• No results found

Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992-2007

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992-2007"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992-2007

Faas, Nina

Citation

Faas, N. (2009). Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992-2007. Leidschrift : Rusland En Europa.

Westerse Invloeden Op Rusland, 24(September), 126-129. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/72723

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/72723

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Artikel/Article: Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992 – 2007 [recensie]

Auteur/Author: Nina Faas

Verschenen in/Appeared in: Leidschrift. Rusland en Europa. Westerse invloeden op Rusland 24-2 (2009) 126-129

© 2009 Stichting Leidschrift, Leiden, The Netherlands ISSN 0923-9146

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de redactie.

No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without prior written permission of the editorial board.

Leidschrift is een zelfstandig wetenschappelijk historisch tijdschrift, verbonden aan het Instituut voor geschiedenis van de Universiteit Leiden.

Leidschrift verschijnt drie maal per jaar in de vorm van een themanummer en biedt hiermee al ruim twintig jaar een podium voor levendige historiografische discussie.

Artikelen ouder dan 2 jaar zijn te downloaden van www.leidschrift.nl.

Losse nummers kunnen per e-mail besteld worden. Het is ook mogelijk een jaarabonnement op Leidschrift te nemen.

Zie www.leidschrift.nl voor meer informatie.

Leidschrift is an independent academic journal dealing with current historical debates and is linked to the Institute for History of Leiden University. Leidschrift appears tri-annually and each edition deals with a specific theme.

Articles older than two years can be downloaded from www.leidschrift.nl.

Copies can be order by e-mail. It is also possible to order an yearly subscription.

For more information visit www.leidschrift.nl.

Articles appearing in this journal are abstracted and indexed in Historical Abstracts.

Secretariaat/ Secretariat:

Doelensteeg 16 2311 VL Leiden The Netherlands 071-5277205 redactie@leidschrift.nl

Comité van Aanbeveling:

Prof. dr. W.P. Blockmans Prof. dr. H.W. van den Doel Prof. dr. L. de Ligt

Prof. dr. L.A.C.J. Lucassen Prof. dr. M.E.H.N. Mout

(3)

Recensies

126

Tussen coöperatie en confrontatie: het Russische buitenlandse beleid, 1992 - 2007

Explaining change in Russian foreign policy. The role of ideas in Post- Soviet Russia’s conduct towards the West

Christian Thorun

Houndmills, Basingstoke, Hampshire; 2009; 203 pp.; ISBN 978-0-230-55372-9

€69,95

In een speech voor Russische diplomaten in 2002 refereerde toenmalig president Vladimir Poetin aan de veranderingen die het Russische buitenlandse beleid in zijn ogen had ondergaan. ‘Het is duidelijk geworden dat Rusland is teruggekomen op een langdurige periode van confrontatie in de internationale betrekkingen. Het wordt niet langer gezien als vijand of als tegenstander, maar steeds meer als een voorspelbare, betrouwbare, zakelijke en gelijke partner’ (p.36). Het zijn de veranderingen van het Russische buitenlandse beleid tegenover het Westen, sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991, die centraal staan in het werk van de Duitse auteur Christian Thorun; Explaining change in Russian foreign policy.

Thorun identificeert vier fases in het buitenlandse beleid van Rusland met betrekking tot het Westen, in de vijftien jaar na het einde van de Sovjet- Unie. In de periode 1992-1993/94 verbond Rusland zich sterk met het Westen in het algemeen, en de Verenigde Staten in het bijzonder. Het Kremlin gaf aan op de lange termijn lid te willen worden van de NAVO en maakte geen grote bezwaren tegen de NAVO-toetreding van enkele Centraal- en Oost-Europese landen in deze periode. Vanaf 1993/94 tot 2000 werd het Russische buitenlandse beleid steeds meer assertief en ambigu: enerzijds zette Moskou de samenwerking met het Westen voort, anderzijds verzette Rusland zich in enkele gevallen ook tegen het Westen.

