te formuleren. Ten slotte bood de onderzoeker aan de uitkomsten van het onderzoek aan de respondent te geven, indien zij interesse hierin hadden.

2.6 Data-analyse

In een eerste stap werden de opgenomen interviews getranscribeerd in Microsoft Word 2010.

Vervolgens werden de getranscribeerde interviews geïmporteerd in Atlas.ti. Nadat de transcriptie van elk interview was afgerond werden deze geanalyseerd met behulp van de kwalitatieve data-analyse volgens Baarda, De Goede en Teunissen (2005). Ten eerste werden essentiële tekstdelen aan hand van thema’s geïdentificeerd en gesorteerd. Dit gebeurde op basis van de inhoud van het interview. Omdat een semigestructureerd interview door twee studenten werd afgenomen schikt een open codering zoals bij Baarda, De Goede en Teunissen voorgesteld niet. Echter schikt een template analysis (Cassel & Symon, 2004) waarbij een codeer sjabloon geconstrueerd wordt op basis van de onderwerpen die in het

semigestructureerd interview genoemd worden (Appendix F). Vervolgens werd aan belangrijke stukken een label toegekend.

Nadat de interviews waren gecodeerd, werd de persona techniek van Castro, Acuna en

Juristo (2008) gebruik, om een persona voor een potentieel feedbacksysteem met betrekking

tot energiebesparing op te kunnen stellen. In de eerste stap State hypotheses worden op basis

van informatie over het energieverbruik van de Cubicus hypothesen over mogelijke personas

geformuleerd. De hypothesen worden in Tabel 2.1 verduidelijkt.

(17)

17 Tabel 2.1 Hypothesen over personas

Hypothese 1: Er is meer dan één persona

Hypothese 2: Personas verschillen onderling met betrekking tot motivatie

Hypothese 3: Personas verschillen onderling met betrekking tot kennis over energie Hypothese 4: Personas hebben verschillende doelen met betrekking tot energiebesparing Hypothese 5: Personas vertonen in verschillende maten energiebesparing gedrag

Deze hypothesen werden geformuleerd aan hand van de literatuurstudie. Vervolgens werd tijdens de tweede stap Identify behavioural variabeles worden alle relevante variabelen geïdentificeerd en in kaart gebracht. Ook dit wordt in Atlas.ti uitgevoerd. In de resultaten worden de gevonden variabelen behandeld.

Het ordenen van deze variabelen gebeurde in stap drie Map interview subjects to behavioural variables. Hierbij werd aan de variabelen een score aan de variabelen toegekend om de uitspraken van de respondenten aan een score toe te kennen. De gedragsvariabelen in dit onderzoek werden op een op verschillende schalen ingedeeld en citaten van de

respondenten werden aan een van deze schalen toegekend (Appendix G)

In stap vier Identify significant behaviour patterns was het van belang de proefpersonen op basis van de gedragsvariabelen te ordenen. Op deze manier werd achterhaald, welke respondenten overeenkomsten hebben op bepaalde vlakken zoals motivatie, doelen of kennis. Als meerdere respondenten vaker op dezelfde schaal liggen, werden de respondenten tot een persona gevormd (Appendix H). In de resultaten wordt nauwkeuriger daarop ingegaan.

Naast de gedragsvariabelen werden er ook doelen of karakterkenmerken achterhaald die een rol spelden bij het opstellen van een persona. In stap vijf Synthesize characteristics and relevant goals werd aan deze aspecten aandacht besteed. Dit aspect was belangrijk om een volledig beeld van de persona te vormen want niet alleen gedrag speelt een rol voor het ontwikkelen van een systeem maar ook de motivatie en de doelen van de gebruiker. Ook deze stap is in de resultaten terug te vinden.

In stap zes Check for redundacy and completeness werden alle tot nu toe voldane

stappen kritisch herzien om te controleren of aspecten misten. Dit proces diende voornamelijk

ter validatie. Om de persona levendig en aanschouwelijk te concipiëren was stap zeven

Expand the description of attributes and behaviours essentieel. Gedurende deze stap werd de

persona concreet beschreven en daardoor een persoonlijk profiel toegekend. Ook deze stap is

in de resultaten vertegenwoordigd.

(18)

18

3. Resultaten

In het eerste gedeelte van de resultaten worden de variabelen waarop de verschillende personas gebaseerd zijn genoemd, uitgelegd en met behulp van uitspraken van de respondenten verduidelijkt. Uit de analyse blijken drie groepen respondenten tot twee personas, Anna en Lieke, en een anti-persona Bram gevormd kunnen worden. Eerst worden de variabelen genoemd waarop de personas en de anti-persona gebaseerd zijn genoemd om verschillen tussen de personas te verduidelijken. Vervolgens worden de personas

verduidelijkt aan hand van een concrete beschrijving.

