• No results found

VAN CLAAS KLOET

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VAN CLAAS KLOET"

Copied!
151
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

, S -IEK'LETTERKUNDIG PAN'?

178

NICOLAES BIESTKENS

De drie delen van de

KLUCHT

VAN CLAAS KLOET

THIEME - ZUTPHEN

(2)
(3)

Reproduktie titelblad eerste druk van de Drie delen van de klucht van Claas Kloet.

Omslag : vignet van schrijver en drukker Nicolaas Biestkens, overgenomen uit de eerste druk van de Drie delen van de klucht van Claas Kloet.

(4)

NICOLAES BIESTKENS

De drie delen van de

KLUCHT

VAN CLAAS KLOET

Ingeleid en van aantekeningen voorzien door

DR . G. R . W . DIBBETS

N .V. W . J. THIEME & CIE - ZUTPHEN

(5)

KLASSIEK LETTERKUNDIG PANTHEON onder redactie van Dr. W. A . Ornee en Dr . N. C. M. Wyngaards

® Niets nit deze uitgave snag worden vetveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook zondcr voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever

(6)

VOORWOORD

Een werk dat in goed twintig jaar vier drukken beleefde, heeft ongetwijfeld opgang gemaakt . Het leek dan ook gerechtvaardigd om de vergeten drie delen van de Klucht van Claas Kloet, geschreven door de Amsterdamse boekdrukker Nicolaes Biestkens, in deze reeks to laten verschijnen nu het 350 jaar geleden is dat dit stuk voor de eerste maal werd uitgegeven, niet in het mint ook omdat we bier to doen hebben met een duidelijk door de Italiaanse literatuur be- invloed toneelstuk, dat naast de bekende stukken van Bredero en Coster de Amsterdamse toeschouwers heeft geamuseerd .

G . R. W . Dibbets .

(7)

INLEIDING

Nicolaes Biestkens

In i 5 6o verscheen Den Bibel, Inhoudende dat Oude en Nieuwe Tes- tament die, zonder nadere plaatsaanduiding, was „ghedruckt by my Nicolaes Biestkens van Diest" 1) ; dit werk was een herdruk van Biblia . Dat is de ghebeele Heylige Schrift, in gemeyn Nederlantsch duyts die in 1558 bij Steven Mierdman en Jan Gheylliaert (ook wel als Johan Gailliart aangeduid) to Emden was uitgegeven 2 ) . Eveneens ,,ghedruckt by my Nicolaes Biestkens" verscheen in 15 6z Dat nieuwe Testament ons liefs Heeren Jesu Christi3), een heruitgave van het gelijknamige werk dat in 1554 op naam van Mattheus Jacobsz . was uitgekomen 4) . Van het eerste werk, de zogeheten Biestkens- Bijbel, kennen we na 1560 ongeveer 30 uitgaven, van het tweede, het Biestkens-testament genoemd, ongeveer 705) . Beide boeken werden vooral gebruikt door de Doopsgezinden, met name omdat in de uitgebreide registers werd verwezen naar begrippen die bij de volgelingen van Menno Simons van groot belang waren : ban, dood en eed 6) .

In zijn studie over de Amsterdamse boekdrukkers wordt door Moes deze Emder Biestkens vereenzelvigd - zij het dan ook dat we aanvankelijk een lichte aarzeling menen to bespeuren 7) - met

1) H . F . Wijnman, Grepen uit de geschiedenis van de Nederlandse emigrantendrukker//en to Emden ; 2 . de raadselacbige bkbeldrukkers Nicolaes Biestkens van Diest en Lenaert der Kinderen, in Het Boek, derde reeks XXXVII, p . 121-151 (verder afgekort : Wijnman), p . 121 . E . W . Moes-C. P. Burge r jr., De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de Zestiende eeuw, Amsterdam-'s-Gravenhage 1900-1915 (verder afgekort : Moes-Burger), dl II, p. i .

2) Wijnman, p . 123 ; Moes-Burger II, p . 3 - 4.

3) Wijnman, p . 1zs ; Moes-Burger II, p . 6- 7- 4) Wijnman, p. 123 .

5) Wijnman, p . izz . 6) Wijnman, p. 122 .

7) In Moes-Burger II, p . 1 lezen we tenminste : ,, . . . . moet ik eerst diens voor- afgaande werkzaamheid . . . . beschrijven, en deze voert ons zelfs naar alle waar- schhnlkkheid (cursivering van mij, G . D .) over de grenzen" . Moes-Burger II, p . 3 ziet Biestkens sr . als de opvolger van de uit Antwerpen gevluchte Steven Mierd- man, die zich ± 1553/1554 to Emden had gevestigd, waar hij 26 april 1556 de poorterseed aflegde.

4

(8)

de zestiende-eeuwse Amsterdamse boekdrukker Nicolaes Biestkens : deze zou zich, na uit Emden to zijn vertrokken, uiteindelijk in Amsterdam hebben gevestigd8) . Wijnman heeft echter „de raad- selachtige bijbeldrukker Nicolaes Biestkens van Diest" uit Emden ontmaskerd als Willem Gailliart, de zoon van de hierboven genoemde Johan9) : waarschijnlijk omdat hij aan zijn werken om godsdienstige redenen een Zuidnederlands tintje wilde geven, verschool deze Willem zich achter een pseudoniem dat hij ontleende aan de familie Biestkens die inderdaad in Diest woonachtig is geweestlo) .

De Amsterdamse Biestkens is uit Hoorn afkomstig : op 7mei 1 579 wordt ,Nicolaes Biestkens, van Hoorn, boeckvercooper" als poorter van Amsterdam ingeschreven") . Wijnman heeft aannemelijk ge- maakt dat de familie zijn naam ontleende aan het uithangbord van zijn Hoornse winkel 12 ) : tot in de zeventiende eeuw hing in Hoorn nog 'Het Biestkens-Testament' uit bij Jan Jansz . Deutel13) .

In Hoorn zal Biestkens sr. de Twee epistelen van de Apostel Martialis Cephe, binnen onsen tydt in Vrankryk gevonden . Noch een epistel van Poly- carpus Martyr tot de Phillippensen hebben verkocht dat in 15 78 ver- scheen14) . In 1579 drukt hij mogelijk in Amsterdam Een Testament ghemaeckt by Soetken vanden Houte, het welcke sy binnen Gendt in Vlaen- deren met den doodt beuesticht heeft 15) . Uit zijn Amsterdamse drukkerij ,,in de enge Kercksteghe" zijn afkomstig Veelderhande Liedekens gemaect wt den Ouden ende Nieuwen Testamente etc. en Dat nieuwe Testament onses liefs Heeren Jesse Christi, terwijl Het Tweede Liedeboeck van vele diuersche Liedekens ghemaect wt den ouden ende nieuwen Testamente

8) Moes-Burger II, p. 18-19 . 9) Wijnman, p . 124 . Io)Wijnman, p . 124 .

II) Moes-Burger II, p . i9 ; Wijnman, p . 132 . Zie over Biestkens ook Nieuw Nederlandsch Biograflsch Tvloordenboek (NNBW), onder redactie van P . L . Mol- huysen, P . J . Blok en Fr. K. H . Kossmann, dl VII, Leiden 1927, kol . 1 33 -1 34 en Grote Winkler Prins, dl 111, 1967, p . 770 .

12) Wijnman, p . 1 35-

13) J. van Lennep-J. ter Gouw, De uithangteekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd, Leiden z .j ., I, p . 213 ; Moes-Burger II, p . 19 ; Wijnman, p . 135 . Merkwaardig genoeg werd de naam Biestkens later weer gebruikt als schuilnaam, waarschijnlijk door de Dordse drukker Canin (mededeling Mr . H. F . Wijnman, brief 2 7 - 9 -1 9 6 7)-

1 4) Moes-Burger II, p . 19 ; Wijnman, p. 1 33- 1 5) Moes-Burger II, p . 19 .

(9)

wordt gedrukt in 15 83 als hij „opt Water" woont 11 ). Steeds voert hij als drukkersadres ,in de Lelie onder de Doornen", een tekst uit Hooglied z, z, die we gebruikt zien door Steven Mierdman, de ge- noemde drukker uit Emden, en door de zoon van Biestkens sr. ; in het drukkersmerk van vader en zoon Biestkens vinden we Hoog-

lied2, 2 ook terug : ,Als een lelie onder de doornen So is mijn vrien- dinne onder de dochteren" .

In maart 1585 is Biestkens sr . in armoede gestorven : op de z6ste van die maand wordt hij in de Oude Kerk begraven, en in het be- graafboek staat op die datum vermeld : ,Claes Claesz . Biestkens, boeckbinder in de Warmoesstraet, geen goet gebleven" 17 ) .

Voornoemde Biestkens is gehuwd geweest met Ytgen Jansdr.

Zij hadden tenminste 4 kinderen : Nicolaes, Abraham, Marritgen en Lysbeth's) . Ytgen woont in 1596 op de ,Oude Sijts Voorburgh- wal" wanner ze op z6 mei met haar zoon Nicolaes verzoekt om de drie kerkelijke afkondigingen voor zijn huwelijk met Marritgen Aelbrechts van Leyden'9) die in hair woonplaats op i 8 april met ,,Claes Claesz ., jonggesel van Amsterdam, bouckdrucker, ver- geselschapt mit Jan Bouwens zijn meester"20) en haar moeder Lijsbeth Claes om de afkondigingen had gevraagd21) . In juni 1596 zullen Claes en Marritgen in de echt zijn verbonden . Uit hun huwelijk worden zeker4kinderen geboren : Marritge, Hester, Ytge en Lysbeth ; ook Nicolaes Biestkenius die op 9 augustus 1634 to Leiden als stu- dent wordt ingeschreven, is mogelijk een van hun kinderen22) .

