Vraag nr. 78 van 24 maart 1999
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Kleine gemeenten – Minimumfinanciering
In Vlaanderen zijn er een aantal gemeenten die minder dan 2.500 inwoners tellen. Specifieke om- standigheden – het betreft in hoofdzaak taal- grensgemeenten met faciliteiten voor Franstaligen – hebben ervoor gezorgd dat deze gemeenten bij de grootschalige fusieoperaties van de jaren zeven- tig niet werden ingedeeld bij een andere gemeente.
De kans dat dit ooit zal gebeuren, is nu praktisch onbestaande.
Inzake subsidiëring vanuit de Vlaamse overheid, in casu het Gemeentefonds, heeft dit ongetwijfeld nadelen. Niet het bedrag van de subsidie per inwo- ner is een probleem, maar wel het geringe aantal inwoners, waardoor deze gemeenten een dermate klein bedrag ontvangen dat er niet veel mee kan worden gerealiseerd. Om toch enige inkomsten te verwerven, kunnen deze gemeenten hogere aan- slagvoeten hanteren dan andere gemeenten. Maar ook dan betekent weinig inwoners slechts een klein inkomen.
Voor vele opdrachten, zoals (ver)bouwen van de eigen infrastructuur, onderhoud van gemeentelijke eigendommen, ... doen zij daarom een beroep op de vrijwillige inzet van eigen inwoners.
De Vlaamse regering sloot nu een pact af met de gemeenten. De minister verklaarde vroeger ook de financieringsmethode van de Vlaamse overheid naar de gemeenten te evalueren, en dit zowel wat algemene middelen, als wat specifieke bijdragen betreft. Daarnaast wou de Vlaamse regering de huidige verdelingscriteria van het Gemeentefonds en het Investeringsfonds onderzoeken.
1. Werd de studie naar financieringsstromen en verdelingscriteria reeds beëindigd ? Zijn de re- sultaten beschikbaar ?
2. Zijn er belangrijke wijzigingen in de huidige fi- nancieringsstromen nodig in opvolging van deze resultaten ?
3. Zijn er naar de financiële situatie van de klein- ste gemeenten, met name de gemeenten met minder dan 2.500 inwoners, specifieke conclu- sies te trekken ?
4. Werd reeds vastgelegd wat de minimumfinan- ciering is voor de (kleinste) gemeenten om het verplichte takenpakket aan te kunnen ?
Antwoord
Naar aanleiding van het pact met de lokale bestu- ren accentueerde de Vlaamse regering een aantal basisprincipes in verband met de financieringsstro- men naar de gemeenten.
Hierbij maakt de Vlaamse regering een onder- scheid tussen enerzijds de algemene financiering, als bijdrage in de algemene lokale uitgaven en waarbij de besteding door de gemeenten vrij kan worden ingevuld, en anderzijds de specifieke finan- ciering, die met welbepaalde, duidelijk gedefinieer- de oogmerken wordt verstrekt en die de Vlaamse regering zoveel als mogelijk wenst te organiseren op basis van convenants.
1. Algemene financiering
Deze financiering betreft zowel het Gemeente- fonds, bestemd voor de gemeentelijke uitgaven van de gewone dienst, als het Investeringsfonds, bestemd voor de uitgaven van de buitengewone dienst. In het kader van het pact formuleerde de Vlaamse regering een aantal doelstellingen waaraan de financiering door beide fondsen moet voldoen. Meer bepaald wordt een herver- deling van middelen nagestreefd onder de ge- meenten, met als doel de ongelijkheid van kan- sen en bestedingsbehoeften op een objectieve wijze en in redelijke mate te corrigeren.
De mate waarin de verschillende steden en ge- meenten centrumfuncties uitoefenen en de fis- cale draagkracht van de gemeenten zijn de be- langrijkste criteria om deze herverdeling van middelen tot stand te brengen. Daarnaast is spe- cifiek bepaald dat ook de kleinere gemeenten over de nodige middelen moeten beschikken om voldoende bestuurskrachtig te kunnen op- treden en om het kwalitatief personeel te kun- nen aantrekken dat nodig is om een normaal ni- veau van dienstverlening te onderhouden.
