de Europese Unie
De normering van bijzondere opsporingsmethoden
in de landen van de
Europese Unie
Peter J.P. Tak (red.)
INTERSENTIA RECHTSWETENSCHAPPEN Antwerpen - Groningen
Heimelijke opsporing in de Europese Unie Peter J.P. Tak (red.)
2000 Intersentia Rechtswetenschappen Antwerpen - Groningen http:/ /www.intersentia.be ISBN 90-5095-132-5 D/2000/7849/25 NUGI 698
Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautornatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgevers.
Inleiding 1
Belgie
Prof. Philip Traest en Mr. Joachim Meese, Universiteit van Gent (B) 9
Denemarken
Mr. Coen Mulder, Universiteit van Amsterdam (NL) 67
Duitsland
Prof. Peter J.P. Tak, Universiteit van Nijmegen (NL) 121
Engeland en Wales
Prof. Peter J.P. Tak, Universiteit van Nijmegen (NL) 207
Finland
Prof. Antti Jokela, Universiteit van Turku (Su) 299
Frankrijk
Mr. Pieter Verrest, Ministerie van Justitie (NL) 339
Griekenland
Mr. Stefanos Kareklas, Universiteit van Thessaloniki (G) en •Mr. Eftichis Fitrakis, Universiteit van Athene (G)
Ierland
Prof. Dermot Walsh en
Mr. Paul McCutcheon, Universiteit van Limerick (IRE)
Italie
Dr. Elisabetta R. Manunza, Universiteit van Brabant (NL) 467
Luxemburg
Mr. Francois Moyse, advocaat en Mr. Tom Gilliams, Hof van Justitie (L)
385
423
523
Nederland
Prof. Ybo Buruma, Universiteit van Nijmegen (NL) 547
Oostenrijk
Mr. Ingeborg Zerbes, Universiteit van Wenen (A) en
Inhoudsopgave
Portugal
Dr. Manuel Ferreira Antunes, Adjunct Procureur-Generaal (P) 681
Spa nje
Prof. Enrique Bacigalupo Zapater, Tribunal Supremo Madrid (E) en Mr. Ingrid W.D.M. van de Reyt LL.M., Strafjuriste te Palma de
Mallorca (E) 723
Zweden
Dr. Josef Zila, Universiteit van Stockholm (S) 761
Knelpunten internationale politie- en justitiesamenwerlcing
Prof. Peter J.P. Tak, Universiteit van Nijmegen (NL) 815
Conclusies en aanbevelingen
GEDETAILLEERDE INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD xxxiii
INLEIDING 1
BELGIE
I. DE GESCHIEDENIS VAN DE REGELGEVING INZAKE DE
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 9
De Parlementaire onderzoekscommissie 10
Actieplan tegen de georganiseerde criminaliteit 12
Bestaande wetgeving 14
Proactieve recherche 15
Nationaal magistraat 16
II. HET VOORONDERZOEK 17
Het opsporingsonderzoek 18
Leiding van het opsporingsonderzoek 19
Het gerechtelijk onderzoek 20
Toezicht op het gerechtelijk onderzoek 21
Bevoegdheden onderzoeksrechter buiten zijn rechtsgebied 22
III. HET INSTELLEN VAN HET VOORONDERZOEK 24
Begin van het opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek 24
Proactief onderzoek 25
Voorwaarden voor proactief onderzoek 26
IV. HET NORMATIEF KADER VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 27
De circulaire van 1990 27
Verbod van provocatie 28
Pro portionaliteit en subsidiariteit 29
Algemene uitgangspunten voor de inzet van bijzondere
opsporingsmethoden 30
V. DE VERSCHILLENDE OPSPORINGSMETHODEN 32
A) OBSERVATIE 32
Begripsomschrijving 32
Verschillende soorten observaties 32
Voorafgaande inkennisstelling vereist 34
Verslaglegging 35
B) TECHNISCHE OBSERVATIE 36
C) ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 37
1) Tijdens het opsporingsonderzoek 38
Beslissingsbevoegdheid 38
Identificatie van geheime nummers en van houders van een bekend
Inhoudsopgave
Het opsporen van nummers 39
Het afluisteren en registreren van telefoongespreklcen 40
2) Tijdens het gerechtelijk onderzoek 40
Het opsporen van nummers 40
Het afluisteren en registreren van telefoongesprekken 41
Beslissingsbevoegdheid 41
Voor welke strafbare feiten? 42
Verslaglegging 44
D) DIRECT AFLUISTEREN 44
E) HEIMELIJK OPNEMEN VAN FOTO'S, FILMS EN VIDEO'S 46
In een woning niet geoorloofd 47
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN POST 48
Beslissingsbevoegdheid 49
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 50
H) INKIJKOPERATIE 50
I) HET RUNNEN VAN INFORMANTEN 52
Begripsbepaling 52 Anonimiteit 52 Informantenbeheerder 54 Betoning 55 Kroongetuigen 57 J) PSEUDO-KOOP 59 Voorwaarden 59 Testkoop 60 Flash-roll 60
K) HET GEBRUIK VAN INFILTRANTEN 60
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 61
Beslissingsbevoegdheid 62
Strafbare feiten door politieambtenaren 63
M) FRONTSTORE ORGANISATIES 64
VI. INTERNATIONALE POLITIESAMENWERKING 65
I. DE ONTWIKKELING VAN DE WETGEVING INZAKE
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 67
Drie perioden 67
Wetgeving op basis van inciden ten 69
II. HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN 71
De bevoegdheidsverdeling tussen politie en openbaar ministerie 71
Het opportuniteitsbeginsel 72
Beslissing over het ins tellen van een opsporingsonderzoek 73
De leiding van het opsporingsonderzoek 73
De verantwoordelijke voor het opsporingsonderzoek 74
De structuur van het strafproces 74
Bewijsrecht 75
III. PROACTIEF POLITIEOPTREDEN 77
Cont role en ops poring 77
Het begin van het opsporingsonderzoek 78
IV. HET NORMATIEVE KADER VOOR DE TOEPASSING VAN
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 80
Wel en niet uitdrukkelijk geregelde methoden 80
Circulaires 80
Strafbare feiten waarvoor bijzondere opsporingsmethoden mogen
worden ingezet 81
Voorwaarden voor toepassing van bijzondere opsporingsmethoden 81
Beslissing over de toepassing 82
Cont role op de toepassing 82
Het onmiddellijkheidsbeginsel 83
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 85
A) OBSERVATIE EN SCHADUWEN 85
Beslissingsbevoegdheid 85
Voorwaarden voor de inzet 86
Observatie in besloten ruimten 86
B) OBSERVATIE MET GEBRUIK VAN TECHNISCHE HULPMIDDELEN 87
Voorwaarden 88
Rechterlijke machtiging 89
Informatie achteraf aan betrokkene 89
C) ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE (TELEFOON, FAX ENZ.) 90
Voorwaarden voor het onderscheppen 90
•
Beslissingsbevoegdheid 91
De toeziend advocaat (beskikketadvokat) 92
Duur van afluistertermijn 93
Mededeling achteraf aan betrokkene 93
Categorieen van gegevens 94
Opslaan of vernietiging van gegevens 94
Registratie van gebruikte telefoon- en telexnummers (teleprints) 95 Het opnemen en registreren van faxberichten en computergegevens 96 D) HET DIRECT AFLUISTEREN MET BEHULP VAN TECHNISCHE
HULPMIDDELEN 96
Voorwaarden 97
Rechterlijke machtiging vereist 97
Duur afluistertermijn 97
Het plaatsen van afluisterapparatuur 98
Toevalsvondst 98
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO- EN VIDEO-OPNAMEN 99
Inhoudsopgave
F) HET OPENEN EN ACHTERHOUDEN VAN POST 99
Voorwaarden 100
Rechterlijke machtiging 100
G) PLAATSEN VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 101
Besloten plaats 101
H) INKIJKOPEFtATIES 102
Sinds kort wettelijke grondslag 102
Rechterlijke machtiging vereist 103
I) HET RUNNEN VAN INFORMANTEN 103
Toezicht 104
Geen anonimiteit 104
Deals met criminelen 105
Kroongetuigen 106
PSEUDO-KOOP 107
Voorwaarden 108
GEBRUIK VAN INFILTRANTEN 108
Voorwaarden 109
Alleen door politiefunctionarissen 109
Rechterlijke machtiging vereist 110
Informatie infiltratie aan raadsman 111
Nut infiltratie gering 112
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 112
Niet wettelijk geregeld 112
Beslissingsbevoegdheid 113
M) FRONTSTORE-ORGANISATIES 114
VI. DEENS-NEDERLANDSE SAMENWERKING 115
Verschillen in het materieel strafrecht 115
Verschillen in strafprocesrecht 116
Verschillen in internationaal strafrecht 116
Een blik vooruit 117
AFKORTINGEN 119
DUITSLAND
I. INLEIDING 121
Het begrip georganiseerde criminaliteit 121
Politiewetten naast het Wetboek van Strafvordering 123
II. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN POLITIE, OPENBAAR
MINISTERIE EN RECHTER IN HET VOORBEREIDEND
VOORONDERZOEK 126
De politie 126
Het openbaar ministerie 127
