• No results found

Anna Politkovskaja

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anna Politkovskaja"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)



column

Anna Politkovskaja

Verderop in dit nummer houdt Gustaaf Haan, verbonden aan de wbs-Werkplaats, een krachtig pleidooi voor idealisme-light. Voor splinter-idealen, zoals hij ze zelf omschrijft. Vroeger werd een betere wereld met hoofdletters aange-duid. ‘Je kon best demonstreren voor democratie en vrouwenrechten en tegen kruisraketten en kernenergie tegelijk, want je streed altijd voor de Goede Zaak.’

Zijn eigen generatie pakt het pragmatischer aan. ‘Problemen zijn er om op te lossen, niet om een leven lang tegen te strijden. (…) In plaats van vaste structuren vormen wij liever een uitge-breid maar flexibel netwerk van losse contacten.’ Het nieuwe idealisme is vrolijker, schuwt zware woorden als morele plicht en is met dat alles, aldus Haan, zeker zo effectief als de wereldver-beteraars van vroeger. ‘Samenklontering van idealen maakt mensen zuur en consequent willen zijn werkt alleen maar verlammend.’ Te-genwoordig ziet de een zijn of haar Goede Zaak anders dan de ander. ‘Misschien weten we daar-door wel beter wat belangrijk is.’

Ik las Haans mooie, steekhoudende verhaal op weg naar een bijeenkomst in Amsterdam, ter herdenking van de Russische journaliste Anna Politkovskaja. Onlangs werd zij, kennelijk als represaille voor de kritische artikelen die ze schreef, in Moskou vermoord. Light is niet be-paald het eerste woord dat bij je opkomt om het leven van Politkovskaja en de idealen waarvoor ze stond, te omschrijven. Met al haar krachten, op het verbetene af, stelde ze de schending van de mensenrechten in Tsjetjenië, het extreme ge-weld binnen het Russische leger en andere wan-daden in Poetins autoritaire staat aan de kaak. Met die kritiek zette ze haar leven op het spel. Van persvrijheid is onder Poetin weinig of niets overgebleven. De televisiestations en vrijwel alle

dag- en weekbladen zijn inmiddels in handen van de staat of van staatsgezinde ondernemers. De afgelopen jaren werden tientallen journa-listen vermoord. Eerder werd al een poging ondernomen om Politkovskaja, per vliegtuig op weg naar de gijzeling in Beslan die honderden slachtoffers zou eisen, te vergiftigen. Op 7 okto-ber schoot een huurmoordenaar de journaliste in haar Moskouse appartement neer.

Haar boek Poetins Rusland (Amsterdam: De Geus, 2005) is ‘vlijmscherp, onthullend’, schreef PvdA Tweede-Kamerlid Frans Timmermans in

nrc Handelsblad. Voor wie nog gelooft ‘dat

Rus-land zich ontwikkelt tot een democratie’ zou het verplichte lectuur moeten zijn. Politkovskaja ‘bleef het “front” opzoeken, bleef het gesprek zoeken met degenen waar niemand mee kon of durfde praten. (…) Ieder contact zag ze als moge-lijkheid ¬ hoe klein ook ¬ om iets te betekenen voor de slachtoffers. (…) Wij treuren om haar en buigen diep voor haar moed’.

Toont dit alles het ongelijk van Haan en zijn generatiegenoten aan? Allerminst. Nederland is Rusland niet. Bovendien kunnen ook in de strijd tegen staatsterreur pragmatisme en flexibele or-ganisatievormen van grote betekenis zijn. Maar hun gelijk is wel betrekkelijk. We moeten altijd verband blijven leggen tussen het

idealisme-light dat in Nederland floreert en de gunstige,

luxueuze omstandigheden waarin we leven. An-ders gezegd, al die lichtvoetigheid mag ons niet beletten om Anna Politkovskaja als een Heldin te zien. En om voor de vermoorde journaliste en activiste inderdaad een diepe, diepe buiging te maken.

Ook daar komt flexibiliteit van pas.

paul kalma

(2)

s& d 11 | 2006 

interventie

Nog één keer drammen

Jo Ritzen schetst in het septembernummer van dit blad (s&d 2006/10) een breed beeld van de maatschappelijke context waarin het Nederlandse onderwijs zich moet ontwikkelen. Hij waarschuwt ervoor niet met de rug te gaan staan naar de maat-schappij waarin zich, net als in de jaren zestig, een

pool of talent bevindt die we tot ontwikkeling

moe-ten brengen. Toen ging het om arbeiderskinderen, nu om immigranten.

Ritzen verwijt mij dat ik in Drammen Dreigen

Draaien — ‘het omstreden boek van Leo Prick’

— daarvoor geen oog zou hebben. Net zo min als voor de internationale context waarin de onder-wijsontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Wat ik de PvdA verwijt is juist dat die zich met de mid-denschool respectievelijk basisvorming blindelings conformeerde aan een internationale ontwikke-ling. Men realiseerde zich niet dat Nederland zich onderscheidde van het meeste buitenland door het sterk democratische karakter van zijn onderwijs. Dat maakte de middenschool overbodig. Nederlandse ouders hebben een hoge mate aan vrijheid bij het kiezen van een school. Die vrijheid kennen ze in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Frankrijk en Engeland niet. Daar zijn kin-deren verplicht om in de eigen wijk naar school te gaan. Alleen in welgestelde buurten vind je daar goede scholen. De prijzen van de woningen hou-den in Amerika en in Parijs dan ook gelijke tred met de kwaliteit van het onderwijs. De invoering van de middenschool in Frankrijk heeft daardoor alleen in landelijke gebieden bijgedragen aan de democratisering van het onderwijs. Daar waar, net als in heel Nederland, sprake is van verstedelij-king, heeft het collège unique niet geleid tot betere kansen voor sociaal zwakkeren. Bovendien kent Frankrijk de door de bovenlaag gekoesterde école

libre, een (katholiek) parallelsysteem. De Franse

socialistische presidentskandidaten, inclusief de

inmiddels afgevallen protestant Jospin, bezochten katholieke scholen. De Angelsaksische landen ken-nen privé-scholen met daarbij de traditie dat de

middle class bereid is tot grote financiële offers. Als

je de Nederlandse onderwijspolitiek van de laatste jaren in een internationaal perspectief plaatst, kun je niet anders dan tot de conclusie komen dat men wel oog had voor internationale bewegingen, maar dat werd voorbijgegaan aan de verschillen in maatschappelijke context. Nederland kende namelijk niet alleen vrijheid van schoolkeuze, maar daarnaast met zijn Mammoetwet een systeem van doorstroming waardoor iedereen, ongeacht de vraag waar men zijn middelbare schoolopleiding begon, op het hoogste niveau kon eindigen. Ritzen leest mijn boek als ‘één lange tirade tegen onderwijsvernieuwing: of het nu gaat over basisvorming, tweede fase of vergroting van de autonomie van scholen’. Wat die basisvorming betreft, daarover ben ik het geheel eens met de huidige PvdA-politici in de Tweede Kamer die tot het inzicht zijn gekomen dat het beter was geweest om daar nooit aan te beginnen. Wat de tweede fase betreft, tot de invoering van de profielen had men veel eerder moeten overgaan. Doordat men zo druk bezig was met het verbouwen van het hele onderwijs werd te lang gewacht met deze relatief simpele, door iedereen gewenste ingreep. En dan die autonomie. Altijd pleitbezorger van geweest. Mijn kritiek is juist dat besturen zo veel taken naar zich hebben toegetrokken dat van de autonomie voor de scholen zelf weinig is overgebleven. In dit verband citeer ik uitgebreid en met instemming Wouter Bos, die bestuurders het verwijt maakt dat van de extra gelden voor onderwijs slechts een fractie naar het onderwijs zelf is gegaan. Het gros ging naar uitbreiding van het bestuurlijke appa-raat.

(3)

por-5

interventie

tefeuille voortgezet onderwijs beheerde — Wallage was vertrokken naar Sociale Zaken; zijn opvolger, Cohen, kreeg wetenschappelijk onderwijs — ver-klaarde Ritzen dat de kloof tussen vbo en mavo niet kleiner, maar juist groter moest worden. Ver-volgens werd, geheel in strijd hiermee, die kloof door Netelenbos gedicht. Met als rampzalig gevolg de maatschappelijke tweedeling waardoor niet langer hele bevolkingsgroepen zich via de mavo verder kunnen ontwikkelen (de drie opeenvol-gende staatssecretarissen voor onderwijs Wallage, Netelenbos en Adelmund zijn hiervan voorbeel-den). In plaats daarvan hebben we een scherpe scheiding gekregen tussen algemeen vormend onderwijs aan de ene en beroepsonderwijs aan de andere kant. Als gevolg van deze ingreep wordt het gros van Ritzens pool of talent op voorhand niet ho-ger ingeschat dan vmbo en daarmee uitgesloten van de maatschappelijke stijging die in de jaren zestig en zeventig nog heel gewoon was.

leo prick

Publicist

Simplificaties

Moet het inrekenen van twaalfduizend illegalen in 2007, een van de doelstellingen in de prestatie-contracten voor de politie, niet onmiddellijk tot bezorgdheid en vooral tot kritische oplettendheid leiden? En moet daarvan niet terstond publiekelijk kond worden gedaan? Zeker.

In de kille stijl die zo kenmerkend is voor het uitschrijven van bekeuringen of het toewijzen van vergunningen verweert minister Verdonk zich in de

Volkskrant van 7 oktober jl. tegen de typering van

die contractbepaling als ‘smakeloos’ en ‘pervers’, door Ad van Liempt in diezelfde krant. Haar op-somming van grondslagen, criteria, uitvoering en rechtsgang zal wel kloppen. Dilemma’s, onmoge-lijke afwegingen, schrijnend onrecht in individuele situaties zoals die zich in alle stadia van vormge-ving en uitvoering van het beleid voordoen, komen in haar stuk niet voor.