Zo gebruikte Rusland tijdens de conflicten in de Balkan haar veto in de VN Veiligheidsraad en verleende het land diplomatieke steun aan landen die volgens het Westen verantwoordelijk waren voor de escalatie van het conflict. In de jaren 2000-2004 toonde het Russische buitenlandse beleid zich vervolgens coöperatief ten opzichte van het Westen en deed de staat veel moeite om Rusland als een betrouwbare partner in internationale betrekkingen neer te zetten. Het tijdperk 2004-2007 werd weer gekarakteriseerd door toenemende onenigheid in de verhoudingen.

(4)

Deze veranderingen in de Russische benadering van het Westen behandelt de auteur vanuit twee vragen: hoe kunnen de geschetste veranderingen in het Russische buitenlandse beleid worden verklaard en wat zeggen deze veranderingen over de manieren waarop het Russische leiderschap het buitenlandse beleid aanpaste in de veranderde internationale arena na de Koude Oorlog? De auteur, die een achtergrond heeft in het veld van de Internationale betrekkingen, gaat bij het beantwoorden van deze vragen uit van de theorie van het realisme. Het realisme stelt dat staten de belangrijkste spelers op het internationale toneel zijn. De internationale arena laat zich kenmerken door anarchie en een permanent machtsvacuüm. Staten zullen in deze context in hun handelen altijd hun eigen belangen verdedigen en gericht zijn op overleven.

Uit deze theorie leidt Thorun twee hypotheses af. In gevallen waar externe beperkende factoren sterk aanwezig waren en Rusland de keuze had tussen samenwerking of confrontatie met het Westen, koos Rusland altijd voor samenwerking. De tweede hypothese stelt dat in gevallen waarin externe beperkende factoren minder aanwezig waren Rusland zou trachten haar macht te maximaliseren. Thorun onderzoekt deze hypotheses aan de hand van drie case studies, te weten de Russische benadering van de NAVO, de Balkan-crises in de periode 1992-1999 en de Russische reactie op de aanslagen van 11 september 2001.

Een interessante illustratie van de rol van externe factoren in het vormgeven van het buitenlandse beleid betreft de beslissing van het Russische leiderschap zich te mengen in het conflict in Kosovo in 1999. De oorlog in Kosovo vormde geen directe bedreiging voor de Russische veiligheid, waardoor ingrijpen in het gebied voor Rusland geen plausibele optie was. Desondanks bracht het conflict wel indirecte bedreigingen met zich mee. Het gevaar was dat escalatie van het conflict de zorgen over mogelijke schendingen van mensenrechten bij de westerse landen zou kunnen aanwakkeren, wat zou kunnen leiden tot westerse interventie in het gebied. Dan zou het Westen ook, zo redeneerden de Russische autoriteiten, kunnen ingrijpen in de landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) en zo in de Russische invloedssfeer kunnen komen. Tevens had de situatie in Kosovo als precedent voor Tsjetsjenië kunnen dienen.

Externe factoren leidden er in deze situatie toe dat Rusland zich genoodzaakt voelde om te interveniëren.

In de situaties waarin het realistische raamwerk geen sluitende verklaringen biedt, probeert Thorun antwoorden te vinden met behulp van

(5)

Recensies

128

collectieve ideeën, zoals de theorie van het sociaal constructivisme dit beoogt. Het sociaal constructivisme stelt dat relaties tussen staten bepaald worden door ideeën. Collectieve ideeën kunnen ideeën over strategie zijn, evenals ideeën over de identiteit van een land. Volgens Thorun kunnen collectieve ideeën verklaren waarom Rusland in 1991/92 en in 1993/94 positief stond tegenover de uitbreiding van de NAVO. In deze periode werd het Russische leiderschap vooral geleid door liberale ideeën, gebaseerd op de veronderstelling dat het einde van de Koude Oorlog eveneens het einde van het antagonisme tussen Rusland en het Westen betekende.