3.1 Personas variabelen

Hier worden de resultaten van de stap Identify behavioural variabeles (Castro et al. 2008) getoond. Uit de analyse van de interviews blijken negen verschillende variabelen bij het onderwerp energie voor verschillende personas in afwijkende mate van belang te zijn.

Volgens de tweede stap van Castro et al. (2008) worden de diverse variabelen in kaart

gebracht en scores aan iedere variabele toegekend op basis van de interviewanalyse. De Tabel 3.1. Verduidelijkt de gevonden resultaten.

Tabel 3.1. Variabelen en de schalen

Variabele Frequentie

1. Kennis over energiebesparing Lage mate kennis– Hoge mate kennis 2. Bewustzijn over energiezuinig gedrag Geen bewustzijn – Sterk bewustzijn 3. Motief energiebesparing: Milieu Niet belangrijk – Heel belangijk 4. Motief energiebesparing: Financiën Niet belangrijk – Heel belangrijk

5. Invloed van situationele factoren Situatieafhankelijk – Situatieonafhaneklijk 6. Motivatie om energiegedrag te veranderen Extrinsiek - Intrinsiek

7. Gevoel van controle Zwak – Sterk

8. Gebrek aan informatie over energiebesparing op werk

Ja - Nee

9. Automatisme energiezuinig gedrag Zwakke mate automatisme – Sterke mate automatisme

3.2 Variabelen met de range van iedere persona

De uit de codering voor het opstellen van de persona belangrijke variabelen worden in de

volgende alinea gedefinieerd en aan de hand van relevante citaten van de respondenten nader

(19)

19 verduidelijkt. De codering liet zien dat verschillen tussen personas voornamelijk bestaan tussen hun kennis, gedrag en motivatie voor het thema energie. Daarnaast wordt met behulp van een grafiek aangegeven hoeveel percentage van respondenten binnen de persona deze variabele vertegenwoordigen (Appendix H).

Variabele 1: Kennis over energiebesparing

De respondenten beschikken in verschillende maten kennis op over het thema

energiebesparing. Gedurende het interview noemden respondenten technologische- en/of gebruikersmaatregelen die getroffen kunnen worden om energie te besparen. Technologische maatregelen betreffen het energiebesparing potentieel van apparaten terwijl

gebruikersmaatregelen bij het gedrag van een individu aansluiten. Persona Anna noemde minder maatregelen dan persona Lieke en anti- persona Bram.

“Ja, ik weet dat het belangrijk is, dat je niet veel energie verspilt, maar verder ja, weet ik daar gewoon niet veel van. Daar kan ik niet veel over zeggen. Je, kan het licht uitdoen als je de kamer verlaat.” (Persona Anna, Respondent 5)

“ Ik vind het onderwerp energie echt heel interessant en ook groene energie. Het zou

fantastisch zijn als wij ons energie zelf zouden kunnen produceren met groene energie bedoel ik. Als wij alleen zonenergie, wind, hout nodig hebben, nou dat zou ik geweldig vinden. Ik denk er wel vaker over naar, ook over andere resources.[…] Je kan ook zelf energie besparen, tuurlijk. Door gewoon alles uit te zetten als je het niet gebruikt.“ (Respondent 8, Persona Bram)

Anna Bram Lieke Figuur 3.1. Groepering van kennis over het thema energiebesparing

Variabele 2: Bewustzijn over energiezuinig gedrag

Respondenten verschillen in de mate van bewustzijn over energiezuinig gedrag. Sommige

respondenten hebben ooit bewustzijn aan het onderwerp energiebesparing besteed, terwijl

Lage mate kennis Hoge mate kennis

(20)

20 andere respondenten dit niet deden. Zo blijken persona Anna en anti-persona Bram zich minder bewust te zijn van hun gedrag, dan persona Lieke.

“Daar was ik mij eigenlijk helemaal niet van bewust. Ik ben slecht op de hoogde wat het energiegebruik is. Ik blijf er ook niet bij stil staan, nee.” (Persona Anna, respondent 7)

“Ik ben er niet voortdurend mee bezig, nee, ook niet altijd van bewust. Maar, ik let wel op dat het licht altijd uit is als ik weg ga, dat is meer een automatisme. […] en als ik zie dat

bijvoorbeeld mijn collega’s er niet zijn maar hun beeldscherm staat soms nog aan dan zet ik die wel eens uit. Op die manier. Ik zet wel dingen uit die niet nodig zijn.” (Persona Lieke, Respondent 2)

Bram Anna Lieke Figuur 3.2. Groepering van bewustzijn over energiezuinig gedrag

Variabele 3: Motief energiebesparing: Milieu

Over het algemeen vinden respondenten energiebesparing met het oogpunt op positieve effecten voor het milieu belangrijk. Desondanks zijn er verschillen in de mate waarin respondenten waarde hechten aan het milieu als motivator om energie te besparen. Anti- persona Bram en persona Lieke leggen de nadruk sterker op het milieu dan persona Anna.