16) Moes-Burger II, p . 21-22 .

17) Moes-Burger, p . 25 ; Wijnman, p. 132 en 1 37-

18) Zie voor deze familierelaties Moes-Burger II, p . 2o en IV, p . 294 ; Wijnman, P • 134 foot 3 ; NNBW VII, kol. 133 ; M.M . Kleerkooper-W . P. van Stockum, De boekhandel to Amsterdam, voornamelfjk in de i7e eeuw ; Biographische en Geschied- kundige aantekeningen, 's-Gravenhage 1914-1916, dl . I, p . 38 . Gegevens omtrent de familie Biestkens kan men putten uit stukken, berustend in het Gemeente- Archief van Amsterdam : Boedelpapieren Weeskamer lade 347, Not. Arch . 581a fol . 578-579, Inb. Reg. Weeskamer no 27 fol 183r en no 30 fol 177v .

19) Wijnman, p . 134.

20) Zie voor deze : A . M . Ledeboer, De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland sedert de uitvinding van de boekdrukkunst tot den aanvang der negen- tiende eeuw, Deventer 1872, p . 240 ; Wijnman, p. 135 .

21) Wijnman, p . 134 .

2z) Moes-Burger IV, p . 295 ; NNBW VII, kol . 134 ; Wijnman, p . 134 noot 3 vermeldt uit Amsterdams archief als data van de doopakten van Marritge 2 3 - 4 - 1599 van Hester 12-8-1604, van Ytge zz-6-16o6 . Nicolaus Biestkenius zou bij zijn inschrijving zo jaar zijn geweest .

6

(10)

Voor zover we de aktiviteiten van de jonge Biestkens kunnen overzien, treedt hij aanvankelijk in het voetspoor van zijn vader met het drukken van godsdienstige boeken en van andere werken . Zo verzorgt hij nog voor zijn huwelijk, in i 5 9o, „voor Willem Jansen Buys inde Lysveltsche Bybel" Proba Fidei. Of de Proeve des Gheloofsvan Valerius de schoolmeester 23 ) dat in 15 92 door hem wordt herdrukt ; in 1597 Sommige andachtighe en leerachtige Gheestelicke Liede- kens en Psalmen Davids 24) ; in 1S99 Extract VVt een brief uyt Munster gheschreven den f . Jun/if 99,nopende den Heyr-tocht der R/cks-Vorsten26) en nog andere werken op dit terrein 26) . In de zeventiende eeuw zal hij ook toneelwerk op zijn persen leggen 21 ), waarnaast publicaties betreffende de godsdienst ; dit zelfs tot zijn nadeel : in 1619 verschijnt bij hem Antidotum, ende naerder openinghe van bet eyghene ghevoelen des Nationalen Synodi, ghehouden binnen Dordrecht, Annis 1618 ende 1619 .

Tot onderrechtinge ende onderw/singe der ghenen, die de Canones van bet selfde Synode souden moghen komen to le-en ; cortel/ck ende voorloopers w/se ghestelt 28 ), een geschrift van de remonstrant Simon Episcopius dat

23) Moes-Burger IV, p . zig ; Bibliotheca Belgica, premiere serie tome XXV, Gand-La Haye 1880-18go,s .v. ValeriusV 139 ; een herdruk van dit werk werd door Biestkens in 1595 verzorgd .

24)Moes-BurgerIV, p . 289 . 25)Moes-BurgerIV, p . 290 .

z6) Moes-Burger IV, p . z86-297 vermeldt nog : Nootwendige verantwoordinge der verdructer IVaerheyt (1591), Het Offer des Heeren (1595), Remonstrance of vertooch by die van Leyden (1597), Iustifuatie des Magistraets tot Leyden in Hollant (1597), Christelycke Sendt-brieven (1599), Korte waerschuwinge van bet misverstand, dat in twee boecken begrepen is (1599) Eenighe Gheesteljjcke liedekens (1621), Eenighe nieuwe gheestelycke liederen (1612), Corte en Clare aenwysingbe van den sin . . . . des H. Apostels Pauli (1616), Spel des ghescbils tot Athenen (1616), Sommige aendachtigbe ende leer- achtighe Gbeestelkcke Liedekens (1617) . Op ander gebied drukte hij nog (zie echter ook noot 27) : Spieghel der Spaenscher tyrannye (1596), Croniicke ende waracbtige Beschryvingbe van Vriesland (1597), Historien (1604), Croniy'cke van Hollant (± 1605), Nieuwe Keysers Chronica ofte Geschicht-boeck van alle de Roomsche soo Oosterscbe als

Westersche Keyseren (1617) .

27) Bekende werken werden door Biestkens gedrukt : A7arenar, Jalourse Stu- dentin, Keyser Otto dl . II en III, Iphigenia, Rodd'rick en Alphonsus, Ithys, Isabella, Spaansche Brabander, Stommen Ridden, Galdrade, Ghexelschap der Goden, Polyxena,

Vertoninghen voor Prins Maurits, Virginia . Niet alleen drukte hij dus voor leden van de Duytsche Academie. Verder verschenen ook van zijn persen de bundels met Nieuwjaarsliederen die nog ter sprake zullen komen .

28) W. P . C .Knuttel, Verboden boeken in de Republiek der Vereenigde Nederlanden ; beredeneerde catalogue, 's-Gravenhage 1914 (Bijdrage tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels), p. 6no22.

(11)

gericht is tegen de voorschriften en besluiten van de Dordse Synode . Op verzoek van de predikanten wordt Nicolaes door het stadsbestuur gevangen genomen en voor het gerecht gevoerd ; hij wordt veroor- deeld tot een boete van Zoo gulden en tot het betalen van de kosten van het geding . Nadat dit alles is voldaan, wordt Biestkens vrijgelaten . Het Antidotum wordt in het Latijn vertaald en in 16zo door hem gedrukt en uitgegeven, zonder dat dit nu onaangename gevolgen heeft29) .

Dan behoort Biestkens reeds tot de leden van de Nederduytsche Academie van de Amsterdamse medicus Samuel Coster. Te voren heeft hij deel uitgemaakt van de Brabantse kamer : het Nieuwe Jaar-lied/z6o8 is opgenomen in de bundel Nieu Jaar Liedeken .c die in 16o8 door de ,Retorijck kamer t'Aemstelredam In lied (sic!) Bloey- ende" werd uitgegeven 3 o) ; zoals de meeste literaire producten van Biestkens is het ondertekend met de spreuk ,Wie weet wanneer"

slechts het lied uit 1622 werd gesigneerd met ,Een van drien" . 30a) In 1617 drukt hij Ghe.Zelschap der Goden vergaert Op de ghewenste Bruyloft van Apollo, Vader en voeder van Consten en Constenaren, Met De eenighe en eerste Nederduytsche Academie 31 ) . Aan dit werk gaat de

29) Zie A . Kruseman, Aanteekeningen betreffende den Boekhandel van Noord- Nederland in de ride en i8de eeuw, dl. VI, Amsterdam 1893, p . 380 .

3o) Nieu Jaar Liedekens uyt ghegheven by de Retorlck Kamer t'Aemstelredam In lied Bloeyende Vanden fare vffthienbondert eenentachtentich tot den fare i6o8. t'- Amstelredam . Ghedruckt by my Harman Janszoon in den vergulden Passer . De erin opgenomen liederen zijn als volgt ondertekend (tussen haakjes her bedoelde jaar) : T'is mijn schuldt (1581), Deughd verheught (1582, 1584 1585, 1586), Verheughd in deught (1587), T'is mijn schuld (1588), Invidia virtutis umbra (1591), Elck doe Zijn best (1592), Invidia virtutis umbra (1593), Deughd ver- heugt (1595), Elck doet zijn best (1596), Verkiesen doet verliesen (1597), Elck doet zijn best (1598), VVaeckr (sicl) en bidt (1599), VVie cant ontvlien (16oo), Verkiesen doet verliesen (16oi), Invidia virtutis umbra (16oz), Verkiesen doet verliesen (1603), VVie cant ontvlien (16o4), 'Tga so god wil (16o5), Natuer voor leer (1607), VVie vveet vvanneer (16o8), T'is myn schuld (16oo). Voor de bier niet aangegeven jaren ontbreken de gedichten niet, maar wel hun ondertekening.

De gedichten van Biestkens zijn naar het origineel van de bundels afgedrukt achter de Aantekeningen op p. 137-146 .

3oa) In Den Bloem-hof van de Nederlantsche leught, ed. Van Dis-Smit, Amsterdam- Antwerpen 1955, komt als no . 83 een Bruylofts-Dicht voor, dat is gesigneerd : C . B . Waar de schrijver blijkens r. 10ouit Amsterdam afkomstig was en in r . 7 staat : „Soo rasse als de clock een van dees drieen slaat", acht ik het niet uit- gesloten dat ook dit gedicht van Biestkens is .

31) Samuel Costers IVerken. Uitgegeven door R . A . Kollewijn, Haarlem 1883, p. 555 enz.

8

(12)

verklaring vooraf dat Biestkens is aangesteld tot drukker van de Academie32)

Inhoudt der vryicheyt des Druckers .

