• No results found

De queer moslim als polarisatiemiddel?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De queer moslim als polarisatiemiddel?"

Copied!
71
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De queer moslim als polarisatiemiddel?

Een kritische discoursanalyse naar de representatie van queer moslims in de

Nederlandse kwaliteitspers

Paulien Plat (S2759713) Begeleider: J.O. Wiering Tweede lezer: dr. K.E. Knibbe

Ma Religion & Pluralism: Ancient & Modern Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Aantal woorden: 19.086

(2)

2

Samenvatting

In deze scriptie heb ik de representatie van queer moslims tussen 2000 en 2020 in Trouw, De Volkskrant en NRC Handelsblad onderzocht, aan de hand van een kritische discoursanalyse met kwalitatieve en kwantitatieve elementen. De publieke discours omtrent moslims in Nederland wordt gedomineerd door een othering discours, waarbij de seksuele normen en waarden van moslims frequent worden gecontrasteerd met de Nederlandse seksuele normen en waarden.

Queer moslims moeten in de Nederlandse samenleving zodoende balanceren op verschillende pijlers van hun identiteit: de negatieve beeldvorming omtrent hun religieus-etnische achtergrond, en hun queer seksualiteit die wordt gezien als Westers. Ik heb vier categorieën geïdentificeerd in de geanalyseerde artikelen, die elk de queer moslim identiteit op een andere wijze inkaderen. De categorie ‘moslimgemeenschap als polariserende factor’ omvat artikelen waarbij het collectieve karakter van de moslimgemeenschap centraal staat. ‘(On)zichtbaarheid’

draait om de onzichtbaarheid van islamitische queers in Nederland, of juist het belang van zichtbaarheid van deze groep. ‘Intolerantie’ omvat artikelen waarin auteurs de uitsluiting van islamitische queers op basis van hun geaardheid of hun religieuze identiteit benadrukken.

Artikelen die de categorie ‘queering de islam’, kregen toegeschreven, ten slotte, richten zich op hoe queer moslims hun religieuze en seksuele identiteit met elkaar combineren. In De Volkskrant observeerde ik alle vier de categorieën frequent. Journalisten van het NRC Handelsblad focusten de meeste van hun artikelen op het collectieve karakter van de moslimgemeenschap, terwijl Trouw-journalisten vaker over de (on)zichtbaarheid van islamitische queers schreven.

Binnen de eerste drie categorieën zijn duidelijk twee contrasterende discoursen zichtbaar. Ten eerste een discours waarin seksuele othering en homonationalistische denkpatronen doorschemeren, en de queer moslim identiteit als overenigbaar wordt gepresenteerd. Ten tweede een tegendiscours waarin juist een intersectioneel perspectief ten aanzien van islamitische queers is aangenomen, en de queer moslim identiteit wel degelijk als verenigbaar wordt gepresenteerd. Ik beargumenteer dat deze tweedeling mogelijk te koppelen is aan de culturele achtergrond van de journalist: witte journalisten zonder migratieachtergrond schrijven frequenter in een seksuele othering-discours. Om deze racializerende othering discours tegen te gaan, roep ik op om de stem van de queer moslim duidelijker te laten weerklinken in verslaggeving over deze groep, en te benadrukken dat er een variatie aan perspectieven is ten aanzien van homoseksualiteit binnen de islam.

(3)

3

Dankwoord

Dat ik nu de laatste hand aan mijn scriptie kan leggen, was niet gebeurd zonder de onvoorwaardelijke steun van mijn scriptiebegeleider Jelle Wiering. Dankjewel voor al je uitgebreide commentaar, altijd met een positieve ondertoon, en voor je steun en je aanmoedigingen. Ook wil ik Brenda Bartelink bedanken, die mij heeft geholpen met het opzetten van dit onderzoek. Bovendien nog een woord van dank naar mijn tweede beoordelaar, Kim Knibbe, voor de tijd en moeite om mijn scriptie te lezen en te beoordelen. En aan mijn ouders, mijn zusjes, mijn vriendinnen uit Groningen en Zwolle, en natuurlijk mijn vriend Thijs: bedankt, voor al jullie bemoedigende knuffels, jullie positiviteit en jullie rotsvaste vertrouwen in mij.

(4)

4

Inhoudsopgave

Introductie ... 6

Relevantie ... 8

Leeswijzer ... 9

Hoofdstuk 1: Mediaframing van moslims ... 11

1.1 Framing ... 11

1.2 Oriëntalisme, othering& racialization ... 12

1.3 Het moslimdebat in Nederland ... 13

Deelconclusie ... 15

Hoofdstuk 2: Seksualiteit als othering-instrument ... 16

2.1 Homonationalisme ... 16

2.2 Coming out & coming in ... 17

2.3 Homorechten in Nederland ... 18

Deelconclusie ... 19

Hoofdstuk 3: De intersectionele queer moslim identiteit ... 20

3.1 Dubbele binding & intersectionaliteit ... 20

3.2 Eigen perceptie... 21

Deelconclusie ... 22

Hoofdstuk 4: Methode ... 24

4.1 Corpusselectie... 24

4.2 Kritische discoursanalyse ... 25

4.3 Taal als handeling ... 26

4.4 Operationalisering ... 27

4.4.1 Tekstniveau... 27

4.4.2 Structuurniveau ... 28

4.4.3 Woordniveau... 28

Hoofdstuk 5: Resultaten ... 29

5.1 Categorieën ... 29

Moslimgemeenschap als polariserende factor ... 29

(On)zichtbaarheid ... 36

Intolerantie ... 40

Queering de islam... 45

5.2 Kwantitatieve analyse ... 49

Hoofdstuk 6: Discussie & conclusie ... 54

(5)

5

Discussie ... 54

Conclusie ... 61

Hoofdstuk 7: Bibliografie ... 65

7.1 Literatuur ... 65

7.2 Krantenartikelen en websites ... 69

Bijlage: de geanalyseerde artikelen... 70

(6)

6

Introductie

Na de Tweede Wereldoorlog trokken er steeds meer Turkse en Marokkaanse migranten richting Nederland.1 In eerste instantie werden zij met open armen ontvangen: culturele verschillen werden als een verrijking beschreven, en behoud van religie en cultuur van deze migranten werd gestimuleerd.2 Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 sloeg deze discours echter helemaal om.

Waar het publieke debat ten aanzien van migranten zich eerst kenmerkte door termen als tolerantie en acceptatie, kwamen er steeds meer negatieve stemmen in het publieke debat op, die stelden dat integratie en behoud van cultuur niet samen konden gaan.3 Vanaf begin twintigste eeuw werd immigratie een dominant thema op de politieke agenda, en in Academia werd de term “homonationalisme” geïntroduceerd. Deze term duidt het narratief waarin homorechten als inherent worden beschouwd aan de Westerse, en in het verlengde daarvan de Nederlandse identiteit.4 Na de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001 verhardde de toon in de migratiedebat zich verder, vooral als er gesproken werd over islamitische vluchtelingen.5 Vandaag de dag lijken deze negatieve stemmen de overhand te hebben in het politieke migratiedebat, waarbij homonationalisme het uitgangspunt is geworden voor het anti- islam discours.6 De volgende quote uit tijdschrift Lover toont aan hoe deze homonationalistische denkpatronen tot uiting komen in het politieke debat:

Homo’s horen bij ons, bij Nederland, bij onze natie. Wie het daar niet mee eens is, hoepelt maar op.7

Deze homonationalistische discours wordt versterkt doordat homogeweld door islamitische jongeren vaak in het nieuws worden behandeld.8 Hoewel ook individuen zónder deze specifieke achtergrond deelnemen aan dit soort geweld, lijken vooral moslimjongeren in de media dus te worden neergezet als homofoob.9 Deze wijze van berichtgeven wordt frequent gekoppeld aan de afwijzing van homoseksualiteit door veel moslims op basis van de Korantekst “Het Volk van

1 Commissie Blok (2003-2004), Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid, Onderzoeksrapport 28689 8-9, p. 28.