“Ja, mh, ja, waarom energie besparen belangrijk is, is denk ik ook wel voor het milieu, ja.

Het levert geld op en is goed voor het milieu.” (Persona Anna, Respondent 7)

“Ja, jij doet het voor het milieu, natuurlijk!” (Persona Bram, Respondent 13)

Anna Lieke Bram Figuur 3.3. Groepering van motief energiebesparing: Milieu

Geen bewustzijn Sterk bewustzijn

Niet belangrijk Heel Belangrijk

(21)

21 Variabele 4: Motief energiebesparing: Financiën

Respondenten noemden gedurende het interview ook financiële winst als motief voor energiebesparing. Respondenten die bij persona Anna gecategoriseerd waren noemden geld vaker als motief voor energiebesparing, terwijl respondenten van persona Lieke en anti- persona Bram weinig waarde aan financiële motieven hechten.

“Je betaald hier niet zelf het licht, of de stroom of dat soort dingen dus, ja terwijl eigenlijk een lichtknopje uit drukken heel gemakkelijk zou zijn. Thuis heb verdien je, door energie te besparen.” (Persona Anna, Respondent 7)

“Ik weet niet of geldbesparing een motivator moet zijn voor mensen en dat ze bijvoorbeeld wel meer naar het milieu of zo zouden moeten kijken.” (Persona Lieke, Respondent 4)

Bram Lieke Anna Figuur 3.4. Groepering motief energiebesparing: financiën

Variabele 5: Invloed van situationele factoren

Respondenten rapporteren verschillende maten van invloed van situationele factoren om energiezuinig gedrag te vertonen. Persona Anna ervaart voldoende werkdruk en door deze situatie is zij minder geneigd om energie te besparen terwijl persona Lieke niet het

voornamelijk punt op situationele invloeden legt.

“Ik heb er niet veel tijd voor. Ik heb het vaak druk op werk en dan denk ik niet na over energie.” (Persona Anna, Respondent 5)

“Je kunt zeker energie besparen op werk, als je weet wat je precies kan doen om energie te besparen. Zeker kan je dan energie besparen. Soms kan het niet. Ik moet voor mijn werk veel printen, daar heb ik weinig invloed op.” (Persona Lieke, Respondent 3)

Niet Belangrijk Heel Belangrijk

(22)

22 Anna Bram Lieke

Figuur 3.5. Groepering invloed van situationele factoren

Variabele 6: Motivatie om energiegedrag te veranderen

Deze variabele beschrijft hoe mensen gemotiveerd raken om zich bij het onderwerp energiebesparing op UT te betrekken. Echter blijkt een verschil te zijn tussen sterkere intrinsieke motivatie bij persona Lieke en anti-persona Bram en extrinsieke motivatie bij persona Anna.

“Mh, ja, mh nu dat ik dit gesprek heb denk ik wel van “dat moeten wij inderdaad wat beter aanpakken”. Maar het zou wel goed zijn als je dat in een groep mensen doet. Snap je, zodat je elkaar ook kunt aanspreken en scherp houdt. Ik denk dat dat motiverend werkt.” (Persona Anna, Respondent 2)

“Ik kan mij niet voorstellen, dat de UT zou komen en dan een beloning zou geven omdat jij de meeste energie hebt bespaard. Dat vraag ik mij af, of dat hoeft. Dat ligt niet in mijn aard. Ik vindt dat je verantwoordelijk bent voor je eigen toko, laat ik het zo maar even noemen, en dat je bewust moet zijn van alles wat je doet. En niet geweoon mag denken van ja, het kan

allemaal wel.” (Persona Lieke, Respondent 3)

Anna Lieke Bram Figuur 3.6. Groepering motivatie om gedrag te veranderen

Variabele 7: Gevoel van invloed op Cubicus

Individuen hebben in verschillende maten het gevoel invloed op het energieverbruik van de Cubicus uit te oefenen. Persona Lieke heeft meer het gevoel een verschil te maken dan persona Anna en anti-persona Bram.