Wy opper Broederen der Duytscher Academie hebben toeghelaten ende ghegheven aen onzen eyghen Drucker Nicolaes Biestkens, to drucken 'tGeselschap der Goden, op de Bruyloft van Apollo ende de Nederduytsche Academie,

&c . Ende alzo daer toe niet ghespaert zijn noodige groote onkosten/hebben wy (om to weren 't onrechtvaerdich bestaen van eenighe gierighe ende baet- zoeckighe menschen/ tot groot achterdeel der voornoemder Drucker) een yder willen verwittigen dat wy geene voor d'onze en kennen/ als de welcke by de voorsz. Nicolaes Biestkens ghedruckt/ uytghegheven ende met dit ons gemeene kleyne zegel getekent zijn . Aldus ghesloten ter vergaderinge der voorghenoemder opper Broederen/ inde zale der Duytscher Academie, opden lesten dach der Hoymaent/ daegs voor onze Jaerlijckse groote vyer- dach . 16j8 .33)

Behalve de drie delen van de Klucht van Claas Kloet waarover we nog nader to spreken zullen komen, bezitten we van Biestkens nog een Vierlinguit 1618,opgenomen achter Bredero's Stommen Ridder34), en enkele nieuwjaarsgedichten die zijn ondergebracht in de bundels die van 1618 tot 1622 door de Nederduytsche Academie werden uitgegeven : uit de bundel van 1618 is van hem het Jaar-Lied op de voys vanden 68 Psalm en het Jaar-Lied op de voys : Ick seg adieu, ivy twee die moeten scheyden 35 ) . Ook in de bundel van 1619 die, evenals die

32) Waarschijnlijk volgde de Academie hiermee het voorbeeld van de Itali- aanse Academies die elk ook hun eigen drukker hadden ; vgl . J . H . Gallee, Academie en Kerkeraad, 1617-5632, Utrecht 1878, p. 8 noot 8 .

33) Afgedrukt in Samuel Costers IVerken . Uitgegeven door R. A . Kollewijn, Haarlem 1885, P. 555 .

34) Alle de 1Vercken, Soo Spelen, Gedcchten, Brieven en Kluchten van den Geest-rj/cken Poet Gerbrand AdriaensZ Bredero, Amsterdammer . t'Amstelredam voor loost Hartgers, 1644, p . Ev .

35) Uit : Nieuw-Jaar-Lieden : W'tghegheven by de Nederduydtschen Academi . Int jaer/

Ist niet een Maegt Die s'VVereltsVerlosserheeftghebaert? Voor Cornelis Lodowijcksz . vander Plassen. 1618 . Achterin wordt vermeld dat dit boek is gedrukt bij 'Nico- laes Biestkens/ op de Keysers gracht/ in de Lelie onder de Doornen' . De gedichten in deze bundel werden achtereenvolgens getekend met : VVat MaCh Den IIVer nIet? ; Bartjens . God is mijn heyl ; 'tBest is beter ; De muerte Vida ; I. I . Scheep- maker ; G . A . Brederood . 'tKan verkeeren ; C. Biestkens . VVie weet wanneer ; J . S. Kolm . Bemint de waerheyt ; J . Fransz. 'tLyen verwint ; Pieter A . Elck raept wat ; Jacob Jansz . van C. Een in't heft ; De muerte Vida ; Rijckdom baert sonden ; J . J . Leer volnnaeckt Natuet (sic!) ; 'tLyen verwint ; C . Biestkens. VVie weet wanner .

(13)

van 1618 werd uitgegeven door Cornelis Lodewijcksz . vander Plassen en gedrukt door Nicolaes Biestkens „op de Keysers Gracht/

inde Lelie onder de Doornen", vinden we een gedicht van de drukker, het Nieuw jaar Liedt op de voys : Wilt my niet straffen Heere 37) . De bundel van 16zo wordt ook door Vander Plassen uitgegeven, maar gedrukt door Joris Veseler ; dit en de afwezigheid van een gedicht van Biestkens zullen we moeten verklaren uit het feit dat Nicolaes in 1619 op zakenreis is naar de Messe in Frankfort 38 ) . Het jaar erop fungeert hij weer als drukker van de Academie en levert hij zijn bijdrage aan de nieuwjaarsliederen met het Nieuw'laar Liedt . Op de wyse : Vanden Lof-sang Marie 39) . In de laatste verzameling nieuw- jaarsliederen van de Nederduytsche Academie die in 1622 verschijnt ,,By Nicolaas Biestkens, Voor Cornelis Lodowijcksz . vander Plassen", vinden we van de hand van de drukker het jaar-Liedt/

op de voys : De lustelycke My is inden tydt 40) . Omtrent andere dichter- lijke aktiviteiten is weinig bekend . In de Nieuwe Kerk to Amsterdam wordt Nicolaes Biestkens op 2 januari 1624 begraven 41) .

37) Nieuw-Jaar-Lieden : Wtghegheven by de Nederduytsche Academie . Int , jaar ons Heerenl 1619 . Voor Cornelis Lodewijcksz . vander Plassen . x619 . De erin opge- nomen gedichten zijn als volgt ondertekend : Vivitur parvo bene ; P . A. Elck raept vvat ; G. A. Brederood . 'tKan verkeeren ; Mallet, bent vvijs ; C . Biestkens . Wie weer wanneer ; Pieter Jan Codde . Soeckende verwerf ick ; T. H . Yvert na 'trecht ; Weest milt ; 'tComt al uyt een . I . K . V . Dorsten ; Een gheeft leven . Ian Andriesz .

38) Vgl . Kleerkooper-Van Stockum, o .c . II, p. 1466 .

39) Nieuw.jaar-Lieden : WVtghegheven by de Nederduytsche Academi . Int Iaar ons Heeren 5620 (lees 16z1, G. D.). Voor Cornelis Lodowijcksz . vander Plassen . De opgenomen gedichten zijn getekend : Salomon D . Q. Elck is sondich ; A . P.

Kraan ; I. Krynen. Verkiest bet beste ; VVie hadt ghedocht? ; A . van Mildert ; Thomas Hertoch . Yvert na't recht ; I . Coesveldt ; I . I. Kolevelt . Een in't hert ; C . Biestkens .

40) Nieuw-jaar-Lieden ; Wt ghegheven by de Nederduytsche Academi . In't bar ons Heeren,5622. t'Amsterdam, By Nicolaas Biestkens, Voor Cornelis Lodowijcksz . vander Plassen . Gedichten ondertekend met : VVie hadt ghedocht ; C. Biestkens . Een van drien ; A. P . Craan . Nimmermeer groot genoech ; V. M . ; Doer goet . Ioost Krynen van Dorsten ; I . D . Neeff. Een voor al ; I . R. 't Begheer streckt na Leer ; Lijdt en Vermijdt ; Liidt en Vermiidt ; Lijdt en Vermijdt.

41) Mededeling van Gemeente-Archief Amsterdam in brief d .d . z6-9-x967 . De mededeling van Moes-Burger IV, p . 288,als zou onze Nicolaas Biestkens in 16z6nog een derde druk van CostersIphigeniahebben bezorgd, is dus zeker on- juist . Maar misschien geschiedde dit nog op de oude naam van de drukkerij of door de zoon van de dichter .

10

(14)

Claas Kloet ; de figuur - de waardering voor het stuk

Naast de zes nieuwjaarsdichten die alle sterk religieus van inhoud zijn en die geschreven werden in de stijl van de andere liederen uit de genoemde bundels, bezitten we van Biestkens de drie delen van de Klucht van Claas Kloet, waarvan de eerste druk verscheen in 1619 to Amsterdam „Voor Jan Marcusz . Boeckverkooper/ op den middel-Dam inden beslaghen Bybel" 42) . De drie delen kwamen to zamen in een bandje uit, dragen als ondertekening 'N . Biestkens . VVie vveet vvanneer' en werden gedrukt door ,Nicolaas Biest- kens/ Boeckdrucker der Duytsche Academie, in de Lelie onder de Doornen .16I9" .

De toneelfiguur Claas Kloet komt in 1619 niet plotseling uit de lucht vallen . In Bredero's Griane, in Amsterdam voor het eerst opgevoerd in 1612 43), heeft Bouwen Langlijf het in r . 1492 al over Claas Kloet, een man die kennelijk niet tot de snuggersten gerekend

moet worden :

O bloemerharten 1 gants bloed I mag ik nou niet parlementen?

Gords sakkerloot l ik zweer 't bij zeven zakken krenten,

't Waar bij mijn zier niet goed, dat me nou een schijtvalk temoet kwam . Akkerlijdenl dat ik nou bij aalwaardige Klaas Kloet kwam,

Ik leide waaraftig wel een kangsje goedkoop .

Ook in hetBoertigh Liedt-Boeckvan Bredero treffen we Claas Kloet aan, in de vijfde strofe van de Aenspraeck Van den Oom tot de Nicht 44 )

Seght Kees Jong Kees/ en Klaas Kloet/

Datser spillen vry op steken :

Van Proost van Pronck/ noch van Jaep Soet Daer wil ick niet iens van spreken/

Siet dat ghyer jou uytdreyt/

Datsen Vryster 1 datsen Meyt 1

Van Bredero kennen we verder nog Claes Cloet met een rou-mantel,

42) Claas Kloet. Ghespeelt op de Duytsche Academie . t'Amsterdam, 1619 . 43) Zie : G. A . Bredero. Toneelwerk : Griane-Klucht van de Koe-Spaansche Brabander, Amsterdam 1942 (BNL), p . 63, r . 1489-1493-

44) Geciteerd naar Boertigh, Amoreus en aendachtigb Liedt-boeck van G. A. Brede- rode, Amsterdammer . t'Amstelredam, Voor loost Hartgers, Boeck-verkooper in de Gast-huys-steegh, in de Boeck-winckel, Anno 1644, p . 3 .