Van Liempt daarentegen trotseert met vertoon

van nobele verontwaardiging de vervaarlijke ‘spraakmakende gemeente’ die een ‘verbod’ zou hebben uitgevaardigd op het ‘vergelijken van over-heidsbeleid met wat er in Nederland in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd’. Zelf trekt hij onvervaard de vergelijking met de toenmalige kopgeld-pre-mies voor jodenjagers en hij waarschuwt zelfs voor een dreigende ‘privatisering’ van de illegalenjacht. Vier weken later en een aantal radio- en televi-siediscussies verder waagt Huub Oosterhuis de vergelijking tussen ‘hoe de ind met vluchtelingen omspringt’ en ‘hoe de collaborerende politie om-sprong met joden’. Hier kan nauwelijks meer van

kritische oplettendheid gesproken worden.

Ik heb mij afgevraagd waarom dit soort verge-lijkingen bij mij — tijdens de bezetting niet opge-pakt dankzij de moed van anderen — geen instem-ming maar tegenkanting uitlokken. Daarvoor zijn twee redenen.

(4)

mede-s& d 11 | 2006 6

leven behoeven niet ten goede en dreigen uitein-delijk afbreuk te doen aan de betrokkenheidvan buitenstaanders.

Voor de televisie beaamde Van Liempt op aan-geven van zijn ondervrager dat zijn stellingname een bijdrage tot ‘historisch besef’ zou inhouden. Wie dáárop uit is, kan voor verschillen en nuances worden verwezen naar zijn eigen boek (Kopgeld.

Ne-derlandse premiejagers op zoek naar joden, Amsterdam:

Balans, 2002), dat gaat over de onthutsende en ontluisterende geschiedenis van de premiejagers op zoek naar joden in de Tweede Wereldoorlog. Het beleid van minister Verdonk vraagt om be-tere oppositie.

kees kolthoff

Voormalig Tweede-Kamerlid voor de PvdA

Compenseer de verliezers

Het Centraal Planbureau (cpb) meldde half sep-tember in een opgewekt persbericht dat het gemid-delde Nederlandse gezin jaarlijks driehonderd euro voordeliger uit is met shoppen dankzij goedkope invoer uit China. Een mooi concreet bedrag. Maar het onderliggende rapport, China and the Dutch

Economy, waarschuwt dat er voorzichtig mee moet

worden omgesprongen. Het betreft een globale schatting over vijf jaar, van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. De schatting gaat echter enkel op als de Euro-pese Centrale Bank zich niet volledig bewust is van het dempende effect van importprijzen op inflatie. Het Internationaal Monetair Fonds denkt bovendien dat dit soort positieve effecten op de koopkracht slechts tijdelijk zijn. Ook blijkt uit de beschrijving van het gebruikte model dat daarin geen rekening is gehouden met het effect van economische groei in China op de prijs van olie en grondstoffen. Terwijl elders in het rapport staat dat grondstoffen daar-door vermoedelijk duurder zijn geworden. We kun-nen ons dus maar beter niet rijk rekekun-nen.

Interessanter nog dan de vraag of het noemen van dit soort bedragen zin heeft, is wat ermee beoogd wordt. Het cpb en het ministerie van

Economische Zaken willen scepsis over globali-sering tegengaan door te laten zien dat handel met China (en andere landen) in ons aller voor-deel is. De exporten nemen immers toe en door goedkope importen betalen we minder voor onze schoenen en magnetron. Een win-win situatie dus. Jammer is alleen dat de voor- en nadelen van handelsliberalisering — en van globalisering in het algemeen — asymmetrisch worden verdeeld. Toen David Ricardo in 1817 zijn nog steeds gang-bare comparatieve handelstheorie formuleerde, liet hij in het midden hoe de voordelen van handel verdeeld moesten worden. Bijna twee eeuwen later is dat nog steeds een open vraag, waarover politiek en maatschappelijk gedebatteerd en gestreden wordt.

Terwijl alle inwoners van ons land een paar euro per maand goedkoper uit zijn in de winkel met voordelige importen, verliest een kleine groep werknemers zijn baan bij productiebedrijven of toeleveranciers die door deze invoer worden weggeconcurreerd. In de Verenigde Staten is de compensatie van deze verliezers een issue. De de-mocratische senator Baucus (zie www.taacoalition. com) pleit bijvoorbeeld voor de schadeloosstelling van werknemers die hun werk kwijtraken door goedkope importen of technologische ontwikke-ling. Hij wil daarvoor de Trade Adjustment Assistence (taa) uitbreiden. Deze regeling is in de jaren zestig door president John F. Kennedy in het leven geroe-pen om het verzet van vakbonden tegen handels-liberalisering te verminderen. Zulke compensatie van de verliezers hoeft de grote groep winnaars niet eens veel te kosten. Het Institute for

Internatio-nal Economics berekende dat de 8,1 miljoen

werkne-mers die in de vs tussen januari 2003 en december 2005 zonder werk kwamen te zitten omdat hun bedrijf werd verplaatst of gesloten, onder de taa gebracht kunnen worden voor minder dan twee procent van het gecumuleerde voordeel van han-delsliberalisering sinds 1945.

Het cpb maakt in haar rapport weinig woorden vuil aan de verliezers van import uit China. De onderzoekers stellen dat regelingen zoals de taa in de vs en het door de Europese Commissie voor-gestelde European Globalisation Adjustment Fund een

(5)

7 barrière kunnen vormen voor noodzakelijke

her-vormingen. En zij wijzen erop dat de oorzaak van ontslagen vaak moeilijk te bepalen is. Daarom is het volgens hen het beste om maar zo veel moge-lijk te vertrouwen op het algemene arbeidsmarkt-beleid en op de gebruikelijke sociale verzekering tegen werkloosheid.

Dat is een wel heel makkelijk Haags macrover-haal. Want het cpb stelt in haar rapport ook dat er geen recente data beschikbaar zijn over hoeveel mensen hun baan hebben verloren door toegeno-men import. Onbekend is dus ook of toegeno-mensen die hun baan door toegenomen import kwijtraakten weer aan de slag konden en hoe snel dat ging. We weten dus ook niet of de baanverliezers die wel weer een nieuwe baan vonden met minder salaris genoegen moeten nemen.

Het is niet moeilijk hier onderzoek naar te (la-ten) doen. Er kan bijvoorbeeld gedurende een paar jaar gevolgd worden wat concreet de gevolgen zijn voor het inkomen en de kwaliteit van het werk voor werknemers in bedrijven die de poort sluiten of een deel van het personeel ontslaan omdat ze de import-concurrentie niet meer aankunnen. Op basis van zulke gegevens over levende mensen kan vervolgens bepaald worden of en hoe de verliezers van handel kunnen worden gecompenseerd uit het voordeel dat we er met ons allen van hebben. Zo-lang dit niet serieus gebeurt, zullen rapporten over de voordelen van handel en globalisering weinig sceptici overtuigen.

robert went

Research Associate Amsterdam School of Economics, UvA

Absurde plebiscitaire

democratie

Vorige maand kregen PvdA-leden een dringende oproep van de voorzitter van het partijbestuur om gebruik te maken van hun recht te stemmen voor de lijsttrekker bij de verkiezingen voor de Eerste Kamer. Kennelijk was dit nodig. Bij eerdere recht-streekse verkiezingen voor functionarissen

(Poli-tiek Forum) bleef de opkomst beneden alle peil. En ook nu weer. Op 31 oktober werd de uitslag be-kend: 20,7% van de partijleden had gestemd, waar-van tweederde op de huidige voorzitter, Han Noten. De verkiezing van de eerste man of vrouw op de kieslijst voor de Eerste Kamer door de leden van de PvdA is in meer dan één opzicht absurd. Het begint er al mee dat de leden noch op de lijsttrekker, noch op de rest van de PvdA-lijst kunnen stemmen. Dat doen immers de leden van de Provinciale Staten. Volgens de logica van de plebiscitaire democratie die aan de rechtstreekse verkiezing van de lijst-trekker ten grondslag ligt, zouden deze daarom de lijsttrekker hebben moeten kiezen.

Vervolgens geldt dat de lijsttrekker bij de ver-kiezingen voor de Eerste Kamer helemaal geen politieke topfunctie vervult. Hij of zij is tot nu toe altijd niet meer dan de voorzitter van de fractie geweest. Dat zou ook zo moeten blijven. Wat is het voor een democratie die het een gekozen li-chaam ontzegt zijn eigen voorzitter te kiezen, of af te zetten?

Nu wilde het geval dat er twee kandidaten wa-ren, de zittende en een andere. Als leden die de voorzitter moesten kiezen, moesten wij weblogs en verhaaltjes gaan lezen, alsof de opstelling van de PvdA in de Eerste Kamer afhankelijk is van de par-ticuliere opvattingen van een fractievoorzitter. Een beschamende gedachte voor wie denkt lid te zijn van een democratische partij.

In de gewesten kregen de PvdA-leden er nog een taak bij: de verkiezing van de lijsttrekker voor de verkiezingen van de Provinciale Staten. In mijn gewest kun je je kunnen afvragen wat dat eigenlijk voor zin heeft, gezien het feit dat de vorige, voor het eerst rechtstreeks gekozen lijsttrekker, binnen een mum van tijd alweer een andere — niet recht-streeks gekozen — politieke functie had aanvaard. Overigens gelden hier dezelfde principiële bezwa-ren als bij het rechtstreeks kiezen van lijsttrekkers op landelijk en gemeentelijk niveau: wat heeft dat voor inhoudelijk-politieke betekenis als niet eerst een partijprogramma is vastgesteld dat gekozenen worden geacht uit te voeren?