2 Penninx, M. & Vermeulen, H. (1994), Pluriformiteit en gelijk(waardig)heid. Empirische en theoretische

overwegingen over het opnameproces van immigranten en minderheden in de samenleving, Migrantenstudies 4, p.

198-212.

3 Prins, B. (2004), Voorbij de Onschuld: Het debat over integratie in Nederland, Amsterdam: Van Gennep, p. 13-18.

4 Puar, J. (2007), Terrorist assemblages: homonationalism in queer times, Duke: Duke University Press.

5 Wijkhuis, V., Kromhout, M. Wubs, H. & Jennissen, R. (2009), Asielmigratie, in: Migratie naar en vanuit Nederland. Een eerste proeve van de Migratiekaart (Cahier), Maastricht: Maastricht University, p. 93-166

6 Mepschen, P., Duyvendak, J.W., Tonkens, E.H. (2010), Sexual politics, Orientalism and Multicultural Citizenship in the Netherlands, Sociology 44(5), p. 962-979.

7 ‘Van onze homo’s blijven ze af!,’ Tijdschrift Lover, 9 september 2012.

8 Akachar, S. (2015), Stuck between Islamophobia and Homophobia: Applying Intersectionality to Understand the Position of Gay Muslim Identities in the Netherlands, DiGeSt. Journal of Diversity and Gender Studies 2(1-2), p. 173-187.

9 Hekma, G. & Duyvendak, J.W. (2011), Gay Men and Lesbians in the Netherlands. In: S. Seidman, N. Fischer & Meeks C.

(eds.) Introducing the New Sexuality Studies, New York: Routledge, p. 273-277.

(7)

7

Loet”, waarbij “begeerte tot mannen” wordt omschreven als “een gruweldaad”.10 Deze passage steekt scherp af tegen de denkbeelden van het zogenaamde “homotolerante” Nederland.

Nederlanders zien zichzelf als een tolerant volk, en bespreekbaarheid en emancipatie van homoseksualiteit worden als belangrijke pijlers van de Nederlandse identiteit gezien.11 Uit een onderzoek van Duyvendak blijft echter dat Nederlandse en Nederlands-Marokkaanse jongeren even vaak daders zijn van antihomoseksueel geweld.12

Homoseksuele moslims worden frequent gepositioneerd tussen de hierboven besproken homonationalistische en anti-islam narratieven. Zij moeten in de Nederlandse samenleving balanceren op verschillende pijlers van hun identiteit: de negatieve beeldvorming omtrent hun religieus-etnische achtergrond, en hun queer seksualiteit die wordt gezien als Westers.

Zodoende wordt de religieus-etnische en seksuele identiteit van deze groep als onverenigbaar gezien, omdat deze identiteitscategorieën elkaar lijken uit te sluiten. De media versterken de creatie van deze identiteitscategorieën, door queer moslims op een bepaalde manier te framen.

Soumia Akachar concludeert in onderzoek naar islamitische queers in de Nederlandse pers dat meestal één van de identiteitscategorieën in de artikelen wordt uitgelicht, dus seksualiteit of etnische religiositeit. Door de aandacht te vestigen op één pijler van de identiteit van queer moslims, wordt deze groep ingekaderd als óf moslim, óf homoseksueel, maar niet als allebei. In deze scriptie wordt onderzocht of en hoe deze manier van framing ook zichtbaar is in berichtgeving over islamitische queers in de Nederlandse kwaliteitspers. Door middel van een kritische discoursanalyse zal ik analyseren hoe deze minderheid door journalisten wordt omschreven. De centrale onderzoeksvraag van deze scriptie luidt:

Hoe construeren de Nederlandse kwaliteitskranten Trouw, De Volkskrant en NRC Handelsblad de verschillende identiteitscategorieeën van queer moslims in berichtgeving over queer

moslims van 2000 tot en met 2019?

De term ‘queer’ kent geen eenduidige definitie. Het is een inclusieve term dit verwijst naar niet- heteroseksuele en niet-cisgender mensen.13 De term is een alternatief geworden voor de term LGBT - lesbisch, gay, biseksueel en transgender – maar het benadrukt ook affiniteit en solidariteit over iemands identiteit.14 ‘Queerness’ kan bovendien refereren naar de verschillende manieren waarop de seksuele praktijk, seksuele identiteit en seksuele fantasie niet met elkaar

10 Koran 7:81.

11 Duyvendak, J.W. (2016), Zijn we niet altijd al modern geweest?, beschikbaar via: https://www.jwduyvendak.nl/wp- content/uploads/2016/03/Zijn-we-dan-niet-altijd-al-modern-geweest.pdf. Bezocht op 28-11-2019.

12 Idem.

13 Queer Terminology - from A to Q. Beschikbaar via: http://qmunity.ca/wp-

content/uploads/2015/03/Queer_Terminology_Web_Version__Sept_2013__Cover_and_pages_.pdf. Bezocht op 18-11- 2019.

14 Marcus, S. (2005), Queer Theory for Everyone: A Review Essay, Signs 31(1), p. 191-208.

(8)

8

samenkomen. Hierbij draait het om de complexiteit van seksualiteit.15 Een queer moslim wordt in deze scriptie gedefinieerd als een man of vrouw die zich aangetrokken voelt tot personen van hetzelfde geslacht, die bovendien een volgeling is van de leer van Mohammed en die dientengevolge de islam praktiseert.

In dit onderzoek heb ik ervoor gekozen om drie nationale kranten te analyseren, omdat deze kranten een groot lezersbereik hebben en het dus aannemelijk is dat ze een grote invloed hebben op de beeldvorming van queer moslims. De drie uitgekozen kranten, namelijk Trouw, De Volkskrant en NRC Handelsblad, zijn geselecteerd omdat deze kranten de grootste hoeveelheid artikelen over het onderwerp hebben geschreven in het geselecteerde tijdsframe. De hoofdvraag van dit onderzoek is opgedeeld in de volgende deelvragen:

Q1: Hoe komt de etnisch-religieuze achtergrond van queer moslims in de artikelen naar voren?

Q2: Hoe komt de seksuele identiteit van queer moslims in de artikelen naar voren?

Q3: Hoe verhouden deze identiteitscategorieën zich tot elkaar?

Q4: In hoeverre komt het beeld dat in de krantenrartikelen geschetst van queer moslims overeen met wat er in wetenschappelijk bronnen wordt gezegd over hun eigen perceptie van hun religieuze en seksuele identiteit?

Relevantie

Dit onderzoek is wetenschappelijk relevant omdat het inzicht geeft over het media discours omtrent een specifieke groep, namelijk queer moslims. Hoewel er inmiddels een hoop onderzoek is gedaan op het gebied van etnische groepen in Nederland, en meer specifiek in de media, is eerder onderzoek op het gebied van beeldvorming over deze specifieke groep gering.

Semia Akachar heeft in haar onderzoek over islamitische queers in de Nederlandse pers, dat eerder in deze introductie werd besproken, slechts enkele artikelen geanalyseerd.16 Uit haar onderzoek kwam naar voren dat er vooral sprake is van een eenzijdige belichting van de queer moslim identiteit in Nederlandse kranten: ze schrijven of over de seksualiteit, of de etnische religiositeit van queer moslims. In deze scriptie heb ik het onderzoek van Akachar op een grotere schaal uitgevoerd, en is bovendien gedetailleerder gekeken naar taalgebruik. De resultaten van deze scriptie bevestigen het beeld dat Akachar schetst in haar onderzoek: in berichtgeving over queer moslims komen frequent homonationalistische en racializerenhet discoursen samen, waarbij de queer moslim identiteit vanuit een perspectief van dubbele binding wordt besproken: schikken zij zich naar hun religieuze identiteit, dan verloochenen zij

15 Idem.

16 Akachar (2015).

(9)

9

hun andere identiteit, en vice versa. De term dubbele binding wordt nader besproken in hoofdstuk 3.