Deze basisbeginselen werden in het pact vastge- legd. Ook de gemeenten, via de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), on- dersteunen deze principes.
De problematiek van de bestuurskracht van de kleinere gemeenten wordt dus onderkend. De Vlaamse regering besloot tevens te onderzoe- ken of bovenstaande doelstellingen met de hui- dige verdelingsregelingen in voldoende mate worden bereikt.
Het onderzoek dienaangaande is nog volop aan
de gang. Toch wil ik waarschuwen voor voorba- rige conclusies. De bestuurskracht van de ge- meenten wordt bepaald door een veelheid van factoren : de bevolkingssamenstelling, de ruim- telijke en sociaal-economische omgeving, de fis- cale draagkracht, de geografische structuur, ...
Het aantal inwoners is maar één van de vele elementen die de bestuurskracht beïnvloeden.
Deze bevinding toont duidelijk de beperktheid aan van het criterium van het bevolkingsgetal om de financiële behoeften en de bestuurs- kracht van gemeenten te meten. Er zijn inder- daad ook gemeenten met een relatief klein aan- tal inwoners, maar die niettemin een grote fi- nanciële draagkracht hebben door het relatief hoge inkomensniveau van de bevolking en de waarde van de onroerende goederen.
Deze vaststelling leert anderzijds dat inzake de verdelingsregeling van het Gemeentefonds de werking van de bevolkingsmultiplicator en de indeling in groepen, twee elementen die geba- seerd zijn op het bevolkingsaantal van de ge- meenten en die vooral de bevolkingsrijke ge- meenten en steden beschermen, evenzeer moe- ten worden onderworpen aan een grondige eva- luatie.
In verband met de doelstellingen geformuleerd in het pact, is het in de huidige stand van het on- derzoek al wel duidelijk dat de verdelingsrege- ling van het Investeringsfonds ernstige tekort- komingen bevat. Het Investeringsfonds houdt nagenoeg geen rekening met de centrumfunc- ties en de fiscale draagkracht van de gemeen- ten. Met betrekking tot het Gemeentefonds is de toestand complexer. De verdelingscriteria van dit fonds beantwoorden in grotere mate aan de doelstellingen bepaald in het pact, maar toch moet ook deze verdelingsregeling grondig wor- den geëvalueerd.
Het is onmogelijk om nu reeds de aard en de omvang van eventuele wijzigingen in te schat- ten. Hiervoor is eerst de verdere uitklaring van het bestaande onderzoek nodig.
Daarbij wil ik reeds aangeven dat de in de vraag aangegeven grens van 2.500 inwoners geen alge- meen geldend criterium is. Ook heel wat ge- meenten met meer dan 2.500 inwoners kampen met ernstige problemen op vlak van bestuurs- kracht. Bijgevolg is het beter om de algemene financiering maximaal te ontwikkelen uit oog- punt van de gemeentelijke bestuurskracht in het algemeen, en daarbij rekening te houden met alle elementen die de bestuurskracht bepalen.
Daarvoor is overigens een onderzoek lopende.
2. Specifieke financiering
Dit betreft een brede waaier van middelen uit de verschillende beleidssectoren, bestemd voor zowel lopende uitgaven als investeringen van de lokale besturen.
Momenteel is de inventarisatie van de subsidie- stromen die door de verschillende overheden (gewesten en gemeenschappen, federale over- heid, provincies, ...) aan de gemeenten worden toegekend, nog volop bezig. Vanzelfsprekend bieden de specifieke financieringskanalen dank- zij hun flexibiliteit talloze mogelijkheden om de problemen van de kleine gemeenten op het vlak van bestuurskracht op te vangen : ondersteu- ning op basis van samenwerkingsovereenkom- sten, financiële stimulansen voor intergemeen- telijke samenwerking, ...
Met het oog op concrete beleidsmaatregelen terzake is evenwel eerst de verdere afwerking van de inventarisatie van de verschillende subsi- diestromen noodzakelijk.