Een andere eigenaardigheid die aan deze procedure kleeft, is de discrepantie tussen de

(6)

s& d 11 | 2006 

kandidaten voor het lijsttrekkerschap en degenen die met een lagere plaats genoegen nemen. Die laatsten worden onderworpen aan een sollicitatie-procedure, uitgevoerd door een kandidaatstellings-commissie. Die bepaalt niet alleen hun plaats op de lijst, maar ook of ze er überhaupt op terecht-komen. Een overeenkomstige selectieprocedure geldt niet voor degenen die zich opwerpen als kandidaat voor het lijsttrekkerschap. De logica van de plebiscitaire democratie vereist dat iedereen die zich kandidaat stelt, in aanmerking komt voor rechtstreekse verkiezing door de leden.

Ik acht dit een onzinnig systeem dat de functie van de politieke partij volkomen ondermijnt. Maar het halfslachtige stelsel dat is ingevoerd met de rechtstreekse verkiezing van de lijsttrekker voor de Tweede Kamer draagt aan die ondermijning even-zeer bij, zonder dat daar iets positiefs tegenover staat. Zoals de huidige partijvoorzitter in kleine kring over zijn rechtstreekse verkiezing opmerkte: ik weet niet waarvoor ik ben gekozen en ik weet niet door wie ik ben gekozen.

bart tromp

Redacteur s&d

Zorg met compassie

Een van de grootste arbeidsmarktproblemen voor de komende jaren is het verwachte gebrek aan medewerkers in het onderwijs en de zorg. Verschil-lende politieke partijen ontwikkelen initiatieven om jongeren te stimuleren in deze sectoren aan de slag te gaan. Zo stelde PvdA Tweede-Kamerlid Jet Bussemaker onlangs voor om jongeren die een vak kiezen in een sector waar een tekort heerst, zoals

de zorg, te belonen door (een deel van) hun studie-kosten te vergoeden.

Alle beetjes helpen. Maar zou het niet verstandi-ger zijn om uit te zoeken hoe werknemers kunnen worden vastgehouden? Veel werkers verlaten de zorg vanwege de hoge werkdruk en de uitholling van het vak. Voor werknemers in de thuiszorg is precies vastgelegd welke werkzaamheden zij mogen verrichten en hoeveel tijd dat mag kosten. Dat gaat in tegen hun beroepseer. Zij hebben het gevoel dat zij hun cliënten niet op de beste manier van dienst kunnen zijn.

Met de manier waarop de Wet Maatschappe-lijke Ondersteuning (wmo) nu wordt uitgevoerd worden de problemen alleen maar erger. Die wet was bedoeld om gemeenten een grotere rol in de zorg te geven, zodat zij maatwerk konden leveren. In de praktijk blijkt die regie slechts te bestaan uit het mogen doen van een zo goedkoop mogelijke aanbesteding. Met Europa als excuus (‘het moet van Brussel’) worden gemeenten ontmoedigd bij het stellen van randvoorwaarden.

De gevolgen worden nu zichtbaar: thuiszorg wordt grotendeels gereduceerd tot schoonmaak-werk. En dat doen schoonmaakbedrijven goedko-per. Weg compassie. Daarmee verdwijnt voor velen de voldoening in het werk en dus de motivatie om het te (blijven) doen.

Het staat een kabinet natuurlijk vrij om te kie-zen voor zo goedkoop mogelijk. Maar dan moeten grote woorden over ‘zorgzaamheid’ en ‘verant-woordelijkheid voor elkaar’ achterwege blijven. En dan mag er zeker niet meer gezeurd worden over een gebrek aan werkers in de zorg.

marijke linthorst

(7)

 Het zijn drukke tijden voor wie geïnteresseerd

is in het design van politieke instituties. Niet al-leen is er het gebruikelijke commentaar op ons politiek stelsel dat de verkiezingen en coalitiebe-sprekingen begeleidt, er liggen ook voorstellen voor veranderingen van de Nationale Conventie en het Burgerforum.1

In de discussie tot dusver staat steeds de vraag centraal hoe het vertrouwen van burgers in de overheid kan worden heroverd. Veel minder aandacht is er voor de vraag hoe we de kansen van iedere burger ¬ van welke sekse, leeftijd, kleur of afkomst dan ook ¬ om tot de politieke elite door te dringen zo goed mogelijk kunnen waarborgen. Dragen voorstellen voor

‘politieke vernieuwing’ daaraan bij, of zijn ze juist contraproductief?

Op een seminar afgelopen voorjaar in Nij-megen werden kiesstelsel, gekozen bestuur-ders en het referendum nog eens onder de loep genomen.2 Onderzoekers presenteerden

nieuwe gegevens over de vraag hoe het politieke systeem laagdrempelig gemaakt of gehouden kan worden voor vrouwen, jongeren en etnische minderheden. Toenmalig minister Pechtold voor Bestuurlijke Vernieuwing sloot het sympo-sium af met een pleidooi voor verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd en stemrecht voor niet-Nederlandse ingezetenen. Maar hij had nog wat bij kunnen leren als hij die dag iets eerder was gekomen.

toegankelijkheid

Ter gelegenheid van het feit dat honderd jaar ge-leden het vrouwenkiesrecht werd ingevoerd in Europa ¬ in Finland ¬ vroegen wij een aantal gerenommeerde onderzoekers uit binnen- en

Over de auteurs Monique Leyenaar is hoogleraar Ver-gelijkende Politicologie i.h.b. politieke vernieuwing en politieke participatie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Jantine Oldersma is onderzoeker aan het Joke Smit Instituut, Centrum voor Vrouwenstudie-onderzoek aan de Universiteit Leiden

Noten zie pagina 14

Een ander kiesstelsel?

Nee, bedankt

Draagt staatsrechtelijke vernieuwing bij aan een evenwichtige representatie

van vrouwen, jongeren en etnische minderheden in de Nederlandse politiek?

Van direct gekozen burgemeesters en veranderingen in het kiesstelsel

valt in dat opzicht weinig te verwachten, betogen Monique Leyenaar en

Jantine Oldersma. Dat deze thema’s niet allang van de politieke agenda zijn

verdwenen, is vooral de verdienste van één partij: d66.

(8)

s& d 11 | 2006 10

buitenland om op het congres in Nijmegen hun visie te presenteren op de toegankelijk-heid van verschillende politieke instituties voor vrouwen, migranten en jongeren. Drie vragen stonden centraal: 1) welk kiessysteem is het beste voor een zo groot mogelijke participatie van vrouwen, migranten en jongeren?; 2) wat mogen wij wat dat betreft verwachten van het rechtstreeks kiezen van de burgemeester?; ) welk effect heeft de invoering van referenda en

internetstemmen? Zowel onder Paars als onder twee van de drie kabinetten-Balkenende zijn vergeefse pogingen ondernomen om op deze ge-bieden veranderingen door te voeren. Vanuit het perspectief van toegankelijkheid hoeft men om het mislukken daarvan niet rouwig te zijn. Nederland is, als het om de vertegenwoordi-ging van vrouwen in het parlement gaat, samen met de Scandinavische landen lange tijd een voorbeeld geweest voor de rest van de wereld. Het aandeel vrouwen in de parlementen loopt hier uiteen van bijna veertig procent in Neder-land tot tegen de vijftig procent in Zweden. De

Zweedse politicologe Drude Dahlerup was in

Nijmegen uitgenodigd om het Scandinavische succes te verklaren. Zij wilde echter van de term succes niets weten. Als een land er zeventig jaar over doet om van één vrouw in het parlement op te rukken naar nog niet eens de helft aan vrouwen, kan men dan van succes spreken? Veel landen in met name Zuid-Amerika en Afrika wil-len dan ook niet zo lang wachten en hebben ver-plichte quota voor het aandeel van vrouwelijke kandidaten of van vrouwelijke parlementariërs opgenomen in hun grondwet of in de kieswet. Mits voorzien van effectieve sancties blijkt zo’n

maatregel razendsnel resultaat te kunnen heb-ben: Rwanda is nu eerste op de ranglijst van landen met de meeste vrouwen in het parle-ment (%) en Costa Rica staat derde met %.5

Beide landen hebben een genderquota-wet. Het Noord-Europese model van geleidelijke groei ¬ zonder quotawetgeving ¬ wordt dan ook in de rest van de wereld langzamerhand verdrongen door het model van de snelle inhaalslag ¬ met quotawetgeving.

Op het congres ging de meeste aandacht uit naar de vraag of de voorstellen voor politieke ver-nieuwing die nu in Nederland ter tafel liggen de politiek toegankelijker zullen maken. David Far-rell is een van oorsprong Ierse, maar in Engeland wonende specialist in kiesstelsels.6 Hij legde uit

dat het extreem proportionele stelsel dat we in Nederland al sinds 117 hebben onovertroffen is als het erom gaat van het parlement een afspie-geling van de samenleving te maken. Daarvoor is het dan wel nodig dat politieke partijen een evenwichtige kandidatenlijst samenstellen, in termen van geslacht en etniciteit.

Maar die invloed van politieke partijen op de selectie van parlementariërs heeft ook een min-der gunstige kant. Naarmate de kiezer minmin-der mogelijkheden heeft om zelf te bepalen wie er gekozen zal worden, zal een kandidaat minder moeite doen om die kiezer aan zich te binden. David Farrell spreekt van een ‘uitruil’ tussen toegankelijkheid en binding: gaat de een vooruit, dan gaat de ander achteruit. De keuze voor één van de twee, en het daarbij behorende kiesstelsel, is een politieke keuze. Farrell is zelf ongelukkig met het Engelse systeem (meerderheidsstelsel met enkelvoudige districten): hij woont in een gebied waar de Labour Party altijd wint en voor burgers en politicologen is dat de dood in de pot. Hij zou liever zien dat het Ierse systeem wordt ingevoerd waarin kiezers de kandidaten van alle partijen rangschikken in de volgorde van hun voorkeur. Maar vanwege de lage voorkeursdrem-pel benadert het Nederlandse systeem zijn ideaal heel aardig, zo benadrukt Farrell.