Journalisten vervullen een belangrijke rol in de meningsvorming in de maatschappij. Het is daarom van belang om te bekijken hoe zij minderheidsgroepen afschilderen in de pers, omdat via de media stereotypes en vooroordelen omtrent deze minderheidsgroepen kunnen worden gevormd en bevestigd. Door onderzoek te doen naar hoe minderheidsgroeperingen in de pers worden beschreven, kunnen mensen zich bewust worden van de mogelijke stereotypes, positief of negatief, die zij toeschrijven aan deze groepen. In Nederland heerst er een opinie dat de gehele Nederlands-islamitische gemeenschap homofobisch is, waardoor ze “in essentie niet thuishoren in de Nederlandse samenleving”.17 Nieuwsmedia missen bij berichtgeving over moslims vaak de alledaagse religie, en schrijven in plaats daarvan voornamelijk over extreme gebeurtenissen omtrent het islamitische geloof. Mijn onderzoek draagt bij aan een beter begrip van dit spanningsveld, en kan een genuanceerder en gecontextualiseerder narratief omtrent de islamitische gemeenschap in de hand werken.

Bovendien kan er door middel van dit onderzoek meer bewustzijn gecreëerd worden over het bestaan van queer moslims. Jivraj en De Jong stellen dat Nederlandse media falen de complexe identiteit van queer moslims te omvatten, en in deze scriptie wordt deze bewering getoetst.”18 Akachar stelt dat het dominante discours ten aanzien van moslim in Nederland moslimgemeenschappen worden neergezet als een antagonist van het ‘homotolerante’

Nederland. Hierdoor worden intersectionele identiteiten vaak niet opgemerkt en wordt het bestaan van queer moslims genegeerd.19

Leeswijzer

Het hoofddoel van deze scriptie is om te onderzoeken hoe de Nederlandse kwaliteitskranten Trouw, NRC Handelsblad en De Volkskrant islamitische queers representeren. Voordat dit wordt onderzocht, zal ik eerst verschillende concepten en theorieën bespreken die de zogenaamde

‘lens’ vormen waardoor ik naar de onderzoekscorpus ga kijken. welke concepten en theorieën ten grondslag liggen aan mediaberichtgeving van deze groep. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de framing van moslims, waarbij de termen oriëntalisme, othering en racialization worden geïntroduceerd. In lijn hiermee wordt gekeken naar de ontwikkeling van het Nederlandse moslimdebat van de afgelopen decennia, waarbij deze termen een belangrijke rol spelen. Ook wordt besproken hoe het Nederlandse moslimdebat zich in de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. In hoofdstuk 2 wordt het othering debat verder toegespitst op islamitische queers, door dieper in te gaan op het concept homonationalisme. Bovendien besteedt dit hoofdstuk

17 Mepschen 2009.

18 Jivraj, S, & De Jong, A. (2011), The Dutch Homo-emancipation Policy and Its Silencing Effects on Queer Muslims, Feminist Legal Studies, 19(2), p. 145.

19 Akachar 2015.

(10)

10

aandacht aan de Westerse perceptie van homoseksualiteit, waarbij de zichtbaarheid van groepen een belangrijke rol speelt. In het verlengde hiervan wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van homorechten in Nederland, waardoor duidelijk wordt hoe het homonationalistische discours in Nederland tot stand is gekomen. In hoofdstuk 3 wordt besproken hoe islamitische queers tegen hun eigen identiteit aankijken, waarbij de termen intersectionaliteit en dubbele binding worden geduid. Hoofdstuk 4 vormt de methodologische sectie van deze scriptie. In deze scriptie zal ik een kritische discoursanalyse uitvoeren.

Hoofdstuk 5 bespreekt de resultaten die uit de inhoudsanalyse naar voren komen, en daaruit volgt hoofdstuk 6, waarin de resultaten worden bediscussieerd.

(11)

11

Hoofdstuk 1: Mediaframing van moslims

Journalistiek helpt de publieke opinie van een onderwerp bepalen, door nieuws op een bepaalde manier in te kaderen. In dit hoofdstuk wordt het concept framing uitgelegd. Bovendien wordt er ingezoomd op concepten die invloed hebben op de framing van moslims, zoals oriëntalisme, othering en racialization.

1.1 Framing

Objectiviteit is een belangrijke waarde binnen de journalistiek. Het wordt gedefinieerd als het scheiden van feiten en meningen.20 Echter is objectiviteit een paradoxale, problematische journalistieke term, aangezien journalisten streven naar objectiviteit, maar journalistieke objectiviteit onmogelijk is: hoewel veel journalisten proberen feitelijk te rapporteren over nieuws, maakt de journalist weldegelijk keuzes die het nieuwsbericht selecteren en in een bepaald frame drukken. Voorbeelden van zulke keuzes zijn wie er in een nieuwsbericht aan het woord komen en hoe een gebeurtenis wordt omschreven.21 Daarom is nieuws altijd subjectief.

Nieuws wordt dus altijd in een betekenisveld geplaatst, waardoor er framing plaatsvindt.

Hierdoor presenteren nieuwsmedia een bepaalde werkelijkheid naar het publiek toe, die beïnvloedt hoe mensen informatie interpreteren.22 De media zijn zodoende een machtig instrument met betrekking op de verspreiding van informatie en beeldvorming. Media frames organiseren de wereld voor zowel de journalisten die erover schrijven als voor de mensen die gebruik maken van deze berichtgeving.23

In deze scriptie worden frames gedefinieerd als interpretatieve structuren waar de pers gebruik van maakt om bepaalde gebeurtenissen in een bredere context te plaatsen en die de publieke opinie over een onderwerp helpen bepalen. 24 Frames zijn de focus voor het bespreken van een bepaalde gebeurtenis, en bepalen wat er wordt besproken en hoe dat wordt besproken.25 De journalist ontwikkelt als het ware een frame waarin het nieuws wordt besproken. Daarom wordt dit ook wel framebuilding genoemd.

De andere kant van de medaille is framesetting, waarbij wordt gekeken naar hoe het publiek wordt gecontroleerd door het frame dat door de journalist ontwikkelt is. Op dit gebied

20 McNair, B. (2017), After objectivity? Journalism Studies 18, p. 1318-1333.

21 Muñoz-Torrez, J.R. (2012), Truth and objectivity in journalism: anatomy of an endless misunderstanding, Journalism Studies 13, p. 556-582.

22 Goffman, E. (1974), Frame Analysis: An Essay on the Organization of Experience, New York: Harper & Row, p. 560- 576; Cissel, M. (2012), Media Framing: a comparative content analysis on mainstream and alternative news coverage of Occupy Wall Street, The Elon Journal of Undergraduate Research in Communications 3(1), p. 67-77

23 Gitlin, T. (1980), The Whole World is Watching, Berkeley: University of California Press.

24 Gamson, W.A., Croteau, D., Hoynes, W. & Sasson, T. (1992), Media Images and the Social Construction of Reality, Annual Review of Sociology 18, p. 373-393.

25 Scheufele, D.A. & Tewksbury, D. (2006), Framing, agenda setting, and priming: The evolution of three media effects models, Journal of communication 57(1), p. 9-20.

(12)

12

valt er een onderscheid te makken tussen framing op individueel en op maatschappelijk niveau.