(15)

met witte kousen en een smeerige srnits schoots-vel an 41), een gedicht van

42 regels dat duidelijk de voortzetting is van de inhoud van de drie delen van de klucht van Biestkens :

De rijcke Weeuwtjes daer is quaet hylicken an, Sy praten altijt van heur ierste man,

Maer al evenwel ja lieve heertie, 't was goet to sien dattet gien Beech„ was, Och ick mocht wel deyncken dat Belle Maeycken veech,, was,

5 So vriendelijc sachse mijn an op 't lest 't was to ondeucht, jaat sonder jocken Ock wat noot wast waerse niet so jammerlijck gesturven ande pocken : 't Was to ong'naertich sose op heur uyterste lath en riep,

Claes Claes cloet vergeefjij 't mijn niet dat ick by d'Italiaen sliep, Och ick hadder sucken sin in, mijn docht dattet so geneuchlijck,, was, to Kijnt is maecten so gaern kennis mit alle man, daert mijn meuchlijc,, was,

Jy vergeeftet mijn immers sey sy, doe jy niet Claes, spreeckt een woort, Jaack sey ick, war sou ick seggen, en daer me sloecher de moort, Ick leyden een kussen op heur monckt, en rolden heur an 't schot,, ienwijl, Wel wat sou ick doen, ick huylden as ien Hof-honckt, snot,, in quijl, 15 En wij hebbender gort lof, mit vreuchden to kercken ebracht,

Heer we droncken so lustich, ick heb mijn leven so niet uyt elacht, Ick heb mijn tijt nu reyn uyt ewacht, her is van daech ses,, weecken, De luy dorsten mijn wel over ien maent van Graeuwe Giertie in de Nes,,

spreecken 'T is wel waer, 'tis wel ien moye meyt van neus, en van monckt, 2o Neen docht ick in mijn selven, so vroech niet to hylicken : dat waer sonckt,

Maer as ick 'tjatse truy sach mit heur half versette schorteldoeck, Jemeny war voelden ick ien gerumel in mijn wortelbroeck . Hoe mal was ick : niet waer, d'ierste nacht as ick by mijn wijf,, sliep

So mienden ick dat al mijn ingewant uyt mijn lijf,, liep . 25 Hoe sit dit groote goet en lacht, nou hour jou beck,, naeysters,

Ey get goe mannen war sie ick hier t'Amsterdam al treck,, playsters, Hoe besucht leyt mijn dit malle volck, en tobt en teest,

Claes, Claes, Claes, in wat gat heb jy so lang eweest . Wellecoom, eele geest, waer heen, wy wille me,, vaer, 30 Claes, Claes is jou wijf door, Claes kloet benje Wee,,naer .

Claes doetet om mijn mijnent willen, roept de Schotse,, Stijn, En ritse Roeltje, en malle Mary, en trotse,, Trijn,

En druystighe Dicuwer, al canse noch so wel,, singhen, Die wil eynckel om Claes kloeten wille uyter vel,, springhen,

35 Ick wed is hem sel dwingen, seyden, hier, hoe hietse nou ooc is vergeetse terstont, Ick kander niet op komen, her loopt men voor by me mont,

45) Alle de IY7ercken, Soo Spelen, Gedichten, Brieven en Kluchten van den Geest-ricken Poet Gerbrand Adriaenc Bredero, Amsterdammer . t'Amstelredam voor Ioost Hart- gers, 1644, p . F 3v-F 4v. A . A. van Rijnbach, De Kluchten van Gerbrand Adriaens .Z.

Bredero, Amsterdam 1926, p . 89-90.

I2

(16)

Heur moer was wat ongesonckt, je vijnd heur me int Lietie,, staen, 'Tis sucken kruydigen Kanjuweeltie, se ken over ien clooft rietie,, gaen . Maer Roelif oom wilmen an Angnietie raen, is vraechde mijn besje, is mijn

oom„ sot, 4o Se het ien Buyck as ien Tobbe, en een hooft gord segent eeten as ien room„pot,

Men souwer twee koppen of maken mochtment deur„saghen, 'T is ien backus men souwer de mommen me veur„ jaghen .

Dat Bredero de klucht van Biestkens zal hebben gezien, is hoogst waarschijnlijk : op de titelpagina van de eerste druk vinden we immers de mededeling : ,Ghespeelt op de Duytsche Academie"46) .

Deze druk zal tot stand zijn gekomen na de opvoering rond het jaarfeest van de Nederduytsche Academie : in Duytsche Academi van Samuel Coster spoort Academi Talia aan om de spelers op to roepen voor een amusant spel47)

So siet dan toe dat ghy bequamelijcken zijt,

En kiest wt d'uwen dan die door geneuchlijck mallen, De luyden met der daat en woorden welghevallen . waarop Talia antwoordt :

Komt hier Claas Claasz . kloet . En jy, komt hier jy scheuck, Doet ons nou lachen toch de buyckjens wt dd kreuck . Nou moytjes dan . Wel an, komt hier, 'k heb jou van doen . Komt hier jou knoeten, kijckt, ey kijckt toch wat fatsoen . Komt hier jou murrewert . Komt hier jou styve steven . Komt hier jou larister, ja wel 'tis van zijn leven, Geloof ick, niet e beurt, bier mannitje mitje baart, Ey siet, 'tis niet dan buyck, dan bienen, hooft en staart . Hierl hem sick l houl 'k mien joul jou Joncker mitje lippen . Kijckt deuze jongman iens die draacht ien doeck met slippen . Wy sellen binnen gaen en laten jou 't Toneel .

Gezien het einde van Costers spel kan men echter eraan twijfelen of de drie delen van de Klucht van Claas Kloet onmiddellijk erna zijn opgevoerd48) ,

46) J . A . Worp, Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg. 1496-1772, uitgegeven met aanvulling tot 1871 door J . F . M . Sterck, Amsterdam 1920, p . 58, vermeldt opvoering in 1617 en verder op p . 76 nog een op 21 januari 1629 en meent dat de eerste jaren na de opening van de schouwburg deze klucht ook nog zal zijn gespeeld (p . 98). C . N . Wybrands, Het Amsterdamscbe tooneel van 1617- 1772 ; bewerkt naar meerendeels onuitgegeven, authentieke bescheiden, Utrecht 1873 noemt een opvoering van z8 september 1640 (p . 2 57)-

47) Samuel Comers Werken. Uitgegeven door R. A . Kollewijn, Utrecht 1883, p . 464, r . 262-275 .

48) Aldaar p . 470, r . 480 .

(17)

Veel vooraanstaande burgers en dichters, leden van de rederijkers- kamers, zullen Biestkens' werk hebben zien opvoeren . Het stuk heeft in elk geval sukses gehad in de zeventiende eeuw : in 1640 verschijnt nog de vierde druk49) . Vleiend zijn ook de woorden van de dichter en staatsman Jacob van der Burgh 50), die in een brief aan Constantijn Huygens in 1640 schrijft dat hij hem ,une belle piece de la farine de Claes Cloet" wil laten zien, naar zijn mening „le vrai mort-au-rats de la melancholie"51) . Waar wij andere maatstaven aanleggen bij het beoordelen van kluchten uit vroeger tijden, zullen we na de lezing van de Klucht van Claas Kooet mogelijk de Boere- klucht, de Clucht van Meyster Berendt of de Klucht van de Koe prefereren boven het werkstuk van Biestkens . Geplaatst naast de - in onze ogen - literaire platfloersigheden van Brueghel, Willem Hooft, Van Mildert en Kolm hoeft Biestkens' klucht niet onder to doen .

De Klucht van Claas Kloet is enkele malen onder de aandacht van het latere (lezers)publiek gebracht . Van Vloten gaf er een aantal fragmenten van uit in zijn Kluchtspel52) . Kollewijn beschreef de inhoud ervan en was van mening dat Biestkens niet in de schaduw kon staan van Bredero, Starter, Huygens, Hooft en Coster ; verder wees hij op de achtergronden van het derde deel b3 ) wat nog nader ter sprake zal komen 54 ) . Jonckbloet had voor het stuk weinig waar- dering : voor hem was het poppenkast en mislukte imitatie van Bredero55 ) . Ook Te Winkel ging in op het derde deel 511) . Van Moerkerken gaf een aantal fragmenten uit en vatte samen wat er

49) Zie onder.

5o) Leiden 16oo?-Amsterdam 25 december 1659 . Hij had veel contact met Huygens, aan wie hij verschillende eervolle functies en opdrachten to danken had . Zie over hem NNBIV IX, kol. 11 4 - 117-

51)J . van Vloten, Jacob van der Burgh, in Dietscbe IVarande V (186o), p . 211 - 254 ; brief d .d . 1o juni 1640 op p. 2 3 7-2 53-

5 2) J. van Vloten, Hei Nederlandrcbe klucbtspel van de roe tot de i8e eeuw, dl . II.

De zeventiende eeuw, Haarlem, z.j . 2 geeft op p . 76-88, soms met tekstverandering, de volgende verzen : 1-33, 78-101, 140-195, 201-204,496-525, 809-863, 899 - 939 . 53) R . A . Kollewijn, Klaas Kloet, in De Bibliotheek ; letterkundig byblad van Noord en Zuid ; taalkundig tkdscbrift voor de beide Nederlanden VI (1883), p . 47-

54) Zie p . 19-21 .

55) W. J . A . Jonckbloet, Gescbiedenis der Nederlandscbe Letterkunde, dl III, Groningen 18894, p . 291-292 .

56) J. to Winkel, De Ontwikkelingsgang der Nederlandrche Letterkunde ; Geschiedenis van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, dl I, Haarlem 1923 2 , p . 241-242 .

