• No results found

Hier de ~artij van de Arheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hier de ~artij van de Arheid "

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BINNENLANDSE NOTITIES

9 Februari 1946:

Hier de ~artij van de Arheid

De Partij van de Arbei.d bestaat één jaar. Er zullen wel b'loemen zijn en hartelijke woorden; mogelijk ilrier en , daar ook distels en hatdijkewoorden,

want

.zachtzinnig is het niet toegegaan

in de Nederlan.dse politïiek sinds

Februari 1946. Er

~s

reden op deze plaats

mind~r

adht te slaan 'Op .de dagelijkse politieke discussie, .dan op enkele a, lgemene vragen, .die door de bescheiden viering van deze eerste verjaardag worden opgeworpen.

De vraag:

is het geslaagd, kan worden oeantwO'Or·

d met

jà - neen - en toch! Het ledental en de organisatorische opbouw hillijken het woord jà!

Men kent de feiten: omstreeks 55.000 leden bij de oprichting, thans ruim het dubbele. Meer dan 300 nieuwe af.delingen

'

leveren het bewijs, dat de Partij van de Arbeid is aanges: lagen in ons

.

volksleven. Tegenover het gebrek aan succes in .de arbeiderswijken van sommige in.dustriecentra staat .de ' zeer sterk toegenomen invl'Oed in a:lle J.evenskringen op het platte- land en in de kleinere steden. Daar is de partij wat zij wil zijn:

volk~partij.

En dus is

,

daar de meerderheid van haar

'

leden uit .de arbeidersklasse afkomstig. Er is enige

'reden deze nuohtere feiten dankbaar ~n

herinnering te brengen. Het ha.d ook anders kunnen zijn. Onze partij behoo, rt tot de oorlO'gsconcepties en is één van .de versahijningsvormen der verrrieuwings- wil, die reeds leefde , in .de jaren 1930-1940,

.,die om zich :heen greep in het

illegaile oorlogsoontact en die 'gestalte kreeg na de bevrijding. Bewegingen op ander terrein, .die deze oorsprong met onze pal'ltij gemeen hebben, verkeren tlhans veelall in crisis toestand en , zoeken moeizaam hun vorm. De wet .der traagheid dreigt hen

'te

'Overmeesteren of slaa, gde .daarin; wij doelen o.m. op de Nederlandse Volksbeweging en het NationaalInstitu1,.lt, terwijl ook .de Nederlandse Jeugdgemeenschap moeilijke tijden door- maakte, doch zicihzelf hervond, op moor besdheiden leest gesahoeid. Onze partij neemt hier 'dus, reeds door haar kraohtige, vrijwel oomplete organisatievorm, die op het eerste reglementaire oongres zal worden bev, estigd, een ' guns' tige uitzonderingspositie in . .Is :het te veel gezegd, als ik beweer, .dat wij dit danken aan de synt!hese van oude, beproef.de politïieke traditie en ervar, ing enerzij.ds en wil tot doorbraak en front- verdeling anderzijds? Zelfs .de teleurstellende verkiezings:Iits'lag veroor- zaakte niet meer .dan een matige terugslag.

,

Welke

'gevaren >bedreigen ou'

ze partij? Wie tot over de oren in het partijwerk zit en uit ervaring weet, dat

. de politiek haar dienaren

monomaan .dreigt te maken, erkent bij voo' IIbaat, dat :hij .de · gestel.de vraag slechts onvoJ.ledig en vrijbHjvend kan beantwoorde, n. Ik zie drie , gcwaren:

het tekort , al(ln contact met industrie-arbeiders in sommige., stedt)n;

(2)

I

de ' gevolgen van ons optreden als regeringspartij en bondgenoot van de K.V.P.;

het inwendige gevaar van bureaucratie en partijmec.'hanisering.

Over alle drie een rkOl'lt woord. De polemiek tussen ds.·'Buskes en schrijver

dezes in "Het Vrije Volk", over het karakter van onze partij ' als

a~beiders­

of volkspartij, raakt de sfeer en de -innerlijke g, esteld!heid van de partij.

Het 'komt·; 1l?;ij IVoor, dat dit .vraagstuk niet

·,

onoplosbaar

' is, eenvoudig

omdat het :in zeer veel plaatsen O'pgelost

is.

Hoe belangwekkend en belangrijk ook op ziahzelf, !het gaat niet

tot

de kern. De beduohtheid waarmee men spreekt over de nadelige invloed, die het optreden van intellectuelen, boeren e.a. in de partij op 'Onze arbeidersleden zou kunnen hebben, vloeit mede voort uit gebrek aan begrip voor de grote pO'litieke geschooldheid en zekerheid waar .taUozeaIlbeiders, in tegenstelling juist met middenstanders en v.ele intellectuelen, over beschikken. Het zwaarte- punt ligt eIders. Nederland is momenteel voO'r den k1einen man, den la' g

·

eren beambte, , den O'nderwij' zer, een

lastig

bewoO'nbaar land, een ' land, dat het humeur van den cO'nsument van geringe koO'pkracht bederft. In Enge:landgeeft geen enkel restaurant maaltijden, die meer kO'sten dan f 2.50. Het is verbO'den en ihet ve· rb'Od

wo~dt

gerespecteerd. Hier 'kan men

'

voor dat bedrag ook, zij ihet zeer bescheiden, terecht, maar de spijskaart in

,

de

prijsklasse

C, !het nO'rmale restaurant, v' ermeldt vrijwel altij, d schO'tels van f 5.-

tO't

f 25.-. Dus: w'ie 't dO'en kan, I

behoeft :in

het geheel niet zwart te eten O'm zich ',tO'ch te vO'elen

.

als Joods Goedleven.

Dat steekt de mensen. Dat is niet de .armO'ede eerlijk delen. En mO'eten we nO'g spreken over de dagelijkse zO'rgen, textiel, schO'eisel, brandstO'f? Er is geld te veel in Nederland,

.

niet alleen in de

~warte

wereld, die

,

zeker meer dan 100.000 mensen "werk" gedt, maar ook onder ta'Ilozen b.v. in de tussenlhandel. Als Lieftinck nieuwe belastingen ' aankO'ndig, t i'S de zorg van velen, IhO'e de mazen 'in het net

'

zO' snel mogelijk kunnen

wO'rden

gevonden, Als de 'kleine consument niet weldra uit

'

zijn benarde pO'sitie raakt, behO'udt de bekwaamste oorganiswtO'r der ontevredenheid, de C.P.N., zijn greep O'p velen. Het is duidelijk, dat hiermee niet alles is gezeg· d over het arbeidersvraagstuk, , dat internationale krachten terdege meedO'en, dat

onwee~bare

factO'ren

'

zich eveneenS doen

geIden.

Doch ! binnen · de greep van onze handen mO'et kO'men de

·

dagelijkse, sociale werkelijkheid.

Bevrediging ' geven aan een redelijk re chts' g evo el, ziedaar een belangrijke bijdrage vO'O'r de O'plossing van !het

'arbeidersprobleem in

en rO'ndO'm

onze partij.

.

Het optreden als regeringspartij is enerzijds

,

een taak, die

elke gezonde

partij begeert,

,

doch

,

die anderrzijds onv, ermij.delijke na,delen met zich meebrengt. Dit behoeft !hier nauwelijkstO'elicht:i.ng, immers !het springt in 't oog,

,

dat allerlei fO'uten of vermeende fO'uten van

,

de regering, door velen zO'nder O'mhaal op onze partijre' ken'ing wor, dengenO'teerd. Dit moeten we ,,,nemen" en compenseren dO'O'r ons 'Optreden mede te -doen bepalen dO'O'r moderne 'Sociaal-psyohologisohe inzichten. Als bO'ndgenoot van de K.V.P. staan we nog vO'O'r

'een bijzondere mO'eilijkheid. Er grO'eit

in Nederland,

.

ook in kringen, die er vroeger vrij van waren, een laakbaar, dO'ch moeilijk grijpbaar anti-papisme. Dat slaat terug op onze partij. Vele prO'testanten hebben !het gevO'el,

,

dat -de oude coa1Hie, met haar calvinis- tisoh averwicht, een hechtere dam opwierp tegen "Paapse stO'utigheden"

34

(3)

dan de "huidige ooalitie, wàarin de katiholieIc.e component de s,terkste is.

Dat gevoel wordt aangewa:kkeIld dom ,gebrek aan maatgevoel in een deel der katholieke pers. Een voorbeeld. "Het Binnen/hof" meende aIdus de moeten reageren op het beleid van den minister inzake het bla·J

"Liohtspoor" :

"Toen het conflict tussen de Pen Gun en den minister -van Oorlog, Mr.