Bevoegdheden politie en openbaar ministerie 129
Inschakeling Ermittlungsrichter 130
III. PROACTIEVE EN STRAFVORDERLIJKE OPSPORING 131
Reactieve ops poring 131
Proactieve ops poring 131
Kritiek op regeling proactieve ops poring in Politiewetten 132
IV. HET NORMATIEF KADER 134
Voor welke strafbare feiten proactieve opsporing? 134
Voor welke feiten strafvorderlijke bijzondere opsporingsmethoden? 135
Proportionaliteit en subsidiariteit 136
Beslissingsbevoegdheid 136
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN IN DE
PROACTIEVE EN STRAFVORDERLIJKE FASE 138
A) OBSERVATIE 138
In beginsel geen inbreuk op grondrechten 138
Wettelijke grondslag 138
Korte proactieve observatie 139
Langdurige proactieve observatie 140
Geen wettelijke regeling reactieve observatie 141
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE MIDDELEN 142
Wettelijke regeling 142
Beslissingsbevoegdheid 143
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 143
Het proactief onderscheppen van telecommunicatie 144
Meeluisteren is geen afluisteren 144
Het reactief onderscheppen van telecommunicatie 147
Voorwaarden 147
Kring van af te luisteren personen 148
Beslissingsbevoegdheid 149
Toevalsvondst 150
Cijfers 151
D) HET AFLUISTEREN VAN GESPREKKEN MET AFLUISTERAPPARATUUR 151
Proactief afluisteren 151
Afluisteren in een woning 152
Beslissingsbevoegdheid 153
Afluisteren ter bescherming van personen 153
Informatie achteraf aan de betrokkenen 154
Reactief afluisteren 155
Afluisteren buiten een woning 155
Voorwaarden 156
Beslissingsbevoegdheid 157
Toevalsvondst 157
Informatie achteraf aan de betrokkenen 158
Inhoudsopgave
Voorwaarden voor direct afluisteren 161
Beslissingsbevoegdheid 162
Llitzonderingen op het recht om af te luisteren 163
Rechterlijke toetsing achteraf 164
Bruikbaarheid afgeluisterde informatie voor bewijs 165
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN BEELDOPNAMEN 166
Situatie v66r de invoering van specifieke wettelijke bevoegdheid 166
Het malcen van beeldopnamen in de proactieve fase 168
Voorwaarden 168
In een waning 168
Beslissingsbevoegdheid 169
Informatie achteraf aan bet rokkenen 170
Openlijk maken van opnamen 170
Het maken van beeldopnamen in de strafvorderlijke fase 171
Alleen buiten een woning 172
Beslissingsbevoegdheid 172
F) POSTVANG 172
Geen postvang in de proactieve fase 173
Postvang in het Wetboek van Strafvordering 174
Beslissingsbevoegdheid 174
G) PLAA1SEN VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 175
Geen wettelijke regeling voor proactieve fase 176
Inbouw niet wettelijk geregeld 176
H) INKIJKOPERATIES 177
In proactieve fase 177
In reactieve fase 178
I) INFORMANTEN EN VERTROUWENSPERSONEN 178
Minis teriele richtlijn 179
De inzet van informanten in de proactieve fase 180
Voorwaarden 181
Beslissingsbevoegdheid 181
Informatie achteraf aan betrokkenen 182
Be inzet van informanten in de strafvorderlijke fase 182
Geheimhouding informant 184
De kroongetuige 184
Alleen in de strafvorderlijke lase 184
(Kroon)getuigenbeschermingsprogramma 186
Andere beloningen 187
9
PSEUDO-KOOP, VOORKOOP, TOONKOOP 188Geen wettelijke regeling 188
Provoca tie 189
Toongelden 190
K) DE INZET VAN INFILTRANTEN 190
Valse identiteit 191
Beslissingsbevoegdheid 192
Ministeriele richtlijn 192
Infiltranten in de strafvorderlijke fase 194
Voorwaarden voor de inzet 194
Strafbare feiten politie-infiltrant 195
Wie kunnen als infiltrant worden ingezet? 197
Beslissingsbevoegdheid 198
Betreden woning door infiltrant 199
Informatie achteraf aan betrokkenen 200
Bekendmaking identiteit infiltrant 201
L) DE GECONTROLEERDE AFLEVERING 202
Geen wettelijke regeling maar besluit Procureurs-generaal 202
M) FRONTSTORE OPERATIES 204
AFKORTINGEN 205
ENGELAND EN WALES
I. INLEIDING 207
De Britse rechter en het EVRM 208
The Police Act 1997 212
Authorising officers 214
Verzwaarde procedure bij betreden van een woning 215
Voorwaarden voor goedkeuring intrusive surveillance 215
De nieuwe Codes of Practice voor bijzondere opsporingsmethoden 217
II. HET OPSPORINGSONDERZOEK 220
Het vooronderzoek 220
Taken van politie en openbaar ministerie in de opsporingsfase 220
Het openbaar ministerie 222
De rechter 222
De verdachte 223
III. PROACTIEF POLITIEOPTREDEN 224
Graden van verdenking 224
IV. HET NORMATIEF KADER 226
Disclosure regels 228
De Criminal Procedure and Investigations Act 1996 231
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 234
A) OBSERVATIE 234
B) OBSERVATIE DOOR MIDDEL VAN TECHNISCHE HULPMIDDELEN 236
De Code of Practice over het heimelijk gebruik van technische
hulpmiddelen bij observatie 236
Inhoudsopgave
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 239
De Interception of Communications Act 1985 239
Absolute geheimhouding telefoontap 242
Con trole door Tribunal en Commissioner 244
Niet onder de werking van de ICA 1985 vallende telefoongesprekken 246
Telefoongespreklcen die vallen ander de ACPO Code of Practice 247
Het onderschep pen met toestemming van een van de deelnemers 247
Het onderscheppen van gegevensverIceer via een niet-publiek net 249
D) HET AFLUISTEREN VAN GESPREKKEN 249
De Police Act 1997 251
Bewijsuitsluiting 251
De ACP° Code of Practice inzake Surveillance 255
Afluisteren op voor het publiek toegankelijke plaatsen 255
Afluisteren op een niet voor het publiek toegankelijke plaats 257
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN BEELDOPNAMEN 257
F) DE POSTVANG 258
G) HET GEBRUIK VAN PEILAPPARATUUR 259
H) INKIJKOPERATIE 260
I) INFORMANTEN 262
Soorten informanten 263
Agent provocateur 263
De ACPO Code of Practice inzake de inzet en het runnen van
informan ten 266
Registratie en inzet van informanten 268
De inzet van participating informants 269
Beloning informan ten 272
Kroongetuige 272 Strafvermindering 273 J) PSEUDO-KOOP, TESTKOOP 276 K) INFILTRANTEN 279 Burgerinfiltrant 280 Politie-infiltrant 280
Infiltratie door 'befriending' 281
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 282
M) STOREFRONTS 282
Bijlage 1 Application for authorisation to use undercover
operations 285
Bijlage 2 Application to renew for authorisation to use undercover
operations 292
FINLAND
I. ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE WETTELIJKE
REGELINGEN INZAKE DE BIJZONDERE
OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN 299
Wet op het vooronderzoek 300
De Politiewet 301
II. HET VOORONDERZOEK 302
Taken en bevoegdheden van de politie 302
Taken en bevoegdheden van de officier van justitie 303
Het leiden van het vooronderzoek 303
Het inperken van een vooronderzoek 304
Deelneming van de officier van justitie aan het vooronderzoek 304 Nieuwe taken voor het openbaar ministerie tijdens het vooronderzoek 305 III. POLITIELE BEVOEGDHEDEN IN HET PROACTIEF
VOORONDERZOEK 307
Wanneer begint een vooronderzoek? 307
Bevoegdheden van de politie in de proactieve fase 307
IV. HET NORMATIEF KADER VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN 310
Bijzondere opsporingsbevoegdheden in de proactieve fase 310
Voor welke strafbare feiten? 310
Gronden voor de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden 311
Pro portionaliteit en subsidiariteit 312
Bijzondere opsporingsmethoden voor de georganiseerde criminaliteit 313 Wie beslist over de inzet van bijzondere opsporingsmethoden? 313
Het controleren op de rechtmatigheid van de inzet 313
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 315
A) OBSERVATIE EN VOLGEN 315
Observatie door middel van een tussenpersoon 316
B) OBSERVATIE MET TECHNISCHE MIDDELEN 317
Beslissingsbevoegdheid 318
Verslaglegging 318
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 319
Voorwaarden 319
Beslissingsbevoegdheid 320