1 4

(18)

tot dan toe over de klucht was geschreven57) . Verdenius liet zich in een betoog waarin hij Knuttel betichtte van subjectief-aesthetische bewijsvoering, ontvallen : „de zouteloze, plomp-onnozele Claas- Kloet-triologie van C . Biestkens"58 ) . Het oordeel van Biestkens' tijdgenoten was kennelijk gunstiger, gezien de 4 drukken die ver- schenenl

Drukken

In de zeventiende eeuw werden de drie delen van de Kuucht van Claas Kloetvier maal gedrukt, telkens als een geheel . De eerste maal geschiedde her to Amsterdam in 1619 . „Voor Jan Marcusz. Boeck- verkooper/ op den middel-Dam inden beslaghen Bybel" ; deze uitgave werd door Biestkens zelf verzorgd . In 1629 verscheen een tweede druk ,t'Amsterdam . Voor josepbus vander Nave, Boeck- verkooper inde Sint Jans-straet inde gekroonde Bybel", een uitgave namens de Brabantse Kamer zoals de titelpagina vermeldt . De ,,Drie Klvchten van Claes Kloet . Gespeelt op de Brabantsche Camer den zi Ianuarij Anno 1629, jn Amsterdam . Ende daer na op ver- scheyde plasen (sic!) hervadt/ Ende ghespeelt" werd ,Ghedruckt Te Leyden. By losephus Vander Nave, Boeckverkooper woonende in de Sonnevelt steech inde Ghekroonde Bybel" in 1635, met als mededeling op de titelpagina : „Den derden Druck op nieus ver- betert ende vermeerdert" . „Den vierden Druck van nieus gecorri- geert ende verbetert van veel Druck-fauten" verscheen in 1640 ,,t'- Amstelredam, Gedruckt voor Diuck Cornelis.Z. Houthaeck, Boeck- verkooper op de hoeck vande Nieuwe zijds Kolck/ in't Bourgoens Kruys" . De vierde druk vertoont grote overeenkomst met de tweede her enige verschil is dat in de vierde enkele veranderingen zijn aan- gebracht in de spelling en dat wat drukfouten zijn gecorrigeerd . De mededeling die we op de titelpagina van de derde druk signa- leerden, blijkt reeds bij oppervlakkige vergelijking zeer misleidend : het is verbazingwekkend hoeveel drukfouten in deze editie to

57) P . H . van Moerkerken,Het Nederlandsche Kluchtspel in de z7de eeum, Sneek z .j . ; opgenomen zijn, doch met fouten, : 38-63, 92-100, 211-230, 249-257, 291-299, 402-467, 520-522, 548-568, 617-622, 6z8-658. 755-756, 777-778, 804, 821-825, 841, 910, 918, 1070-1150, 1197-1230, 1252 - 1345 .

58) A . A. Verdenius, Studies over Zeventiende eeuws, z .p . 1946, p . 112-119 ; de gewraakte passage op p . 119 .

(19)

vinden zijn. Voor een vooraanstaand boekverkoper als Vander Nave die toch al een goedverzorgde tweede druk had laten ver- schijnen, is dit onbegrijpelijk .

Indeling en inhoud

In het algemeen genomen zijn de zeventiende-eeuwse kluchten niet lang . De driedeling die Biestkens heeft gekozen, doet dan ook ver- moeden dat we de delen mogen zien als zelfstandige gehelen die misschien niet op een middag of avond achter elkaar werden opge- voerd . De drie delen vormen zo een triologie : elk ervan kan los van de beide andere worden gespeeld, zonder dat de toeschouwer het gevoel krijgt dat hij het verhaal niet meer kan volgen . Onder het woord deelmag men hier dus niet verstaan ,bedrijf" .

Binnen de delen treffen we geen nadere indeling aan, maar bij lezing wordt al snel duidelijk dat elk uit een aantal scenes bestaat, ingeleid en afgesloten door het opkomen en afgaan van personen of groepen van personen . Zelden zijn er meer dan vier personen op het toneel .

In het eerste deel vallen de volgende scenes to onderscheiden : r-113 : Claas schetst het milieu waarbinnen hij is geboren en op- gegroeid ; hij vertelt van zijn leven en geeft hoog op van zijn popu- lariteit bij de vrouwen ;

114-248 :zijn monoloog wordt door de komst van Vroech Bedur- ven afgebroken . Claas kent deze marskramer en laat het publiek duidelijk merken dat hij het op deze venter niet voorzien heeft . Vroech Bedurven doet alsof hij heeft gehoord dat Claas zal gaan trouwen . Claas raakt hierdoor van de kook, vooral wanneer hij hoort dat Sybrech Bolbackes als zijn toekomstige echtgenote wordt genoemd . Vroech Bedurven kan zich de gevoelens van Claas voor- stellen, naar hij zegt, en waarschuwt hem ervoor dat Sybrech hem met toverkunsten in haar netten tracht to vangen . Ze besluiten om samen Sybrech haar kunsten to gaan afleren : wanneer zij haar for- mules aan het uitspreken is, zullen Vroech Bedurven en Claas Kloet als duivels vermomd verschijnen om haar to verschrikken . Wanneer dit plan gemaakt is, verdwijnen beiden van het toneel ;

2 49-299 : deze dialoog wordt gevolgd door een monoloog van Sybrech . Inderdaad blijkt deze verliefd to zijn op Claas, die haar liefde niet beantwoordt . Om Claas toch voor zich to winnen wil ze haar toevlucht nemen tot duistere praktijken : als helpers roept ze

z6

(20)

de duivelen op . Wanneer dezen dan inderdaad verschijnen - de toeschouwer en lezer weten dat het Vroech Bedurven en Claas Kloet zijn - gaat ze ijlings op de vlucht, waarbij ze in het water belandt ;

300-312 : Vroech Bedurven komt nog even op . We horen dat hij gebruik zal gaan maken van de benarde situatie waarin Sybrech verkeert : hij gaat op weg naar haar woning om daar weg to nemen wat van zijn gading is. Die buit zal hij, samen met de geldbuidel die hij aan Claas heeft ontstolen, in zijn logement verbergen .

Speelde het eerste deel in Amsterdam, het tweede deel verplaatst ons naar Den Haag . Bovendien is het enige tijd, mogelijk enige jaren later.

313-343 : koopman Vroech Bedurven die op

straffe

van de galg uit Den Haag is verbannen, heeft zich vermomd en spreekt een taaltje dat een mengelmoes is van Frans en Nederlands ; zo durft hij het toch to wagen in Den Haag met zijn waren to leuren ; 344-399 : een vrouw, Giert Outgers, die in Amsterdam niet aan

de man kon komen en, naar ze verklaart, daarom maar naar Den Haag is getrokken, verschijnt . Ze bekijkt de koopwaar van Vroech Bedurven en hetloven en bieden begint ;

400-468 : ook Sybrech blijkt in Den Haag to zijn gaan wonen. Ze verschijnt en herkent onmiddellijk de marskramer. Ze heeft in- middels gehoord hoe Vroech Bedurven en Claas Kloet haar in Amsterdam hebben beetgenomen en het plan komt nu in haar op om zich op die twee to wreken . Ze laat Vroech Bedurven merken dat ze weet wie hij is en ziet zo kans hem to chanteren . Het duurt niet lang of ze heeft hem zo ver dat hij belooft haar to zullen helpen bij haar wraakoefening op Claas . Vroech Bedurven bewondert het gewiekste plan dat Sybrech heeft gemaakt en doorziet niet dat hij meewerkt aan de voorbereidingen van ook zijn eigen bestrafhng, hoewel Sybrech daar in de ironische regels 466-467 duidelijk op zinspeelt ;

469-131 : met een monoloog door Claas, ook al naar Den Haag getrokken, wordt het tweede deel voortgezet . Hij vertelt waarom hij naar Den Haag is verhuisd : prins Maurits had een nieuwe hoefsmid nodig en heeft hem als zodanig aangesteld . Deze benoeming heeft als gevolg gehad dat bij Claas grote toekomstdromen zijn ontstaan . Hij besluit naar een waarzegger to gaan, Dirrick Door, die hem zal moeten vertellen hoe of zijn leven zal verlopen. Ook laat Claas zich

(21)

Iaatdunkend uit over de vrouwen die hem vroeger het hof hebben gemaakt : nu hij zo'n hoge positie heeft verworven, zal hij zich nog slechts inlaten met knappe, jonge vrouwen . Intussen komt Sybrech aangewandeld ;

,F.;2-6'00 : aanvankelij k keert Claas zich hautain van haar af, maar zodra zij hem heeft verteld dat in haar woning een mooi en jong juffertje vol verlangen uitziet naar het verschijnen van die voorname Claas Kloet, is het met zijn arrogante houding gedaan : hij leent Sybrech het oor en gaat vervolgens eens op stap naar haar woning om het jonge meisje - in feite niemand anders dan de vermomde Vroech Bedurven - to bekijken . Na zijn terugkomst op het toneel spreekt hij met Sybrech of dat hij tegen half tien in de avond zijn opwachting in haar huis zal komen maken bij het meisje ; 6oo-6i6 : nadat Sybrech is verdwenen, rijst in Claas' hart enig wantrouwen : zou Sybrech niet iets kwaads in de zin hebben? Zijn zwak voor vrouwen doet echter alle angst verdwijnen ;

617-6/8 : Sybrech Bolbackes verschijnt met Giert Outgers . Deze laatste ontdekt plots dat haar beurs gesneden is . Sybrech weet haar to vertellen dat Vroech Bedurven dit heeft gedaan en het kost haar nu geen moeite om Giert voor haar plan to winnen : samen met Vroech Bedurven zullen ze eerst Claas Kloet een pak slaag geven en de deur wijzen, en vervolgens zullen zij beiden Vroech Bedurven van zijn mars beroven en hem afranselen om zo zijn streken betaald zetten ; 6J9-720 : een scene die waarschijnlijk om wille van het komisch effect werd ingelast is het optreden van waarzegger Dirrick Door die in een brabbeltaaltje van Latijn en Nederlands van zijn geleerd- heid blijk geeft ; ook horen we van zijn liefde voor Giert Outgers . Het gezwets van Dirrick houdt op zodra hij ziet dat in het halfduister - het is in de avond tussen negen en half tien ; we mogen dus concluderen dat dit deel in de zomer speelt - iemand in zijn richting komt gewandeld ;

721-748 : de late wandelaar is Claas die her publiek vertelt hoe hij zich met een stevig maal op het heerlijk avondje heeft voorbereid . Hij ziet iemand - het is Dirrick Door - in de buurt van het huis van Sybrech en verjaagt hem . Dan gaat hij bij Sybrech binnen, vol verwachting ;

749-776 : enig gestommel is to horen, waarna Claas naar buiten wordt gegooid . Hij is razend op het drietal dat hem zijn mantel heeft ontnomen en hem heeft afgeranseld, razend vooral op Vroech Bedurven, die hem heeft verraden ;

i8

(22)

777-808 : op dezelfde manier als Claas wordt Vroech Bedurven de deur uitgewerkt . Buiten valt hij in handen van Claas die op hem zijn woede koelt . Vroech Bedurven weet na enige tijd to ontsnappen en ook Claas besluit tot de aftocht.