Op individueel vlak hebben frames de macht hebben om te controleren wat mensen begrijpen van gebeurtenissen. Op maatschappelijk niveau kan mediaframing massameningen vormen.26

1.2 Oriëntalisme, othering& racialization

Oriëntalisme is een concept dat werd geïntroduceerd door Edward Saïd in 1978. Saïd gebruikte de term om een manier van denken waarbij het islamitische Oosten wordt omschreven op basis van de Westerse perceptie ervan te duiden.27 Bij een oriëntalistische discours wordt vanuit een Eurocentrisch oogpunt naar de wereld gekeken, waarbij de nadruk wordt gelegd op de culturele verschillen tussen het Westen en het islamitische Oosten.28 Oriëntalisme schets een generaliserend beeld van moslims in de Westerse wereld. Het Westen heeft het imago van moslims gefictionaliseerd, waarbij door een Westerse bril een tegenstelling tot de

“gemoraliseerde, Westerse zelf” en de “ander” benadrukt.29 Dit wordt ook wel othering genoemd. Spivak is de eerste die deze term muntte. Hij baseerde othering op verschillende filosofische theorieën, zoals de theorie van self and other van de Duitse filosoof Hegel.30 De term

“moslim” wordt vaak gebruikt als een synoniem voor “bedreigend”.31 Bovendien wordt de cultuur van moslims vaak weggezet als onveranderlijk en worden alle moslims dezelfde normen en waarden toegeschreven.32 Dit wordt ook wel racializing genoemd.33 Door middel van het contrasterende beeld van “de ander” of “de Oriënt” helpt het Westen zichzelf te definiëren.34

Uit onderzoek van Shadid komt naar voren dat wanneer moslims worden besproken in de Nederlandse pers, deze othering discours frequent zichtbaar is. Volgens Shadid worden moslims op een simplistische en afstandelijke manier in de Westerse media gepresenteerd, en worden zij vaak in verband gebracht met maatschappelijke problemen. Shadid stelt dat er vier tekortkoming zijn omtrent moslimberichtgeving in de Westerse media: een ‘wij-zij discours’, simplificatie en afstandelijke berichtgeving, problematisering en stigmatisering en te weinig participatie van moslims in de media.35

26 Cissel (2012).

27 Said, E.W. (1978), Orientalism, New York City: Vintage, p. 1.

28 Mora, N. (2009), Orientalist discourse in media texts, International Journal of Human Sciences 6(2), p. 419-428.

29 Said (1978).

30 Jensen, S.Q. (2011), Othering, identity formation and agency, Qualitative Studies 2(2), p. 63-78.

31 Sulaiman-Hill, C.M.R., Thompson, S.C., Asfar, R. & Hodliffe, T.L. (2011), Journal of Immigrant & Refugee Studies, 9(4), p. 345-366.

32 Mepschen, P. (2009), Tegen tolerantie: homoseksualiteit, islam en Nederlandse identiteit, Grenzeloos, beschikbaar via: https://pure.uva.nl/ws/files/922695/79538_314667.pdf. Bezocht op 20-1-2019.

33 Gans, H.J. (2017), Racialization and racialization research, Etnic and Racial Studies 40(3), p. 341-352.

34 Said (1978).

35 Shadid, W. (2005), Berichtgevng over moslims en de islam in de westerse media: Beeldvorming, oorzaken en alternatieve strategieën, Tijdschrift voor Communicatiewetenschap 33(4), p. 330-346.

(13)

13

1.3 Het moslimdebat in Nederland

In deze paragraaf wordt de historische ontwikkeling van het moslimdebat in Nederland besproken, waarbij verschillende gebeurtenissen worden aangehaald die invloed hebben op het moslimdebat in Nederland. Zoals in de introductie al werd besproken, stimuleerde de overheid het behoud van eigen cultuur van migranten die in Nederland arriveerden na de Tweede Wereldoorlog. Zodoende konden zij bij terugkomst in hun thuisland weer gemakkelijk kunnen herintegreren.36 Dit veranderde in de jaren tachtig, toen steeds duidelijker werd dat deze migranten niet zouden terugkeren naar hun geboorteland. Integratie werd een belangrijk onderwerp op de politieke agenda.37 In die tijd werden culturele verschillen als een verrijking van de samenleving gezien.38 Het politieke beleid focuste zich dan daarom vooral op het behoud van religie en cultuur, waardoor de islam snel kan groeien in Nederland.39 Het publieke discours ten aanzien van migranten kenmerkte zich vooral door tolerantie en acceptatie.40

Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 trad er een omslag in in het gedachtegoed omtrent immigratie: van een optimistisch geloof in de multiculturele samenleving naar een meer doelgericht streven naar integratie, met minder ruimte voor behoud van eigen cultuur.41 Berichten over de toenemende hoeveelheden moslims in Nederland zorgden voor onrust.42 Er was sprake een groeiende werkeloosheid, wat door verschillende politici verbonden aan met het groeiende aantal migranten in Nederland. Verschillende deskundigen en politieke figuren luidden de noodklok: het immigratiebeleid dreigde te mislukken, stelden zij, want integratie én behoud van cultuur leek niet samen te gaan.43 Het politieke beleid ten aanzien van immigratie veranderde daarom ook. Het richtte zich meer op de bestrijding van sociaaleconomische achterstanden, in plaats van het behoud van een eigen identiteit.44

VVD-leider Frits Bolkestein was in 1991 de eerste nationale politicus die openbaar kritiek uitte op islamitische migranten in Nederland. Hij stelde dat er een grote verscheidenheid aan opvattingen is binnen de islam, maar dat een aantal essentiële politieke waarden, zoals vrijheid van meningsuiting, verdraagzaamheid en de scheiding tussen kerk en staat niet tot bloei zijn gekomen in islamitische landen. Op basis van de culturele verschillen tussen islamitische en

36 Nota Buitenlandse Werknemers (1969-1970), Handelingen Tweede Kamer, Handelingsnummer 20504 2, p. 10.

37 Commissie Blok (2003-2004), Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid, Onderzoeksrapport 28689 8-9, pp.

28.

38 Rath, J & Sunier, T. (1998), Islam: beleving en institutionalisering, in: Munstermann, H., Entzinger, H & Penninx, R (eds.), Etnische minderheden en de multiculturele samenleving, Groningen: Wolters-Noordhoff.

39 Penninx, M. & Vermeulen, H. (1994), Pluriformiteit en gelijk(waardig)heid. Empirische en theoretische

overwegingen over het opnameproces van immigranten en minderheden in de samenleving, Migrantenstudies 4, p.

198-212.

40 Sleegters, F. (2007), In debat over Nederland: veranderingen in het discours over de multiculturele samenleving en nationale identiteit, WWR-rapport, p. 17.

41 Prins, B. (2004), Voorbij de Onschuld: Het debat over integratie in Nederland, Amsterdam: Van Gennep,p. 13-18.

42 Gijsberts, M. (2005), Opvattingen van autochtonen en allochtonen over de multi-etnische samenleving, in: SCP, WODC, & CBS, Jaarrapport Integratie 2005, Den Haag: SCP/WODC/CBS, p. 189-205.

43 Prins (2004,) 14.

44 Idem.

(14)

14

Westerse samenlevingen in Nederland impliceerde hij een onverenigbaarheid tussen deze twee groepen, waarmee hij een othering discours aanzwengeld die vandaag de dag nog steeds zichtbaar is in het Nederlandse moslimdebat.45

In 1993 presenteerde Samuel Huntington het concept ‘clash of civilizations’, dat in lijn is met de beweringen van Bolkenstein. Huntington beargumenteerde dat de wereldbevolking kan worden opgedeeld in verschillende groepen. Als deze groepen met elkaar omgaan, is het mogelijk dat er conflicten ontstaan. Hij beweerde dat er voornamelijk conflicten ontstaan door omgang tussen moslims en niet-moslims. Hij construeerde een relatie waarin hij een beeld schetst dat het christendom en islam al eeuwenlang gewelddadig tegenover elkaar zijn.46 Hoewel zijn argumenten fel werden bestreden en zijn weerlegd door verschillende onderzoekers,47 is het concept ‘clash of civilizations’ in het mediadiscours opgenomen en aanvaard als een status quo.48

Tussen 2001 en 2006 is er een verdere verharding in de toon in het publieke discours ten aanzien van migranten zichtbaar. Dit is mijns inzien gekoppeld aan de aanslagen op de Twin Towers op 11 september 2001.49 Deze aanslagen markeren een keerpunt binnen de Westerse politiek omtrent immigranten. Het is het begin van een mondiale tweedeling: die van het ‘vrije westen’ en de islamitische wereld. In Nederland borduurt Pim Fortuyn voort op de ideeën van Bolkenstein, door te stellen dat de islam een achterlijke cultuur is, die in strijd is met de Nederlandse democratie.50 Hierdoor versterkt hij de othering discours ten aanzien van moslims.