Situatieafhankelijk Situatieonafhankelijk

Extrinsiek Intrinsiek

(23)

23

“Nee, ik denk niet, dat ik echt invloed op het totale energieverbruik hier heb. Nee, helemaal niet, nee.” (Anti- persona Bram, Respondent 13)

“Ja, maar als iedereen dat denkt, dan is dat in inderdaad ook wel zo. Maar ik denk wel dat het een verschil kan uitmaken en zelf daar wel bij kan dragen. Het is net hetzelfde als vegetariër zijn. Als je als persoon maar vlees eet omdat toch iedereen het doet, als iedereen zo denkt dan zou dat ook nooit verbeteren of achteruit gaan. Ik denk wel dat verandering vooral bij jezelf moet beginnen.” (Persona Lieke, Respondent 4)

Bram Anna Lieke Figuur 3.7. Groepering van gevoel van invloed op Cubicus

Variabele 8: Gebrek aan kennis over informatie van energiebesparing op werk

Het blijkt uit de interviews dat respondenten informatie over energiebesparing op werk belangrijk vinden en graag meer kennis daarover willen hebben. Persona Anna en anti- persona Bram vinden bij zichzelf een sterke mate aan kennis gebrek en hechten veel waarde aan informatie door de werkgever over potentiële energiebesparingen. Voor persona Lieke is dit aspect minder essentieel.

“ Ik doe eigenlijk al best veel, en je weet ook wat je kunt doen om energie te besparen, toch?

Maar als er nog extra manieren zijn dan zou ik die wel willen leren.” (Persona Lieke, Respondent 4)

“Het zou heel praktisch zijn als de UT advies geeft over wat je kan doen om enerige hier te besparen.”(Persona Anna, Respondent 2)

Lieke Anna Bram Figuur 3.8. Groepering gebrek aan kennis over informatie van energiebesparing op werk

Zwak Sterk

Nee Ja

(24)

24 Variabele 9: Automatisme energiezuinig gedrag

Deze variabele stelt het gedrag van het individu centraal, want uit de interviews blijkt dat sommige respondenten op werk meer maatregelen treffen om energie te besparen. Persona Lieke noemt dat zij energiezuinig gedrag tot een automatisme heeft gemaakt. Persona Anna en anti-persona Bram echter treffen thuis meer maatregelen om energie te besparen. Beide zijn op werk minder bezig met het besparen van energie.

“Op werk, nee, daar ben ik helemaal niet mee bezig, nee. Thuis let ik er wel op maar hier op werk ben ik er echt minder mee bezig.” (Anti-persona Bram, Respondent 8)

“Ik doe het altijd automatisch en denk er niet over na. Als je de kamer verlaat doe je het licht uit, of computer. Dat gebeurt gewoon. Ja, misschien komt dat door opvoeding maar ik vindt het niet nodig om energie te verspillen.” (Persona Lieke, Respondent 4)

Bram Anna Lieke Figuur 3.9 Automatisme energiezuinig gedrag

3.2 Voorbeeld personas

In dit onderdeel wordt een concreet voorbeeld van een persona gegeven. Persona Anna is gebaseerd een mannelijke en negen vrouwelijke respondenten met een leeftijd van 26 tot 51 jaar (M= 36,01; SD= 9,89).

Persona Anna

“Ik wil mijn werk goed doen en dat heeft prioriteit.”

Anna, is 43 jaar oud, heeft een afgeronde HBO opleiding als secretaresse en werkt

tegenwoordig als vakgroep secretaresse in de Cubicus op de Universiteit Twente. Zij deelt samen met twee andere collega’s een kantoor. Anna is tevreden met haar baan en spant zich in

Zwakke mate automatisme sterke mate atuomatisme

(25)

25 voor haar werk om het altijd zo goed mogelijk uit te voeren. Tijdens de werkuren is zij druk met kantoorwerk bezig, voelt zich voldoende belast en focust op haar taken. Anna bezit een mobile telefoon en soms vergeet zij dit thuis op te laden. Dan neemt Anna de adapter mee en zet haar telefoon op de werkplek aan de lader. Gedurende bezigheid met de dagelijkse werkzaamheden geniet Anna van het drinken van een kopje hete thee. In de pauze spreekt zij graag met collega’s en vindt een gezellige sfeer prettig.

Bij een normale werkdag komt Anna in de ochtend het kantoor binnen en haar eerste actie is het aanzetten van de computer. Zij stoort zich daaraan, dat het opstarten altijd veel tijd kost. Daarom heeft zij het tot een gewoonte gemaakt deze meteen op te starten zodat Anna snel bezig kan met haar taken. Zolang zij nog niet met de computer kan werken, is Anna bezig met andere werkzaamheden. Zij kijkt naar de afspraken die vandaag in de agenda staan en pakt alvast de documenten die zij zo nodig heeft voor het werk. In de pauze staat er vandaag een voorlichting over energiezuinig gedrag in de Cubicus ingepland, die rond een uur duurt.

Tijdens werk speelt het thema energiegebruik geen relevante rol in Anna’s leven.

Anna blijft niet bewust bij het onderwerp stil staan, omdat zij te druk bezig is met haar dagelijkse taken. Ook thuis is zij niet voortdurend met het onderwerp energieverbruik bezig, hoewel Anna sommige maatregelen kent en getroffen heeft om energie te besparen. De voorlichting over energie begint over een kwartier en voordat Anna het kantoor verlaat, logt zij zichzelf uit de computer. Daardoor heeft niemand inzicht in de vertrouwelijke documenten die op haar computer staan.