We keren in het derde deel weer terug naar Amsterdam, enige tijd, mogelijk enige jaren na het vorige .

809-919 : Ook dit deel opent met een monoloog, nu van Claas, evenals in het eerste deel . Claas vertelt dat hij getrouwd in Amsterdam is teruggekeerd. Zijn uitverkorene beet Marry. Op zijn reis tijdens het Bestand heeft hij haar ontmoet in de Antwerpse Lepelstraat - bet hartje van de rosse buurt, maar dat schijnt Claas niet to be- seffen . De monoloog bevat verder vooral lovende woorden over zijn vrouw ;

9 20-939 : Marry verschijnt. Uit haar woorden blijkt spoedig dat zij Claas niet dezelfde gevoelens toedraagt als deze juist tevoren jegens haar heeft geuit : hij kan haar niet bevredigen en zij verlangt dan ook terug naar de Lepelstraat en de vurige Spanjaarden bij wie

het goed drinken en geldverdienen was ;

940-968 : wanneer zij dan ook door Roemert wordt aangesproken als ze in de deuropening staat, is ze onmiddellijk to vinden voor een afspraak met deze oude bekende ;

968-976 : nadat Roemert is verdwenen, deelt Marry mee dat ze van plan is om zich van Claas to ontdoen ;

977-999 : Vroech Bedurven blijkt nog steeds in leven to zijn . Hij is er niet best aan toe : bij een poging om bij de lommerd een lening to sluiten heeft hij een pak slaag opgelopen . Hij zoekt nu een kans om stelend aan eten to komen ;

1000-1007 : Marry gaat op stap nadat ze Claas in slaap heeft weten to krijgen . Hier begint een klassiek gegeven in het verhaal to spelen : we treffen het aan in de Decamarone van Boccaccio 59 ), in het veer- tiende-eeuwse Van den VII Vroeden van binnen Rome60) en in Coorn- herts Vyftich Lustighe Historien oft Nieuzvicbeden Joannis Boccatf/

59) 32ste Historie .

6o) A. J . Botermans .Die hystorie van die seven wyse mannenvanRome,Haarlem 1898 . De bedoelde tekst treffen we aan in K . Stallaert, Van den VII Vroedenvanbinnen Rome. Een dichtwerk der XIVde eeuw, Gent 1889, tekst p . 1-142 ; het betreft de verzen 1532-1633 OP P .49 - 52 nit de vertelling van Tintillus aan de keizer .

(23)

waar de 3 zste historic hetzelfde vertelt . Her is het meest waar- schijnlijk dat dit laatste werk aan Biestkens bekend is geweest : het verscheen in 15 64in Haarlem, in 15 8 3 in Antwerpen en in 15 97 en 1607 in Amsterdam ; een van deze uitgaven kan Biestkens hebben gelezen61) ;

Io 0 8-I o 69 : bij de bakker wordt Vroech Bedurven op niets dan slagen onthaald. Nu loopt hij Iaap Gauw tegen her lijf, ook al een gauwdief en beurzensnijder . Eerst slaan ze op elkaar los, maar even later volgt de verzoening en verschaft Iaap aan Vroech Bedurven zelfs de mogelijkheid om aan eten to komen ;

1070-1097 :Claas is inmiddels ontwaakt en mist Marry . Hij doorziet haar, zweert wraak en besluit haar niet meer in zijn woning toe to laten ;

10981110 :Marry keert terug bij haar huis en vindt het gegrendeld ; 1111-1230 : met leugens en goede woorden wil ze Claas bewegen de deur to ontsluiten ; dit lukt haar niet . Nu neemt ze haar toe- vlucht - geheel volgens her klassieke verhaal - tot een list : ze vertelt Claas dat ze zich zal gaan verdrinken en gooit een steep in het water. Claas hoort een plons en snelt naar buiten . Op haar beurt sluit Marry nu het huis voor Claas die, naakt voor de deur staand, zich uit vrees voor de ratelwachten die de avondronde aan het maken zijn, gaat verbergen . Toch ontdekken dezen hem en ze brengen hem op nadat ze door Marry ervan overtuigd zijn dat hij een hoeren- loper is ;

1231-I2 f1 :Ritsert die van verre heeft staan toezien, klopt bij Marry aan ; zij laat hem maar al to graag binnen ;

12 ;2-134,f : Claas wordt door de gerechtsdienaren thuisgebracht.

Met hun hulp weet hij op listige wijze de deur open to krijgen . Marry wordt nu door de ratelwachten gevangen genomen en op verzoek van Claas naar het gevang gebracht waar haar minstens een

61) Vgl . J . Bolte, Beitrage zur Geschichte der erzdhlenden Litteratur des 16 . jahr- hunderts. III. Coornherts Uebersetzung des Decamaron, in Ts XIII (1894), p . 1-2, en J . Th . W. Clemens, Italiaanse boeken in bet Nederlands vertaald (tot Igoo), Gro- ningen 1964 (= Studia Litteraria Rheno-Traiectina VIII), p . 20-22 . De tekst van Coornhert, in deze uitgave p. 132-134, werd overgenomen uit Viftich Lustighe HistorienoftNieuwicheden joannis Boccatj// Van nieus overgheset in onse Nederduytsche sprake deur Dirick Coornhert Secretaris der Stede van Haerlem . Tot Amstelredam . Voor Cornelis Claesz . Boeck-vercooper aen de oude Brugghe opt Water int Schrijf-boeck. Anno 1607. Aldaar p. TIVv-VIv (p . 77v-78v) .

2 0

(24)

brandmerk wacht . In dit laatste fragment wijkt Biestkens van het klassieke verhaal af, waar de vrouw de overwinning blijft . Personen

Biestkens heeft getracht van de meespelenden karakters to maken . Zonder ons aan psychologische beschouwingen to wagen willen we nagaan hoe we ons zijn figuren dienen voor to stellen .

Duidelijk kunnen we vier hoofdpersonen onderscheiden : Claas Kloet, Vroech Bedurven, Sybrech Bolbackes en Marry Kloets . De overigen hebben een ondergeschikte rol .

Claas Kloet was al getekend voordat het stuk begon . Menig toeschouwer dacht ongetwijfeld nog aan de hierboven reeds geci- teerde woorden uit b .v . Bredero's Griane 62) .Bovendien werd Kloets voornaam in de zeventiende eeuw in allerlei zegswijzen gebruikt in

de betekenis „onnozel, sukkelig, dwaas, dom" 83) . En de achternaam mag dan door Claas aan het begin van het eerste deel in verband worden gebracht met het beroep dat zijn vader heeft uitgeoefend :

Mijn Vaar was een excellent kloetemaker (r . 7) evenals hijzelf :

Maar doe 'k ien jonghen was ('tmach my even heughen)

Nam mijn Vaar my van't kloetemaacken dat niet langher wod deughen (r . 19-20)

toch zal bet een aantal toehoorders niet zijn ontgaan dat kloet of kloete vaak werd gebruikt om een sullig en onnozel mens aan to duiden64) .

Misschien mogen we uit de mededeling dat Claas' vader zijn goederen verkocht in „'t Noorder quartier", afleiden dat de familie Kloet van benoorden het Y afkomstig was . In elk geval stamt Claas uit een geslacht dat traditiegebonden was : hij oefende aanvankelijk hetzelfde beroep uit als zijn vader en grootvader en droeg dezelfde naam als zijn overgrootvader en grootvader :

En Claas Claasz . kloet dat was mijn Bestevaar (r . i8) terwijl ook zijn vader Claas heette :

Ick ben jonghe Claas kloet/ ouwe Claas kloeten seun (r. 6)

6z) Vgl . p . i i .

63) WNT VII, kol. 3263-3264 en C . de Baere, Schimpige uoorden in de oudere toneelliteratuur, in VMVA 1951, p. 207-262, p . 231 .

64) W . L . van Helten, Proeven van woordverklaring, Rotterdam 1871, p . 88 .

(25)

Ook de naam van Claas' moeder wordt genoemd : Lobbrich Labbe- kacks (r . 14) . Haar voornaam is in het Hollands van die dagen vrij gewoon, haar achternaam is ongetwijfeld typerend bedoeld : labbekak betekent immers ,babbelaarster, kletskous" of zelfs ,kwaadspreek- ster"65) .

Over het uiterlijk van Claas worden we niet geinformeerd . Zijn sulligheid zal uit zijn hele houding to lezen zijn geweest ; bovendien weten we dat hij al wat ouder is (r .78),hoewel - volgens hemzelf - nog jong van hart : in r. 182 heeft hij het tenminste over „mijn jeucht" ; ook kunnen we uit

Bey/ sou ick to deghen kijcken/ ick most mijn bril op mijn gevel/ setten (r . 73 2) opmaken dat zijn gezichtsvermogen niet meer zo best is, uiteraard een dankbaar gegeven voor een goed komediant .

