J. Beckering Vinckers, De onechtheid van het Oera Linda-Bôk · dbnl
Hele tekst
GERELATEERDE DOCUMENTEN
eens verschenen, nooit verdwenen, leidt naar ’t Kind dat redding bracht.. Herders werden bij hun kudde plots verblind door
Men heeft vergeten, dat juist hierin het piquante, ik mag zeggen de magneet, ligt, die hen door alle eeuwen, zoo geen bewondering, ten minste belangstelling, tot zich zal doen
Maar als Faust den bijbel openslaat, als hij het evangelie van Johannes begint te lezen - dat evangelie, dat juist het éénige is waarvan, naar de Middeneeuwsche legende, de duivel
Maar daar begon weer de baard te leven: de zijden haartjes zwollen weer tot polieparmen en kletsten muilperen op de onbehaarde wangen van de beide wetsdienaren die, danig onthutst,
Zijn ze al keurig opgeschikt En met linten fraai bestrikt, 'k Denk, zij zijn in 't bonte pak Weinig toch op hun gemak, Zouden wel, naar allen schijn, Liever ergens anders zijn..
Maar Findas volk is een boos volk, want ofschoon de wanwijzen onder hen zich zelven wijsmaken, dat zij goden zijn, zoo hebben zij voor de oningewijden valsche goden geschapen,
Dat aan deze Aenleiding uit 1723 een bescheidener geschrift vooraf is gegaan, de Gemeenschap Tussen de Gottische Spraeke En de Nederduytsche van 1710, is algemeen bekend, maar
De mensch, wien hooger geest den boezem binnenvaart En andere oogen schept, waarvoor het grijs Verleden Uit d' eeuwen-ouden nacht zijn beelden op doet treden, Of 't goddelijk geheim