Gedurende de voorlichting realiseert Anna zich hoe weinig aandacht zij aan het

onderwerp energieverbruik tijdens haar werk besteedt. Wel werd zij in het verleden eens

aangesproken, dat de printer en de boxen altijd aan blijven, ook in de avond als zij niet meer

aanwezig is op kantoor. Toen werd Anna zich bewust van haar gedrag. In dat soort momenten

heeft zij een slecht geweten, want in principe weet zij, dat haar gedrag energiezuiniger zou

kunnen zijn. Tijdens de voorlichting heeft Anna nieuwe kennis over het energiebeleid van de

UT opgedaan maar ook concrete maatregelen ervaren die zij kan nemen om energiezuinig

gedrag te vertonen. Ook werd uitgelegd welke invloed deze maatregelen hebben op het

energieverbruik van de UT. Eerder was Anna vaak onzeker in hoeverre energiebesparing

nuttig kon zijn. “Heeft energiebesparing misschien zelfs negatieve gevolgen? Gaan de lampen

in de gebouwen eerder stuk als zij vaker aan en uitgeschakeld worden? En heeft het een

energiebesparend effect, als zij iedere dag haar computer uitschakelt voordat zij naar huis

gaat?” Anna heeft nu antwoorden op haar vragen gekregen. Daarnaast werd aan het eind van

de voorlichting een doel gesteld: Het energiegebruik van de Cubicus verlagen. Na afloop van

(26)

26 de voorlichting heeft Anna meer kennis over het onderwerp opgedaan en is zij gemotiveerd om aan dit doel mee te werken. Zij dacht, als iedereen handelt, zou het wel effect moeten hebben. Ook heeft de leider van de voorlichting genoemd dat er een kleine beloning wordt gegeven als gedurende een periode van zes manden een bepaalde mate energie bespaard wordt. Dit heeft een motiveert impact op Anna. Na afloop van de voorlichting spreekt Anna met haar collega’s over het onderwerp en zij spreken met elkaar af, sterker op energiezuinig gedrag te letten. De positieve reactie van haar collega’s motiveert Anna extra.

Na afloop van vier weken krijgt Anna een mail van het energiemanagement van de UT. Hierin werden concrete resultaten in diagram vorm overzichtelijk en begrijpelijk gerepresenteerd zodat Anna snel een overzicht krijgt. Op het oog kan zij herkennen dat de Cubicusmedewerkers daadwerkelijk energiezuiniger gedrag vertonen na afloop van de voorlichting. Anna is blij met de positieve feedback.

Figuur 3.10. Reprinted van [Business woman] (n.d.). Copyright Yanik Chauvin. Verkregen van: http://www.dreamstime.com/business-woman-6-free-stock-image-imagefree158786

Persona Lieke is gebaseerd op vier vrouwelijke respondenten van een leeftijd van 25 tot 43 (M= 30,5 en SD= 8,54)

Persona Lieke

“Iedere beetje helpt een beetje.”

Lieke is een 25 oude pas afgestudeerde onderzoeker en docent op de Universiteit. Pas geleden

is zij van afdeling gewisseld, eerder maakte zij gebruik van “flex”- ruimtes in de Cubicus. Nu

deelt zij een kantoor met collega’s. Lieke werkt graag voor de Universiteit, geniet van de

creativiteit en positieve sfeer binnen haar vakgroep en is graag in de wetenschappelijke sector

bezig.

(27)

27 Lieke heeft een hoge mate aan eigen verantwoordelijkheid, kan snel enthousiast raken en zich bij mensen betrekken, zo ook bij het onderwerp energiebesparing. “Iedere beetje helpt een beetje. Als iedereen zegt, dat het geen nut heeft, dan onderneemt niemand actie en alles blijft zoals het is. Ergens moet je toch beginnen!” Lieke heeft een hoge belangstelling voor de bescherming van het milieu. Daarom trekken alternatieve energiebronnen zoals groene

energie ook haar aandacht en zij leest berichten op internet over dit onderwerp, als zij deze toevallig tegenkomt.

Voor haar is energiezuinigheid meer een norm waarna zij automatisch handelt. Dat heeft Lieke thuis zo geleerd, haar ouders attendeerden haar om zuinig en verantwoord te handelen. Al in haar kleutertijd moest Lieke apparaten uitzetten die met batterijen werkten, als zij niet meer daarmee speelde. Door deze opvoeding heeft zij energiebesparing als een norm geïnternaliseerd die ook een basis vormt voor haar dagelijkse handeling. Van het

energiezuinig gedrag is Lieke zich vaak niet bewust want haar gedragspatroon is automatisch.