Diverse manieren waarop burgemeesters worden geselecteerd, zijn problematisch van-Monique Leyenaar & Jantine Oldersma Een ander kiesstelsel? Nee, bedankt

Rwanda is nu eerste op de ranglijst

van landen met de meeste

(9)

11 uit het perspectief van de toegankelijkheid.

Opvallend is dat het ondemocratische systeem van benoemen zoals dat in Nederland wordt gehanteerd nog de beste resultaten oplevert als het om het aanstellen van vrouwen gaat (20%).7

De oorzaak daarvan ligt in het beleid van streef-cijfers dat Nederlandse kabinetten sinds 12 hanteren. Landen die hun burgemeester door de raad laten kiezen, zoals België, of direct door de bevolking, zoals Italië, doen het slechter met respectievelijk acht en zeven procent vrouwen, aldus de Belgische politicoloog Herwig Reynaert. Reynaert analyseerde de effecten van het Belgische systeem. Hier kiest een nieuwgekozen gemeenteraad zelf zijn boegbeeld voor de ko-mende raadsperiode; het systeem dat nu door de Amsterdamse deelraden wordt gehanteerd. In verreweg de meeste Belgische gemeenten blijkt dat de lijsttrekker van de grootste partij te zijn, die ook de meeste voorkeursstemmen verza-melde. Ook in België wordt gediscussieerd over

de vraag of het niet beter zou zijn om de burge-meester direct te laten kiezen door de bevolking. Reynaert keert zich daartegen. Feitelijk zou het weinig uitmaken want ook in de huidige situatie wordt in België de meest populaire politicus de baas van de gemeente. In de voorstellen voor een direct gekozen burgemeester krijgt deze echter meestal ook meer bevoegdheden, ten koste van de gemeenteraad. In die zin leiden directe bur-gemeestersverkiezingen, aldus Reynaert, eerder tot een uitholling dan tot een versterking van de democratie.

Liesbeth van Zoonen ondersteunt die conclu-sie. Zij onderzocht aan de hand van een analyse

van selectieprocedures in het bedrijfsleven en van direct gekozen functionarissen in de Ver-enigde Staten wat we kunnen verwachten van de direct gekozen burgemeester. Ook uit dat onder-zoek valt op te maken dat vrouwen en etnische minderheden bij een dergelijke procedure niets te winnen hebben.

Op de vraag in hoeverre de invoering van referenda de toegankelijkheid van politieke besluitvorming zou vergroten, antwoordde de Zwitserse onderzoeker Alexander Trechsel dat bij referenda over het geheel genomen net zo veel mannen als vrouwen gaan stemmen. Het

regelmatig houden van referenda biedt vooral extra kansen aan minderheidsgroeperingen om hun belangen onder de politieke aandacht te brengen.

ict in de politiek lijkt vooral nuttig, aldus Trechsel, om de burger beter te informeren ¬ zowel over de programma’s van politieke par-tijen als over de meningen van individuele poli-tici. Het gebruik van websites maakt het relatief goedkoop om informatie in verschillende talen aan te bieden en kan daardoor drempelverla-gend werken voor migranten. Verder betoogde Trechsel dat stemmen via internet vooralsnog niet zal leiden tot een hogere opkomst of tot meer participatie van vrouwen en jongeren. d66’er Alexander Pechtold is een groot voor-stander van ‘inclusieve politiek’, zoals hij onder meer heeft laten zien met de instelling van het Burgerforum en de Nationale Conventie. Aan het slot van het Nijmeegse congres pleitte hij ¬ toen nog in de hoedanigheid van minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninksrijkrela-ties ¬ voor een herwaardering van het kiesrecht (‘stemmen is te vanzelfsprekend geworden, nu we elke week kunnen stemmen voor de nieuwe Idol of wie het Big Brother huis moet verlaten’) en voor een politiek bestel dat een reële afspie-geling vormt van onze samenleving. Hij kwam met twee concrete voorstellen, namelijk om de stemgerechtigde leeftijd te verlagen tot zestien jaar en om een fundamentele discussie te voeren over de invoering van kiesrecht voor niet-Ne-derlanders bij parlementsverkiezingen. In de Monique Leyenaar & Jantine Oldersma Een ander kiesstelsel? Nee, bedankt

(10)

s& d 11 | 2006 12

discussie na afloop werd hem nog de toezegging ontfutseld dat hij nieuwe voorstellen voortaan zou onderwerpen aan een Toegankelijkheids Effect Rapportage: het vaststellen van mogelijke effecten van het voorgestelde beleid op de deel-name van vrouwen, jongeren en minderheden aan politieke vertegenwoordiging.

democraten ’66

De conclusie is duidelijk: referenda en ict zijn ¬ mits slim gebruikt ¬ goede aanvullingen, maar een ander kiesstelsel en de direct gekozen burgemeester leveren vanuit het oogpunt van toegankelijkheid een duidelijke verslechtering op ten opzichte van ons huidige bestel. Hoe komt het dan dat deze voorstellen niet al lang van de politieke en de beleidsagenda zijn afge-voerd?

Een belangrijke verklaring schuilt in het optreden, door de jaren heen, van d66. Die partij gaat er prat op pragmatisch te zijn, met een heldere kijk op de politiek. Op het gebied van de staatsrechtelijke vernieuwing toont men zich echter keer op keer al te zeer gehecht aan hetgeen men eens als kroonjuwelen in de kluis heeft gelegd, maar waarvan bij nadere beschou-wing moet worden vastgesteld dat het om mat-glas gaat.

In een zeer lezenswaardige geschiedenis van d66 beschrijft politicoloog Menno van der Land hoe het eerste partijprogramma tot stand komt. Hier valt te lezen dat de founding fathers het over veel zaken oneens zijn, maar dat er een grote ongerustheid wordt gedeeld over de maatschap-pelijke en politieke onvrede, die onder andere blijkt uit het optreden van Provo. Ook is er een gemeenschappelijke voorkeur voor het Ameri-kaanse politieke systeem met een meerderheids-stelsel en direct gekozen bestuurders. Invoering van een nationaal referendum wordt door het eerste programmacongres weggestemd. Reclameman Martin Veltman verwerkt de ideeën in succesvolle slogans. Van der Land citeert een paginagrote advertentie waarin d66 staatsrecht tot een feel good issue weet te maken:

‘Dit is de tijd voor vernieuwing. Het huidige be-stel is ziek en moe. Het schippert en weifelt. Wij willen het doorbreken. Wij willen een nieuwe democratie. En een nieuw kiesstelsel. En een praktische politiek. En duidelijkheid. En open-heid. En vrijopen-heid. Wij willen dat u ook weer wat te zeggen krijgt. En u?’

Veertig jaar geleden was dit beslist een nieuwe manier om met kiezers over politiek te communiceren, maar terugkijkend zien we vooral een patroon dat opeenvolgende bewinds-lieden consequent blijven volgen. De Neder-landse politieke instituties zijn ‘ziek’ en ‘moe’, terwijl de eigen ideeën over aanpassing ‘nieuw’ zijn. En critici zijn ’bang voor vernieuwing’. Wie de geschiedenis van de voorstellen van d66 bekijkt, kan niet anders dan bewondering hebben voor het doorzettingsvermogen waar-mee de barrières tussen politieke- en beleidsa-genda steeds weer werden genomen. In 1 is het Van Mierlo die er als Tweede-Kamerlid ¬ d66 is buiten het kabinet gehouden ¬ in slaagt om de instelling van de commissie-Deetman af te dwingen.10 Die zal zich met staatsrechtelijke

vernieuwing bezighouden. In feite blijkt al uit de eerste Kamerdebatten over de taakstelling van de commissie dat er weinig van de voor-stellen terecht zal komen. Alle partijen hebben namelijk hun eigen gedachten over de oorzaken van wat ze samen nog wel ‘de crisis van de poli-tiek’ willen noemen. De PvdA en d66 willen de relatie tussen kiezers en gekozenen veranderen. De rpf, gpv en de sgp zien geen noodzaak tot verandering en het cda is dat eigenlijk wel met hen eens. De vvd wil meer decentralisatie en een reorganisatie van de ministeries en het Monique Leyenaar & Jantine Oldersma Een ander kiesstelsel? Nee, bedankt

(11)

1 ambtelijk apparaat, maar ziet niets in politieke

hervormingen. GroenLinks en zijn voorgangers nemen de roep om democratisering serieus en willen daarover wel eens praten met bijvoor-beeld vrouwenorganisaties en vakbonden, maar daar ziet geen van de andere partijen iets in. GroenLinks pleit ook voor referenda en voor gekozen bestuurders. Het is duidelijk dat er geen Kamermeerderheid, laat staan een tweederde meerderheid, in zit voor de voorstellen van d66. Zes deelcommissies die zijn ingesteld door de commissie-Deetman maken een grondige studie van de mogelijke veranderingen van het politieke systeem, maar alleen de commissie-De Jong, die het stelsel van adviesraden beziet, boekt succes. Verandering van het kiesstelsel wordt zorgvuldig beredeneerd afgeraden door de commissie-De Koning11, terwijl de

commis-sie-Van Thijn in meerderheid voor een door de gemeenteraad gekozen burgemeester is en niet voor een direct gekozen burgemeester. Bij de vorming van het eerste paarse kabinet in 1 wordt hervorming van het kiesstelsel door d66, dat met drie ministers deelneemt, op-nieuw op de agenda gezet. Wel heeft de partij in-tussen de voorkeur voor een meerderheidsstelsel met enkelvoudige districten bijgesteld, nu wordt het Duitse gemengde kiessysteem nagestreefd. Een wetsvoorstel komt er uiteindelijk niet, mede als gevolg van een Emancipatie Effect Rapportage waarin wordt betoogd dat een dergelijk kies-stelsel negatieve gevolgen zal hebben voor de vertegenwoordiging van vrouwen in de Tweede Kamer. Desondanks komt het voorstel terug in de Regeringsverklaring van Paars ii in 1. Dit kabinet is echter zo verstandig het te laten rusten. Het kabinet-Balkenende ii (200) krijgt vervolgens te doen met een intussen desperate d66’er, Thom de Graaf, die als minister voor Be-stuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zowel het gemengde kiesstelsel als de direct gekozen burgemeester als het referendum wenst binnen te halen. De gevolgen zijn bekend.12