D) AFLUISTEREN VAN ANDERE GESPREKKEN MET TECHNISCHE
MIDDELEN 321
Voorwaarden 321
Beslissingsbevoegdheid 322
E) HET HEIMELIJK FOTOGRAFEREN EN MAKEN VAN BEELDOPNAMEN 323
Voorwaarden 323
Inhoudsopgave
ONDERSCHEPPEN VAN POSTZENDINGEN EN BRIE VEN 324
Voorwaarden 324
Beslissingsbevoegdheid 325
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 325
Voorwaarden 325
Beslissingsbevoegdheid 326
H) INKIJKOPERATIES 326
Wel huiszoeking maar niet heimelijk 326
I) VERTROUWENSPERSONEN EN INFORMANTEN 327
Beloning 328
Kroongetuigen 328
Geen anonieme getuige 329
Getuigenbescherming 330
I) PSEUDO-KOOP 330
Agent provocateur 330
Wetswijziging in aantocht 331
K) HET GEBRUIK VAN INFILTRANTEN 332
Infiltrant strafbaar 332
Wettelijke regeling op komst 333
GECONTROLEERDE AFLEVERING 333
Geen wettelijke regeling 333
Ad hoc regelingen 333
M) HET GEBRUIK VAN FRONTSTORE-ORGANISATIES 335
VI. DE HUIDIGE VISIE OP DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 336
FRANKRIJK I. DE WETGEVING INZAKE DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 339
Inleiding 339
Georganiseerde criminaliteit 340
Financieel rechercheren 341
Wetgeving op het gebied van opsporingsmethoden 342
II. HET VOORONDERZOEK IN STRAFZAKEN 343
De opsporingsinstanties 343
De Police nationale 344
De Gendarmerie nationale 345
Douane 346
De officier van justitie en de rechter-commissaris 347
De fasen in het vooronderzoek 347
III. PROACTIEVE EN REACTIEVE OPSPORING 349
Wel onderscheid tussen politiele en justitiele fase 349
Verdenking 350
IV. HET NORMATIEF KADER VOOR HET GEBRUIK VAN
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 352
Geen systematische regelgeving inzake bijzondere opsporingsmethoden 352
Grondrechten 352
Strafvorderlijke beginselen 353
Verbod van provocatie 354
Verbod van misbruik van bevoegdheden 355
Verbod verdachte in zijn verdediging te schaden 356
De wettelijke grondslag voor het gebruik van opsporingsmethoden 357 Voorwaarden voor toepassing bijzondere opsporingsmethoden 358
Controle op het gebruik van opsporingsmethoden 360
Sancties op onregelmatigheden bij de ops poring 361
V. HET GEBRUIK VAN (BIJZONDERE)
OPSPORINGSMETHODEN 363
A) OBSERVATIE 363
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN APPARATUUR 363
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 363
Ecoutes judiciaires 364
Ecoutes administratives 365
D) DIRECT AFLUISTEREN 367
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO'S EN VIDEO-OPNAMEN 367
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN CORRESPONDENTIE 368
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 369
H) INKIJKOPERATIES 369
I) HET GEBRUIK VAN INFORMANTEN 370
Anonieme getuige 371
Kroongetuigenregeling 371
Het sluiten van deals met criminelen 372
INTERMEZZO VOOR UNDERCOVER OPERATIES 373
Inleiding op de regelingen verband houdend met vormen van infiltratie 373
Toestemming vereist voor undercover activiteiten 375
Gevolgen van het ontbreken van toestemming 376
j) PSEUDO-KOOP 377
K) INFILTRATIE 378
Inzet (criminele) burgerinfiltranten 378
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 379
Twee soorten gecontroleerde aflevering 379
lnhoudsopgave
VI. SAMENWERKING EN HET GEBRUIK VAN BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 381
Samenwerking met Nederland 381
Internationale samenwerking 382
I. HISTORISCHE ACHTERGRONDEN VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 385
Inleiding 385
Het begrip bijzondere opsporingsmethoden 386
Geleidelijke invoering van bijzondere opsporingsmethoden 388
De antiterrorismewetgeving 389
II. HET VOORONDERZOEK 392
De structuur van het strafproces 392
Het onderzoek 392
Bevoegdheden van de politic 393
De rol van de officier van justitie 394
De onderzoeksrechter 395
De Raadkamer 395
III. PROACTIEF EN REACTIEF ONDERZOEK 397
Politieonderzoek 397
Rechterlijk onderzoek 398
Het preliminaire onderzoek 398
IV. HET NORMATIEF KADER VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 399
Proactieve fase 400
Proportionaliteit en subsidiariteit 401
De rela tie met de georganiseerde misdaad 401
Uitvoerings- en controleorganen 401
V. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 403
A) OBSERVATIE - SCHADUWEN 403
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE APPARATUUR 404 C) HET ONDEFtSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE EN BRIEVEN 405
Voor welke strafbare feiten? 405
Voorwaarden 406
Beslissingsbevoegdheid 406
Verslaglegging 407
Duur van de methode 407
Bekendmaking achteraf aan de bet rokkene 407
AFKORTINGEN 384
D) (DIRECT) AFLUISTEREN MET TECHNISCHE APPARATUUR 407 E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO'S EN VIDEO-OPNAMEN 408 F) HET ONDERSCHEPPEN VAN BRIE VEN EN POSTSTUKKEN 408
G) PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 408
H) INKIJKOPERATIES 408
I) DE INZET VAN INFORMANTEN 409
De kroongetuige 410
De kroongetuige in de strijd tegen de politiecorruptie 411
J) PSEUDO-KOOP 412
Agent provocateur 412
Pseudo-koop en drugswetgeving 413
K) INFILTRATIE 414
Het omkopen van politiemensen 415
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 416
M) STOREFRONT-ORGANISATIES 418
VI. BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN EN
INTERNATIONALE POLITIESAMENWERKING 419
AFKORTINGEN 421
IERLAND
I. DE GESCHIEDENIS VAN DE POLITIE EN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 423
De politieorganisatie 423
Bijzondere opsporingsmethoden tegen politiek geweld 424
Politie is ook staatsveiligheidsdienst 425
Units voor de uitvoering van bijzondere opsporingsmethoden 425 Geen wettelijke regeling voor bijzondere opsporingsmethoden 426
Bevoegdheden van de politie 427
Consequenties van onrechtmatig handelen door de politie 428
Grondrechten en fundamentele rechten 429
De enige wettelijke regeling 429
II. HET VOORONDERZOEK 431
Inleiding 431
De bevoegdheden om een opsporingsonderzoek in te stellen 431
De bevoegdheid om tot vervolging over te gaan 432
Voor sommige politieactiviteiten rechterlijk bevel vereist 434
III. PROACTIEF EN REACTIEF ONDERZOEK 436
IV. HET NORMATIEF KADER 438
Vrijheid bijzondere opsporingsmethoden te gebruiken 439 Nauwelijks regelgeving inzake voorwaarden of controle vooraf 439
Inhoudsopgave
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 441
A) OBSERVATIE EN VOLGEN 441
Beslissingsbevoegdheid 441
Beperkingen 441
Bij onrechtmatigheid bewijsuitsluiting mogelijk 444
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE MIDDELEN 444
Onrechtmatig betreden priveleigendom 444
Even tueel civiele actie 445
Recht op privacy 445
Eventueel bewijsuitsluiting 445
C) HET ONDEFtSCHEPPEN VAN POST EN TELECOMMUNICATIE 446
Voorwaarden 446
Inhoud en duur van het bevel 448
Controle door rechter 448
Klachtenbeoordelaar 449
Bewaarterrnijn bevel 450
Consequenties schending wet 450
Geen informa tie win betrokkene 451
D) ONDERSCHEPPEN VAN COMMUNICATE MET BEHULP VAN
TECHNISCHE M1DDELEN 452
Beperkingen 452
Consequenties schending van privacy 454
Vergunningsvereiste voor afluisterapparatuur 454
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN BEELDOPNAMEN 455
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN POSTPAKKETFEN EN BRIEVEN 456
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPAL1NGSAPPARATUUR 456
H) INKIJKOPERATIES 457 I) INFORMANTEN 458 Beloning 458 Getuigenbeschermingsprogramma 458 Bewijsproblematiek 459 J) PSEUDO-KOOP 460
Geen strafbaarheid pseudo-ko per 460
Agent provocateur 461 Beslissingsbevoegdheid 462 K) INFILTRANTEN 462 L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 462 Beslissingsbevoegdheid 463 M) STOREFRONT ORGANISATIES 463
VI. BIJZONDERE ONDERZOEKEN IN ANDERE LANDEN 463
Bijzonder onderzoek door buitenlandse politiefunctionarissen 464