Lieke zet elektrische apparaten zoals computer, beeldscherm en licht uit, zodra zij voor langere tijd een ruimte zoals haar kantoor verlaat. Soms komt Lieke na een vergadering of langere pauze in haar kantoor terug en stelt vast dat computer beeldschermen van haar collega’s aan staan, hoewel deze niet aanwezig zijn. Lieke stoort zich daaraan omdat het in haar ogen onnodig energie verspilt en zet vervolgens de schermen uit.

Ook al probeert Lieke in een gesprek met vrienden en collega’s het belang van dit thema te verduidelijken, wil zij geen belerende rol aannemen of op een strenge docent lijken.

Volgens Lieke “moet iedereen zelf een beslissing nemen, ik kan wel haar argumenten noemen maar uiteindelijk zal iedereen voor de optie kiezen die hem het beste uitkomt.”

Weliswaar heeft Lieke weinig kennis over het energiegebruik van de apparaten die ze dagelijks voor het werk gebruikt, maar waardeert apparaten die weinig energie verbruiken positiever. Tegelijkertijd is Lieke van mening dat gebruikersgedrag een belangrijke factor is bij het besparen van energie, omdat de gebruiker uiteindelijk de apparaten bestuurd en

daardoor een directe invloed heeft op het energieverbruik. Zij is ervan overtuigd dat zij al een belangrijke bijdrage levert voor een energiezuinig beleid op de UT.

Desondanks leest Lieke de mail over het energiebeleid op de UT. Medewerkers van de

Cubicus hebben nu de mogelijkheid om via een internetpagina feedback te krijgen op hun

energieverbruik en de verandering daarvan. De webpagina is overzichtelijk en Lieke kan met

behulp van een diagram herkennen dat het energieverbruik over de afgelopen 4 maanden over

het algemeen gedaald is, maar nu wel weer stijgt. Deze verandering verrast Lieke niet want de

afgelopen twee weken waren koud en waarschijnlijk werden de verwarmingen in de Cubicus

(28)

28 hoger ingeschakeld. Haar veronderstelling wordt bekrachtig door de verklaringstekst van de diagrammen. Snel kijkt Lieke onder het kopje nieuws en herkend dat er informatie

beschikbaar is over concrete gedragsmaatregelen die medewerkers kunnen nemen om energie te besparen en welke effect deze op energiebesparing uitoefenen. Dat vindt Lieke wel

interessant en kijkt hoeveel gedragsmaatregelen zij al treft en of zij nog andere dingen kan doen. Lieke wil graag nog verdere maatregelen nemen om energie te besparen als dat kan.

Figuur 3.11. Reprined van [Young woman turning] (n.d.). Copyright Ryan Pike. Verkregen van: http://www.dreamstime.com/young-woman-turning-free-stock-imagesfree100599

Anti- persona Bram baseert op twee respondenten, een man en een vrouw met een leeftijd van 25 tot 43 (M=34 en SD= 12,73).

Anti- Persona Bram

“Het thema energie raakt mij.”

Bram is een 37 jaar oud gepassioneerde onderzoeker en universitair docent. Hij heeft zijn universitaire opleiding succesvol afgerond om daarna in het buitenland werkervaring op te doen. Nu werkt hij voor de Universiteit Twente en doet onderzoek in zijn vakgebied. Bram heeft niet alleen interesse in zijn vakgebied maar daarnaast ook in nieuwe technologie. Als gebouwen zonnepanelen hebben valt het hem positief op en is ook geïnteresseerd in andere creatieve technologische innovaties.

In de ochtend stapt Bram in de trein om naar werk te gaan en denkt over de rapportage

na die hij gister avond op televisie heeft gezien. Het opraken van de energiebronnen stond

centraal. Het raakte hem wel en hij denkt erover na om van energieleverancier te wisselen

naar groene energie. Het zou wel beter zijn voor het milieu. Op de UT aangekomen, gaat hij

naar zijn kantoor, zet zijn nieuwe laptop aan en begint met werk. Voor het gemak, gebruikt hij

het computerbeeldscherm als scherm tijdens het lezen van onderzoek artikelen. Omdat hij het

koud krijgt, zet Bram de verwarming hoger en kijkt uit het raam. Een collega van hem is al

(29)

29 een week niet aanwezig op kantoor, maar heef haar raam wel op kiepstand. Hij vraagt zich af of haar verwarming uit staat, maar dat kan hij van zijn kantoor niet beoordelen. Bram focust nu verder op zijn werk want over een half uur heeft hij afspraken met studenten ingepland.

Als Bram zijn kantoor voor de lunchpauze verlaat, pakt hij zijn smart Phone, maar drukt hij niet op het lichtknopje want het licht gaat na afloop van een bepaalde tijd toch vanzelf uit. Hij denkt er wel over na en is gefascineerd van de interactie van techniek. “Techniek maakt het leven toch een stuk makkelijker”, denkt hij. Als Bram het kantoor verlaat, blijven zijn laptop en computer aan staan.