Overeenkomstig de wil van zijn vader heeft Claas het kloetemakers- vak eraan gegeven en zich geworpen op bet smeden (r . zi) . Zo kan hij in het tweede deel hof- en hoefsmid van prins Maurits worden . Het smidsvak oefent hij met genoegen uit, misschien minder van- wege de arbeidsvreugde die hij eraan beleeft dan wel omdat hij nu zijn pint bier met meer genoegen kan drinken :

bet smeden/ daar ick best me was vermaackt/

Om datter zo louter ien dronck op smaackt . (r. 21-zz)

Hoog geeft Claas ervan op dat hij zo gezien is bij de vrouwen (r . 30 vvgl .) zowel in Amsterdam als in Den Haag (r . 504vvgl .) ; de namen van zijn oude en jonge minnaressen typeren het milieu waarin Claas verkeert, het klootjesvolk : broetse Baartje (r . 34), Mayken appel- pents (r . 38), Lijs Lollepots en de dochter van Claasje kleumkous (r . 4S), Griet Alewaars (r. So), Claartje kladdegats (r . 64), Trijn van schele Piet en de dochter van Stinckvis (r . 65), smeerighe Els (r . 67), Gerritje van kruyden en Annetje lels (r . 68), Sijtje snottebels (r . 74), Reym naarsjes (r . 80) . Tot die stand moeten we ook de vrouwen rekenen die Vroech Bedurven noemt als bruid van Claas Kloet : Sybrech Bolbackes (r . 174) die door Jan en alleman Sybrech bulle-

65) WNT VIII, kol . 872-873 ; men kan stellen dat de eigennaam Lobbrich in feite niets to maken heeft met lobberen, „flodderen" en lobberig, ,dik" (WNT VIII, kol . 2530), ongetwijfeld zal het verband in dit snort benamingen gelegd zijn .

z2

(26)

bacx wordt genoemd (r . 204), Neeltje Jeep-oogs (r . zo6) of de door Claas genoemde Dieuwer Duyvels (r. 18o)66).

Claas wordt getekend als een onnozele hals, met wie we misschien medelijden hebben wanneer we horen dat hij zo alleen op de wereld staat (r. 47S), die zijn toeschouwers plezierde door zich - niet ongebruikelijk in Amsterdamse stukken uit de zeventiende eeuw - te verzetten tegen de Haagse opschepperij

Wangt hier inden Haach hebje sucken hope ghebroet

Van dat kale beroyde Jufferschop/ o dat gore goet (r . 507-5o8)

die ons amuseert met zijn zo doorzichtige opschepperij (r . 469-482, r . 744, r. 8i9) en met zijn zwak voor vrouwen waardoor hij zelfs een stevige aframmeling oploopt (r . 544-616) . Zijn ontvlambaar- heid speelt hem in het derde deel nog parten : op zijn reis naar Brabant heeft hij in de Antwerpse Lepelstraat een verovering gemaakt (zijn

onnozelheid wordt in dit verband geaccentueerd wanneer we lezen dat Claas zijn vrouw uit de rosse buurt haalde en dan in r . 1152 nog tegen haar zegt : ,By hoeren to loopen heb ick noyt ghedocht") en breed weidt hij uit over haar goede eigenschappen . Hij is aan- vankelijk dan ook erg bezorgd wanneer hij Marry, die hem even to voren voor het publiek heeft afgeschilderd als een sukkel die zijn vrouw in het geheel geen bevrediging kan schenken (r . 920-930), in het echtelijk bed niet aan zijn zijde ontwaart . Daarna wordt hij eerst achterdochtig en vervolgens gaan hem de ogen open : hij zal zijn ontrouwe vrouw niet meer in de woning toelaten . Vrees voor openbare schande :

Wat ien schangt sel ick hier deur behalen.

Al mijn ouwe vrijsters sullender gheweldich op smalen (r .1080-1ogl)

en vleiende woorden doen hem door de knieen gaan, weer tot zijn ongeluk. Maar dan is hij wijzer geworden en heeft hij zijn lesje geleerd : de dreutelaar, de Jan achterlam (r. 920), de plomperd (r. 924), de knoeier (r . 926), de vermotte guit (r.969), iseindelijk een resoluut man geworden en heeft bij het publiek zeker aan waardering ge- wonnen, zij het dan ook dat Bredero in r . 4-12 van zijn hierboven geciteerde gedicht over Claas Kloet de hoofdpersoon „al singhende"

66) Biestkens gebruikt hier namen die in de kluchten van de zeventiende eeuw gebruikelijk zijn om mensen van dit type aan to duiden.

(27)

in contact laat komen met zijn verstoten vrouw, na wier sterven hij zich weer lustig op weg naar nieuwe liefdesavonturen zet .

Evenals Claas Kloet speelt Vroech Bedurven een voorname rol . Hij onderscheidt zich van de andere spelers die alien een naam droegen die in de zeventiende eeuw als eigennaam, c .q . als scheld- of spotnaam zou kunnen voorkomen : Vroech Bedurven („jong verdorven") herinnert onmiddellijk aan de allegorische figuren die ons al uit de zestiende eeuw bekend zijn, vooral aan de sinnekes . Ook door zijn naam toont hij veel verwantschap met de figuur Vroech-verleyt die Jan van Arp in zijn Boertighe Cuucht : van Claes Klick, uitgegeven in 1637, zal laten optreden87) .

Vroech Bedurven is marskramer ; in de loop van de drie delen van de klucht zien we dan ook dat hij allerlei kleine waren aan de man probeert to brengen : kammen, nastelingen, lint (r. I14), ringen, schorthaken, vingerhoeden (r. 115), hechten (r . 145), onderriemen (r . 156), sleutelreeksen (r. 166), etuis, beurzen (r. 313), spiegels (r . 314), messen, snoeren (r . 316), handschoenen (r. 320), kouse- banden (r. 337), git (r. 339), priemen (r . 340), brillen (r. 367), brace- letten (r. 370) .

Claas is niet erg met hem ingenomen : hij beschrijft hem als een schurk (r . 116), een ongeziene gast (r . I 17), een bezoeker van slechte huizen en bordelen (r . izo) . Hij verdient zijn kost niet alleen met zijn mars, maar snijdt ook beurzen, bedelt (r . 134)en is een gauwdief (r . 136) . Claas is ervan overtuigd dat hij zijn leven nog aan de galg zal eindigen :

Kuf in/ kuf wt/ loopt by ien hielen dach.

Zo dat het niet beter en mach/ met hem as op de galch of loopen . Altijdt op ien giesseling wil ick wel verkoopen/

Dat by die sal kryghen binnen zijn twintich jaar. (r . 120-123

Van de praktijken van Vroech Bedurven krijgen we enkele staaltjes to horen en to zien : hij steelt de beurs van Claas (r. 3110), van Giert Outgers (r . 394), plundert het huis van Sybrech Bolbackes wanneer die in de gracht ligt (r . 305-306) en waagt hetzelfde bij een bakker en een boterhandelaar (r . 995-997), liegt er stevig op los (r. 40 4- 4 1 5, r. 424-425) en deinst er niet voor terug om zijn vroegere makker Claas Kloet, met wie hij Sybrech zo'n mooie poets heeft gebakken, to verraden (r . 4z 1-467) .

67) Het stuk werd ,Ghespeelt op d'Oude Kamer, In Liefd' Bloeyende" en uitgegeven onder Van Arps spreuk : Tijt leert .

2 4

(28)

Zijn boevestreken zijn gehonoreerd met een brandmerk van Den Haag (r . 405) en van nog twee andere, niet nader genoemde steden (r. 1067) ;hij is op straffe van de galg uit Den Haag gebannen (r . 403) en in Amsterdam wacht hem het tuchthuis (r . 789) . Toch is hij zo brutaal om zich in het tweede deel binnen Den Haag to vertonen, terwijl hij in bet derde in Amsterdam verschijnt, zij her dan ook vermomd (r . 430, r. 576) . Hij is handig genoeg om uit de handen

van de gerechtsdienaren en ordebewaarders to blijven, wat echter niet wegneemt dat hij in voortdurende angst langs de wegen trekt (r. 418, r . 454) . In listigheid is hij niet opgewassen tegen Sybrech

Bolbackes die hem zijn streken betaald zet (r . 777) . Aan het einde van zijn optreden hebben we niets goeds over Vroech Bedurven gehoord. Wat hij verdient en wat velen hem misschien toewensen, krijgt hij echter niet : de onrustzaaier met zijn gemene streken ver- dwijnt ongemoeid van bet toneel, na slechts enkele afstraffingen in de vorm van een pak slaag to hebben ontvangen .

Naast deze mannelijke hoofdrollen staat een tweetal vrouwelijke, die van Sybrech Bolbackes en die van Marry Kloets .

Sybrech draagt een goed-Hollandse voornaam, maar wordt door haar achternaam getekend : bolbackes, „een rond, dik, pafferig ge- zicht" . Op deze naam is een weinig vleiende variant gemaakt die ons door Claas wordt meegedeeld : nadat hem door Vroech Be- durven is verteld dat Sybrech als zijn bruid wordt genoemd, vraagt Claas stomverbaasd : Sybrech bullebacx (r . 176), een benaming die blijkbaar in de hele stad voor haar in zwang is :

men souwer (verstaje dat?)

Gien Sybrech bullebacx hieten over de hiele stadt (r . 203-204)

Wanneer we dan weten dat bullebak „duivel, boeman" betekent, komt Sybrech door haar naam alleen al in een niet zo best daglicht to staan. En inderdaad, ze is een toverkol die 's morgens vroeg met de duivel contact opneemt (r . 18z, r. z16,r . 232, r . 273) om zo Claas in haar macht to krijgen ; in feite is ze echter doodsbang zodat ze op de loop gaat voor de opgeroepen geesten die - in de persoon van de vermomde Claas Kloet en Vroech Bedurven - plotseling verschijnen.