ITALIE
I. AANLEIDINGEN VOOR BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 467
Maatschappelijke discussies 468
De Parlementaire commissie inzake de mafia 470
II. HET OPSPORINGSONDERZOEK TEGEN
GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT 471
Inleiding 471
De "procedura del doppio binario" 472
De "Direzione Nazionale Antimafia" 473
Proactieve en reactieve fase 474
De preventieve fase 475
De preventieve procedure 476
Bevoegde politiele organen 477
III. PROACTIEVE EN REACTIEVE OPSPORING 480
IV. HET WETTELIJK KADER 481
Het begrip georganiseerde criminaliteit 481
Misdrijven inzake de gewone georganiseerde criminaliteit 482
Mafia-misdrijven 482
Restcategorie georganiseerde criminaliteit 484
Mafia-organisatie, betekenis 484
Toezicht op de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden 486
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 489
A) OBSERVEREN EN VOLGEN 489
B) OBSERVEREN EN VOLGEN MET BEHULP VAN TECHNISCHE
MIDDELEN 489
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN GESPREKKEN EN ANDERE VORMEN
VAN COMMUNICATIE 491
Het strafvorderlijk onderscheppen van telecommunicatie 492 Het strafvorderlijk onderscheppen van telecommunicatie bij
georganiseerde criminaliteit 494
Bruikbaarheid voor het bewijs, twee beperkingen 496
Het proactief onderscheppen van telecommunicatie bij georganiseerde
criminaliteit 497
De bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken 497
De "preventieve procedure" 498
D) DIRECT AFLUISTEREN 499
Onderscheppen in ruimten die tot de persoonlijke levenssfeer van het
individu behoren 500
Begrip woning 501
E) FOTOGRAFEREN EN HET MAKEN VAN VIDEO-OPNAMEN 505
Openbare ruimten 505
lnhoudsopgave
I. GESCHIEDENIS VAN NET STRAFRECHTELIJK SYSTEEM 523
Geen wettelijke regeling bijzondere opsporingsmethoden 524
II. NET VOORBEREIDEND ONDERZOEK 525
Het opsporingsonderzoek 525
De gerechtelijke politie 525
Het gerechtelijk vooronderzoek 526
Ontdeklcing op heterdaad 528
III. VOORWAARDEN VOOR HET INSTELLEN VAN
STRAFVERVOLGING 530
IV. NET NORMATIEF ICADER VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 531
Loyaliteitsbeginsel 531
Verbod van provocatie 531
Georganiseerde criminal iteit 534
V. BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 535
A) VOLGEN EN OBSERVEREN 535
B) OBSERVATIE DOOR MIDDEL VAN TECHNISCHE HULPMIDDELEN 535 F) POSTVANG (SEQUESTRO DI PLICHI SIGILLATI E DELLA
CORRISPODENZA) 506
Door de gerechtelijke politie 506
Door de justitiele autoriteit 507
De poststop 507
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 508
H) INKIJKOPERATIES (LA PER QUISIZIONE LOCALE) 508
I) INFORMANTEN 508
Het runnen van informanten 509
Het betalen van criminele informanten 510
Kroongetuige (collaboratore della giustizia) 510
J) PSEUDO-KOOP 513
Pseudo-koop van drugs 513
Controle 515
K) INFILTRATIE 516
Politie-infiliranten 516
De politie-infiltrant als agent provocateur 517
Burgerinfiltranten 518
Criminele burgerinformant als infiltrant 518
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING (CONSEGNE CONTROLLATE) 519
M) FRONTSTORES 521
AFKORTINGEN 522
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 535 Telefoontaps ter zake van commune misdrijven, voorwaarden en
beslissingsbevoegdheid 536
Verslaglegging 537
Informatie achteraf aan bet rokkene 537
Telefoontaps ter zake van de bescherming van de staatsveiligheid,
voorwaarden en beslissingsbevoegdheid 537
D) HET AFLUISTEREN VAN GESPREKKEN NIET ZIJNDE
TELEFOONGESPREKKEN 538
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO'S EN VIDEO-OPNAMEN 538
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN POST 539
G) GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 539
H) HET HEIMELIJK BETREDEN VAN EEN HUIS 540
I) INFORMANTEN 540 Kroongetuigen 541 PSEUDO-KOOP 541 K) INFILTRATIE 541 Infiltratie en provocatie 542 L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 543 M) STOREFRONT-ORGANISATIES 543
VI. GRENSOVERSCHRIJDENDE SAMENWERKING TUSSEN
POLITIEDIENSTEN 544
NEDERLAND
I. GESCHIEDENIS VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 547
De parlementaire enquete inzake ops poring 548
Rechtspraak over bijzondere opsporingsmethoden 550
De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden 551
II. HET VOORBEREIDEND ONDERZOEK 554
De fasen van het voorbereidend onderzoek 554
De opsporingsambtenaren 555
Het gerechtelijk vooronderzoek 556
Verbalisering en dossiervorming 558
Het strafrechtelijk financieel onderzoek 560
III. DE ONDERZOEKSFASEN VOORAFGAAND AAN
DE OPSPORING 562
Proactief onderzoek 563
Verkennend onderzoek 564
IV. HET NORMATIEF KADER VAN BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 568
Inhoudsopgave
Georganiseerd verband 570
Gronden: het subsidiariteitsbeginsel 572
Organieke vereisten: de centrale toetsingscommissie 572
Vormvoorschriften: verbal isering en notifica tie 573
Afscherming door de rechter-commissaris 574
De beoordeling door de zittingsrechter 575
V. DE B1JZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 577
A) OBSERVATIE EN VOLGERIJ 577
Stelselmatigheid 577
Beslissingsbevoegdheid 578
Soorten observatie 578
B) OBSERVATIE MET GEBRUIKMAKING VAN TECHNISCHE
HULPMIDDELEN 579
Bewaring en vernietiging van gegevens 579
Beslissingsbevoegdheid 580
C) ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE (TELEFOON,
TELEFAX, ETC.) 580
Beslissingsbevoegdheid 581
Verslaglegging 581
Scannen van mobiele telefoons 582
Opvragen verkeersgegevens 583
D) DIRECT AFLUISTEREN 584
Voorwaarden 585
Uitvoering bevel tot afluisteren 586
Bet reden waning 587
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO'S EN VIDEO-OPNAMEN 587
Stelselmatige observatie 587
F) DE ONDERSCHEPPING VAN POST EN BRIE VEN 589
Beslissingsbevoegdheid 590
Bevel tot uitlevering van brieven 590
Elektronische post 591
Beslissingsbevoegdheid 592
G) HET GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 592
Beslissingsbevoegdheid 593
H) INKIJKOPERATIES 594
Voorwaarden 594
Beslissingsbevoegdheid 594
I) HET RUNNEN VAN INFORMANTEN 595
Beslissingsbevoegdheid 596
Gestuurde informan ten 596
Contraprestaties en overeenkoms ten 597
Informan ten als rechtmatigheidsgetuigen 598
J) PSEUDO-KOOP EN PSEUDO-DIENSTVERLENING 601
Op bevel van de officier van justitie 601
Politiepseudo-koop 602
Burgerpseudo-koop 603
K) INFILTRATIE 604
Geen uitlokking 605
Voorwaarden voor infiltratie 606
Proportionaliteit en subsidiariteit 606
Functionarissen 607
Burgerinfiltranten 608
Criminele burgerinfiltranten 609
Definitie criminele burgerinfiltrant 611
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING EN DOORLATING 611
Gecontroleerde aflevering 611
Transito 612
Doorlaten 613
Procedure doorlating 614
Uitholling van het wettelijk verbod? 615
M) GEBRUIK VAN STOREFRONT-ORGANISATIES 616
VI. INTERNATIONALE PERIKELEN 618
AFKORTINGEN 621
OOSTENRIJK
I. DE GESCHIEDENIS VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 623
Inleiding 623
Geschiedenis van de Wet op de bijzondere opsporingsmethoden van 1997 624 Bijzondere opsporingsmethoden in de strafvorderlijke fase 625 Bijzondere opsporingsmethoden in de proactieve fase (SPG) 626
De geplande hervorming van het vooronderzoek 627
De discussie over de Wet op de bijzondere opsporingsmethoden 627
II. HET STRAFRECHTELIJK VOORONDERZOEK 630
Het verloop van het vooronderzoek 630
Beslissing over het begin en de omvang van het opsporingsonderzoek 631
Uitvoering en leiding van het vooronderzoek 632
Gerechtelijke politie 633
Het discussie-ontwerp van het Ministerie van Justitie 633
III. PROACTIEVE EN STRAFVORDERLIJKE OPSPORING 636
Preventie en repressie 636
Proactieve ops poring 636
Mhoudsopgave