Hoewel Bram graag energiezuiniger handelingen wil vertonen zou een

feedbacksysteem om energiezuinig gedrag te bevorderen niet bij hem schikken. Echter wil hij graag informatie over maatregelen die hij zou kunnen nemen om zich dagelijks energiezuinig te gedragen. Het liefst zou hij een mail krijgen waarin de UT een uitleg geeft over het

energiebeleid, concrete maatregelen noemt die hij kan nemen om energie te besparen, vervolgens aan hem zou vragen deze maatregelen toe te passen. Bram wil na het lezen van deze mail wel zijn gedrag op basis van de maatregelen aan passen om energie te besparen maar vindt dat een feedbacksysteem niet nodig is om deze verandering te bevorderen. In deze mail wil Bram graag informatie verkrijgen over het effect van de energiebesparing

maatregelen op en welke manier je snel jezelf het gedrag zonder veel moeite aan kan leren.

Echter hoeft hij nadat deze eerste mail werd gestuurd geen feedback maar misschien een of twee herinneringen die als cues dienen.

De Universiteit wil sinds vier maanden met behulp van twee verschillende feedbacksystemen het energiezuinig gedrag van medewerkers in de Cubicus bevorderen.

Bram staat positief tegenover een zuiniger energiebeleid want hij is een groot gedeelte van de dag op zijn werkplek. “Juist op het werk is het toch verstandig om energiezuinig bezig te zijn.

Ik bedoel, je bent rond 8 tot 9 uur per dag op werk en ik ben graag milieuvriendelijk bezig.”

Vandaag kreeg hij voor de zesde keer een mail over dit onderwerp. Bram leest de mail niet door maar verwijdert deze meteen omdat Bram de maatregelen die hij kon nemen om energie te besparen al sinds vier maanden toepast. Hij vindt deze mails storend en wil deze

toekomstig niet meer krijgen.

Daarnaast heeft de Universiteit ook een website ingericht, waar medewerkers in kunnen loggen om informatie over het project energiebesparing te verkrijgen. Deze website beschikt volgens Bram over interessante informatie. Hier de concrete resultaten en

hoeveelheid bespaarde energie overzichtelijk in diagramvorm gepresenteerd wordt. Echter

maakt Bram desondanks nooit gebruik van deze website en heeft zich alleen twee keer

(30)

30 ingelogd toen het project energiebesparing begon. Toen was het nieuw en daarom Brams interesse getrokken.

Figuur 3.12 Reprinted van [business is full of thoughts] (n.d.). Copyright Andras Rodriguez.

Verkregen van: http://www.dreamstime.com/business-is-full-of-thoughts-free-stock-photo- imagefree136985

4. Discussie 4.1 Conclusie

Het doel van dit onderzoek was te achterhalen of op basis van de persona techniek uitspraken over een feedbacksysteem gemaakt kunnen worden. Daarvoor werden in deze studie aan de hand van Castro et al. (2008) kenmerken van de potentiële toekomstige gebruiker achterhaald en daarop personas gebaseerd om uitspraken over een geschikt feedbacksysteem te

formuleren. Uit het onderzoek kwamen drie personas naar voren en er waren negen

variabelen ontdekt die betrekking hebben op energiebesparend gedrag. De personas toonden verschillen als naar deze variabelen gekeken wordt. De belangrijkste verschillen tussen de personas baseren op bewustzijn over energiezuinig gedrag, invloed van situationele factoren, motivatie om de energiegedrag te veranderen, gevoel van controle en de mate van

automatisme bij het vertonen van energiezuinig gedrag. Op basis van interviews met toekomstige gebruikers zijn variabelen vastgesteld die gerelateerd zijn aan het gebruik van een feedbacksysteem. Vervolgens zijn de gebruikers op deze variabelen gescoord.

4.2 Discussie

4.2.1 Verschillen tussen de personas

De variabelen kunnen aan hand van het Heuristic model of evironmentally relevant

behaviour van Matthies (2005) beschouwd worden, omdat de personas op basis van hun

normen, motivaties en gedrag blijken te verschillen. Respondenten blijken wel degelijk kennis

over mogelijke manieren van energiebesparing te hebben, echter hebben ze een gebrek aan

kennis over het effect van deze manieren om energie te besparen. Uit onderzoek van Fischer

(2008) komt naar voren dat individuen energieverbruik moeilijk in kunnen schatten, omdat

energie zelf niet zichtbaar of tastbaar is, echter hebben mensen informatie nodig om een

beslissing te kunnen nemen en de consequenties van hun gedrag af te wegen op basis van hun

normen en motieven. Deze informatie beïnvloedt namelijk de normen en motieven van de

gebruikers. Een feedbacksysteem kan dit kennisgebrek opheffen door het resultaat van

energiezuinig gedrag te benoemen (Fischer, 2008). Dit betekent dus dat voor de personas

(31)

31 Lieke en Anna een feedbacksysteem een geschikte manier zou zijn om hen meer kennis over het onderwerp energiebesparing bij te brengen en op deze manier hun gedrag te veranderen.