Meynen, was uitgebroken en het er naar uitzag, dat de minister met zijn eigen krant voor den dag zou komen, heeft men van katholieke zijde getracht een katholiek hoofdredacteur benoemd te krijgen. Daartoe be- stond alle aanleiding, immers het grootste deel der in Nederland en Ned.-Indië dienstdoende militairen schijnt uit katholieken t-e bestaan. In de benoeming van een zodanigen hoofdredacteur meend~ men enige garantie te mogen zien, dat een acceptabele voorlichting voor de soldaten zou worden verkregen zonder dai er direct sprake behoefde te zijn van een katholieke soldatenkrani. De minister van Oorlog heeft dit verzoek afgewezen, tegen nadrukkelijke adviezen in" .... "De zaak is dus, dat terwijl de katholieke soldaten het grootste deel van onze militaire.macht uitmaken, de katholieken geen schijn van kans krijgen zich te doen gelden in de voorlichting asn de manschappen." .... "Principiële opvattingen worden op efficiënte manier gesteriliseerd."

Weet de lezer een ander woord dan aanmatiging? Nog daargelaten, dat een leger ·dat steunt op dienstplicht, een 'getrouwe afspiegeling is van ons volk en dus in minderheid katholiek. Zomin 'a;ls overigens een R.K. meerder- heid in het leger een dwlingend motief rou zijn om een R.K. hoofdredac- teur te nemen, zom~n -is een minderhei>d een reden om .een geschikten R.K. !:andidaat te weigeren!

Het bondgenootschap van K.V.P. en P. v. d. A. veroor,zaakt uiteraard steeds opnieuw onderlinge beïnvloéding. Er zijn enkele 'actuele feiten, die 'hier aandacht vragen. Het verhaal is afgezaag'd, maar 'een vervelende waaIlheid blijft 'een waarlheid. Een oonfessionele partij, die alle belijders van één geloof wil verenigen, stelt zichzelf op een rekproef. Onherro~pe­

lijk ontstaat er spanning tussen de conservatieve. ende pwgresseive vleugel en de 'bl'ede middengroep wordt door één der heide richtingen gdeid. In de oude R.K.S.P. Ihad :het conservatisme steeds overwioht. In de K.V.P. geeft ,de vooruitstrevende 'groep de pas aan. De recente ver- kiezing van de heren Andriessen, Matser en Sassen in he't presidium der partij, /heeft qit verheugende feit andermaal bevestig,d. ~t neemt niet weg, dat de ~nner1ijke tegenstrij.dighdd niet is overwonnen. Nu echter heeft 'een reclhtse oppositie de kop opgestoken in de K.v.P. De heren Welter en Bajetto, beiden 'ka'tlholieke Indië-specialisten en mannen van de oude garde, spelen met de gedachte van zelfstandig politiek optreden tegen Linggadjati alolereerst, tegen de regeringspoIi~ek vervolgens. De komend verkiezingen werpen hun schll!duw reeds vooruit.

Het oppositieverschijnsel in de K.v.P. veriheugt ons. Het 'bevestigt ·de traditionele opvatting van de partijen, die .mcl'h baseren op staatkundig- zedelijke beginselen, dat een politieke partij behoort te zijn een program- partij. Alle pogingen 'Van progressieve R.K. splintergroepen 'zijn voorlheeen steeds in het zand 'gelopen «de Partij van Arts, de Miohaë~b'eweging).

Eindelijk !'heeft een kleine groep, die radicale structuurwijZ'Îg~ngen 'În onze maatscl'happij om der wille van de gereohtligheid nastreeft, positie gekozen 35

(4)

voor het moderne sociali'Sme in onze partij. Dit betekende voor de K.V.P. I

een aderla:ting aan radica:le zijde. Indien nu anderzijds een conserva:tief blok zou uittreden, ook al bleef het klein, dan zou dat o.i. aan de gezond- heid en de innerlijke kracht van de K.V.P. als gematigd-progressieve partij zeer ten goede komen. Doch wat zien wij? Het 9ptreden van de rechtse oppositie valt toevallig sa:men met de publicatie van twee critische artikelen van Mag. dr. S. Stokman O.F.M., het bekende R.K KamerIid, over het nieuwe blad "De Katlholiek in de Partij van de Arbeid". In zijn tweede artikel in "DeMaasbode" van 27 Januari 1947 laat 'hij de volgende conclusie vet ,drukken:

"Aaneensluiting

in

katholiek partijverband is geboden juist

om in

de wisselende omstandigheden het spoor der beginselen steeds te blijven volgen en het niet kwijt te raken

in

feiten-complexen en wirwar van meningen."

Wij stellen hier tegenover een oitaat uit 'een andere publicatie in "De Maa:sbode", een interview van 14 September 1945:

"U bent dus

om

te beginnen overtuigd, dat

wij

een katholieke partij

moeten hebben?

,

Dat ben ik. Wij moeten onze eigen formatie

op

staatkundig gebied hebben

,

Ten eerste

om

onze beginselen

op

alle i'erreinen van het maatschappelijk leven,

op

het sociale, het economische, het culturele, het staatkundige en het internationale terrein te laten doorwerken. En ten tweede

om de

invloed en de positie van de katholieken

in

ons vaderland te waarborgen.

Weer een partij dus voor alle katholieken? ,

N

een. De katholieke partij zal zich zéér 1.Igker ten doel moeten stellen een zo

groot

mogelijk aantal katholieken onder haar vanen te krijgen, doch

op

de basis van een sterk vooruitstrevend

program.

Er

mag

onder geen beding water

in

de wijn van zulk een

program

worden gedaan ter wille van het winnen van kleine groepjes te linker of te rechter

zijde.

Het

program

moet

primair

zijn, niet de omvang van de organisatie of het aantal stemmen. Ter wille van het

program

moeten wij zulke kleine groepen durven afschrijven."

Hier is ,aan het woord.... Mag. dr. S. Stokman O.F.M. Het geringe versclhil tussen beide citaten is essentieel. Het standpunt van 1945 effende voor de KV.P. de weg om programpartij te worden. Teneinde dit karakter te ver,zekeren; wer,d zelfs ,de partij in principe toegankelijk gemaakt voor niet-katholieken (wie ,glimlaoht daar bij de 'herinnering).

\Vij horen nu niet meer zoveel over het begrip program partij. Misschien 3S Ihet optreden van, WeHer en Bajetto nuttig oOm het ontwikkelingsproces in de partij gaande te houden. Het zojuist aangedui,de presidium, de poHtiek inzake LinggadJati 'alsmede ihet' optreden van den heer Kerstens in de Eerste Kamer geven dui,delijk aan, dat ,de K.V.P. niet geneig,d is, de weg terug te gaan naar de oude coalitie, ook aI werd de onderwijs-J begroting 'behandeId met de sdhtim van deze coalitie op de achtergrond.

Het derde 'gevaar, ,de bureaucratie. Wat hebben we daaronder te verstaan?

Zie ik het goed, dan is ,de meest omva:ttende betekenis van bureaucratie deze': het ,zelfstandig bestaan van administratieve factoren, die zich aan bewuste en verantwoordelijke leiding veelal ongewild en automatisch oritrekken. Of korter: de dwang van het papier. Z!ieihier een getudge.

, J. B. (Barents) sahrijft in Paraat over ervaringen in ,een grote federatie:

(5)

I

"Wij hebben ons in de loop van het afgelopen jaar

er

wel eens

op

beraden, of we al ons gevergader en gepraat niet

op

een of andere manier een eindje

kond~n

indammen. Het droevige van een dergelijke vertoning

is

helaas dat iedereen "et daar weliswaar gloeiend mee eens is, maar het in de practijk bij elk besproken onderde, el toch weer nodig vindt om ook nog eventjes zijn of haar mening te zeggen. Het gevolg: 1tf maal praten over elk agendapunt en van achten tot elven bijeenrotlen over een agenda, die uit niets dan mededelingen en ingekomen stukken bestaat."

Dit verschijnsel is veel ernstiger dan het lijkt. Ons vak is politiek, ons huJpmiddel is papier. Waar het laatste overwoekert, gaan vaardiglheid, sl3lgvaalldige reactie en constructief vermogen teloor. Er ,gingen in Duits- land in 1933 enkele perfect functionnerende partijen ten onder. Ik zie maar één middel: ellkaar wakker houden en beschermen tegen fOllffiaJisme in welke gestalte dan ook. Een partij aIs de onze, met Ieiding'gevende figuren, die zijn doorgedrongen in talloze 'Openbare functies, heeft het gevaar O'V'eral b'Üven te zitten, maar niet altijd .... er in. Wit! een partij- genoot 'Opzoekt, ,die !hem door middel van een bode laat weten, dat hij ('Om wdke reden dan ook) vandaag geen spreekuur houdt, heeft evenzeer te ,doen met bureaucraffie (hier zeUs 'ÜnveI!IIlijde1ijk) als de voorzitter in de door J. B. besohreven vergadering (dáár wèl te voork'Ümen!) En tenslotte:

papielldwang verduistert 'Ons zicht op geestelijke en principiële vragen..

Een gewaarschuwd man ....