IV. WEll hLIJKE GRONDSLAG VOOR HEIMELIJKE
OPSPORINGSMETHODEN 639
De strafvorderlijIce bijzondere opsporingsmethoden 639
De proactieve opsporingsmethoden 639
De beginselen van pro portionaliteit en subs idiariteit 640
Rechterlijke machtiging of bevel 640
Con trole 641
Gedeeltelijke externe con trole 642
Voorziene hervorming 643
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 644
A) OBSERVATIE (KORTE/ LANGE TIM) EN SCHADUWEN 644
Proactief 644
Reactief 644
Cont role op de rechtmatigheid 645
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE APPARATUUR 646
Proactief — reactief 647
C) ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE (TELEFOON, FAX,
TELEX, ETC.) 648
Afluisteren van geheimhouders 649
Omvang telefoontap 649
Proactieve telefoontap? 650
Reactieve telefoon tap 651
D) HET AFLUISTEREN VAN GESPREKKEN 652
Observatie bij ernstige vrijheidsberovingen 653
De kleine Lauschangriff 653
De grote Lauschangriff 654
Het direct afluisteren van het openlijk gesproken woord 655
In beginsel rechterlijk bevel vereist 656
Con trole 657
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO- EN VIDEO-OPNAMEN 659
F) NET ONDERSCHEPPEN VAN POST EN BRIEVEN 659
Procedure 660
Con trole 661
G) INZET VAN METHODEN TER PLAATSBEPALING 662
H) GEHEIME HUISZOEKINGEN 663
I) INZET VAN INFORMANTEN 663
Kroongetuige 665
Infiltratie en afluisteren 666
Problemen rond anon imiteit 667
PSEuDO-KooF 669
K) DE INZET VAN EEN VAN (POLITIE-)INFILTRANT 671
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 671
VI. NASCHRIFT 674
Algemeen 674
Wederzijdse rechtshulp 675
Doorbreking van het geweldsmonopolie van de staat 675
AFKORTINGEN 678
PORTUGAL
I. ENKELE WETSHISTORISCHE OPMERKINGEN 681
De situatie tot 1974 681
Na de Revolutie 682
Enkele bijzondere opsporingsmethoden wettelijk geregeld 684
Bewijsrecht 685
Conclusie 688
II. OPSPORING 689
Inquerito vs investigaciio 689
Verhouding politie, openbaar minis terie en rechter-commissaris 692
Karakter inquerito en instruciio 694
III. PROACTIEVE RECHERCHE EN OPSPORINGSONDERZOEK 696
Informatief onderzoek 697
Preventieve acties 698
Controle 699
Rapportage 699
IV. HET NORMATIEF KADER 701
Drie soorten bijzondere opsporingsmethoden 702
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 706
A) SCHADUWEN EN OBSERVATIE 706
Geen wettelijke regeling 706
Wie beslist? 706
B) OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE HULPMIDDELEN 707
Geen wettelijke regeling 707
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 708
Rechterlijke machtiging 709
Overige vereisten 709
Onderscheppen van ander gegevensverkeer 710
D) HET AFLUISTEREN VAN GESPREKKEN 711
In woningen 711
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO- OF VIDEO-OPNAMEN 712
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN POSTSTUKKEN 712
Voorwaarden 713
Inhoudsopgave
G) GEBRUIK VAN PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR 714
In proactieve fuse 714
Geen wettelijke regeling 715
H) INKIJKOPERATIES 715
Verboden 715
I) RUNNEN VAN INFORMANTEN 715
Criminele burgerinformant mogelijk 716
Kroongetuige 716
J) PSEUDO-KOOP 716
K) HET GEBRUIK VAN INFILTIZANTEN 716
Straffeloosheid infiltranten 716
Bescherming van infiltranten 717
Soorten infiltranten 717
De (criminele) infiltrant 718
De politieagent als infiltrant 719
Anonimiteit 719
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 719
M) HET GEBRUIK VAN STOREFRONT ORGANISATIES 721
AFKORTINGEN 722
I. DE GESCHIEDENIS VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN IN SPANJE 723
II. DE POLITIELE FASE 727
Politieorganisaties 727
De gerechtelijke politie 728
III. VOORWAARDEN OM EEN POLITIEEL VOORONDERZOEK
TE BEGINNEN 731
IV. DE NORMERING VAN DE INZET VAN BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 733
Limitatieve hjst van strafbare feiten 734
Pro portionaliteitsbeginsel 735
V. BESCHRIJVING VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSMETHODEN 737
A) OBSERVATIE 737
B) OBSERVATIE MET TECHNISCHE HULPMIDDELEN 737
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 738
Onderscheppen en observatie van telecommunicatie 740
Voor welke strafbare feiten? 741
D) HET AFLUISTEREN MET BEHULP VAN TECHNISCHE MIDDELEN 743 SPANJE
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN BEELDOPNAMEN 744
In de woning 745
Opnamen als bewijsmiddel 745
Opnamen op de openbare weg 746
Vaste camera's 747
Verplaatsbare camera's 747
F) HET ONDERSCHEPPEN VAN POST 748
G) HET GEBRUIK VAN PEILZENDERS 750
H) INKIJKOPERATIES 751
I) INFORMANTEN 751
Kroongetuigen 752
J) PSEUDO-KOOP 754
K) HET GEBRUIK VAN INFILTRANTEN 754
L) GECONTROLEERDE AFLEVERING 756
M) HET GEBRUIK VAN FRONTSTORES 758
ZWEDEN
I. DE TOTSTANDKOMING VAN WETGEVING INZAKE DE
BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 761
Voorgeschiedenis 761
Het Wetboek van Rechtsvordering 762
Bijzondere opsporingsmethoden buiten het Wetboek van
Rechtsvordering 763
De redenen voor de wettelijke regeling 764
II. HET VOORONDERZOEK 765
Inleiding 765
Wanneer moet een vooronderzoek plaatsvinden? 765
Het doel van het vooronderzoek 767
De politie en het openbaar ministerie in het vooronderzoek 767
Beslissingsbevoegdheid 768
Inschakelen rechter 769
III. PROACTIEF EN STRAFVORDERLIJK ONDERZOEK 771
Voorstadia van vooronderzoek 772
Tijdstip formele opening vooronderzoek 773
IV. HET NORMATIEF KADER VAN DE BIJZONDERE
OPSPORINGSBEVOEGDHEDEN 775
De Politiewet en de bijzondere onderzoeksmethoden 775
Activiteiten van de Rikspolisstyrelsen 777
Inhoudsopgave
V. DE BIJZONDERE OPSPORINGSMETHODEN 781
A) OBSERVATIE EN "SCHADUWEN" 781
Voor het vooronderzoek 781
Tijdens het vooronderzoek 782
• OBSERVATIE MET BEHULP VAN TECHNISCHE MIDDELEN 783 Observatie met gebruik van op het lichaam verborgen microfoons 783
Observaties met gebruik van camera's 786
C) HET ONDERSCHEPPEN VAN TELECOMMUNICATIE 787
Begripsbepalingen 787
Voorwaarden voor het onderscheppen 788
Afluisteren en tele-controle volgens andere regelingen 790
Toezicht op het onderscheppen 791
Verslaglegging 791
D) DIRECT AFLUISTEREN 793
Nieuwste voorstellen 794
De publieke zaalcwaarnemer 796
E) HET HEIMELIJK MAKEN VAN FOTO'S EN VIDEO-OPNAMEN 796
Voorwaarden 797 Beslissingsbevoegdheid 798 Verslaglegging 798 • POSTVANG 798 Beslissingsbevoegdheid 799 Toezicht 800 • PEILZENDERS 800 Beslissingsbevoegdheid 802 Verslaglegging 802 H) INKIJKOPERATIE 802
I) HET GEBRUIK VAN INFOFtMANTEN 803
Beloning 803
Kroongetuigen 804
1) PSEUDO-KOOP, TERUGKOOP ETC. 804
Provoca tie 805
Rechtspraak 805
Beslissingsbevoegdheid 808
Toezicht 808
Verslaglegging 808
K) HET GEBRUIK VAN INFILTRANTEN 808
• GECONTROLEERDE AFLEVERING 809
Beslissingsbevoegdheld 810
VI. HET RECHT EN DE WERKELIJKHEID 812
Omvang van de inzet van bijzondere opsporingsmethoden 812
AFKORTINGEN 814
KNELPUNTEN IN DE INTERNATIONALE POLITIE- EN
JUSTITIESAMENWERKING 815
Soevereiniteitschendingen 815
- Consequenties van soevereiniteitsschending voor het bewijs 818
- Rechterlijke controle op rechtmatigheid van bewijsgaring 819
Internationale politiesamenwerking en divergerende wetgeving 820
Conflicterende procesmodellen. 827
Verschillen in organisatiestructuur en rechtscultuur 830
- Complexe politieorganisatie 831
- Gebrek aan vertrouwen 832
- Trage rechtshulp 833
- Prioriteitenstelling 833
Geen panklare oplossing 834
VOORWOORD
In de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit zijn in de afgelopen jaren in de lidstaten van de Europese Unie een aantal bijzondere opsporingsmetho-den ontwikkeld. Iedere lidstaat afzonderlijk regelt op nationaal niveau, al dan niet wettelijk, de toelaatbaarheid van deze bijzondere opsporingsmetho-den en voorwaaropsporingsmetho-den waaronder ze mogen woropsporingsmetho-den ingezet.