Weliswaar vertoond anti- persona Bram ook een gebrek aan kennis maar hij heeft expliciet genoemd dat hij geen belang hecht aan een feedbacksysteem. Daarom vormt hij een anti- persona.

Uit dit onderzoek blijkt dat de mate waarin respondenten zich bewust zijn van het onderwerp energiezuinig gedrag, invloed heeft op het gedrag. Dit komt overeen met het model van Matthies (2005) waar het variabele bewustzijn van de eigen controle en het gevoel van relevantie van het eigen gedrag de basis vormt voor het vormen van normen. Op basis van deze normen wordt vervolgens bewust een beslissing genomen waarop het gedrag gebaseerd is. Persona Anna neemt geen bewuste beslissingen als het gaat om energiegebruik. Dit geldt ook voor anti-persona Bram, terwijl Lieke zich juist wel bewust van het onderwerp is. Op basis van haar bewustzijn heeft zij bevorderende normen voor energiebesparing normen gevormd en energiezuinig gedrag tot een gewoonte maakt. Dit sluit aan bij de bevindingen van Kahnemann (2011) die formuleert dat gewoontes energiezuinig gedrag kunnen steunen of juist voorkomen. Voor persona Anna kan energiezuinig gedrag dus juist worden bevorderd door het leren van nieuwe gewoontes, zoals het uitzetten van het computerscherm zodra je de ruimte verlaat. Ook anti- persona Bram heeft energiebesparend gedag nog niet tot een

gewoonte gemaakt. Echter, voor persona Lieke die al energiezuinige gewoontes heeft, geldt dat een feedbacksysteem invloed uit kan oefenen om oude gewoontes aan te passen op basis van juiste informatie of door nieuwe informatie aan moet bieden om extra manieren van energiezuinig gedrag leren.

Daarnaast werd er een verschil gevonden tussen extrinsieke en intrinsieke motivatie bij de respondenten. Ook Matthies (2005) stelt dat motivatie invloed heeft op een

gedragsbeslissing. Persona Lieke en anti-persona Bram hebben een hoge mate van intrinsieke motivatie om energiezuinig gedrag te vertonen, terwijl persona Anna haar gedrag eerder op extrinsieke motivatie baseert. Uit onderzoek van McCally en Midden (2002) blijkt dat feedback energiezuinig gedrag vooral bij individuen met sterke intrinsieke motivatie bevordert. Persona Lieke en anti-persona Bram hebben geen extra motivatie nodig om zuiniger energiegedrag te vertonen. Vanwege de extrinsieke motivatie van persona Anna is een gezamenlijk energiebesparings-doel een goede methode op basis van externe

bekrachtiging energiebesparing te bevorderen.

Verder laat deze studie zien dat respondenten milieu en financiële motieven noemen

als reden om energie te besparen. Ook in een studie van Hargreaves, Nye en Burgess (2010)

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ongeacht op welke manier jouw woning straks duurzaam verwarmd wordt, zijn de voorgaande stappen uit deze brochure altijd goed om te nemen.. Naast stap 1 t/m 3 zijn er nog

Ongeacht op welke manier jouw woning straks duurzaam verwarmd wordt, zijn de voorgaande stappen uit deze brochure altijd goed om te nemen.. Naast stap 1 t/m 3 zijn er nog

Energie gebruik gemeente De Bilt 2742 TJ/jaar In 2050 nog 50% dat is 1371 TJ/jaar De overige 50 % (1371 TJ/jaar) moet duurzaam worden opgewekt.. In 3 stappen 2030-487 TJ/jaar

Hier vindt u tips van de rijksoverheid over wat u kunt doen om energie te  besparen, maar ook over ander duurzaam gedrag, zoals omgaan met voedsel en

• VvE’s kunnen gebruik maken van de Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH). • Er dienen twee energiebesparende maatregelen genomen

• Hoewel bewoners van een woning met een ‘complex’ balansventilatiesysteem vaker informatie ontvingen dan bewoners van een woning met het meer algemeen bekende mechanische

Zo hoef je de kraan niet onnodig te laten lopen voor het instellen van de juiste temperatuur en bespaar je energie en water.. Dat scheelt je € 6 per

Het dichten van naden en kieren zorgt ook voor minder tocht en meer comfort in huis. Hieronder vindt u een stappenplan om meteen aan de slag