Dit zijn niet

alle

gedachten, die worden opgewekt door ,de eerste verjaar- dag van onze partij. Het moge waar 'zijn, dat 'in dit tijdschrift het critisohe woor,d 'beter past dan de juiclhtoon, 1000 moge ik in majeur eindigen. Van Walsum beantwoordde onlangs in "De Nieuwe ,Nederlander" een protestant, die buiten de Partij van de Al"beid wenst te blijven. Hij schreef:

"Er

is

geen sprake van, dat

de

leidende figuren uit de protestants-christe- lijke vleugel van de Partij van

de

Arbeid in hun hart teleurgesteld zouden zijn over hun toetreding tot

de

partij." "En dan kan

de

schrijver dezer regelen in all, e oprechtheid niet anders zeggen, dan dat hij

er

nog geen ogenblik spijt van heeft gehad en hij weet daarmee ook te vertolken het gevoelen van hen, die met hem deze stal? !,!ebben gedaan. Het

is

integfm- deel zo, dat hij er elke

dag

weer opnieuw dankbaar voor

is,

dat hij een open oog heeft gekregen voor

de

nieuwe mogelijkheden, die zich hier voor ons politieke leven openden."

Die stemming is wederkerig in de partij. Hoezeer we open oog hebben voor moe'ilijkiheden en 'gevaren, we zijn venheugd, dat we het er samen op heh!ben 'gewaag,d op 9 Februari 1946. Samen aan de slag voor !het democratisdhe s'Ücialisme. T'Üen, nu en voortaan. '

I

W. THOMASSEN.

RECTIFICATIE

In het artikel "W.ereld.petroleum.overeenkomst" in het Januarimummer van dit blad, is op pag. 24, regel 4, tussen "door" en "behandeling" uitgevallen het woord

"op~nbare". Willen de lezers daarmee rekening 'houden? REDACTIE

37

(6)

D,~ maatschappelijke functie van den modernen ondernemer

De simpele schoolboek-definitie is nog altijd bruikbaar: de ondernemer heeft tot taak cle productiefactoren natuur, kapitaal en arbeid op de economisch meest doelmatige wijze te combineren. Volgens de klassieke theorie liet hij zich daarbij vooral leiden door het kompas van de

vrije

prijsvorming. Hij

WaiS

de kapitalist, die geen genoegen nam met een eenvoudige belegging, maar de man, die iets waagde en zijn vermogen op het spel zette in steeds nieuwe combinaties. Het marktgevoel

en

de technisch-organisatorische gaven van deze dynamische figuur be- hoorden tot de drijfkrachten van het moderne kapitalisme. Mocht men den ondernemer bij welslagen van zijn werk een hoog inkomen, even- redig met de diensten die hij de maatschappij bewees, misgunnen?

Weer gaan wij bij het economie boek te rade. Het hoge ondernemers- inkomen zou slechts in schijn zo hoog zijn. In werkelijkheid bestaat

'

het uit vier componenten: het eigenlijke ondernemersloon, rente van het geïnvesteerde kapitaal, een risicopremie en tenslotte de onder- nemerspremie, welke de speciale beloning vormt voor bijzondere prestaties en voor de voorsprong, die daardoor op concurrenten ver- kregen werd.

Van socialistische zijde is de critiek niet gespaard. Terecht is gecon- stateerd, dat de ondernemer bij al zijn technische en commerciële prestaties meestal te kort schoot op het punt van de zorg en de ver- antwoordelijkheid voor het lot van zijn arbeiders. In het 19de-eeuwse vooruitgangsideaal woog de mens minder zwaar dan de materie. Alleen

enkele bevoorrechte groepen l;1adden reden tot ,juichen en vergaten

maar al te licht, dat de veelgeprezen vooruitgang verworven werd ten koste van een industrie-proletariaat, waarvan het lot voortdurend door het bestaansminimum werd bepaald. Het behoeft ons niet te verbazen dat socialistische schrijvers bijna zonder uitzondering geneigd waren den ondernemer als "uitbuiter" aan de kaak te stellen.

In

het vuur van de discussie, waarin de ondernemer-uitbuiter kwam te staan tegenover den ondernemer als de heroïsche figuur van het moderne kapitalisme, zou men bijna vergeten dat de maatschappelijke strl,lctuur snel veranderde - en daarmede ook de functie van den ondernemer!

Het waren veranderingen, die uit het vrije spel der maatschappelijke krachten oprezen en dus waarlijk geen door theoretici aangeprezen schema's. Wij noeme' n enige verschijnselen van de overgang van het moderne kapitalisme, met zijn vrije-markt-economie, naar de meer gebonden vormen van het late kapitalisme, met zijn starre organisaties

en machtscomplexen:

'

De "ondernemerspremie" werd niet langer uitsluitend verdiend door voortreffelijke combinaties van de drie productiefactoren, maar ook 38

s

(j

i

Ij (] 11 S IJ '11

ij

S

IJ

II I II

n

II

n

o

n

~

g

(7)

door beheersing van de markt. Uitschakeling van concurrenten en speculatieve transacties kwamen steeds meer voor, vooral toen door de opkomst van het effectenkapitaal de concentratie van geweldige kapitalen contróle

'over groepen ondernemingen mogelijk maakte. In

de Verenigde Staten, het land van de econorilische vrijheid bij uitstek, won de trustvorming het snelst terrein. Het streven naar monopolie- posities was overigens een internationaal verschijnsel, niet alleen van de kant der ondernemers, doch ook van arbeiderszijde. Vakvereniging en vakbond toonden zich menigmaal opgewassen tegen de machts- politiek van trust of kartel. In plaats van het concurrentie-ideaal van de klassieke economie, die in de leer der Manchesterschool haar hoogte- punt had bereikt, trad nu de belangenstrijd tussen organisaties, welke de vrije markt meer en meer tot een fictie maakte.

.

In het tijdperk van de naamloze vennootschap en van de top-organisaties daarop berustend, werden de hoogste ondernemersinkomens verdiend door emissies en door fusies van ondernemingen (meestal gevolgd door nieuwe emissies van aandelenkapitaal). De invloed van de machtigste

ondernemer~

strekte zich uit tot de organen van de staat, terwijl door middel van de pers eveneens de publieke opinie werd bewerkt. De staat kon diensten bewijzen in de

s

trijd om nieuwe afzetmarkten. De ontwikkeling van het late kapitalisme vindt men ten dele weerspiegeld in de geschièdénis van het moderne imperialisme, dat op zijn beurt door een krachtige bewapeningswedloop een stimulereride invloed uit- oefende op éen aantal sleutelbedrijven. Het toenemen der protectie- maatregelen getuigde eveneens van het bondgen'Ootschap tussen de staat en kerngroepen uit het bedrijfsleven. Men kon het trouwens niet meer riskeren technische installaties, die honderdduizenden arbeiders werk gaven, bloot te stellen aan een of andere moorddadige dumping- politiek van buiten af. Onder deze omstandigheden kromp het terrein in, waarop men de ondernemer van het oude slag in actie kon zien.

Slechts ideologisch bleef men "de" ondernemer verheerlijken als de noeste en vindingrijke werker, wiens rusteloze activiteit steeds nieuwe bronnen van welvaart ontsloot.

In Nederland is men voor deze idealisering wel bijzonder vatbaar ge- bleken. Geen wonder. Hier te lande voltrok zich immers de overgang naar het moderne kapitalisme eerst vrij laat. En van het late kapita- lisme heeft men de uitwassen niet in die mate leren kennen als bijvoor- beeld in de Verenigde Staten het geval was. Toen in de chaos in en na twee Wereld-oorlogen noodgedwongen tot "ordening" moest worden overgegaan, kende Nederland een wijd-vertakt klein- en middenbedrijf, met sterke weerstanden tegen ieder ingrijpen van overheidswege. Stellen wij de vraag: "hoe ziet de ondernemer

'

zichzelf?", dan zal in de meeste gevallen het antwoord luiden: "als een slachtoffer van de tijdsomstan- digheden". De ondernemer voelt zich heden ten dage bedreigd door een bureaucratie, die hem danig in de verdrukking brengt. \Vij moeten erkennen, dat hij dikwijls niet ten onrechte klaagt.

Merkwaardig, van socialistische zijde is er een kentering gekomen in de

gevoelens t.a.v. deR ondernemer, althans ten aanzien van den onder-

nemer van het klassieke type. Men heeft leren inzien dat de juiste

combinatie vàn de productiefactoren natuur, kapitaal en arbeid beter

39

(8)

gewaarborgd wordt door pioniers, die over de juiste ondernemers- mentaliteit beschikken dan door allerlei ambtelijke instanties. In onze tijd van economische en technische ontwrichting wel een feit om rekening mee te houden! "Als het bedrijfsleven volledig of voor het overgrote deel zou worden gesocialiseerd", schreef Mr. J. in 't Veld

1),

"zou deze verambtenaring zeker tot moeilijkheden leiden. De bedrijfs- leider zou worden tot administrateur. Voor velen zou dit geen verschil maken, omdat zij nu reeds weinig meer doen dan hun onderneming lopende te houden. Maar juist de besten, de daadkrachtigen, de pioniers, zouden in het gedrang raken. Voor hen biedt een gesociali- seerde maatsdhappij weinig plaats. Zij missen als regel de kwaHteiten, vereist voor een hogere ambtenaarsfunctie, terwijl omgekeerd de eigen- schappen, welke hen deden slagen in de vrije economie, in een gesociali- seerd bedrijf niet tot hun recht zouden komen. Voor de gemeenschap zou het een ernstig verlies zijn, wanneer zij hun daadkracht en initiatief niet meer zouden kunnen uitleven."