Het referendum kwam, zoals eerder vermeld, aanvankelijk niet op de verlanglijst van d66 voor. Invoering van een nationaal referendum

was een voorstel uit het sociaal-democratische programma van rond de vorige eeuwwisseling. Daar waar d66 inzake de wijziging van het kiesstelsel en de direct gekozen bestuurders grotendeels alleen staat, krijgt het rondom de invoering van het landelijke referendum veelal steun van PvdA, GroenLinks en d66. Midden jaren tachtig pleitte de commissie-Biesheuvel al voor invoering hiervan en ook de commissie-De Koning was voorstander. Het voorstel sneuvelde echter in de Eerste Kamer, waarna een Tijdelijke Referendum Wet werd aangenomen die tussen 2001 en 2005 van kracht was. Inmiddels liggen er bij de Tweede Kamer voorstellen voor een nieuwe referendumwet en een initiatiefwet van de Groep Wilders voor het houden van een landelijk referendum over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie.

quota

De deskundigen die dit voorjaar aanwezig wa-ren op het Nijmeegse congres benadrukten dat lang niet alles wat vernieuwing wordt genoemd ook bevorderlijk is voor de toegankelijkheid van de politiek. Maar al te vaak lijkt het of politici leuren met een oplossing op zoek naar een pro-bleem. Dat is jammer, want er zijn wel degelijk serieuze problemen die om oplossingen vragen. Het invoeren van een landelijk referendum ver-hoogt de toegankelijkheid van het Nederlandse politieke systeem. Met enige moeite moet daar in Den Haag ook een meerderheid voor zijn te halen. Introductie van ict en van verschillende vormen van burgerraadpleging en -besluitvor-ming is, met name op lokaal niveau, al in volle gang. Daar is het vooral van belang om goed te evalueren welke burgers meedoen en of ¬ en zo ja, waarom ¬ sommige groepen ook bij deze vormen van politieke besluitvorming conse-quent achterblijven.

(12)

s& d 11 | 2006 1

terrein van (vaak autochtone) hoogopgeleiden. De oproep om besluitvorming ‘dichterbij de burger’ te brengen, kan er dus toe leiden dat lager opgeleide burgers nog minder invloed krijgen dan ze toch al hadden. Het is de moeite waard om te bekijken of er manieren zijn om dit mechanisme te doorbreken, maar voorlopig lijkt het een hardnekkig probleem. De Engelse poli-tiek filosoof Anne Phillips pleit er daarom voor verschillende kanalen voor politieke participa-tie, zoals gekozen raden en burgerraadplegin-gen, te blijven combineren, omdat iedere vorm nu eenmaal zijn eigen vertekeningen geeft.1

In een recent nummer van Acta Politica14

laat de Engels-Amerikaanse politicoloog Pippa Norris nog eens zien waarom veel kiesstelsels slecht uitpakken voor vrouwen. Zij raadt aan om het Nederlandse proportionele stelsel vooral te behouden en ¬ als verandering toch wordt overwogen ¬ de toegang van vrouwen te waar-borgen door de introductie van quotawetgeving. Bij wet wordt dan vastgelegd, zoals reeds is gebeurd in België en Frankrijk, dat een bepaald percentage (verkiesbare) plaatsen door vrouwen moet worden ingenomen.

Quotawetgeving is weliswaar in lijn met de internationale trend, maar aan de introductie ervan voor politieke functies in Nederland zit-ten nogal wat haken en ogen. Ten eerste staat dergelijke wetgeving haaks op het beginsel dat politieke partijen in Nederland autonoom zijn, dus ook in het opstellen van kandidatenlijsten. Weliswaar is dit beginsel reeds aangetast door de uitspraak van de rechter over de sgp en haar behandeling van vrouwen, maar inmenging van de staat bij de organisatie van politieke partijen

wordt toch in brede kring afgekeurd. Ten tweede heeft quotering voor veel, met name jonge, vrou-wen een ongevrou-wenste bijklank van regulering, betutteling en onnodige interventie. Ten derde, quotawetgeving is, eenmaal ingevoerd, moeilijk af te schaffen. Dergelijke regelingen worden al snel als vanzelfsprekend ervaren. Zo is in België het bestaan van de taalquota, die de verhouding tussen de aantallen Vlaams-, Duits- en Fransta-lige politici voorschrijven, nauwelijks nog on-derwerp van discussie.15

Een vierde punt is dat invoering van een quotum voor één groepering andere groepen op een idee kan brengen. Belgische politicologen menen dat de introductie van wettelijke quota voor vrouwen in de politiek in België gemak-kelijker was dan het in Nederland zou zijn, juist omdat België al vertrouwd was met de taalquota. En in India, waar een quotaregeling voor de zogenaamde onaanraakbaren bestaat, probeert een zich steeds uitbreidend scala aan achterge-stelden zich ook daaronder te scharen.16 Tot slot,

quota werken alleen als er goede sancties gelden en er actief op de uitvoering wordt toegezien. Zo kent Frankrijk, ondanks zijn quotawetgeving, nog altijd een zeer geringe vertegenwoordiging van vrouwen in het parlement (12%). De belang-rijkste reden is dat de sanctie die bij overtreding wordt opgelegd, namelijk het betalen van een boete, voor de partijen geen probleem blijkt te zijn.

Gegeven al deze nadelen die kleven aan quota-wetgeving voor politieke functies, lijkt het ver-standig om in Nederland het vrij toegankelijke kiesstelsel te handhaven zoals het is.

Monique Leyenaar & Jantine Oldersma Een ander kiesstelsel? Nee, bedankt

Noten

1 De Nationale Conventie deed dat op 5 oktober jl., het Burger-forum zou in november volgen. In de Nationale Conventie hadden veertien leden zitting. Zij moesten suggesties doen gericht op herstel van het

ver-trouwen van burgers in de poli-tiek. Het Burgerforum bestond uit 10 aselect gekozen burgers en heeft zich gebogen over een mogelijke hervorming van het Nederlandse kiesstelsel. 2 Op 2 mei 2006 vond het

semi-nar Inclusive Politics plaats aan de Radboud Universiteit

Nijme-gen.

 Ter vergelijking: het gemid-delde aandeel van vrouwen in de parlementen van de landen van de Europese Unie is 2 cent, wereldwijd is het 17 pro-cent. Bron: Inter-Parliamentary

Union (ipu), 1 mei 2006.

(13)

15 Monique Leyenaar & Jantine Oldersma Een ander kiesstelsel? Nee, bedankt

Women, Quotas and Politics.

Rou-tledge: Taylor & Francis Group, 2005.

5 De top-tien ziet er als volgt uit: Rwanda (,%), Zweden (5,%), Costa Rica (,6%), Noorwegen (7,%), Finland (7,5%), Denemarken (6,%), Nederland (6,7%), Cuba (6,0%), Spanje (6,0%) en Argentinië (5,0%). Alleen Rwanda, Costa Rica en Argen-tinië hebben quotawetgeving (voor resp. 0, 0 en 0% vrou-welijke parlementariërs). Zie ipu, 1 mei 2006, Global

Data-base of Quotas for Women, idea

en Universiteit van Stockholm. 6 Zie ook: David Farrell, Electoral

Systems: A Comparative Intro-duction. London / New York:

Palgrave, 2001.

7 Bronnen: cbs (2005) en Minis-terie van Binnenlandse Zaken,

Voortgangsrapportage vrouwen in politiek en openbaar bestuur,

17/15.

 Zie ook: Alexander Trechsel en Philippe Schmitter, The Future

of Democracy in Europe. Trends, analyses and reforms. Raad van

Europa, 200.

 Van der Land, Tussen ideaal en

illusie. De geschiedenis van D66, 1966-2003. Den Haag: sdu, 200,

p. .

10 Zie parlementaire debatten commissie-Deetman: htk -0, 21 27, 1e vergadering; htk

0-1, 21 27, 6e vergadering. 11 Zie parlementaire debatten

commissie-De Koning: htk

‘2-’, 21 27, nrs. 6-7; htk, ‘2-’, 21 27, nr. 62; htk ‘-, 21 27, nr. 65; htk, ‘-’, 1-25.

12 Minister De Graaf trad af op 2 maart 2005, nadat zijn voorstel voor invoering van de gekozen burgemeester was gesneuveld in de Eerste Kamer. Een belang-rijke reden voor zijn aftreden

vormde ook het gebrek aan steun van de coalitiepartners

cda en vvd voor zijn plannen omtrent de wijziging van het kiesstelsel. (bron: ontslagbrief van minister de Graaf). 1 Anne Philips, Engendering

Demo-cracy. Cambridge: Polity Press,

11.