De moord op Theo van Gogh, die door de islamitische Mohammed Bouyeri gepleegd zou zijn omdat Van Gogh ‘een vijand van de islam’ zou zijn, zorgde volgens Gijsberts voor een nog scherpere scheidingslijn tussen moslims en niet-moslims in de Nederlandse samenleving.51

De othering discours bereikt een hoogtepunt na de bombardementen in Londen in 2005, waarbij gerefereerd werd naar “de dood van multiculturalisme”.52 De migrant wordt in deze discours neergezet als een verstorend element, dat niet in staat is om te integreren en gevaarlijk is.53 Geert Wilders, lijsttrekker van de Partij voor de Vrijheid (PVV), is in Nederland de aanvoerder van deze anti-islam discours. Uit een onderzoek van Mepschen, Duyvendak en Tonkens blijft dat de partij homofobie onder moslimburgers vaak uitlicht en dit als archetypisch belichaamt, waarbij homonationalistische verhalen over de superioriteit en moderniteit van

45 ‘Integratie van minderheden moet met lef worden aangepakt,’ De Volkskrant, 12 september 1991.

46 Huntington, S. (1993), The Clash of Civilizations?, Foreign Affairs 72(3), pp. 22-49.

47 Binyan, L (1993), Civilization Grafting: No Culture is an Island, Foreign Affairs 72(4), p. 19-21.

48 Abrahamian, E. (2003), The US Media, Huntington and September 11, Third World Quarterly 24(3), p. 529-544.

49 Wijkhuis, V., Kromhout, M. Wubs, H. & Jennissen, R. (2009), Asielmigratie, in: Migratie naar en vanuit Nederland. Een eerste proeve van de Migratiekaart (Cahier), Maastricht: Maastricht University, p. 93-166.

50 ‘De islam is een achterlijke cultuur’, De Volkskrant, 9 februari 2002.

51 Gijsberts 2005.

52 Ossewaarde, M. (2014), The national identities of the ‘death of multiculturalism discourse in Western Europe, Journal of multicultural discourses 9(3), p. 173-189.

53 Wodak, R. & Boukala, S. (2015), (Supra) national identity and language: rethinking national and European politicies and the linguistic integration of migrants, Annual Review of Applied Linguistics 35, p. 253-273.

(15)

15

Europa worden aangehaald om dit te contrasteren.54 De term homonationalisme wordt in hoofdstuk 2 nader omschreven.

De aanslag op Charlie Hebdo in Parijs, de aanslagen in het Bataclan theater in Parijs en de aanslagen in Brussel, allemaal opgeëist door de extremistische moslimorganisaties zoals Al Qaeda en ISIS, zorgden voor een versterking van de negatieve politieke en publieke discours omtrent moslimgroepen in Nederland.55 Deze gebeurtenissen worden gekoppeld aan de vluchtelingencrisis, waarbij wordt geïmpliceerd dat de “Europese normen en waarden verslechteren”. Media refereren vooral naar de grote hoeveelheden migranten in Nederland, door bijvoorbeeld te schrijven over een ‘migratiegolf’. Migranten worden hierdoor van menselijke kwaliteiten ontdaan.56

Deelconclusie

Journalisten die schrijven over moslims worden vaak beïnvloed door oriëntalistische denkpatronen, waardoor de moslimgemeenschap in een overkoepelend othering kader worden geplaatst. Moslims worden namelijk vaak in als ‘anderen’ neergezet, waarbij zij worden gecontrasteerd met Nederlanders. Deze manier van framing is nauw gerelateerd aan het veranderende moslimdebat in Nederland. Het gedachtegoed omtrent immigratie is in de afgelopen 30 jaar sterk veranderd. Moslims worden gezien als een bedreiging voor de Nederlandse samenleving. Gebeurtenissen als de aanslagen op de Twin Towers, de aanslagen in Londen in 2005 en de aanslagen in Parijs, allemaal opgeëist door extremistische moslimorganisaties, bevestigen deze negatieve discours. De gehele moslimgemeenschap krijgt zodoende frequent dezelfde negatieve eigenschappen toegeschreven. Zodoende presenteren nieuwsmedia een negatief en geracialiseerd beeld van moslims naar het publiek toe. In deze scriptie wordt onderzocht of en hoe deze oriëntalistische verslaggeving ook zichtbaar is in krantenberichten over queer moslims. Queer moslims vallen, zoals in de introductie al naar voren kwam, niet in deze gepolariseerde presentatie. Onder Westerse bevolkingsgroepen wordt homoseksualiteit frequent gezien als iets Westers, wat vragen oproept over de presentatie van islamitische queers. Worden zij op basis van hun etnisch-religieuze achtergrond als oriëntalistisch gepresenteerd, of wordt juist ingezoomd op hun seksualiteit, waardoor zij worden omschreven als Westers en geïntegreerd? Of wordt juist een worsteling tussen deze twee identiteiten geaccentueerd, waardoor deze hun vermeende verschillende identiteiten als onverenigbaar worden gepresenteerd?

54 Mepschen, P., Duyvendak, J.W., Tonkens, E.H. (2010), Sexual politics, Orientalism and Multicultural Citizenship in the Netherlands, Sociology 44(5), p. 962-979.

55 Aanslagen in Brussel, Officiële Bekendmakingen, beschikbaar via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk- 20152016-70-28.pdf. Bezocht op 5-12-2019.

56 De Genova, N., Tazzioli, M., Álvarez-Velasco, S., Fontanari, E., Jansen, Y., Peano, I., Bermant, L. S. (2016), Europe/Crisis: New Keywords of “the Crisis” in and of “Europe”, Near Futures Online.

(16)

16

Hoofdstuk 2: Seksualiteit als othering-instrument

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe Westerse noties van seksualiteit de othering discours nader in de hand kan werken. De termen homonationalisme en seksueel burgerschap worden behandeld, waarna de ontwikkeling van homorechten in Nederland wordt omschreven.

2.1 Homonationalisme

De term homonationalisme ligt in het verlengde van de concepten oriëntalisme en othering, die werden besproken in hoofdstuk 1. Het concept homonationalisme spitst deze termen toe op de notie van homoseksualiteit in de westerse samenleving. Homonationalisme duidt de contrastering van moslims met de Westerse bevolking op basis van seksuele identiteit. Jasbir Puar introduceerde deze term in 2007. Hij stelt dat queerness een manier is om de nationale seksuele identiteit in Amerika te benadrukken, aan de hand van een dominante retoriek van seksuele modernisering. Othering domineert dit homonationalistische debat, waarin moslims frequent worden neergezet als ‘homofoob’ en ‘pervers’, en het bevrijde westen wordt omschreven als ‘tolerant’.57 Dit gedachtegoed is ook in Nederland aanwezig. Seksuele vrijheid en gendergelijkheid lijken een lakmoesproef te zijn geworden voor de ‘moderne’ samenleving, waarbij recente formaties van seksuele rechten in het Westen wordt gepresenteerd alsof deze allang bestaan. Zodoende worden gender en seksualiteit gepresenteerd als universele rechten in plaats van resultaten van politieke en sociale strijd. Hierdoor wordt deze universele “seksuele epistemologie” vandaag de dag gezien als een onbetwiste norm gekoppeld aan de moderne rechtstaat. 58 Inglehart en Norris stellen dat de echte ‘clash of civilizations’ gaat over

‘gendergelijkheid en seksuele vrijheid’, waarbij de beschikbaarheid tot banen en opleidingen voor vrouwen, de mogelijkheid tot abortus en de mate van homotolerantie de belangrijkste waardes zijn:

A society’s commitment to gender equality and sexual liberalization proves time and again to be the most reliable indicator of how strongly that society supports principles of tolerance and egalitarianism.59

Inglehart en Norris noemen dit ook wel een seksuele clash of civilizations. De islamitische gemeenschap wordt in dit gedachtegoed omschreven als de “seksuele ander”, die de moderne kijk op homoseksualiteit niet begrijpt en daardoor wordt gezien als onderontwikkeld, primitief

57 Puar, J. K. (2005), ‘”Queer Times, Queer Assemblages”, What’s Queer about Queer Studies Now?’, Social Text 23(3–4 84–5), p. 121–139.