Als gevolg van de eigenheid van de onderscheiden rechtssystemen en rechtsculturen is de regelgeving voor de bijzondere opsporingsmethoden van lidstaat tot lidstaat verschillend. Met zekere regelmaat worden signalen afgegeven dat tengevolge van deze verschillen de operationele samenwer-king tussen de justitiele en politiele autoriteiten van de diverse lidstaten dreigt te worden belemmerd. Nu de noodzaak om tot internationale samen-werking te komen recht evenredig is aan de toename van de grensover-schrijdende georganiseerde criminaliteit, was een onderzoek naar de mate waarin de divergentie in regelgeving belemmerend werkt op de grensover-schrijdende politie- en justitiesamenwerking dringend gewenst.
Het College van Procureurs-Generaal in Nederland heeft tegen deze achter-grond een onderzoek laten verrichten naar de regelgeving inzake de bijzon-dere opsporingsmethoden en naar de gevolgen van de verschillen in die re-gelgeving voor de operationele samenwerking tussen justitiele en politiele autoriteiten van de lidstaten.
Het College van Procureurs-Generaal heeft voorafgaande aan het onderzoek een daarop betrekking hebbend projectvoorstel ingediend bij de Europese Commissie voor financiele steun uit het Falcone-programma. Uit dat pro-gramma worden projecten gefinancierd die de uitvoering van het Europees actieplan en de Europese samenwerking op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit kunnen bevorderen en bespoedigen o.a. door belemmeringen voor een nauwere samenwerking in dit opzicht tussen de lidstaten van de Europese Unie te verminderen. Verdere financiele steun verkreeg het College van het Ministerie van Justitie (WODC).
De resultaten van het onderzoek liggen thans voor u. Deze studie dient als naslagwerk waarin de lezer per land en per bijzondere opsporingsmethode kerninformatie kan vinden over wetgeving, rechtspraak en literatuur alsme-de over ervaringen die door alsme-deskundigen in alsme-de onalsme-derscheialsme-den lanalsme-den met alsme-de regelingen zijn opgedaan.
Het spreekt voor zich dat een studie als de onderhavige, die een gedegen kennis van elk van de rechtssystemen van de vijftien lidstaten van de Euro-pese Unie veronderstelt, slechts in teamverband kan worden verricht. In to-taal dertien auteurs hebben aan deze studie bijgedragen. Hun namen treft u aan bij hun bijdrage. Bij de beschrijving van het rechtssysteem dat de auteur voor zijn rekening nam was hij gebonden aan instructies die door mij als re-
dacteur waren opgesteld. De aard van de instructies was ingegeven door het doel van de studie: het op hoofdlijnen verschaffen van informatie over bui-tenlandse wet- en regelgeving inzake de bijzondere opsporingsmethoden. Kenners van een van de beschreven rechtssystemen zullen bemerken dat het systeem slechts op hoofdlijnen is beschreven en dat verfijningen en details zijn weggelaten. Dat is bewust gebeurd. De complexiteit van het thema is dusdanig dat tot een ruimere beschrijving een in omvang onhanteerbare rapportage zou leiden. Voor die kenners is deze studie dan ook niet geschre-ven maar wel door kenners, omdat alleen zij wisten wat te behandelen en wat weg te laten.
leder van de auteurs was in de gelegenheid zijn bijdrage te leveren in zijn moedertaal. Hiermee wilde ik bewerkstelligen dat de authenticiteit van de nationale rechtsstelsels voldoende recht gedaan werd. Door de vertaling in het Nederlands zijn een aantal nuances helaas verdwenen. Bij de bewerkin-gen van de bijdrabewerkin-gen heb ik zo nauwgezet mogelijk getracht de teksten juri-disch correct te houden. Waar ik mij vrijheden heb veroorloofd betreffen de-ze slechts het elimineren van details en verfijningen en het optimaliseren van de in- en overzichtelijkheid van de verschillende rechtssystemen. Als co8r-dinator van het onderzoek en als eindredacteur heb ik die vrijheid van de co-auteurs gekregen. Daarom neem ik de voile verantwoordelijkheid op mij voor deze studie.
Ook bij dit rechtsvergelijkend onderzoek is weer duidelijk geworden hoezeer het opbouwen en onderhouden van een internationaal netwerk van infor-manten uit de praktijk en de wetenschap van belang is voor het verrichten van transnationaal onderzoek. Dat netwerk is een kostbaar bezit.
Het is niet doenlijk alien die, anders dan door hun landenrapport, hebben bij-gedragen aan deze studie bij naam te noemen. Velen gaven er zelfs de voor-keur aan hun hulp en informatie anoniem te geven. De lezer zal begrijpen dat hun bijdrage niet beperkt is gebleven tot het geven van morele steun. Een uitzondering wil ik echter maken voor mijn secretaresse, mevrouw Vera Guffens-Jansen. Zij heeft in de afgelopen jaren heel wat tekstverwerkingen geklaard, maar dit project spande wel de kroon. Derhalve duurde voor haar de hete zomer van 1999 tot ver in de herfst. Het week in week uit, met grote blijmoedigheid en inzet verwerken van zeer intensief bewerkte teksten, dwong telkens weer bewondering af. Die kwam echter in een heel ander daglicht te staan, toen duidelijk werd dat een ernstige ziekte het haar onmo-gelijk maakte haar werlczaamheden te continueren.
Nijmegen (NL) februari 2000
INLEIDING
De bestrijding van de georganiseerde en zware criminaliteit staat in alle lid-staten van de Europese Unie hoog op de politieke agenda, maar de plaats van het onderwerp op de juridische agenda verschilt van land tot land aan-zienlijk. In tal van lidstaten is recent, min of meer uitvoerige wetgeving tot stand gekomen die politie en justitie verstrekkende bevoegdheden verschaft om in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit onorthodoxe opspo-ringsmethoden toe te passen. Veelal betreffen die methoden geheime (under-cover)operaties.
In deze studie staan dergelijke operaties centraal en worden rechtspraak en regelgeving inzake een aantal bijzondere opsporingsmethoden in de vijftien lidstaten van Europese Unie beschreven.