De naambullebak waarmee Sybrech is gesierd, duidt ook op haar uiterlijk. Zelfs wanneer we Claas' woorden met een korreltje zout nemen - Claas is immers kwaad op Sybrech en dus waarschijnlijk

(29)

bevooroordeeld -, dan nog weten we dat Sybrech niet gerekend dient to worden tot moeders mooisten :

Dat backes datme hueren sou om to gaan veur mom . Ick weet niet waarom heur asent yemant sou behaghen . Sy kant wt de molten niet houwen mit alle daach to draghen . Nemmermeer soete vlaghen/ altijt even suur .

De huyt is zo glat as ien ofgheschilferde muur . Daar (sojer gauw op siet) in worden bevonden/

Scheepjes/ en mannetjes/ en katten en honden/

Meereminnen en satars/ en angder spoeck . Of hebje ghelet op ien half gare boeckweyte koeck?

Zo grauw is heur backhuys vol buylen en kuylen . De koeckoecken souwender veur den reghen in schuylen . Ging den Icker mit heur ruylen/ by was veer bekoft . (r. 184 - 195) Heur hiele lijf schuylt onder borsten en buyck/

Mit ien paar borsten elck as ien mengheles kruyck. (r . 199-200)

Ook bij een volgende gelegenheid spreekt Claas niet veel lovende woorden over haar schoonheid :

Wel war comt hier ginder an veur ien dicke tobben?

't Vel is vol rimpels en schobben/ s'is al goet ous . Ja/ 't moet Sybrech Bolbackes wesen/ (r . 520-522)

Sybrech was ook al wat op jaren . Dit kan men niet alleen afleiden uit de beschrijving van haar uiterlijk, maar ook uit haar eigen woorden :

Want ick bin noch over de neghenentseventich niet . (r . 254)

Zij kent haar omgeving door en door . Ze is ervan op de hoogte dat Vroech Bedurven op straffe van de galg uit Den Haag is ge- bannen en werpt hem dit voor de voeten om hem zo to chanteren (r. 4oz) ; ze heeft ontdekt dat Vroech Bedurven en Claas Kloet haar in de Amsterdamse gracht hebben gejaagd, laat dit aan Vroech Bedurven merken, maar stelt hem toch op zijn gemak en weet hem op haar hand to krijgen door op zijn hebzucht to speculeren (r . 4S9, r . 466) ; ze is ervan overtuigd dat Vroech Bedurven niets tegen haar zal ondernemen wanneer hij eenmaal door haar en Giert Outgers voor zijn streken is gestraft : Vroech Bedurven zal immers bang zijn voor de Haagse gerechtsdienaren (r . 65a-6S3) . Het ver- baast niet dat ze ook ten opzichte van Claas de meerdere blijkt to zijn : nadat ze - in het eerste deel van de klucht - zijn liefde niet heeft kunnen winnen en door hem het water is ingejaagd,

z6

(30)

krijgt ze - in het tweede deel - zijn vertrouwen toch terug door to doen alsof ze nog op hem verliefd is (r . 5 3 5),een idee dat inderdaad bij Claas leeft (r . 524) ;bovendien kent ze Claas' zwak voor vrouwen, voor jonge vrouwen vooral . Bekwaam maakt ze van die kennis gebruik wanneer ze Claas wil afstraffen (r. 438-444, r . 544) . Zo

wordt Sybrech ons gepresenteerd als een echte volksvrouw, kordaat bij het aanpakken van mensen, de sluwe schelm to slim, maar bang voor het buitennatuurlijke .

Ook omtrent Marry Kloets worden we behoorlijk geInformeerd . Uit het verhaal dat Claas aan het begin van het derde deel vertelt,

komen we to weten dat ze afkomstig is uit de Lepelstraat, het hartje van de Antwerpse rosse buurt, waar ze bij de Spanjaarden bekend stond als belle Mayken . Haar uiterlijk wordt ons gedeeltelijk be- schreven door Claas die haar echter in zijn verliefdheid ongetwijfeld door een gekleurde bril ziet : ze heeft donkere ogen (r. 847), lieflijke voetjes (r . 904) en is tenger gebouwd (r. 903) . Verder horen we dat ze al goed Amsterdams spreekt (r. 905), dat ze erg vriendelijk is (r. goo) en haar man welgenegen, en dat ze nog vele andere goede eigenschappen bezit (r . 907-908) . Marry toont zich echter van een geheel andere kant : ze is allerminst to spreken over haar man die haar in bet huwelijk op geen enkele manier kan bevredigen (r . 920- 936) . Ze is haar oude beroep niet vergeten zodat ze snel voor een avontuurtje to vinden is (r . 940-976, r . 1231-1251) . Ze wil graag van haar man of (r. 970-973) wat haar aanvankelijk ook lukt wan- neer ze hem door de ratelwachten naar de gevangenis kan laten voeren (r. 1211) . Ten slotte ontvangt ze het loon dat haar toekomt :

nu wordt zij door de ratelwachten weggeleid (r . 1311 )61) .

Met deze hoofdpersonen treden in de bijrollen op : Giert Outgers, Dirrick Door, laap Gauw, Ritsert, Roemert en de ratelwachten .

Giert Outgers komt alleen voor in het tweede deel . Ook zij is uit Amsterdam weggegaan en heeft zich gevestigd in Den Haag (r . 3 5 2) . Ze is geen schoonheid, zoals we van haar zelf horen :

al bin ick wat swart/

Alle swart is gien leelick/ kijndt/ in Giertje (seyde Roeter) Al lispje ien kleyn beetje/ dat pat zo veul to soeter . (r. 356 - 358)

68) In her hierboven reeds geciteerde gedicht van Bredero over Claes Cloet met een rou-mantel etc. krijgt ze loon naar werken : ze sterft aan een venerische ziekte .

(31)

Giert is goed bevriend met Sybrech Bolbackes en ze is direkt bereid om deze to helpen bij het bestraffen van Claas Kloet en Vroech Bedurven (r . 618), zeker wanneer ze heeft gehoord dat de koopman haar beurs heeft gestolen (r . 625-65 S) . Volgens Dirrick Door heeft ze veel geld (r. 684), reden waarom hij naar haar hand dingt.

Ook Dirrick treedt slechts in het tweede bedrijf op, in een komische scene die voor het verhaal heel wel gemist zou kunnen worden . Hij is een man met een hazehart (r. 714, r . 738, r . 743) die ook al door zijn naam wordt gekarakteriseerd : door ,dwaas" . Hij schijnt alleen to leven voor het geld en vandaar dan ook dat hij Gierts amant is . Evenals zij ziet hij enigszins neer op de Amsterdammers, zij uit wrok omdat ze er niet aan de man kon komen, hij omdat die Amsterdammers zo dom waren een gefortuneerde vrouw als Giert uit hun midden to laten vertrekken . Hij beschouwt zichzelf als een geleerde (r . 700) en wordt door eenvoudige zielen als Claas

geraadpleegd omdat hij zogenaamd de toekomst kan voorspellen uit de sterren (r. 487) . Bovendien blijkt hij een van de vele piskijkers to zijn die Amsterdam rijk is geweest, mogen we de kluchten uit de zeventiende eeuw geloven . Zijn geleerdheid spreidt hij ten toon door Latijn en Nederlands dooreen to spreken . Hij heeft veel gemeen met de ,doctores" uit de kluchten van Bredero en Coster, of met Meester Berent uit Jan van Arps Boertighe Clucht : van Clays Klick 69) . Over de andere figuranten worden we weinig ingelicht . Iaap Gauw is op hetzelfde slechte pad als Vroech Bedurven (r . 1045, r. 1053) . Ritsert wordt gekarakteriseerd door zijn naam die ,wel- lusteling" betekent 70) . Roemert is uit op een avontuurtje met Marry (r. 944) en hangt de grote signeur uit ; zijn naam zullen we dan ook wel mogen opvatten als ,opschepper" . De ratelwachten zijn echte dienstkloppers die ontdaan zijn wanner ze van hun officier to horen hebben gekregen dat ze een onschuldige hebben opgebracht, en die hun fout bij Claas willen herstellen door hem to helpen bij het vol-

voeren van zijn list.

In al deze personen zien we het milieu getekend waarin Biestkens zijn stuk laat spelen . Rondom de onnozele hoofdpersoon draaien

69) Meester Berent verklaart op p . A 3v ; ,Waerlyck ick ben een Starrekijcker, . . . . ick wol der goeder Ghelock saghen" .

70) Vgl . de titel van de klucht van J . Molenhof : De krollende Rit .Zaart(1658), en Ritsert uit Hoofts IVarenar.

z8

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

On the sampling place Eragrostis curvula was the dominant species of grass, with sporadic tufts of a Panicum species in between.. In the immediate surroundings

Men zal dan weten dat er geen heil te zoeken valt in de “sterren”, de New-Age dwaling, de afgoden, de dwaalgeesten 13 , maar dat God Zelf op het punt staat het énige Licht van

De oplossing zit hem volgens Ouwerkerk en Frommé in het coöperatiemodel waarmee beide heren golfbaan- onderhoud. willen aanbieden

Geen fake nieuws maar rakelings fake nieuws: ik weet eigenlijk niet wat ik het ergste vind.. Het onderzoek brengt de kwetsbaarheid van oudere mensen in kaart, door een aantal

dementerenden 'uitboeken als ex-mensen, die nu huisdier zijn geworden, zodat baasje mag besluiten ze te laten inslapen.' Het is cru gezegd, maar niet onjuist. Niet de vergelijking

Guido Doms poseert fier met zijn klein digitaal toestel waarmee hij de eerste Belgische Grote Trap Otis tarda sinds 1987 fotografeerde (Het Laatste Nieuws, 4 januari 2011)...

Kijk goed naar je vertelplek en realiseer je dat het verhaal zich niet dáár moet afspelen, maar in het hoofd van de kinderen.. Ga even op de plek van het

Dit kind is uw Licht van hoop voor heel de wereld.” Toen gaf hij Jezus weer terug aan Maria. Zijn ogen stonden nog steeds vol met