1 Pippa Norris, ‘The Impact of Electoral Reform on Women’s Representation’. In: Acta Politica Vol. 1 nr. 2, 2006.

15 Petra Meier, Guaranteeing

Re-presentation: Democratic Logic or Deficit? A qualitative comparative analysis of techniques enhancing representativeness and the argu-mentation on their behalf in a plural society. Proefschrift Vrije

Universiteit Brussel, 2001/2002. 16 Frank de Zwart, ‘The Logic of

Affirmative Action: Caste, Class and Quotas in India.’ In: Journal

(14)

s& d 11 | 2006 16

Berichten uit

de wbs-Werkplaats

fo to koen verheijden | hollandse hoogte

Op onorthodoxe wijze materiaal verzamelen

voor het PvdA-verkiezingsprogramma — dat was de

missie van de wbs-Werkplaats, een elftal jonge talenten

dat het afgelopen half jaar kantoor hield in de

Amsterdamse Spaarndammerbuurt. Hun ‘typische

journalistiek getinte invulling van

politiek-maatschappelijk onderzoek’ verdient navolging, aldus

coördinator Martin Mevius in deze s&d.

Medewerker Hayte de Jong doet verslag van zijn

bevindingen in Tilburg, de zesde stad van Nederland die

de Werkplaats onderwierp aan een intensieve scan. De

veelbesproken kloof tussen burger en politiek moet

worden vergroot. Dat geeft actieve ‘middenvelders’ die

met wijkbewoners op goede voet staan de ruimte om

bruggen te slaan naar het stadsbestuur.

Pragmatisme en ongebondenheid — dat typeert de

jongvolwassenen van tegenwoordig, aldus Gustaaf

Haan

. Idealen koestert de Netwerkgeneratie wel, maar

de manier waarop ze politiek bedrijft verschilt

(15)
(16)

s& d 11 | 2006 1

Over de auteur Martin Mevius was coördinator van het project wbs-Werkplaats

Noten zie pagina 21

Berichten uit de wbs-Werkplaats (1)

Aan het werk voor

progressieve politiek

martin mevius

Op onorthodoxe wijze inhoudelijke inbreng organiseren voor het PvdA-programma voor de verkiezingen van mei 2007 ¬ met dat voorne-men klopte de Wiardi Beckman Stichting (wbs) begin 2006 aan bij campagnebureau bkb. Daar-uit resulteerde het volgende idee: zet een elftal jonge talenten een paar maanden bij elkaar op een inspirerende locatie en laat ze input leveren voor de progressieve agenda. Voed ze met de politiek-maatschappelijke kennis die de wbs in huis heeft en met de strategische expertise van bkb en organiseer zo een intensieve maatschap-pelijke ontdekkingstocht.

De locatie werd een oud schoolgebouw in een Amsterdamse volkswijk, de Spaarndammer-buurt. Op de bovenste verdieping, boven een sportschool en een moskee, verzamelden zich in mei elf twintigers, net of bijna afgestudeerd in disciplines als journalistiek, bestuurskunde, bouwkunde en rechten. Een half jaar lang zou dit gevarieerde gezelschap de wbs-Werkplaats vormen. Hun eerste klus: het schilderen van de groezelige muren van hun kantoor, het in elkaar schroeven van het Ikea-meubilair en het aanslui-ten van de computers.

De inhoudelijke oriëntatie begon met een grootschalige city-scan in Tilburg, de zesde stad van Nederland. In drie dagen spraken de

Werk-plaatsers met honderdvijftig ondernemers, gemeenteambtenaren, buurtwerkers, hoog-leraren, scholieren en politici. Ze hielden een weblog bij en produceerden Tilburg doorgezaagd, een boekje vol impressies en inzichten op ver-schillende terreinen: van regeldruk en burge-rinitiatief tot onderwijs en armoedebeleid.1 De

achterliggende gedachte was dat een gedetail-leerde doorlichting van de gemeente Tilburg een redelijke indicatie zou geven van de problemen van een middelgrote Nederlandse stad.

Met herberg Het Wapen van Tilburg als warme thuishaven en de fiets als vervoermiddel voer-den we ons onderzoek uit: wat kon deze stad ons leren over Nederland? Een thema dat Tilburgers van diverse signatuur aansneden was de spreek-woordelijke kloof tussen politiek en burger. De Werkplaats kwam tot het opmerkelijke inzicht dat die kloof niet verkleind, maar juist vergroot dient te worden ¬ waarom dit zo is staat uitge-legd in een artikel van Hayte de Jong dat ook in deze s&d is opgenomen.

de diepte in

(17)

1 om ervaringsdeskundigen aan de tand te voelen.

Andere experts werden op de Werkplaats uitge-nodigd om tijdens informele lunchgesprekken kennis en ervaringen te delen. Het onderzoek mondde uit in concrete voorstellen, waarvan sommige in de vorm van opiniestukken de dag-bladen haalden.

Neerlandicus en student logica Gustaaf Haan schreef in de Volkskrant over milieu en energie.2

Nu eens geen dreigementen over de ondergang van het regenwoud en de stijgende zeespiegel, maar het accent op het economisch potentieel van duurzame energie. Bij stijgende olieprijzen kunnen windmolens winstgevend worden. In Denemarken voorziet wind in twintig procent van de energiebehoefte, tegen nog geen twee procent in Nederland. In de ontwikkeling van biogas zou Nederland, met al zijn aardgaserva-ring, voorop kunnen lopen. Intussen verdwijnt veel kennis over duurzame energie naar het buitenland en laat de overheid kansen liggen. ‘Energiebeleid is een moetje’, constateert Haan. Uit een rondgang langs Shell, Essent en ecn blijkt dat de rijksoverheid nu aan zet is. Van kleine experimenten ¬ met bijvoorbeeld biodiesel ¬ moet worden overgestapt naar grootschalige praktijken. En waar initiatieven worden ontplooid en risico’s genomen, moet de overheid zich een betrouwbare partner tonen. Zoals cda’er Joop Wijn het doet moet het niet: in augustus 2006, vers aangetreden als minister van Economische Zaken, zette hij de subsidie voor Milieukwaliteit en Energieproductie zon-der waarschuwing stop, met als argument dat de Europese norm voor duurzame energie reeds was gehaald. Een domme zet, vindt Haan. Als we ons laten leiden door onze oud-Hollandse koop-mansgeest kan Nederland op dit terrein een leidende rol gaan spelen.

Een ander thema dat de Werkplaats bij de kop vatte was de sociale dienstplicht. Over de

invoe-ring daarvan discussiëren politici al ruim drie decennia. In 11 ploegden woedende jongeren de tuin van PvdA-minister André van der Louw om vanwege zijn voorstel om werkloze jongeren verplicht nuttig werk te laten verrichten. Nadien

bepleitten onder anderen de premiers Lubbers en Balkenende vergelijkbare initiatieven. Maar dwang is niet van deze tijd, vinden de Werk-plaatsers, en niemand zit te wachten op onge-motiveerde ‘vrijwilligers’. Bovendien worden met dit beleid alleen jongeren bereikt die in de problemen zitten: verplichte arbeid als loutering voor asocialen. Het alternatief dat de Werkplaats ontwikkelde heet de sociale beurs. Laat jongeren er zelf voor kiezen om zich in te zetten voor de samenleving. Met een sociale beurs kunnen ze zes maanden lang twintig uur per week steken in hulp aan ouderen, verslaafdenopvang of een andere vorm van vrijwilligerswerk. Als inspira-tie kan het Peace Corps dienen, een internationale vrijwilligersorganisatie die werd opgericht door de Amerikaanse president Kennedy. Een programma met allure zal jongeren er eerder toe verleiden om zich in te zetten voor de samenle-ving dan de afgedwongen solidariteit van een sociale dienstplicht. De programmacommissie van de PvdA nam het voorstel voor een sociale beurs over. In het verkiezingsmanifest wordt het genoemd als een niet nader ingevuld ‘sociaal dienstrecht’.

Dan was er het belangrijke thema inburge-ring. Het is tot daar aan toe dat het huidige kabi-netsbeleid hard is; belangrijker is dat het ineffec-tief is, zo betogen drie Werkplaatsers in een opi-niestuk in Het Parool.5 Het inburgeringsexamen

dat per 1 januari 2007 verplicht wordt, omvat niet meer dan een feitjestoets. Minister Verdonk gelooft dat door marktwerking de beste cursus-sen vanzelf naar boven zullen komen drijven. Dat is een fatale denkfout. De beste cursus is in dit geval immers de cursus die de prijsbewuste migrant tegen de scherpste prijs het snelst drie-honderd vragen in het hoofd laat stampen. De intensievere cursussen die roc’s aanbieden (en die op dit moment nog verplicht zijn) zal ieder-een links laten liggen omdat ze duurder zijn. Het resultaat: hoge slagingspercentages, maar geen ingeburgerde Nederlanders.

Zoals automobilisten niet met alleen een theorie-examen de weg op mogen, hebben inburgeraars niets aan kennis zonder

(18)

s& d 11 | 2006 20

ervaring. Daarom zou een maatschappelijke stage een verplicht onderdeel moeten zijn van elke inburgeringscursus, vindt de Werkplaats. Dat is de snelste manier om de taal te leren en kennis te maken met een buurt of stad, met nor-men en waarden. Met theedrinken of knuffelen heeft dit niets te maken: een maatschappelijke stage vergt veel meer van de migrant dan de vra-genlijst van Verdonk. Het stage-voorstel werd overgenomen door de programmacommissie van de PvdA. Een andere suggestie die we deden: vrijwilligers als integratiecoaches. Eén coach kan voor verschillende inburgeraars fungeren als vraagbaak en wegwijzer. Het project Wegwijs van de Haagse Mondriaangroep bewijst dat het werkt. Zie hier enkele ingrediënten voor een progressief inburgeringsbeleid. Een beleid dat niet hard is omwille van het hard zijn, maar dat uitgaat van de vraag hoe migranten zo goed mogelijk hun draai kunnen vinden in de Neder-landse samenleving.

oogsten

In september 2006 trad de Werkplaats naar buiten met een serie publieke brainstorms. De opzet van deze bijeenkomsten was steeds: nodig een aantal specialisten uit en laat die hardop nadenken over een vraag die door de Werkplaats is aangekaart. Zo werd de sociale beurs aan een nadere analyse onderworpen door onder meer Marcus Jacobs van de Vrijwilligerscentrale Amsterdam, Charlotte Dijkstra van de European

Volunteer Service en Everarda Slabbekoorn van

studentenvakbond lsvb. Zij bleken enthousi-ast over het plan. Wel stelden zij voor om voor vmbo-leerlingen toch een vorm van verplich-ting in te bouwen, bijvoorbeeld via stages. Een bijeenkomst over de emancipatie van moslimvrouwen in Nederland leidde tot de constatering dat moslima’s zich niet door an-deren ¬ moslimmannen of feministen van de tweede of derde golf ¬ moeten laten vertellen wat emancipatie precies inhoudt. Er waren grote verschillen van opvatting over kernthema’s als de acceptatie van gemengde huwelijken, de rol

en positie van moslimmannen (in hoeverre lo-pen zij achter bij wat onder vrouwen leeft?), de vraag hoe radicaal de emancipatiestrategie zou moeten zijn en de verhouding tussen individu en collectief. De emancipatie van moslima’s in Nederland is onderweg, maar zeker nog niet voltooid.