58 Sabsay, L. (2012), The emergence of the other sexual citizen: orientalism and the modernisation of sexuality, Citizenship studies 16(5-6), pp. 605-623.

59 Inglehart, R & Norris, P. (2003), The True Clash of Civilizations, Foreign Policy 135, p. 62-70.

(17)

17

en traditioneel. Zodoende vindt othering niet alleen plaats op cultureel, maar ook op seksueel niveau. Pas als zij zich achter de seksueel vrije normen van het Westen scharen, passen zij binnen de morele kaders van de Westerse samenleving.60 De term homonationalisme refereert in deze discours van seksuele othering naar de constructie van de Westerse homoman die wordt bedreigd door intolerante “anderen”, en dan in het speciaal moslims, zegt Puar.61 Zodoende wordt queer politiek steeds vaker opgenomen in klassieke liberale modellen van politiek.

Seksuele vrijheid en gendergelijkheid vormen een belangrijk onderdeel van de Nederlandse othering discours belangrijke onderdelen geworden, waarbij tolerantie en moderniteit worden gezien als onverenigbaar met normen en waarden voor moslims.

Bovendien is er in binnen het debat over homoseksualiteit een blinde vlek voor ras, omdat de homoseksuele gemeenschap in het publieke domein voornamelijk wordt gerepresenteerd door witte mannen.62 Omdat moslims als homofoob worden gezien door veel Westerse groepen, denken veel mensen dat homomoslims niet bestaan. Mepschen, Duyvendak en Tonkers beweren dat dit beeld bijdraagt aan de contouren van de ‘tolerante’ en ‘liberale’

Nederlandse cultuur.63

2.2 Coming out & coming in

Het westerse ideaal van ‘uit de kast komen’ speelt een belangrijke rol in de homonationalistische discours. In Nederland speelt bespreekbaarheid en zichtbaarheid van homoseksualiteit een grote rol. Zodoende wordt de zichtbare queer moslim identiteit gepresenteerd als het homonormatieve ideaal. Door deze perceptie van homoseksualiteit wordt een Westers zichtbaarheidsideaal geprojecteerd op islamitische queers, terwijl uit onderzoek naar voren komt dat queer moslims vaker de behoefte hebben aan een coming in. Dit is een proces van zelfacceptatie van iemands eigen seksualiteit, waarbij de sociale omgeving buiten beschouwing wordt gelaten. Het draait bij coming in niet om zichtbaarheid naar buiten toe, maar je bewust zijn en bovendien zelfverzekerd voelen over je eigen seksualiteit.64

Derhalve wordt in het ideaal van een “coming out” de onverenigbare identiteit van een queer moslim geïmpliceerd. Door de Westerse perceptie van homoseksualiteit op moslimhomo’s te projecteren, worden zij gezien als queer, maar niet als queer én moslim.65 Je familie en vrienden vertellen dat je queer bent wordt in deze discours gepresenteerd als het natuurlijke en het wenselijke, en hierdoor de correcte en dus normatieve manier van doen.66 Door uit de kast te

60 Sabsay (2012).

61 Puar, J. K. (2007), Terrorist Assemblages: Homonationalism in Queer Times. Durham: Duke University Press

62 Wekker 2016, 115-116

63 Mepschen, P., Duyvendak, J.W., Tonkens, E.H. (2010), Sexual politics, Orientalism and Multicultural Citizenship in the Netherlands, Sociology 44(5), pp. 962-979

64 Rosenberg, S. (2017), Coming In: Queer Narratives of Sexual Self-Discovery, Journal of Homosexuality, p. 1-29.

65 Jivray & De Jong (2011).

66 Foucalt, M. (1990), The History of Sexuality. Vol 1, An Introduction, New York: Penguin.

(18)

18

komen laat je je eigenlijke seksuele aan de buitenwereld zien, wat wordt gezien als gezien als een symbolische daad die staat voor de emancipatie van het moderne, neoliberale individu.67

2.3 Homorechten in Nederland

In deze paragraaf wordt de historische ontwikkeling van homorechten in Nederland besproken.

Op basis van deze informatie wordt aangetoond hoe Nederlandse homonationalistische discours tot stand is gekomen.

De eerste feministische golf, waarin de strijd voor vrouwenemancipatie centraal staat, geperiodiseerd van 1870 tot 1920, wordt gekenmerkt door een streven naar gelijke rechten voor vrouwen. In deze tijd werd homoseksualiteit niet bestraft, maar werd het op geen enkele manier sociaal goedgekeurd. Die relatieve acceptatie verminderde nadat de katholieken en gereformeerden meer voeten aan de grond kregen in Nederland.68

De tweede feministische golf vond plaats in de jaren ’60, ’70 en ’80, en was het startschot voor de seksuele revolutie. De seksuele revolutie wordt door velen beschouwd als de fase waarin seksuele emancipatie zich manifesteert en seksuele vrijheid opkomt. Thema’s als recht op betaald werk en deelname aan het maatschappelijk leven voor vrouwen kwamen op de publieke agenda, en dit breidde zich al snel verder uit naar onder andere seksuele bevrijding.

Deze golf zorgde ervoor dat de gemeenschappelijke houding ten aanzien van homoseksuelen aanzienlijk toleranter werd. Nederland werd ook liberaler op andere gebieden, zoals het huwelijk, abortus en prostitutie. Het beeld van ‘het tolerante Nederland’ kwam in deze tijd op, waarbij Amsterdam gold als gay capital. Kooy stelt dat grote groepen Nederlanders hun anti- seksuele houding aan de kant zetten en opkwamen voor gelijkwaardigheid tussen geslachten en seksuele vrijheid.69

Veel homoseksuelen voelden zich zodoende vrij genoeg om open uit te komen voor hun seksualiteit, en er ontstonden steeds meer ‘roze’ organisaties. Ook ontwikkelde de overheid een homobeleid, met een focus op sociale emancipatie, onderwijs en zorg. In 1994 werd de Wet Gelijke Behandeling ingevoerd, die sekse, etnische afkomst en seksuele oriëntatie omvat. Er kwam meer erkenning voor problemen van homoseksuelen, en onderwerp als medische zorg en ouderschap kwamen op de publieke agenda.70 Ook het ‘homohuwelijk’ werd een belangrijk punt op de publieke en politieke agenda. In 1997 stelde de overheid geregistreerd partnerschap voor homoseksuelen open, en in 2001 was Nederland het eerste land ter wereld waar twee partners

67 Dudink S.P. (2011), Homsexuality, Race, and the Rhetoric of Nationalism, History of the Present: A journal of Critical History 1(2), p. 259-264.

68 Keuzenkamp, S (2010), Gewoon homo (kunnen) zijn?, in: Keuzenkamp, S. (eds.), Steeds gewoner, nooit gewoon, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, p. 31-52.

69 Kooy, G.A. (1980), Ontwikkelingen met betrekking tot de intieme levenssfeer. In: H.B.G. Casimir ,H.B.G. (eds.), Nederland na 1945. Beschouwingen over ontwikkeling en beleid, Deventer: Van Loghum Slaterus, p. 40-62.

70 Van Stolk, B. (1991), De kracht van de moraal. De doorbraak in het emancipatieproces van Nederlandse homoseksuelen, Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 18(1), p. 3-33.