Dit citaat zou een verkeerde indruk van het betoog van Mr. In 't Veld kunnen geven. Bij alle waardering, die de schr. toont voor de goede eigenschappen van den ondernemer, gaat hij tnch van het standpunt uit, dat economische vrijheid slechts toelaatbaar is voor zover de sociale rechtvaardigheid er niet door wordt geschaad.

_

Indien de ondernemer, in plaats van

'

een verlheerlijking

'van het ver-

leden, zijn functie in de hedendaagse maatschappij scherper kon zien, zou er reeds veel gewonnen zijn. In de huidige sociale structuur heeft hij veel meer een dienende functie dan vroeger.

,

Zeker, ook

in

de bloeitijd van het liberalisme werd de opvatting gehuldigd, dat de onder- nemer door zijn streven

,naar winst de gemeenschap langs indirecte weg

grote diensten bewees, maar dit is toch niet de dienende functie, welke wij thans op het oog hebben. De positie van den modernen onder- nemer wordt in belangrijke mate bepaald door het beheer van kapitalen.

die in de meeste gevallen niet zijn eigendom zijn.

Diep-ingrijpend zijn de veranderingen, die men weerspiegeld vindt in de vennootschapsstatistiek:

Aantal Gestort kap. in N.V.'s millioenen gIds

1861 284 149

1890 957 456

1912 8722 1900

1938 26940 6121

Deze cijfers leren ons niet welk percentage van Ihet totale vennoot- schapskapitaal zuiver eigen kapitaal is gebleven. Het staat echter weI vast dat het klassieke ondernemerstype van ondernemer-kapitaalbezitter op de achtergrond kwam en begon te wijken voor den

IOP

arbeids- overeenkomst werkzamen vennootschapsdirecteur. Weliswaar bleef de aangestelde ondernemer-beheerder ziçh geheel en al "ondernemer"

1) J. in 't Veld, Economische en sociale ordening, 1945, blz. 6.

40

- - - - - - -

(9)

voelen en meende hij zijn functie als vanouds te kunnen zien in het winst maken voor "zijn" onderneming door de juiste combinatie van de drie productiefactoren natuur, kapitaal en arbeid, doch in werkelijk- heid vond wel degelijk een functionele verschuiving plaats.

J. Burnham noemde in zijn opzienbarend werk The managerial

' revo-

lution het nieuwe ondernemers' type "manager". Onder "manager" ver- staat hij den ondernemer-beheerder, met uitgebreide volmachten en tegen een hoog salaris aangesteld. Formeel is deze afhankelijk van de aandeelhouders, in feite voelt hij zich zelfstandig. Deze manager laat zich niet in de eerste plaats leiden door

.

de belangen van het kapItaal als winstbron, maar strijdt bovenal voor de bloei van zijn onderneming.

Hij is vakspecialist, technisch of commercieel, en verricht de oorspronke- lijke ondernemersfunctie, de

)

combinatie van de productiefactoren natuur, kapitaal en arbeid, vooral onder de drang een maximale effi- ciëncy te bereiken. Hij voert een bedrijfspolitiek op lange termijn, desnoods tegen de directe kapitaal belangen van de aandeelhouders in.

Het is hem daarom in zekere zin ook onverschillig wie de kapitaal- bezitters zijn. Als men hem maar gelegenheid geeft zijn onderneming technisch efficiënt

'te leiden!

De manager, .. die in plaats van het oorspronkelijke ondernemers-

.

inkomen een hoog salaris geniet (met een rudiment van de ondernemers- premie in de vorm van tantièmes), kan ook aarden in een systeem van gebonden economie. Volgens Burnham heeft hij zelfs nergens zo'n

,

geduchte machtspositie verworven als in Rusland. Het interp.a.!io- naaI verschijnsel van den ondernemer-beheerder, die zich van de strategische sleutelposities heeft meester gemaakt ten koste van de kapitaalbezitters, zou men volgens genoemden Amerikaansen auteur de

"manage

rial revolution" mogen noemen.

-

De grote betekenis van de opkomst van het managertype meen ik vooral in de beide volgende factoren te zien:

1 ° - is' hier een type in wording, dat zich niet langer vastklampt aan de ideÇ>logie van een voorbijgegaan tijdperk, maar zijn plaats vindt in de huidige structurele omstandigheden. Men kan in den manager de ondernemer van de geleide, economie zieJ;l. Zijn streven naar efficiëncy doet hem nieuwe economische organisatievormen aanvaarden, ook indien deze in strijd zijn met bepaalde particuliere belangen;

2° toont de manager meestal begrip voor de sociale aspecten van zijn beheersfunctie. Hij beseft hoe belangrijk bijvoorbeeld de arbeids- verhoudingen zijn in

"

de onderneming als organisatie. Daarom is hij ook minder' dan de vroegere ondernemer-kapitaalbezitter geneigd het loon van de arbeiders te beknibbelen. Zelf is hij immers ook een

gesalarieerde,

die, op 'hoog niveau, opkomt voor een redelijke beloning

voor- het door hem verrichte werk.

'

In de geleidelijke overgang van de eeuw waarin eigendomsverhoudingen beslissend waren, naar onze tijd, waarin de arbeidsverhoudingen op de centrale plaats zijn gekomen, is de sociaal-dienende functie van den modernen ondernemer verschoven van de behartiging van kapitaal- belangen naar de opbouw van organisatievormen, die rekening houden

41

(10)

met "the human factor in business". "Zowel uit sociaal als economisch oogpunt is het kweken ener goede verhouding tussen ondernemer en werknemer de moeilijkste en belangwekkendste opgave, en zeker niet het minst voor den ondernemer

·

der toekomst"

2).

Bedoelt Ir. Keus, wiens belangwekkend boek wij hier citeren, met "den ondernemer der toekomst" den manager? En is de manager, waarover Burnham e.a.

schrijven, ook in Nederland de vooraanstaande figuur in het bedrijfs- leven geworden?

Wij menen het te mogen betwijfelen. Het werd reeds geconstateerd

:

de Nederlandse ondernemer, sterk Hberaal georiënteerd, tuurt zich nog maar al te dikwijls blind op omstandigheden, die niet zullen terugkeren. Het ideaal der economische vrijheid, ten gronde gegaan in een halve eeuw van bijzonder snelle structuurveranderingen - het tijdperk der beide Wereldoorlogen - belet hem gewoonlijk de werke- lijkheid te zien, zoals deze

.

zich thans voordoet. In de steeds verder om zich heengrijpende planeconomie gevoelt hij zich een verschoppeling, het slachtoffer van "ordenings"-maatregelen, die hem in zijn werk hinderen.

Alweer moet worden toegegeven dat de klachten van de ondernemers veelal gemotiveerd zijp. De ordenende overheid begaat fout op fout en de bureaucratie dreigt een euvel te worden, dat ons economisch herstel

. blijvend in de weg staat. Wie enige ervaring heeft ten aanzien van de

verlammende invloed van vele bureaucratische maatregelen, kan zich voorstellen dat ondernemers tot wanhoop en verbittering worden gedreven.

En toch kunen wij in het systeem der gèleide economie den ondernemer- beheerder, den manager, niet missen! Aan zijn gerechtvaardigde klachten zal men tegemoet moeten komen. Mits de ondernemer van zijn kant zijn onvruchtbare oppositiehouding laat varen en zich beter bewust wordt van zijn dienende functie als kapitaalbeheerder en als organisator.

Hoe meer hij blijk geeft van een opbouwende gezindheid,

'

des te groter zal zijn aandeel zijn in de nieuwe maatschappij-vorm. Bij voldoende medewerking zal hij zich ook steeds minder gehinderd voelen door dié maatregelen der geleide economie, welke in overeenstemming zijn met de vereiste economische efficiëncy

en met de verlangde sociale doel-

matigheid en rechtvaardigheid.

Nederland is echter een land met sterke tradities. Ook in de onder- nemerswereld zien wij het bekende verschijnsel, dat de geestesgesteld- heid ten achter blijft bij de snelle structurele ontwikkeling. Vooral in het kleinbedrijf overheerst nog het verlangen naar maximale econo- mische vrijheid om het maximale geldverdienen mogelijk te maken. Bij de grote ondernemers evenwel valt duidelijk een verschuiving naar het managertype waar te nemen. Wij moeten erkennen hieromtrent weinig geïnformeerd te zijn. De ondernemers zelf uiten zich hierover slechts bij uitzondering. Het zijn vooral theoretici, die bepleit hebben de

algemee~

sociale functie van de onderneming boven de meer beperkt

2) H. J. Keus, De ondernemer en zijn sociaal~economische problemen, 1942, blz.