In de verkiezingscampagnes speelde Europa als thema nauwelijks een rol ¬ en dat terwijl een volgend kabinet zich weer met de Europese grondwet zal gaan bezighouden. De Werkplaats organiseerde een discussie tussen ja-stemmers Monika Sie Dhian Ho (wrr) en Thijs Berman (PvdA-Europarlementariër) en nee-stemmers Paul Bordewijk (publicist) en René Cuperus (wbs), om te zien of de wonden die het grond-wetsreferendum binnen de PvdA heeft geslagen nog te helen zijn. De discussie was fel. Monika Sie Dhian Ho leverde het meest concrete voor-stel: politici moeten het Europa-debat scherp po-litiseren, dat maakt het voor burgers duidelijker welke belangen er op het spel staan. Verder moe-ten de aansturing en controle van de regering door het parlement flink worden verbeterd. Op donderdag 26 oktober werd op het Da Vinci College in Roosendaal een succesvolle vmbo-dag georganiseerd. Politici, docenten en scholieren gingen er met elkaar in discussie.6

Opvallend was dat veel scholieren positief ston-den ten opzichte van hun school. Kritiek hadston-den ze op het gebrek aan praktijkonderdelen in de curricula. Dat is een landelijk probleem: hoe-wel het vmbo opleidt voor de praktijk, krijgen leerlingen er in de schooluren nauwelijks mee te maken. Eerste-Kamerlid Jean Eigeman (PvdA) was zo tevreden over de bijeenkomst in Roosen-daal dat hij voorstelde om voortaan ieder jaar een vmbo-dag te organiseren.

Twee dagen later hield de Werkplaats zijn slotbijeenkomst onder de titel Den Haag Morgen.

De politiek van de Netwerkgeneratie. In de passend

industrieel getinte setting van het machinege-bouw van de Amsterdamse Westergasfabriek, werd gedebatteerd en daarna gedanst en gedron-ken. Jongerenorganisaties, het Alternatief Voor Vakbond, LuxVoor en het cdja ontvouwden

(19)

21 hun toekomstagenda’s. Theatergroep De Eerste

Zondag bracht een voorstelling plus debat over praktisch idealisme. Enkele architecten van het ‘Nee’ tegen de Europese grondwet, onder wie Elsevier-journalist Syp Wynia, presenteerden hun visie op de toekomst van Europa. Vooral het debat over de islam in Nederland en het daarop volgende einddebat tussen de hoogste nieuwkomers op de kieslijsten van vijf politieke partijen leidden tot felle discussies. GroenLink-ser Tofik Dibi, sp’er Renske Leijten en PvdA’er Attje Kuiken ¬ allen nog geen dertig jaar oud ¬ stonden daarbij vaak lijnrecht tegenover het aanstormend cda-talent Sander de Rouwe en vvd’er Brigitte van der Burg. Opvallend was dat de jonge politici zich conformeerden aan hun partijlijn en, in ieder geval op het oog, geen ge-neratiespecifieke agenda op tafel legden. Dat roept de vraag op wat het is dat de Netwerkgeneratie van twintigers en begin-dertigers bindt. De Werkplaatsers zelf zijn er representanten van. Wat drijft hen? Koesteren ze idealen? In een artikel dat ook in deze s&d is opgenomen, typeert Gustaaf Haan zijn generatie met de woorden pragmatisme en ongebonden-heid. Wie denkt dat die combinatie neerkomt op onverschilligheid heeft het mis. Jonge volwas-senen van tegenwoordig willen de wereld wel degelijk ‘een stukje verder helpen’. Alleen kiezen ze daarvoor andere methoden dan hun ouders in de vorige eeuw: geen massademonstraties, maar praktische initiatieven die behalve inhoudelijk ook vermakelijk of handig zijn.

De manifestatie in de Westergasfabriek

mar-keerde het einde van een succesvol project. Op 1 oktober werden de Werkplaats-burelen ont-manteld. De medewerkers keren terug naar hun studie of beginnen aan een nieuwe baan. Wat rest is het bundelen van de oogst van zes maan-den hard werken in een publicatie die dit najaar verschijnt en het maken van plannen voor een volgend Werkplaats-project.

Het oorspronkelijke idee achter de Werk-plaats was dat het initiatief anders moest uit-pakken dan de gebruikelijke werkgroepen en denktanks die een politieke partij als de PvdA van ideeën voorzien. Dus weg van de vergader- en beleidstafels, de samenleving in. Praat met wetenschappers en politici, maar gebruik hun beschouwingen vooral als input voor ontmoe-tingen met praktijkdeskundigen: schooldirec-teuren, onderwijzers, ambtenaren, onderne-mers, jongerenwerkers, vrijwilligers, iedereen die te maken heeft met de praktische uitwerking van beleid. Treed die experts onbevangen tege-moet en neem hun ervaringen als uitgangspunt voor het bedenken van nieuwe oplossingen voor concrete problemen.

In die opzet is de Werkplaats geslaagd. Dat de PvdA-programmacommissie twee van onze ideeën ¬ over de sociale beurs en een inbur-geringsstage voor migranten ¬ heeft overge-nomen is een goed resultaat, zeker gezien de tijdsdruk die de vervroegde verkiezingen ople-verden. Maar belangrijker is de ontwikkeling van die typische journalistiek getinte invulling van politiek-maatschappelijk onderzoek. De Werkplaats-methode verdient navolging.

Berichten uit de wbs-Werkplaats Martin Mevius Aan het werk voor progressieve politiek

Noten

1 wbs-Werkplaats, Tilburg

doorge-zaagd. Lessen uit de zesde stad van Nederland. Amsterdam, 2006.

2 Gustaaf Haan, ‘Hier rijdt vuilniswagen op biodiesel, in Frankrijk miljoenen auto’s’, in:

de Volkskrant,  augustus 2006.

 Zie Carine Lacor et al., ‘Geen dienstplicht maar sociale beurs’, in: bn/De Stem, Brabants Dagblad,

Eindhovens Dagblad, Leeuwarder Courant, augustus/september

2006.

 Samen sterker. Werken aan een

be-ter Nederland.

PvdA-Verkiezings-manifest 2006, p.6.

5 Sanae Akka et al., ‘Inburgerings-examen Verdonk rampzalig’, in:

Het Parool, 12 oktober 2006.

6 Zie voor een gedetailleerd ver-slag Khadija El Majdoubi,

vmbo-dag voortaan jaarlijks,

(20)

s& d 11 | 2006 22

Berichten uit de wbs-Werkplaats (2)

De kloof moet groter

hayte de jong

De Kloof. Het is een containerbegrip dat de gemoederen in politiek Nederland bezighoudt. Na de Fortuyn-revolutie tuimelden politici en bestuurders over elkaar heen om schande te spreken van het gebrek aan kennis onder politici van ‘wat er leeft onder de mensen.’ De politiek moest weer begrijpelijk worden, poli-tici moesten klare taal gaan spreken en naar de burger luisteren.

Ook in Tilburg gaan politici de straat op om in contact te komen met de burger. Met name PvdA-wethouder Jan Hamming is actief in de wijken. Hoewel dit in veel gevallen positieve reacties oplevert, heeft de wbs-Werkplaats ook de keerzijde gezien van die pogingen tot direct contact met de burger. Deze keerzijde doet de vraag rijzen of de kloof tussen burger en politiek altijd slecht is en of er in het debat hierover wel-licht zaken over het hoofd worden gezien.

superman

In kranten en op televisie wordt het debat, ook onder politici en bestuurders, gedomineerd door twee vooronderstellingen: 1) de Kloof is niet goed; 2) de Kloof is te dichten door meer direct contact van politici met burgers. Deze aannames hebben het politieke debat een beslissende kant

opgestuwd. Politici en bestuurders doen er mo-menteel alles aan om ‘in contact te komen met de burger’, om ‘te luisteren’ en om ‘te weten wat er speelt in het land’. Concreet vertaalt dit zich in het debat over democratische vernieuwing en de oprichting van de Nationale Conventie en het Burgerforum Kiesstelsel. Institutionele aanpassingen en veranderingen in persoonlijke politieke stijl worden gezien als sleutel tot het dichten van de kloof tussen burger en politiek. Hiermee wordt echter de aandacht gevestigd op de verkeerde oplossingen voor een slecht gedefi-nieerd probleem.

In verschillende gesprekken in Tilburg leer-den wij dat bewoners zich in eerste instantie druk maken om de thema’s wonen, werk en opvoeding. Zij maken zich niet druk over hoe vaak een politicus of bestuurder hen aanhoort of langskomt. Zodra de overheid de publieke dienstverlening op orde heeft, is de onvrede bij de burger al voor een deel weggenomen. Directe actie wordt op prijs gesteld. Om in lulkoek-bingotermen te blijven: een hands-on mentaliteit wordt gewaardeerd.