Het boek is bedoeld als naslagwerk waarin de lezer per land een beschrijving kan vinden van de meest gangbare bijzondere opsporingsmethoden.
De opzet van de nationale rapporten is zoveel mogelijk gelijk gehouden het-geen uiteraard met wegneemt dat de in de rapporten behandelde onderwer-pen, gelet op de verschillen tussen de diverse rechtssystemen, varieren. leder nationaal rapport kent vijf hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk wordt een historisch overzicht gegeven van de tot-standkoming van wet- en regelgeving op het terrein van de bijzondere op-sporingsmethoden en wordt ingegaan op de aanleidingen voor die regelge-ving.
Bijzondere opsporingsmethoden worden tijdens het voorbereidend onder-zoek toegepast. Voor het inzicht in de toepassing van de bijzondere opspo-ringsmethoden is het derhalve van belang een beeld te hebben van de struc-tuur van het voorbereidend onderzoek en van de taken en bevoegdheden van politie- en justitieorganen tijdens het voorbereidend onderzoek. Centrale vraag daarbij is wie uiteindelijk de omvang van het voorbereidend onder-zoek bepaalt en of er tijdens het voorbe.reidend onderonder-zoek een hierarchische relatie bestaat tussen de politie en het openbaar ministerie en/of een rechter voorzover die in het voorbereidend onderzoek een rol speelt. In het tweede hoofdstuk wordt daarom ingegaan op de taken en bevoegdheden van de ac-toren in het voorbereidend onderzoek alsmede op hun specifieke rol daarin. Een voor het onderzoek eveneens centrale vraag is aan welke voorwaarden moet zijn voldaan wil een voorbereidend onderzoek kunnen worden inge-steld. In sommige rechtssystemen kan een voorbereidend onderzoek eerst plaatsvinden wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. In andere rechtssystemen worden minder strenge ei-sen gesteld aan het voorbereidend onderzoek omdat dat niet alleen gericht hoeft te zijn op het ophelderen van een reeds begaan strafbaar feit en het vin-
den van de dader, maar mede op het verzamelen van informatie over (groe-pen van) personen of organisaties die ervan verdacht worden zich schuldig te zullen maken aan het plegen van strafbare feiten. Het onderscheid tussen een voorbereidend onderzoek ter opheldering van een strafbaar feit of een onderzoek van informatieve aard is niet altijd even scherp te maken, terwip beide onderzoeken soms ook naast elkaar kunnen voorkomen. In de rechts-systemen waarin een voorbereidend onderzoek slechts mogelijk is wanneer een verdenlcing bestaat dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden, is immers soms ook voorzien in de mogelijkheid in de fase voorafgaand aan het bereidend onderzoek bijzondere opsporingsmethoden in te zetten ter voor-koming van de voorbereiding of uitvoering van strafbare feiten. Veelal valt het onderscheid tussen een voorbereidend onderzoek ter opheldering van een strafbaar felt en het voorbereidend onderzoek gericht op het verkrijgen van informatie over potentiele daders of strafbare feiten samen met het on-derscheid tussen proactief en reactief onderzoek. Dat onon-derscheid komt in het derde hoofdstuk aan de orde.
Het vierde hoofdstuk bevat een globale beschrijving van het normatieve ka-der van de bijzonka-dere opsporingsmethoden.
Twee onderwerpen krijgen daarbij bijzondere aandacht. Het eerste betreft het toepassingsgebied an de bijzondere opsporingsmethoden. Ten aanzien van welke strafbare feiten kunnen bijzondere opsporingsmethoden worden ingezet? Veelal is de toepassing gerelateerd aan de georganiseerde crimina-liteit, zij het dat met die term niet duidelijk is om welke strafbare feiten het gaat. Vandaar dat in sommige systemen de strafbare feiten waarvoor de bij-zondere opsporingsmethoden kunnen worden toegepast limitatief staan op-gesomd. In andere systemen daarentegen wordt gewerkt met open begrip-pen en is een afbakening van het aantal van de strafbare feiten ter bestrijding waarvan bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden ingezet niet mo-gelijk.
Het tweede onderwerp betreft de gronden voor de inzet van de bijzondere opsporingsmethoden. In de rechtssystemen waarin de bijzondere opspo-ringsmethoden wettelijk of in een circulaire zijn geregeld bevat die regeling veelal de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, om de inzet van een bij-zondere opsporingsmethode geoorloofd te doen zijn. In een aantal rechts-systemen zijn die gronden objectief geformuleerd maar ook meer sub jectief geformuleerde voorwaarden komen veelvuldig voor.
De juridische informatie die de eerste vier hoof dstukken verschaffen, is be-doeld ter ondersteuning van een toelichting op het vijfde hoofdstuk, dat de kern van de nationale rapporten vormt. Het geeft een gedetailleerde beschrij-ving van de belangrijkste juridische aspecten van de bijzondere opsporings-methoden.
Inleiding
In die lidstaten bestaat geen eensluidende definitie van het begrip bijzondere opsporingsmethoden of undercoveroperaties, maar duidelijk was dat in ie-der geval de volgende opsporingsmethoden moesten worden beschreven: a) observatie en volgen;
b) observatie met behulp van technische apparatuur; c) het onderscheppen van telecommunicatie;
d) het onderscheppen van gesprekken met behulp van technische appara-tuur;
e) het heimelijk maken van beeldopnamen; f) het onderscheppen van brieven en poststukken; g) de inzet van plaatsbepalingsapparatuur; h) de heimelijke inkijkoperaties;
i) het runnen van informanten; j) de pseudokoop;
k) de inzet van infiltranten; 1) de gecontroleerde aflevering; en m) het gebruik van storefrontorganisaties.
Elk van de onderscheiden bijzondere opsporingsmethoden wordt beschre-ven aan de hand van een zebeschre-vental vragen centraal die betrekking hebben op karakteristieke elementen ervan.
De eerste vraag betreft de omschrijving van de bijzondere opsporingsmetho-de. Bestaat er een wettelijke omschrijving en hoe luidt deze. Zo nee, welke omschrijving is algemeen gangbaar.
Het antwoord op deze vraag is van eminent belang voor de vergelijkbaar-heid van de regelgeving en praktijk ter zake in de diverse landen.
De tweede vraag behelst de regeling van de bijzondere opsporingsmethode. Is die in de wet, op de grondslag van een circulaire of anderszins geregeld of is de methode toegestaan op basis van rechtspraak? Verdere vragen die in de beschrijving van iedere methode aan bod komen, betreffen de voorwaarden voor de toepassing ervan, de besluitvorming terzake, de toepassing zelf, alsmede de controle daarop.
Verdere vragen die in de beschrijving van iedere opsporingsmethode aan bod komen, betreffen de basisvoorwaarden voor de toepassing ervan, de be-slissingsbevoegdheden terzake en de toepassing ervan alsmede de controle op de toepassing van de methode, de verslaglegging van de toepassing en de bekendmaking aan het gerecht en de betrokkenen dat de methode gebruikt is.
Deze aanpak biedt de lezer, naar wij hopen, met alleen de mogelijkheid op snelle en doeltreffende wijze informatie te verkrijgen over het rechtssysteem van een bepaald land en de plaats van de bijzondere opsporingsmethoden daarin maar ook om de bijzondere opsporingsmethoden van de vijftien Unielanden op hoofdlijnen met elkaar te vergelijken. Een uitgebreide in-
houdsopgave bij elk der nationale rapporten staat hem bij die vergelijking ter dienst.
Gelet op het doel van de studie hebben de nationale rapporten zich beperkt tot de hoofdlijnen. Gedetailleerde informatie mag de lezer niet verwachten; wel wordt er in ieder rapport een helder beeld verschaft van de bestaande wet- en regelgeving alsmede van de voor de praktijk van de bijzondere op-sporingsmethoden van belang zijnde rechtspraak.