Na een helder en systematisch geconstrueerd betoog maakt Thorun het aannemelijk dat een combinatie van het realisme en het sociaal constructivisme een uitkomst biedt om de veranderingen in het Russische buitenlandse beleid te verklaren. De case studies tonen aan dat in het geval van serieuze externe beperkende factoren Rusland altijd koos voor samenwerking met het Westen, in plaats van confrontatie. In gevallen waar externe beperkingen geen duidelijke rol speelden, bieden collectieve ideeën een verklaring. Het betoog illustreert tevens dat het aanpassen van het buitenlandse beleid aan de nieuwe situatie na de Koude Oorlog voor Rusland niet altijd moeiteloos verliep.

De vraag is echter of de relaties tussen het Westen en Rusland in dit rigide theoretische kader kunnen worden geplaatst, zonder dat historische nuances hierbij ondergesneeuwd raken. Zo staat Thorun kort stil bij de erfenis van Gorbatsjovs vernieuwingen eind jaren tachtig en begin jaren negentig, in de liberale collectieve ideeën die het denken over het buitenlandse beleid domineerden, maar wordt nauwelijks geëxpliciteerd hoe deze erfenis eruit zag en in welke mate deze voor het latere Russische leiderschap van invloed is geweest. In zijn conclusie moet ook Thorun erkennen dat een historisch perspectief van belang is voor het verklaren van veranderingen in het Russische buitenlandse beleid. Desondanks is deze historische dimensie in het verhaal enigszins onderbelicht gebleven, terwijl het theoretische raamwerk ruime aandacht krijgt. Om deze redenen is het boek voor politicologen en geïnteresseerden in de theorie van de Internationale betrekkingen zeker de moeite waard om te lezen, maar voor historici wellicht minder interessant.

Ook in de uiteenzetting van de rol van collectieve ideeën blijven enkele aspecten onderbelicht. Thorun gaat nauwelijks in op hoe deze ideeën ontstaan en verklaart slechts in geringe mate waarom deze ideeën in de loop der jaren meerdere malen veranderden. Welke rol speelde Gorbatsjovs

(6)

erfenis nu precies in de liberale collectieve ideeën van begin jaren negentig?

Onder welke invloeden vonden de geschetste discoursveranderingen plaats?

Hoe breed werden dergelijke opvattingen in de Russische politiek en samenleving gedragen? Toegegeven moet worden dat Thorun deze tekortkoming in zijn conclusie ook aan de orde stelt en vindt dat nader onderzoek hiernaar in de toekomst nodig is. Misschien moeten deze kritische noten dan ook worden gezien als aanmoedigingen voor verder onderzoek. De eerste stappen naar het vinden van verklaringen voor het Russische buitenlandse beleid zijn gezet vanuit het perspectief van de Internationale betrekkingen. Historisch onderzoek kan een interessante bijdrage leveren aan het opvullen van de overige lacunes.

Nina Faas

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onder de Joodse gemeenschap bevinden zich zowel voor-, als tegenstanders van deze theorie, maar feit is dat Zionisme regelmatig werd aangehaald door Russische

Sinds de Europese Unie en de Russische Federatie aan elkaar grenzen, zijn we behalve vrienden ook buren geworden.. De afgelopen jaren werden onze banden

Aanleiding voor deze discussie was de precaire financiële situatie waarin het merendeel van de studenten zich rond deze tijd bevond en meer in het bijzonder het hoge zelfmoordcijfer

Lokale autoriteiten accepteerden om dezelfde reden ook veel meer dan de centrale autoriteit betaling van belastingen in natura, veelal vorm gegeven door in betalingsketens die bij de

Dit bepaalt de gehele verdere strijd der feministen, een vooruitstrevende beweging zonder oog voor de politieke belan- gentegenstellingen, hetgeen enigszins

Auteurs die er van uitgaan dat Rusland vooral handelt uit commerciële motieven (Stern, 2005, 2006, Reynolds and Kolodziej, 2007) benadrukken de grote verschillen tussen de prijs

Hierin wordt gesteld dat de grootste bedreigingen voor de Russische Nationale Veiligheid niet op militair gebied liggen, maar van interne aard zijn. De bedreigingen voor de

JRG 170 3-2001 MILITAIRE SPECTATOR 123.. op de Gele Rijders het nieuws verne- men. Zodra de komst van de Russen bij de Albanezen bekend wordt, ont- staat er onrust. Op 7 juli vindt