379.

42

(11)

economische functie van winst maken te plaatsen'

3).

Het standpunt van

/

àe ondernemers leert men gewoonlijk alleen kennen door persoonlijk contact en door vertrouwelijke gesprekken.

Hier te lande treft men het managertype uiteraard vooral aan in de overheids- en in de semi-overheidsbedrijven (spoorwegen, Staatsmijnen, gas- en electriciteitsbedrijven enz.). Hoe is het echter gesteld in het

"vrije bedrijf"? Ik heb menigen ondernemer de vraag gesteld en ook een voorlopige, zeer fragmentarische, enquête ingesteld in samenwerking met enige medewerkers, die 'door hun positie in het bedrijfsleven

voort~

durend in aanraking komen met verschillende

ond~rnemers.

Het resul- taat van deze steekproeven luidde: in het grootbe.drijf vertoonden van 17 ondernemers 12 trekken van het managertype, de overige behoorden tot het klassieke type van de winstzoekers. In het midden- en klein- bedrijf van de 13 ondernemers 8 met manager-kenmerken en 5 beheerst door vrijheidsdrang ()n door het streven naar winst.

D'aarna~st

staan vele, die men niet zou kunnen indelen, omdat zij als figuren in een overgangstijd eigenschappen van beide typen vertonen.

Wij hopen de sociologische analyse van de plaats der ondernemers in onze moderne samenleving nog verder te kunnen voortzetten Deze korte beschouwing dient vooral om aandacht te vragen voor een vraagstuk dat van de grootste betekenis is voor .het weJslagen der geleide economie, die voor West-Europa de enige uitweg biedt indien het een volkomen communistiJSch systeem (in strijd met zijn sociale structuur, de psychische gesteldheid en de tradities der bevolking) wil ontgaan. Laten wij hopen dat de ondernemer, zich meer en meer bewust van zijn sociaal-dienende functie, niet alleen de tekenen des tijds leert verstaan (hoeveel ontbreekt er nog aan de algemeen-sociale vorming van dezen organisator-vakspecialist!), doch ook bereid blijft in construc- tieve geest te handelen.

PROF. DR. P. J. BOUMAN

3) Vgl. o.a. de artikelen van prof. Ten Doesschate en van jhr. mr. R. A. Th.

Gevers Deynoot in de Econ. Stat. Berichten van 29 Aug. 1945 eh van 3 April 1946.

43

(12)

In Memoriam

KarI Mannheim

Een paar regeltjes, kJerin gedrukt (het

~s !immers "Buitenlands Nieuws in

het KOl'\t") melden 'het overlijden van Kar! Mann1 heim, de 9de Januari

1947

te Londen, 53 jt aren oud. Persoonijijk heb ik dezen man niet , gekend - ik heb

'a:I.leen

een paar boeken van 'hem gelezen. Enkele belangrijke dingen weet ik van hem: hoe hij tot

1933

doceer, de

tin

Frankfo, rt, aan de nieuwe universiteit van /het democratische Duitsland, waar met hem een aanta'l jonge socialisten bezielend werkte; hoe hij, toen Hitier aan de macht 'kwam, het "vaderland", dat hem niet meer aanvaar.den wilt de - socialist en Jood - verlieten in Londen nieuwe we, r'kzaamheid ontplooide; hoe hij daar niet

t

alleen een nieuwe 'kring van

'

geestdriftige

'

leerlingen en mede-

wer~ers

'Vond, maar ook vriendsohap sloot met een kring van radicale Ohristenen, dlie de taak van de kerk ten opzichte van de sociale en p'Olitieke vraagstukkIen nieuw wilden

,

doordenken, een taak waarbij

'

zij den socioloog niet konden ontberen; hoe hij tenslotte voor de belangen der opvoeding ' en p'aedagogiek werd benoemd aan de Londense Universi- teit, omdat ook deze prohh..men in de Ihuid'itgemassa-maatschappij de voor-

'

lichting van den socioloog behoeven. Over de practisdhe

'

betekenis

'

van Mannheim b.v. voor de sociaHstisClhe bewe, ging in Engeland waag ik het niet te oordelen;

~k

moge in dit korte art'ikel volstaan metdets aan te duiden van zijn wetenschappclijke

ontwi~kelingsgaJ;tg,

die naar Ihet mij voorkom

t

voor menig socialist der

;

laatste kwart t eeuw karakteristiek mag Iheten.

Zijn eerste boek behandelt de problemen van IdeoIogie en Utopie

1)

Wij kennnen bcide be, grippen uit de S'omailist tiscihe beweging vooral in vel'\band met de Marxistische theorie: Wij spreken immers V'an het

"wetensdhappelijk" socialisme, dat Ihet "utopische" verving, van ideo\o-

1) De drie belangrijke boeken zijn: Ideologie und Utopie 2) 1930 Bonn; Mensch und Gesellschaft im ~eitalter des Umbaus, 1935, Leiden, waarvan ook een Engelse editie is verschenen onder de titel Man and Society; Diagnosis Qf our time, 1943, derde druk 1945 Londen. Een brochure "Die Gegenwartsaufgaben der Sociologie, 1932 Tübingen.

44

(13)

gieën als ot:nJ hu'1Hngen van I ldassenlbelangen. De Marxistisdhe metJhode ten opzichte der ideologieën l is de hekende "ontmaskeringsmethode" geweest:

men

'

gaat uit van de hypothese, dat aUe

'

zogenaamde "idealen" te her- leiden , zijn tot economisclhe, sociale en politieloo belangen, zij het ook, dat de massa zich van deze "materialistisc1he" , gflond harer idea:len niet 'bewust is. Mlen kent het beroemde woord,dat Marx ' als motto aan zijn "Deutsche Ideologie" meegaf: "Laat ons de menscih bevrijden van de hersenspinsels, de ideeën, de dogma's, de ingebedde waan, onder het juk waarvan zij verkommeren. Laat ons

'rebel1léren tegen de heersclhappij dezer gedachten."

Hier is, in de vorm ener 1:1heorie, een boeiend pro:b1eem gesteld, waarmee MannIheim voor.tdurend is bIijven wOl"Ste1en: het in een bepaaMe cultuur innig vervlochten zijn van eoonomisclhe, sociale, politieke en

'

geestelijke krachten en hun wederzijdse 'beïnwoeding en onderlinge afihankelijkhelid.

In het Marxisme, niet a'Heen een wetensclhappelijke theorie, maar vooral een machtig wapen in de prdletarische k, lassenstrijd, wordt de "burger'lijke"

i, deologie aijs aan de burgerHjke

maa'tschappij~vorm ,

gebonden, te vuur en te zwaard bestreden. Mannheim steH het probleem: dat alle menselijk denken "ideologische" elementen bevat, met bepaa' lde maatschappelijke situaties verbonden is, óók het Marxisme, óó'k de proletarisclhe ideologie.

Deze voor de hand liggende en noclhtans verrassende ste1Hng heeft Mannheim na' ar twee 'kanten uit' g

,

ewerkt. Ten eerste: hij 'gaat na, /hoe in' de Europese , cu'ltuurg, eschiedenis , deze opvatting der ideologie is ontstaan en zich heeft gewijzigd, om dan, - zich aangijuitend bij Max Soheler - de beginselen van een sociologie van het menselijk weten en denken (de z.g.

Wissenssoziologie) te ontwikkelen. Ik hoop, dat duidelijk zal zijn, hoe deze

I

tak der sociologische wetenschap niet mogelijk is zonder dat men door Marx heengaande, :hem overwon; óók , dat aldus het , gehele

cultuur-

probleem,

,

dat der economie en p,olitiek vervangt: Ten tweede: er duikt een vraag op, die een

verantw~r.de1ijk mens voor laatste hesI~ssingen

stdt. Als de Wissenssoziologie

,

de verbondenheid van allle denken met maatschappelijke kradhten - die immers voor.tdurend de marut:scihappij doen veranderen - blootlegt, als de denksfeer dan is,

'

zoals Mannheim het noemt, "das Spiel der Illusionen", is dan consequent relativisme het laatste woor.d, is er dan

·

geen verplidhtlende waarheid? is er dan geen ander, e socia'le eth'iek mogelijk dan wat M. noemt "Schicksalsethik", die het sociale leven als · een over ons komend noodijot aanvaardt?

Beide hier gestelde problemen komen in Ihet tweede !hoek - Mensch und GeseJ.lschaft - opnieuw aan

,

de orde. pui, deHjk is: dit boek hoort thuis in wat wij hebbeR Ieren noemen het plansociaHsme. De maatschappij

vra~t

op straffe van ondergang, ordening, leiding. Mannheim stelt de verschil- lende kvensge'bieden

opn~euw

in Ihun onderlinge afhankelijkheid, hun

~nif:erdependentie

-

,

daal"Voor komt Ihij nu eenmaaol uit de "Wissens- soziolo, gie". Daarom is zijn aandaciht C1entraal

'

geridht op de cultuurcrisis, kan 'hij nietaJ,leen , de eoonomisc'he en sociale ordening aan de orde stellen.