Door middel van uitvoerige literatuurverwijzingen wordt de lezer, die nade-re en meer gedetailleerde informatie op onderdelen van de rapportage wertst, verder geholpen. Voor het vinden daarvan zal men veelal op biblio-theken zijn aangewezen. In tal van Unielanden bestaan universiteitsbiblio-theken die over buitenlandse literatuur beschikken. Zelf heb ik goede erva-ringen met de bibliotheek van het Kriminalistik Institut van de Universiteit van Kopenhagen (DK) en het Institute of Advanced Legal Studies van de Universiteit -van London (UK). De bibliotheek bij uitstek blijft die van het Max Planck Institut fUr auslandisches und internationales Strafrecht in Frei-burg (D). 1 Deze bibliotheek beschikt over strafrechtelijke literatuur nit alle vijftien Unielanden en heeft voor deze studie zijn nut wederom bewezen. Na de nationale rapporten treft de lezer een korte beschouwing aan over en-kele knelpunten in de internationale (politie-)samenwerking in het licht van de bijzondere opsporingsmethoden. Die beschouwing bevat geen samenvat-ting van de nationale rapporten omdat zo'n samenvatsamenvat-ting tot grote verteke-ningen van de verschillende rechtssystemen zou leiden, maar strekt ertoe een beter inzicht in de onderscheiden rechtssystemen te krijgen en is daarom rechtsvergelijkend opgezet. In die beschouwing staat de vraag centraal of en in hoeverre de divergentie in wet- en regelgeving inzake de bijzondere op-sporingsmethoden belemmerend werkt op de grensoverschrijdende politie-en justitiesampolitie-enwerking bij de bestrijding van de georganiseerde criminali-teit. Deze vraag vormde immers de aanleiding voor de onderhavige studie.
Een eerste globale indeling van landen
De beschrijvingen van de nationale regelingen inzake de bijzondere opspo-ringsmethoden in de vijftien lidstaten van de Europese Unie tonen aan dat de regelgeving van lidstaat tot lidstaat aanzienlijk verschilt. Ook zonder analyse van de redenen van deze verschillen mag gevoeglijk worden aange-
Inleiding
nomen dat deze het gevolg zijn van de eigenheid van de onderscheiden rechtssystemen en rechtsculturen. 2
Toch zijn er, ondanks al deze verschillen, groepen van landen samen te stel-len wier regelingen inzake de bijzondere opsporingsmethoden op onderde-len overeenkomstig zijn omdat de wet- en regelgeving van een ander land als voorbeeld heeft gefungeerd. Deze indeling in groepen loopt overigens met geheel parallel met de in de rechtsvergelijkende literatuur gegeven indelin-gen. Die indelingen zijn namelijk gebaseerd op een systeem- of modelverge-lijking van de gehele strafprocedure. 3
Onze indeling is gebaseerd op de vergelijking van slechts een onderdeel van een systeem: de regeling van de bijzondere opsporingsmethoden.
Men kan vier groepen landen onderscheiden waarin de wetgeving van de landen beinvloed is door of anderszins afgestemd is op die van een ander land uit die groep.
De eerste groep bestaat uit de Noordse landen. Deze landen houden door middel van de Noordse Raad (Nordiske Rad) hun wetgeving op elkaar afge-stemd. Bij de voorbereiding van wetgeving in een van de Noordse landen is veelal een rapport beschikbaar waarin een rechtsvergelijkende rapportage van de wetgeving van (sommige van) de andere Scandinavische landen is te vinden. Die afstemming gaat soms zover dat landen als Denemarken, IJsland en Noorwegen nieuwe wetgeving op onderdelen kopieren. Hoewel Zweden en Finland, behorend tot de Noordse landen, in zeker opzicht de neiging hebben eerder naar de Duitse wet- en regelgeving te kijken dan naar die van de overige Scandinavische landen is de harmoniserende invloed van de Noordse Raad toch aanzienlijk te noemen. 4
Tot de tweede groep behoren de landen wier wetgeving beinvloed is door de Duitse wet- en regelgeving inzake de bijzondere opsporingsmethoden. Die invloed is niet alleen duidelijk in een land dat tot het Duitse taalgebied hoort, Oostenrijk, maar ook daarbuiten. Ofschoon de Italiaanse wet- en regelgeving haar geheel eigen karakter heeft, is in de rechtspraak en de literatuur over de bijzondere opsporingsmethoden de doorwerking van de Duitse doctrine voelbaar, terwijl ook in de regelgeving zelf op hoofdlijnen sterke gelijkenis- 2 Zie voor redenen voor deze verscheidenheid B. de Smet, Internationale Samenwerking in Strafzaken tussen Angelsaksische en Continentale landen, Intersentia Rechtsweten-schappen, Antwerpen 1999, pp. 10-14.
3 0.a. M.R. Damaska, Evidentiary Barriers to Conviction and two Models of Criminal Procedure, University of Pennsylvania Law Review 1973, pp. 506-588, idem The Faces of Justice and State Authority: A comparative Approach to the Legal Process, New Haven 1986. R. David /J.E.C. Brierly, Major Legal Systems in the World today, London 1985,J. Pradel, Droit penal compare, Dalloz, Paris 1995 en H.L. Packer, The Limits of the Criminal Sanction, Stanford 1968.
4 Vgl. C.F. Mulder, C.F. Riiter, Het Scandinavische model, J.V. 1995, pp. 20-36 en R.J.S. Schwitters, Recht en Samenleving in Scandinavie, J.V. 1999, 8, pp. 9-15.
sen te signaleren zijn. Ook in de regelgeving van Nederland' en Portugal zijn Duitse invloeden vast te stellen. Zo zijn de voorwaarden voor het onder-scheppen van telecommunicatie - rechtelijke machtiging en de opsomming van misdrijven waarvan het afluisteren is toegestaan - in essentie gelijk aan die van het Duitse Wetboek van Strafvordering (artt. 100 a en 100 b). In het Portugese systeem zijn overigens ook Franse invloeden zichtbaar.
De invloed van de Duitse wet- en regelgeving op de Spaanse regeling van de bijzondere opsporingsmethoden is nauwelijks bespeurbaar. Dat is des te op-vallender omdat het Spaanse Wetboek van Strafvordering van 1882 sterk leunde op het Oostenrijkse en de invloed van de Duitse dogrnatiek op het Spaanse materiele strafrecht overweldigend is. Voor de Spaanse strafjuristen is de zware Duitse strafrechtsdogmatiek 'gefundenes Fressen' en het is niet voor niets dat werken van toonaangevende Duitse dogmatici als Jescheck, Roxin, Tiedemann in het Spaans zijn vertaald. 6 Het heeft er alle schijn van dat de intellectuele capaciteit op strafrechtelijk terrein gebruikt wordt voor de verdere ontwikkeling van de Spaanse strafrechtsdogmatiek en dat de belang-stelling voor het strafprocesrecht daardoor achterblijft. Dit hangt mogelijk samen met het feit dat in onderwijs en onderzoek het strafprocesrecht veelal geen geintegreerd onderdeel van het materiele strafrecht uitmaakt en dat binnen de facultaire afdelingen procesrecht vaak het - meer prestigieuze - burgerlijk procesrecht de aandacht krijgt.
Overigens zijn in het Spaanse Wetboek van Strafvordering zeker Franse in-vloeden te bespeuren en in zoverre behoort Spanje samen met Belgie en Luxemburg tot de landen die binnen de invloedssfeer van het Franse straf-procesrecht vallen. Vroeger zou ook Griekenland tot deze groep gerekend moeten worden omdat zijn Wetboek van Strafvordering terugging op de Franse Code d'Instruction Criminelle zoals dat in veel Europese landen ove-rigens het geval was. Griekenland kent sinds 1951 echter een nieuw wetboek dat weliswaar Frans georienteerd bleef, maar na verloop van tijd hoe langer, hoe meer gekenmerkt is door istandigen und oft konzeptlosen Anderungent.' Na dit zeer zeker geldt voor de regelgeving inzake de bijzondere opspo-ringsmethoden, lijkt de invloed van het Franse rechtssysteem gering of zelfs geheel afwezig.
5 Ter voorbereiding van het Nederlandse wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdhe-den is een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan in een vijftal lanopsporingsbevoegdhe-den t.w. Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italie en Noorwegen, zie P.J.P. Tak red. 'De normering van bijzon-dere opsporingsmethoden in buitenlandse rechtsstelsels' Directie Beleid, Sector Onder-zoek en Analyse. Ministerie van Justitie, 's-Gravenhage 1996.
6 Vgl. A. Strien, Einfliisse des deutschen Strafrechts auf die jiingere Strafrechtsreformbe- wegung in Spanien, Duncker & Humblot, Berlin 1992.
7 D. Spinellis, CD. SpineIlis, Greece in: Criminal Justice Systems in Europe and North America, HEUNI, Helsinki 1999, p. 10
Tot slot
8 24 april 1990 serie A, vol. 176.
9 EHRM 9 juni 1998 Pub!. ECHR Serie A.
Inleiding