(19)

19

van hetzelfde geslacht met elkaar konden trouwen. Onderzoeker Keuzenkamp stelt dat ‘dit voor veel mensen het symbolische eindpunt was van de strijd voor homo-emancipatie.’71

De hegemonische Nederlandse gedachte dat vrouwen – en homo emancipatie een gegeven zijn in het tolerante Nederland, zorgt vandaag de dag nog steeds voor nationale trots.

Het gezien als een essentieel onderdeel van de Nederlandse identiteit. Een belangrijk onderdeel van deze identiteit waarin is een progressief en bevrijd zelfbeeld, waarbij homo – en vrouwenemancipatie essentieel is.72 Ondanks dit gegeven blijkt uit een survey uitgevoerd door Opiniepanel van EenVandaag in 2016 dat 51% van de homo’s vindt dat negatief gedrag tegen homo’s is toegenomen. Ook vindt ongeveer de helft van de homo’s dat het niet goed gesteld is met de homoacceptatie in Nederland.73

Deelconclusie

In het vorige hoofdstuk werd besproken hoe oriëntalistische denkpatronen grote invloed kunnen uitoefenen op de mediaframing en in het verlengde daarvan beeldvorming van moslims.

Wanneer othering en oriëntalisme meer toegespitst wordt op seksuele normen en waarden binnen een samenleving, is er sprake van homonationalisme. Door de ontwikkeling van homorechten in Nederland is seksuele emancipatie een belangrijk onderdeel van de Nederlandse identiteit. Moslims worden in zowel de politiek als de pers frequent als homointolerant neergezet, waardoor ze gecontrasteerd worden met het ‘seksueel tolerante’

Nederland. Normen en waarden ten aanzien van seksualiteit zijn in Nederland dus ook een belangrijk middel van othering. In deze homonationalistische discours speelt homozichtbaarheid een belangrijke rol. ‘Uit de kast komen’ wordt door veel Nederlanders gezien als het baken van zelfacceptatie voor homoseksuelen, en deze Westerse perceptie van homoseksualiteit wordt zodoende ook geprojecteerd islamitische queers. In deze scriptie zal ik kijken of deze Westerse perceptie van uit de kast ook een significant onderdeel vormt in berichtgeving over queer moslims. Bovendien zal ik onderzoeken of er homonationalistische referenties te detecteren zijn, waarbij de seksuele normen en waarden van Nederland worden gecontrasteerd met die van moslims.

71 Keuzenkamp (2010), p. 31-52.

72 Wekker, G. (2016), White Innocence, Durham: Duke University Press, p. 113.

73 1V Opiniepanel (2016), Onderzoek: homo-acceptatie en Canal Parade, beschikbaar via:

https://eenvandaag.avrotros.nl/fileadmin/editorial/docs/rapportageonderzoekgaypride_1.pdf. Bezocht op 5-12- 2019.

(20)

20

Hoofdstuk 3: De intersectionele queer moslim identiteit

In dit hoofdstuk wordt de queer moslim identiteit besproken, waarbij zowel de Westerse perceptie van deze identiteit als de eigen perceptie van queer moslims wordt beschreven.

Zodoende worden de concepten intersectionaliteit en dubbele binding besproken, waarbij de termen oriëntalisme en homonationalisme worden toegespitst op islamitische queers.

3.1 Dubbele binding & intersectionaliteit

In hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 kwamen verschillende concepten naar voren die tegen grondslag liggen aan de discriminatie van moslims in Westerse gemeenschappen. Zodoende belichtte ik dat islamitische queers vaak worden benaderd als moslim óf queer, omdat deze identiteiten door veel Nederlanders als onverenigbaar worden gezien. Hier liggen homonationalistische en racialistische denkpatronen aan ten grondslag. Genderonderzoekster Philips stelt dat de stereotypering en karakterisering van tegengestelde culturen de erkenning van verschillen binnen deze culturen kan verhinderen.74

Door de karakterisering en stereotypering van moslims in de Nederlandse samenleving denken sommige Nederlanders dat homoseksualiteit en homotolerantie onder moslims niet bestaat. Zodoende zorgt de seksuele othering discours ten aanzien van moslims voor de ontkenning van het bestaan van queer moslims. Deze manier van denken werkt dubbele binding in de hand, waarbij twee verschillende identiteitscategorieën tegen elkaar worden gezet, apart onderzocht worden en worden beschreven alsof ze elkaar buiten sluiten.75 Dubbele binding is frequent zichtbaar in onderzoek naar islamitische queers. Wetenschappers maken vaak gebruik van een ‘single-issue framework’ om queer moslims te onderzoeken. Door queer moslims in een homofobische of islamfobische context te framen, nemen zij een positie in tussen politieke en sociale culturen, in plaats van dat ze aan beide kanten staan.76 In deze scriptie wordt onderzocht of deze bewering ook geldt voor berichtgeving van islamitische queers in Nederlandse kwaliteitskranten.

Gender – en rasonderzoekster Collins stelt dat queer moslims juist onderzocht moeten worden op basis van de verschillende speerpunten van hun identiteit, waarbij ze de term intersectionaliteit opwerpt. Deze term refereert naar hoe bepaalde sociale identiteiten worden gebaseerd op verschillende speerpunten van sociale hiërarchie, waardoor individuen discriminatie kunnen ondervinden op basis van verschillende factoren.77 Intersectionaliteit, in

74 Philips, A. (2007), Multiculturalism without Culture, New Jersey: Princeton University Press, p. 9.

75 Pierik, C. & Rothuizen, J. (2010), Ketenanpak voor migranten met homoseksuele gevoelens. Toolkit voor gemeenten, lokale organisaties en hulpverleners, Utercht: Movisie.

76 Rahman, M. (2010), Queer as Intersectionality: Theorizing Gay Muslim Identities, Sociology 44(5), p. 944-961.

77 Collins, P. (2000), Black Feminist Thought: Knowledge, Consciousness and Empowerment, Boston: Unwin Hyman, p.

vii.

(21)

21

Nederland ook wel kruispuntdenken genoemd, is dus een concept dat draait om de meervoudige discriminatie van groepen op basis van bijvoorbeeld gender, seksualiteit, religie of etniciteit.

Kruispuntdenken draait om de notie dat deze factoren elkaar beïnvloeden, en onmogelijk los van elkaar kunnen worden gezien, omdat ze allemaal onderdeel uitmaken van iemands identiteit. De term is bedacht en onderbouwd door de Amerikaanse onderzoekster Crenshaw, die onderzoek deed naar discriminatie van zwarte vrouwen in de Verenigde Staten.78 Intersectionaliteit staat lijnrecht tegenover het concept van dubbele binding, omdat intersectionaliteit juist de verschillende speerpunten van discriminatie onderzoekt, waar dubbele binding slechts één speerpunt belicht. Crenshaw toont op basis van haar intersectionele methode aan dat verschillende vormen van discriminatie niet apart van elkaar onderzocht moeten worden, en vraag om een meer holistische aanpak.79 Zodoende erkent een intersectionele benadering van minderheden dat gezaghebbende claims gemarginaliseerde groepen vaak buitensluiten, waardoor zichtbaar wordt dat discriminatie van groepen in een samenleving vaak niet aan één duidelijke oorzaak kan worden gekoppeld, en dat elke minderheidsgroep weer op verschillende vlakken discriminatie kan ondervinden. 80 Door een groep op basis van één identiteitscategorie te identificeren, waarbij alle mensen binnen een ras of geslacht als ‘hetzelfde’ worden gezien, wordt discriminatie versterkt, stelt Crenshaw:

“Any significant experiential or statistical variation within this group suggests either that the group is not being discriminated against or that conflicting interests exist which defeat any attempts to bring a common claim.”81

3.2 Eigen perceptie

In deze paragraaf wordt besproken hoe homoseksuele moslims tegen hun islamitische en seksuele identiteit aankijken. Dit wordt gedaan aan de hand van enkele onderzoeken naar islamitische queers.