Maar:

'

van de cuHuurcrisis spoort hij in de eerste plaats

-de soci'llle

oorza'ken op. Dit 'boek is een wàt zwaar

,

gescihr.even maar diep ernstig

plei'dooi voor Planung, ordening van 'Ons menselijk samen: leven terwille

van vrijhei, d en mensclijklheid; met name wor.den

'

zij, die tot de bevoor-

redhte positie van denken ' en leidmg geven zijn geroepen, opgewekt om

hun denken te verheffen tot de "Stufe der Planung";

9'ffi

de rampzalige

45

(14)

en funeste erfenis van een vorige periode (het klassieke liberalisme) te overwinnen, den mens en het cultuurleverr niet meer te zien als gescIheiden, autonome Jeven&g~bieden (den economiscihen mens, den poHtieken mens, den religieuzen mens), doch principieel en methodisCh uit te gaan van de inter,dependentie, de onder:Iinge a~hankelijkiheid en wederzijdse beïnvloeding.

Ook ihet prohleem der ethiek komt in dit tweede boek in aUe scherpte opnieuw naar voren, al weet Manmeim er geen raa,d rpee. Hij doordringt den ,lezer van de uiterst .gevaarlijke want innerlijk gespleten situatie der moderne w.ereld: enerzijds eist de geïndustrialiseerde massa-maatschappij met ihaargtiote gevoelighe-id en kwetsbaarheid een opvoeding tot en besef van verantwoordelijkheid; anderzijds zijn er mogelijktheden van kort- . sluiting, op grond van de inhaerente geweldstendenzen, die alle moraal vernie·tigen - de nazidictatuur was er, toen dit 'boek in de ballingschap versCheen, ode illustratie van. M.a.w.: uH ,de maatschappij 'zelve komt ·je onverhiddelijke . ei'S 'tot ordening en aehling óók op moreel gebied; er moet "ein Gewissen für das Ganze" wo'rden opgebracht. Hier staat de sChrijver met den lezer, die Ihem in verontruste bewogenheid heeft gevolgd, voor een brandende vraag; in Manniheim's eigen woorden: "Wer p~ant die Planenden?", ,d.w.z. hoe koOmen de Ilei'ders, de 'Ül'ganijsators van het maatschappelijk leven op alle terreinen aan een bezielende 'verantwoorde- lij'khcid? Het is inderdaad de vraag onzer moderne ~ereld in crisis.

Zij keert in ManIl'heim's derde boek: "Diàgnosis of 'Üur Time" terug. Het is een bund~l studies: sommige hoûden Z'icih meer met opvoedkundijge vraagstukken bezig (het pl'obleem van ,de jeugd in de moderne maat- schappij,opvoeding, sociologie en !het probleem der sociale bewustwording;

de opvoeding der massa); een be'langrijk stuk behandelt opnieuw' de vraag, 'htoe de moderne maatschappij k'Ümt aan ,de knappe, bekwame en zedelijk bewuste leiders 'Üp allerlei posten. Het k'Ümt mij voor, dat de kern van het boek ligt in een groot ihoof,dstu'k: "Naar een nieuwe sociale 'levensleer, ·een appèl tot Christen-denkers van een socioloog." Het stuk is de neers'iag van ,diepgaande en vrucihtbare samensprekingen van den sohrijver met de groep 'Om de "Ohristian New.s:Jetter", waarvan dr.

J.

H.

Old!ham opricihter en beZ'ielend leider was. 'Op z'icihzelf a'l merkwaardig- veI1heugend, deze samenwerking aan de kernvragen 'Ünzer cultuur ~ met beschaming denk ik aan onze Nederlandse verhoudingen! Mannheim blijft ook hier de vakman,de socioloog, die alle cultuurverschijnselen in hun ondel'lling verband analyseert. Maar juist daarom is dit hoek van zo eminent belapg. Immers één der ste'Hingen is: Z'a'l er inderdaad iets komen van Planung in het teken van geestelU~e vrijheid, dan moeten ane krachten WoOrden ingespaimen voor een 'zedelijke en reJi.gieuze weder- geboorte van Europa. De lVberaleeoonomie kon functioneren met geeSite- lijke devaluatie - 'een gordende economi:e in !het teken ·der vrijheid kan dat niet, zij eist een ·geestelijk g.ezag. Vrijheid mag in dit stadium niet meer 'zijn 'lái.ssez-fa'ire; maar behoort te 'Zijn: bewuste 1eiding. Eohter:_dan moet de gemeenschap, de massa des 'Volks, niet a'1:leen een "kijk" hebben op, maar ook een 'Üvertuiging omtrent de doeleinden en middelen, beide vraagstukken' van geestelijken aal'd. M:a.w. wij staan voor de noodzake- lijklhei'd om !het 'Üvergelev.erde stelsel van waar.del'Îngen, da.t voor de eisen der moderne maatsohappij te kOl't sdhiet, te vervangen door een nieuw,

46

(15)

dat niet alleen efficiënt werkt, maar bezieling en overgave wekt. De beslissende doeleinden

<

des

~evens

moeten nieuw

:

bepaaId worden - gebeurt dat niet door Ihet Christendom, dan

'

Z'wllhet gebeuren door pseudo- l"eHgies, waarvan nazisme en fascisme . de belangrijke verschijningsvormen

'zijn geweest. .

Zo stelt de socioloog zijn diagnose; zo ric1ht 'hij zijn appè1 tot de Ohristen- heid. Overzie ik nu de ontwikkeling van MannIheims denkheelden, dan meen ik, dat hier

'

aan den dag treedt een meer dan individuele, een algemene tendenz, die wij ook in Nederland waarnemen. Reeds voor de tWfiede wereldoorlog

'is de stellling geponeerd: de toekomst van Europa

hangt af van ,de vraag lOf en :hoe Oh risten en en SociaHsten tot één front zullen komen

in ·

de worsteling tegen het barbarisme tot bdhoud van de geestelijke vrijheid. Thans is de ste:Ning niet

·

aloleen van geestelijke en culturele, maar ook van -direct politieke

beteken~s.

Frankrijk en België zouden

·

de interne poHtieke malaise ikunnen overwinnen,. indien · de Ihier bedoelde samenwerking reëel mogelijk werd, De wederophouw van Duitsland Ihangt voor een helangrijk deel af van de oplossing van Ihetzelf.de pl'Obleem. -Daarom is · een figuur a'ls Mannheim méér dan helangrijk a'ls wetenscihappelijk socioloog; hij is wezenlijk vertegenwoordigend. Ik voeg er aan toe: te belangrijker, omdat Ihij >geen Ohristen was.

Men zal na het

b()IVen~taande

begrijpen, waarom ik !het vroeg. tijdig heen- gaan van 'dezen geleerde èn voor !het socialisme èn voor de toekomst van Europa - waarvoor naar onze overtuig. ing

,

de aanweziigheid van een sclheppend, want geestelijk 'bewust en geladen sociaHsme noodz1fkelijk is - ten diepste betreur. Hem is v· erder werken en bouwen ontzegd; mogen anderen zijn werk voor>tzetten.

W. BANNING.

47

I '

(16)

Wetenschap " en politiek

Bijna tien jaar geleden verscheen in Engeland een merkwaardig boek,

"Human affiürs" (Menselijke aangelegenheden), waarvan de strekking parallel loopt aan de thans algemeen geuite wens om de verhouding tussen wetenschap en politiek eens principieel onder de ogen te zien.

Vijftien geleerden van wereldnaam behandelen daarin evenzovele onderdelen van het algemene probleem, dat in de titel van het werk is aangegeven. Zij worden ingeleid met een uitvoerig redactioneel artikel van drie jonge geleerden, die de samenstelling op zich namen.

Deze laatsten schrijven onder meer: "Menig geleerde brengt zijn dagen door met het

"

oplossen van gecompliceerde levensproblemen, terwijl hij dan, als hij deze gevonden heeft; ontdekt, dat hij de mensen geen aandacht kan

,

doen besteden aan de nuttigheid van zijn ontdekking.

Menig politicus verspilt zijn leven met het bereiken van een machts- positie, terwijl hij, als hij daar eenmaal is beland, ontdekt, dat hij deze alleen nog maar kaI,l misbruiken."

