• No results found

Challenges to the occupation of North-West Europe during the late Middle Pleistocene

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Challenges to the occupation of North-West Europe during the late Middle Pleistocene"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Challenges to the occupation of North-West Europe during the late Middle Pleistocene

Ashton, N.M.

Citation

Ashton, N. M. (2010, May 11). Challenges to the occupation of North-West Europe during the late Middle Pleistocene. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/15370

Version: Corrected Publisher’s Version

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/15370

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Challenges to the Occupation of North-West Europe during the late Middle Pleistocene Nick Ashton

Samenvatting

In de laatste kwart eeuw is er een belangrijk debat gevoerd over de ouderdom en het karakter van de vroegste bewoning van Noordwest-Europa, met veel aandacht voor de uiteenlopende typen omgeving waarin mensachtigen hier overleefden. Dit proefschrift doet verslag van een uitgebreid onderzoek naar de archeologische data uit de periode 420,000-125,000 jaar voor heden (MIS 11- MIS5e), waarin vanuit drie verschillende perspectieven ingegaan wordt op de uitdagingen waarmee de bewoners van deze noordelijke breedtegraden – met name in het huidige Groot-Brittannië - geconfronteerd werden en wat hun antwoorden hierop waren. Het proefschrift bestaat uit zeven artikelen, vooraf gegaan door een inleiding met betrekking tot de onderzoeksvragen en afgesloten met een concluderend hoofdstuk.

De eerste “test-case” onderzoekt de habitat van vroege mensachtigen in MIS 11, met een focus op de Britse data. De conclusie is dat deze mensachtigen blijkbaar aangetrokken werden door meer

dynamische landschappen in open rivierdalen, met een grote variatie aan natuurlijke voedsel- en grondstof-bronnen. De meeste vindplaatsen zijn geassocieerd met indicatoren voor gematigd-warme omstandigheden; in enkele gevallen echter is ook bewoning in koelere omstandigheden met boreale bossen te constateren, zoals in Hoxne.

De tweede “test-case” behelst een studie van demografische veranderingen gedurende het lange tijdstraject van MIS 13 tot MIS 5e (circa 500,000 tot 120,000 jaar voor heden). De data hiervoor bestaan uit archeologische vondsten uit de verschillende rivierterrassen van de Thames en de Solent.

Gesteld wordt dat dit “fluviatiele archief” een ruwe indicatie bevat van veranderingen in de relatieve populatiegrootte door de tijd heen. Beide riviersystemen lijken de grootste populaties aan te geven voor MIS 13 en MIS 11, met afname van de populaties hierna. Het archief duidt ook op hele lage of verwaarloosbare populaties in Groot-Brittannië in de periode MIS 6 tot MIS 4 (circa 200,000 tot 60,000 jaar voor heden).

Dit leidt tot de derde “test-case”, die de achtergronden en oorzaken van de waarschijnlijke afwezigheid van mensachtigen in genoemde periode onderzoekt. Eerdere verklaringen suggereerden dat de

progressieve aanpassing van Neandertal populaties aan open steppe-omgevingen hun lage dichtheden in westelijk Europa, met name in Groot-Brittannië, veroorzaakten. De opvallende verschillen tussen de archeologische data uit Engeland en die uit continentaal Noordwest-Europa suggereren dat dit niet de belangrijkste factor was. Op het vasteland van Noordwest-Europa zijn er vele vindplaatsen uit de periode MIS 7 tot en met MIS 5, met vermoedelijk een hiaat in bewoning gedurende de koudste fasen van MIS 6. Het is veel waarschijnlijker dat de eiland-status van Engeland de populaties daar

controleerde. Progressief dalen van de bodem van het Noordzee-bekken van een niveau vergelijkbaar met de hedendaagse zeespiegel in MIS 11 tot het huidige circa -40 m niveau was de belangrijkste controlerende factor. Dit proefschrift suggereert dat zowel afname van de bevolking vanaf MIS 11 als de waarschijnlijke afwezigheid vanaf eind MIS 7 aan dit mechanisme toe te schrijven zijn.

De artikelen in dit proefschrift geven samen een goed inzicht in de uitdagingen waar de vroege bewoners van noordelijk Europa in het latere deel van het Midden-Pleistoceen mee geconfronteerd werden. Meer specifiek tonen zij de veranderende habitat-voorkeuren van deze mensachtigen en hoe hun populaties gecontroleerd werden door klimaat, omgeving en in sommige gevallen de veranderende geografie van Noordwest-Europa.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Human exploitation of fluvial environments during the Hoxnian is suggested by the large number of artefacts that have accumulated in sediments attributed to the Boyn Hill and

The cold event represented by Stratum C and the temperate event represented by Stratum B have so far not been successfully dated or correlated with other terrestrial sequences or

& Tuffreau [ed.). Die iZlittelpaliiolithischen funde im Westlichen Mitteleuropa. Cologne: Bohlau Verlag. The Quaternary of the Tliames. The Pleistocene cvolu- tion of

Despite the problems in these two areas, the analysis still suggests that the largest densities occur in the Setley Plain and Taddiford Farm gravels for the Bournemouth area, and

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden. Downloaded

The major early Middle Palaeolithic sites from Britain and continental north-west Europe are summarised in terms of their technology, site function, associated

Sampson (ed.) Paleoecology and Archaeology of an Acheulian Site at Caddington, England. Dallas: Department of Anthropology, Southern Methodist University. An optically

The association of human evidence with fluvial environments in Britain during the Lower Palaeolithic (Ashton et al. 2006) is more a reflection of the availability of lithic