De keerzijde van de methode-Hamming is het veelgehoorde kritiekpunt van ‘veel beloven, weinig klaarspelen’. In het algemeen is er in Tilburg veel waardering voor de door de buurten fietsende Hamming en zijn pogingen om dicht bij de burger te staan. Een probleem schuilt echter in het wekken van valse hoop. Burgers kregen bij een bezoek van Hamming de indruk dat problemen op korte termijn zouden worden opgelost. Als dit door de weerbarstige ambtelijke en politieke praktijk langer op zich laat wachten

(21)

2 dan gedacht, wordt de Kloof alleen maar groter.

De kern van het probleem ligt in het feit dat de burger weinig inzicht heeft in het reilen en zeilen van het gemeentelijk apparaat. Dit feit, in combinatie met een wethouder die zich veel laat zien, wekt de verwachting dat problemen met een druk op de knop verholpen kunnen worden. Zolang een wethouder niet in een rode cape loopt en een grote ‘s’ op zijn borst draagt, is het uitgesloten dat hij of zij alle problemen meteen kan aanpakken. De wethouder kan het in dit ge-val gewoon nooit goed doen. Te weinig afstand wekt valse verwachtingen, te veel afstand komt regentesk over.

middenvelders

Tussen politiek en burger staat echter een derde partij: de middenvelders. Hardwerkende vrijwil-ligers. Ongebonden individuen die in nauw con-tact staan met het stadsbestuur en met de bur-gers in de wijken en die vertrouwen genieten. Een middenvelder kan ook in dienst zijn van bijvoorbeeld een wijkcentrum of zorginstelling of werken als buurtregisseur. Het zijn, zogezegd, mensen die met hun poten in de klei staan. Met middenvelders bedoelen wij niet de grote maatschappelijke organisaties die in de jaren tachtig en negentig veel overheidstaken hebben overgenomen. Het gaat ons om de in-dividuen. De term is een verwijzing naar het voetbal. In het voetbalspel zijn de middenvel-ders onmisbaar. Zij verbinden de aanval met de

verdediging en slaan, daar waar nodig, bruggen tussen de linies. Zonder de middenvelders ligt er een gapend gat tussen aanval en verdediging ¬ of: tussen burger en politiek.

De middenvelders zijn lang onzichtbaar ge-bleven in het Kloof-debat. Waar de politiek veel naar zichzelf en de burger gekeken heeft, is zij de middenvelders ¬ de sleutel tot succes ¬ ver-geten. De Werkplaats heeft in Tilburg met veel van dit soort mensen gesproken. Het ‘Premie op Actie’-plan, een lokaal programma waarbij actieve burgers beloond worden voor hun in-spanningen in de wijk, is een goed voorbeeld van hoe middenvelders hun positie versterkt zien worden. De beloning bestaat uit geld om speciale projecten op poten te zetten. Dat kan va-riëren van een buurtfeest tot een nieuwe wipkip in de speeltuin. Tilburg maakt met dit project dus ruimte voor de middenvelders en geeft hun meer verantwoordelijkheid. Wethouder Ham-ming en het nieuwe gemeentebestuur zijn op de goede weg.

De Werkplaats merkte dat klassieke en veel gehoorde uitspraken over politici (‘zakkenvul-lers’, ‘beloven te veel’ en ‘onbetrouwbaar’) ook in de wijken van Tilburg worden gebezigd en dat politici, hoewel ze de straat op gaan, wordt verweten dat ze een verborgen partijpolitieke agenda hebben. Verder kwam duidelijk naar vo-ren dat middenvelders enige handelingsvrijheid nodig hebben. Iedere wijk is anders, de proble-men zijn anders en de oplossingen zijn anders. Dus: geef de middenvelders de ruimte en sla

ini-Berichten uit de wbs-Werkplaats Hayte de Jong De kloof moet groter

Fragment weblog, zie www.wbs-werkplaats.nl

door Jurjen Fedde Wiersma

Mijden dat stadskantoor. Doodzwijgen die wethouders. Om nog maar te zwijgen van amb-tenaren. Ik schreeuwde het in de aanloop naar ons detectiveonderzoek van de daken. Mijn eerste twee afspraken waren vanochtend in, jawel, het stadskantoor. Where did it all go wrong?

(22)

s& d 11 | 2006 2

tiatief niet dood door deze mensen te vermoeien met eindeloze vormen van verantwoording en rapportage. Dit is in veel gevallen de doodsteek voor effectief ingrijpen bij problemen.

tilburgse voorbeelden

We spraken met een aantal mensen in brug-functies, die de touwtjes van Tilburg aan elkaar knopen. Een daarvan was Mirjam Antonise, voorzitster van de klankbordgroep in de Uitvin-dersbuurt ¬ een orgaan dat de bewonersbelan-gen vertebewonersbelan-genwoordigt tijdens de herstructuring van deze wijk ¬ en winnares van de Solidari-teitsprijs 2006. Ze is de drijvende kracht binnen de klankbordgroep en zorgt ervoor dat gemeen-telijk beleid en de belangen van de burger bij elkaar komen. ‘Bewoners verwachten het mis-schien niet, maar we kunnen best wat bereiken. Ik zeg altijd maar: hoe hoger en belangrijker, hoe leuker; dan kan ik er tenminste lekker tegenaan schoppen.’ Communicatie is haar stokpaardje en te vermoeien lijkt ze nauwelijks. ‘Hoe ik de mensen bereik? Desnoods ga ik alle deuren langs. Ik ben wel eens in een weekend een paar honderd adressen afgegaan, stuk voor stuk aangebeld.’ Antonise zou voor dit vrijwil-ligerswerk absoluut niet betaald willen worden door de gemeente of een politieke partij. ‘Men-sen hebben een groot gebrek aan vertrouwen in politici en alles wat daarbij hoort. Tegen mij zijn de bewoners wel eerlijk, omdat ik zonder dub-bele agenda naar ze luister en me voor ze inzet.

Bovendien: wie betaalt, bepaalt. En dat zou de dood in de pot zijn.’

Philomeen Sneiders van het Missie Centrum Tilburg (mct) is ook een typische middenvelder. Zelf noemt ze zich het ‘vangnetje’ van Tilburg: dat wat de hulpverleningsorganisaties, het maat-schappelijk werk en de sociale dienst laten lig-gen, uit onwetendheid of onvermolig-gen, komt bij haar terecht. ‘Er zijn zo veel instanties, mensen raken het overzicht kwijt.’ Ze komen bij het mct voor advies, hulp of gewoon een luisterend oor. ‘Bij de gemeente en het maatschappelijk werk gaat het om scoren: zo veel mogelijk mensen be-middelen. Wanneer je echter langer in iemand investeert en uitgaat van persoonlijke dromen en mogelijkheden, boek je veel meer succes.’ Ook ‘Tante’ Marga, beheerder van buurthuis de Union in de Kruidenbuurt, gaat graag uit van de dromen en mogelijkheden van kinderen én hun ouders. In haar buurt wonen veel gezin-nen die te maken hebben met werkloosheid, criminaliteit en schooluitval. Problemen die van generatie op generatie worden doorgegeven, waardoor de jongeren een uitzichtloze toekomst tegemoet gaan. In de Union kunnen kinderen tekenen en spelen, maar leren ze ook discipline. De bedoeling is om ze zo voor te bereiden op het werken in de maatschappij. ‘Bijna alle jongeren hier zijn al met de politie in aanraking geweest. Ze kunnen waanzinnig snel een fietsslot open-breken. Maar daar krijg je geen werk mee en je wordt er wel voor gearresteerd. Wie geeft ze dan nog een stage? Daar doen wij ons best voor.’

Berichten uit de wbs-Werkplaats Hayte de Jong De kloof moet groter

bijstandshulp, rijbewijs vernieuwen en me-thadon scoren. In een huis wordt louter be-stuurd, naar een kantoor ga je toe!

Goed, ik dus naar de ambtenarenkolchoz van Tilburg. Frans-Jan Lathouwers is de naam, directeur VVV/Stadspromotie. Denk je aan Deventer, dan denk je aan de boekenmarkt en bij Groningen is dat meestal uitgaan, stu-deren of het Groninger Museum. Bij Tilburg denk je aan... niets. Nou ja, 013 dan, maar die vergelijking gaat niet helemaal op.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens de voorbereidende werkzaamheden voor de renovatie door de Stichting Beheer Sportpark De Grift bleek echter dat ook de onderlaag niet meer voldoet aan de huidige normen

gens wil Shaw geen 'oude atheïst' zijn. Hij lijkt op zoek naar een nieuw, niet- christelijk soort van publieke moraal die het samenbindend element in de Eu- ropese geschiedenis

Bovendien heeft de raad een verklaring van de samenwerkende Europese Omgevingsraden (de EEAC) ondertekend waarin een krachtig pleidooi wordt gehouden voor een sterk milieuaccent in

- de eigen perceptie van het parlement over die rol en plaats. Parlementen met een belangrijke eigen inbreng in het politieke leven van een land hebben over het algemeen een

In zijn jaarverslag 2004 stelt de Raad van State: 'Het verschijnsel dat allerlei zaken niet meer louter worden beheerst door (autonoom) nationaal recht maar door een combinatie

Hoe ziet een echte grondwet eruit? In ieder geval niet zoals nu in de EU waar de Europese commissie, het Europees parlement en de Europese raad zowel de regels bepalen als binnen

De Grondwet is bestemd om het juridische kader te vormen voor intense samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie en tekent de krijtlijnen uit voor de toekomst van

Het eerste lid is niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een plaats of gedeelte van een plaats indien daarvoor een evenementenvergunning is vereist, en in