Over deze dubbele tragedie breken velen zich de laatste tijd terecht, het hoofd, zonder dat echter steeds het hoge peil gehandhaafd wordt, waarop o.a. dit boek staat. Immers, enerzijds vindt de geleerde een twijfelachtige erkenning, doordat hij niet zelden "nieuws" is en boven- dien bij het opstellen van plannen om de maatschappij uit de impasse te helpen onontbeerlijk blijkt. En anderzijds "merkt hij voor het eerst ten volle de onmiddellijke betekenis van zijn ontdekkingen voor de werking van het moderne leven". Voorts ontkomt de politicus niet aan de noodzaak zich met de wetenschap bezig te houden. Reeds Napoleon toonde hiervoor een meer dan oppervlakkige interesse, die bijvoorbeeld tot uiting kwam toen hij aan zijn expeditionnaire macht naar Egypte een staf van geleerden verbond. En welke invloed de wereldpolitiek zich liet ondergaan, sedert op aansporing van Einstein in de Verenigde Staten de atoombom werd vervaardigd, is maar al te bekend.

Zelden in de geschiedenis van het menselijk ras was er zo nauw con- tact tussen de uitkomsten van de wetenschap en de stromingen in de politiek. Maar dit contact bestaat helaas meestal ondanks de politici, welke niet boven een polemiek uitkomen, die begint en eindigt met de vraag: hoe kan de wetenschap het machtsapparaat van de politieke instellingen vergroten? Dat deze vraag gesteld wordt, is op zichzelf verheugend, want daaruit blijkt een, zij het zwak, besef voor de belang- rijke ontdekkingen van de laatste halve eeuw. Verder getuigt zij echter van even weinig inzicht als Ferdinand van Castilie aan het einde van de vijftiende eeuw toonde voor de implicatie van de theoriën, die zich aandienden in den persoon van Christoffel Columbus. Zijn vrouw, Isabella, moest al haar diplomatieke en andere talenten te hulp roepen om hem te overtuigen, dat het kleine bedrag, dat aan de expeditie- Columbus werd gegeven,

in

ieder geval uitbreiding van grondgebied betekende. Dat mèt het stukje land ook nog een revolutionnaire theorie

48

" (

(17)

zou worden bewezen en boyendien de eenheid der wereldzeeën aange- toond, liet Ferdinand totaal onverschillig.

Men heeft wel eens beweerd, dat de mens de machten die hij door zijn wetenschappelijke arbeid in de afgelopen eeuw opriep, niet meer beheerst. Daarbij wordt in de eerste plaats aan de techniek gedacht, die zoveel geperfectioneerde machines voortbracht, dat werkloosheids- vraagstukken, voedselproblemen en werCIdoorlogen (om slechts enkele te noemen) het leven verzuren. De mens maakt brokken met zijn eigen uitvindingen. Maar men vergeet dan dikwijls; dat deze machines slechts toepassingen zijn van theoretische overpeinzingen, die op zichzelf een bijzonder licht werpen op den mens en zijn werèld. Wie denkt er bij- voorbeeld aan de invloed, die de revolutionnaire voorstelling van de materie bij de huidige natuurkundigen op het mensbeeld moet hebben, als hij in de kranten over de

'

atoombom leest? Die atoombom zelf bewijst overigens reeds het nauwe contact tussen wetenschap en politiek en geeft tegelijk veel stof voor de veronderstelling, dat de mens nog niet zo erg goed overweg kan met zijn eigen uitvindingen. Want de theorieën óver substantie en straling vinden geen gehoor bij de politiek, evenmin als de opstand der geleerden, die protesteerden tegen het misbruiken van hun werk.

Door de controversale gevolgen van de atoomkern-theorieën, dreigt het gesprek over wetenschap en politiek weiswaar levendiger te worden, maar toch belangrijk minder zuiver. Een machtsfactor sprong onmid- dellijk op de voorgrond en de controle op de atoom-energie,welke overigens een tweesnijdend zwaard kan worden, vqrmt één der grote internationale wrijvingspunten. Al heeft dit het voordeel, dat dè aan- dacht erop komt te vallen, daardoor wordt toch het werkelijke probleem achter een stemmige mist aan het oog onttrokken. Dat werkelijke probleem ligt in de theoretische achtergrond van de toegepaste weten- schap. Natuurlijk wH ik de betekenis van atoombommen, straalmotoren, robots, e.d. niet ontkennen. De atoombom is nu eenmaal een veel-om- streden product en een gevaarlijke realiteit. Maar wie dieper graaft, zal niet .alleen op problemen stuiten, die voor ieder mens, en dus voor de politiek, direct van waarde zijn, maar daar tevens oplossingen vinden voor vraagstukken welke hij thans onvoldoende begrijpt.

"De stof werd als het ware ontstoffelijkt", zegt de Parijse Nobelprijs- winnaar prof. De Broglie, d;w.z. onze dagelijkse opvatting van sto· f deugt niet meer en wij kunnen er dus ook

\

geen wereldbeschouwingen op bouwen, nog minder politieke wensen mee verwerkelijken. Niels Bohr werkt aan een complementariteitsgedachte, die inhoudt "dat een- zelfde werkelijkheid zich aan ons kan voordoen onder twee gezichts- punten, die op het eerste gezicht onverzoenlijk lijken, maar in werke- lijkheid nooit in dadelijke botsing komen." Bijvoorbeeld vullen de physico-chemische en de vitale gezichtspunten van een levend wezen elkaar aan. \Vat een bron voor overpeinzing op politiek terrein!

Maar ik zal niet verder in deze "materie" doordringen, want zij behoort niet direct tot het onderwerp van dit artikel. Het zal trouwens wel aanvaard worden, dat de enorme ontwikkeling in de wetenschap voor een belangrijk deel onze huidige omstandigheden bepaald heeft. Steeds meer drong de wetenschap in he, t maatschappelijk leven door, o.a. dank

.

49'

(18)

zij de technIek: En dit levert mijns inziens een van de verklaringen voor de politieke ontwikkeling in de laatste 150 jaar, van laissez faire naar een gecontroleerde en een geleide economie. Want de gevolgen van de wetenschappelijke ontdekkingen grepen steeds dieper in het leven in en dit leven werd, eerst onbewust, later en ook nu bewust,

"geleid" door wetenschappelijke plannen, op die ontdekkingen gebaseerd. In het begin liet de staat dit aan den particulieren ondernemer over, die

niet alleen natuur- en scheikundigen maar ook sociologen en

economen aan zich verbond. Uit die sterk gegroeide ondernemingen ontstonden hele machtsapparaten, staatjes in de staten. (Zeer grote bedrijven houden er

' zelfs gesalarieerde politieke adviseurs op na.)

Daardoor moesten wel conflicten ontstaan, die zich eerst internationaal in de vorm van oorlogen aankondigden, omdat de ondernemer steun van de staat, waarin hij werkte vroeg, later echter tussen staat en ' onder- nemer, omdat die steun, zoals zij werd gegeven, tot onhoudbare con- flicten aanleiding bleek te geven en de staat dus voor de privileges enige zekerheden wilde hebben.

Ik zou nu de gevolgen voor de politiek in twee groepen ' willen splitsen:

allereerst de toegepaste wetenschap (techniek, e.a., waaronder ook de sociale techniek, zoals Mannheim die geeft) en vervolgens de theoreti- sche achtergrond. Tot de eerste groep behoren bijna al die discussies, welke

cul~ineren

in de Atomic Energy Commission van de Verenigde Naties. Hoe belangrijk deze groep ook moge zijn (Rosenfeld heeft bij de Arbeiderspers een verhelderende serie lezingen het licht doen zien over dit onderwerp), ik wil mij thans bepalen tot de tweede groep, in de hoop, dat een uitvoerige discussie over het gehele aspect zal volgen. In verband met de opstelling van het partijprogramma, lijkt mij dit zeker nuttig, ook al heeft de discussie daarop geen directe invloed. En in het kader van de internationale samenwerking niet minder. Ik denk bijvoorbeeld aan de functionele gedachte, die bij steeds meer internationale politici ingang vindt, zodat zelfs een E. H. Carr in zijn laatste essay "Nationalism and af ter" (Nationalisme en daarna) enkele eerdere uitspraken herroept en meent, dat de enige hoop voor de toekomst van de wereld niet ligt bij pogingen om direct tot een wereldregering te geraken of tot een juridisch uitgepuzzled samengaan van verschillende staten, maar bij het organiseren, over de grenzen heen van functies, zoals spoorwegen, scheepvaart, voedsel, arbeidsvoorwaar- den, kunst en vo'oral ook de wetenschap.

Met "de" wetenschap bedoel ik alle wetenschappen; de physica even-

zeer als de politieke

we~enschap

(zoals Van der Goes van Naters bij-

voorbeeld met zijn "De leiding van de

,

staaf"), de biologie evenzeer als

de filosofie en de theologie. En met "de" politiek, de praktijk daarvan

en de dragers van het gezag. De kunst om het mogelijke te bereiken

met behulp van mensen, die Plato's beeld van den staatsman-wijsgeer

benaderen, zoals hij dit in het zesde boek van "De Republiek" geefL

Dat de wetenschappelijke theorieën een revolutionnaire kentering onder-

gingen, wordt door weinigen tegengesproken. Ook het maatschappelijk

leven en het staatkundig bestel kennen een woelige tijd, die velen met

Carr en Laski als revolutie aanduiden. Hier ligt mijns inziens al een

contact tussen beide, maar een contact dat veel te weinig bewust is, om

50

(19)

alle vruchten af te , werpen, die mogelijk zouden zijn. Want juist het feit, dat alle wetenschappen zich op epistemologisch terrein begeven, dat men zich zoals Socrates afvraagt: tó ti? (wat bedoel ik met die abstracte woorden, waarmee ik zo gemakkelijk de problemen van leven en dood beslis?), is van onschatbare waarde voor de politiek. Zo meent Eddington, dat Einstein's en Planck's bijdi'!lgen eigenlijk niets anders waren dan een nieuwe formulering van oude begrippen en een opnieuw stellen van de grote lev' ensproblemen. Een voorbeeld daarvan, voor onze partij van zo groot belang, ligt opgesloten in de afzwering van de oude begrippen determinisme, causaliteit, mechanisme; e.d., welke alle uit- mondden in een soort materialisme, dat voor Marx de hoogste waar- heid betekende. (Laat ik veiligheidshalve aan dit explosieve gezegde dadelijk toevoegen, dat daarmee Marx' w:aarde niet ontkend, of zelfs maar verminderd wil worden!) Waar immert> leidde het determinisme toe? TM een '9"ersplintering, een analyserende en mechaniserende beschouwingswijze, die het geheel van het onderzochte voorwerp uit elkaar sloeg, waardoor het in andere voorwerpjes uiteen viel en ook geen levensvatbaarheid als zodanig meer had. Wie een pereboom wil kennen en eerst de schors afpelt, daarna een snee in het hout kerft en tenslotte

,

tot de kern van de stam tracht door te dringen, doodt de boom en heeft betrekkelijk weinig aan zijn kennis. Het determinisme hield evenmin halt bij het subject en zo kreeg men de begrijpelijke, maar in haar implicaties onhoudbare situatie, dat een mens, zichzelf bestuderend, meent dit objectief te kunnen doen, doordat hij als het ware uit zichzdf treedt.

. .

Als nu bovendien blijkt, dat het begrip leven bij biologen en natuur- kundigen een volkomen andere -inhoud verwierf dan onze dagelijkse opvatting is, verwondert men zich dan nog over het gebruik

,

van het woord revolutie?

En zou de politiek zich daarvan afzijdig moeten houden? Ja, de schei- ding tussen leven en dood veranderde totaal en materie of stof, zoals ik al aanhaalde, werd van haar substantiële karakter ontdaan. Men spreekt· van straling, van een golfnatuur der stofdeeltjes. De reeds genoemde complementariteitsgedachte meent hier weliswaar een synthese te hebben gevonden, doordat ons gezichtspunt "stofdeeltjes"

van de laatste bestanddelen van de stof samengaat met het gezichts- punt "golf"; dat een samengesteld geheel evenzeer kan worden bezien als een geheel en als een verzameling van autonome onderdelen; niette- min ligt daarmee onze gehele voorstellingswereld onderstebove\1.

Dit laatste doet Karl Mannheim spreken van de crisis in de waarde- bepalingen. Want niet alleen leven en dood, geest en materie staan op de helling, maar ook zulke instellingen als huwelijk, recht, werk en vrije tijd, opvoeding, e.d. Nieuwe opvattingen in de sexuologie zijn er oor- zaak van, dat het huwelijk in een geheel ander licht

>

wordt geplaatst, in de sociologie worden misdaad en straf totaal verschillend beoordeeld dan vroeger, in de psychologie heeft het

,

woord geest een zodanige metamorphose ondergaan, dat het weinig meer lijkt op de "Heilige Geest" uit het Nieuwe Testament, enz., enz. En niemand zal toch willen ontkennen dat deze en soortgelijke gedachten van vèrstrekkende invloed op den mens en zijn dagelijkse bestel zijn en nog verderstrek-

51

(20)

kend zullen worden. De mens in de maatschappij vormt een onderwerp dat als een kameleon verandert, zonder nochtans (zoals ook de kameleon) aan wezentrekken in te boeten. Want reeds heeft men zich boven het sombere standpunt van Ortega y Gasset en Huizinga gesteld.

Ik meen zelfs, dat de wetenschap voor een belangrijk deel, langs gecom- pliceerde wegen, de 'publieke opjnie beïnvloedt. Er zijn natuurlijk waar- den die niet regelmatig met de wetenschappelijke inzichten veranderen en steeds min of meer gelijk blijven: liefde, geloof, trouw, e.d. Maar ook deze worden telkens opnieuw in andere bewoordingen gekleed. Het woord democratie bijvoorbeeld, bestond al ten tijde van Plato en Sacrates streed 2500 jaar

'

geleden tegen de toenmalige democratische partij. Maar niemand zou kunnen volhouden dat het begrip democratie thans dezelfde inhoud heeft als destijds, terwijl de verhandelingen van Plato, Aristoteles, e.a. toch een zeer grote invloed hadden. Echter, in de crisis, die wij doormaken, voert het analyserend intellect de' alleen- heerschappij, waardoor vele oude zekerheden ons ontnomen zijn, zonder dat daarvoor even waardevolle alternatieven in de plaats traden. Daar is wel enige reden voor, want het 'waren tenslotte ook weer de weten- schappelijke opvattingen, die tot dit determinisme aanleiding gaven.

En dat de toestand enigszins "uit de hand" raakte, mag voor de geleer- den alleen maar een prikkel zijn, hun nieuwe opvattingen aan den poli- tieken man ' te brengen. Hoe paradoxaal, dat juist nu sociologen moeten klagen, dat de wetenscihap minder geraadpleeg, d wordt.

Ongemerkt voerde ik al de volgende splitsing in: namelijk tussen de uitkomsten van de physica, biologie, filosofie en theologie met hun satellieten en die van de sociologie met de satellieten als economie, rechtswetenschap, e.d. Zodra dit ondèrwerp verder behandeld wordt, is het van belang, deze onderscheiding vast te houden, om enigszins door de bomen het bos te kunnen blijven zien. Onder de eerste groep ressorteren dan de ontdekkingen, die eigenlijk alle terugvoeren tot enkele kernproblemen en die ook, mijns inziens, dikwijls tot dezelfde conclusie in dit opzicht komen. Tot de tweede groep behoren de meer direct practische vragen naar de waarde van de bestaande instellingen en de verhouding staat-maatschappij, staat-individu, alsmede de open- legging van geJbieden als Siberië, Canada, <ie Verenigde Staten, Zuid- Amerika, Midden Afrika, 'het Midden Oosten en zelfs ihet verre Oosten.

Ik heb met opzet meteen de meest gecompliceerde en diepste proble- men aangeroerd. Niet omdat ik zou menen, dat al de uitkomsten van de wett!nschap, bij elkaar gevoegd (wie zou zelfs daartoe in staat zijn bij een zo evoluerend proces!), de poorten van de aardse hemel lçunnen openen. Want, zoals Huizinga aan het eind van "Homo ludens" schrijft:

"Wanneer de menselijke gedachte al de schatten van de geest door- schouwt en al de heerlijkheden van zijn kunnen beproeft, vindt hij op de bodem van elk ernstig oordeel altijd nog een rest van problematiek."

Maar juist om al die schatten te doorschouwen en tot een êrnstig oordeel in staat te zijn en omdat wij socialisten, meer dan wie ook ons moeten bezinnen op wat de wetenschap ons kan bieden. En ook om aan te tonen, dat daaronder nog wel wat meer wordt begrepen dan een economisch planbureau.

Ik zou hier terloops melding willen maken van een ervaring, die men

52

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Na aanleiding van die navorsing wat gedoen is om die doelwitte wat vir die studie gestel is aan te spreek, naamlik om ʼn opname te doen by ʼn gevestigde naaldwerkgroep in

De bevoegdheden mogen steeds vaker niet alleen voor de opsporing worden aangewend maar ook voor verkenning – onderzoek waarmee wordt nagegaan of er mogelijk een strafbaar feit

linge communicatie en vergelijkbaarheid al evenmin bevorderd. Het beschrijven van de ontwikkeling van de staat van binnenuit heeft vergelijkend onderzoek en een meer omvattende

Onder leren door te doen verstaan deze leerlingen een soort van zelfstandigheid thuis en op school, zodat je als leerling niet een hele dag naar een lange uitleg hoeft te luisteren

Dans ce chapitre, nous avons pu constater que les matrices déclaratives sont compatibles avec tous les tags qui nous intéressent ici (oui ?, non ?, n’est-ce pas ?, pas vrai ? et

The maxillipeds are used to attach to the placoid scales that cover the shark’s skin and probably serve to keep the copepod and inserted antennae in position.. This is accomplished

In summary, we identi fied bond angle trends by looking into experimental bond angles and where they are not available by optimizing the geometries of symmetric A 2 B molecules at

Deze afstandsmaten worden vervolgens samengevat in een ecologische kwaliteitsmaat (bv zoals we hier gedaan hebben.. 70 Opvolging van de lokale staat van instandhouding van de