De wetenschappers Minwalla, Rosser, Feldman & Varga deden onderzoek naar hoe islamitische queers hun religieuze identiteit invullen, aan de hand van interviews met 6 homoseksuele moslims. Zij concludeerden dat alle geïnterviewde mannen hun ‘moslim-homo identiteitsconflicten oplosten door aspecten van de islam te benadrukken die inclusie, vrede,

78 Crenshaw, K (1989), Demarginalizing the intersection of race and sex: a Black feminist critique of

antidiscrimination doctrine, feminist theory and antiracist politics, University of Chicago Legal Forum, beschikbaar via:

https://archive.org/stream/DemarginalizingTheIntersectionOfRaceAndSexABlackFeminis/Demarginalizing+the+Inte rsection+of+Race+and+Sex_+A+Black+Feminis_djvu.txt, bezocht op 27-11-2019.

79 Huijg, D.D. (2012), Tension in Intersectional Agency: A Theoretical Discussion of the Interior Conflict of White, Feminist Activists’ Intersectional Location, Journal of International Women’s Studies 13(2), p. 3-18.

80 Collins 2000, 18.

81 Crenshaw (1989).

(22)

22

tolerantie en gerechtigheid bevorderen. De onderzoekers stellen dat ze allemaal op een punt kwamen waarbij ze herdefinieerden wat het is om moslim te zijn, waarbij ze de Koran op andere wijze benaderden.82

Wetenschapers Yip & Kahlid interviewden 17 queer moslims in het Verenigd Koninkrijk en Noord-Amerika. Uit de interviews komen de verschillende identiteiten van queer moslims naar voren: een seksuele, religieuze, politieke, etnische en culturele identiteit. De auteurs stellen dat de geïnterviewden zich niet houden aan de ‘algemeen begrepen gedragsvoorschrift, die gemanifesteerd worden in religieus gelimiteerde praktijken’, maar dat de deelnemers islamitische noties van gelijkheid, diversiteit, gerechtigheid en liefde voor alle mensen benadrukken.83

Af Burén interviewde queers in Istanboel. Veel van de geïnterviewden makten gebruik van zogenaamde compartimentering. waarbij het gebruik van compartimentering naar voren komt. Als voorbeeld gebruikt ze de moslima Çiçek, die haar relaties met vrouwen zowel zondig als in overeenstemming met Gods wil ziet. Haar strategie om met hiermee om te gaan is een duidelijk onderscheid maken tussen de religieuze sfeer en de seksuele sfeer. Hierbij ziet ze haar relatie met God als volledig gescheiden van haar seksuele geaardheid en relaties met vrouwen.84 Ze ziet zichzelf niet als lesbisch, maar als heteroseksueel, ondanks het feit dat ze uitsluitend relaties met vrouwen heeft gehad. Door zichzelf ervan te verzekeren dat ze heteroseksueel is, ondanks dat verschillende aspecten van haar seksuele leven dit tegenspreken, is ze in staat de scheiding tussen de verschillende sferen van haar leven te handhaven, stelt af Burén.85

Ten slotte schreef de homoseksuele imam Zahed een boek over de identiteit van queer moslims. Hij schrijft dat deze groep, waar hij zelf onderdeel van is, op hun eigen manier hun

‘moslimheid’ definiëren, en dat de islam niet per definitie homoseksualiteit afwijst. Ook in zijn beschrijving komen diversiteit en gelijkheid als belangrijke waarden naar voren. Ook beschrijft hij de verschillende discriminatiespeerpunten die hij tegenkomt in Europa, zoals de negatieve connotatie die verbonden is met de term islam.86

Deelconclusie

In hoofdstuk 2 kwam naar voren dat er vaak een Westers zichtbaarheidsideaal wordt geprojecteerd op islamitische queers. Door dit ideaal op queer moslims te projecteren, wordt

82 Minwalla, O., Rosser, B.R.S., Feldman, J. & Varga, C. (2013), Identity experience among progressive gay Muslims in North-America: A qualitative study within Al-Fatiha, Culture, Health & Sexuality 7(2), p. 113-128.

83 Yip, A.K.T. & Khalid, A. (2010), Looking for Allah: Spiritual Quests of Queer Muslims, in: Browne, K., Yip, A.K.T. &

Andrew, K.T. (eds.), Queer Spiritual Spaces: Sexuality and Sacred Places, New York: Routledge, p. 81-110.

84 Af Burén, A. (2011), Especially Loved by Allah: Muslim and LGTBQ in Istanbul, Temenos 47(2), p. 61-76.

85 Idem.

86 Zahed, L.M. (2017), Intersectionality: Who are Queer Muslims, beschikbaar via:

https://www.calem.eu/publications/Queer%20Muslims%20-

%20LGBT%20musulmans%20%28introduction%20translated%20into%20English%29.pdf. Geraadpleegd op 22 mei 2020.

(23)

23

deze groep gezien als homoseksueel, maar niet als moslim. Deze manier van denken wordt ook wel dubbele binding genoemd, waarbij minderheden worden onderzocht of beschreven op basis van één identiteitscategorie, in plaats van de intersectionele identiteit van minderheden in acht te nemen. Intersectionaliteit refereert naar hoe bepaalde sociale identiteiten worden gebaseerd op verschillende speerpunten van sociale hiërarchie, waardoor individuen discriminatie kunnen ondervinden op basis van verschillende factoren. Queer moslims hebben een intersectionele sociale identiteit, waardoor zij discriminatie kunnen ondervinden op basis van hun seksuele, maar ook op basis van hun etnisch-religieuze achtergrond. In deze scriptie wordt onderzocht hoe het spanningsveld omtrent de intersectionele identiteit van queer moslims tot uiting komt in de Nederlandse kwaliteitspers.

Bovendien kwam in dit hoofdstuk naar voren dat islamitische queers vaak een eigen invulling geven aan het islamitische geloof, waarbij ze hun geloof met hun seksuele identiteit verenigen. Dit wordt door hen gedaan door aspecten van de islam te benadrukken die inclusie, vrede, tolerantie en gerechtigheid bevorderen. Ook maken islamitische queers soms gebruik van compartimentering, waarbij zij een duidelijk onderscheid maken tussen de religieuze en seksuele sfeer. Zodoende zal ik analyseren of dit beeld ook naar voren komt in verslaggeving over queer moslims.

(24)

24

Hoofdstuk 4: Methode

In dit hoofdstuk wordt de methode van mijn scriptie nader beschreven. In dit onderzoek staat de berichtgeving van de etnisch-religieuze en seksuele identiteit van queer moslims in de Nederlandse kwaliteitspers centraal. Hoe Nederlandse journalisten deze identiteiten presenteren, wordt in onderzocht aan de hand van een kritische discoursanalys (CDA – Critical Discourse Analysis). Deze analyse biedt de ruimte om de relatie tussen de tekst en de context waarin de tekst is ontstaat nader te onderzoeken.87

Een belangrijke beslissing omtrent de methodologische structuur van dit onderzoek is het gebruik van een inductieve en deductieve benadering van de inhoudsanalyse. De deductieve methode vereist een vooraf bepaald codeerschema, terwijl de inductieve methode vormgeeft aan deze onderdelen tijdens het interpreteren van de teksten.88 Zodoende kan bij de inductieve methode specifieker en genuanceerder worden gekeken naar de berichtgeving, omdat er geen rekening hoeft te worden gehouden met een vooraf vastgesteld schema. Daarom is bij dit onderzoek gekozen voor een inductieve methode, zodat queer moslims in de Nederlandse geschreven pers genuanceerder en zeer nauwkeurig onderzocht kunnen worden. In deze scriptie zal ik dus een kwalitatieve inductieve kritische discoursanalyse uitvoeren.

4.1 Corpusselectie

In deze scriptie onderzoek ik de berichtgeving over queer moslims gedurende de afgelopen 20 jaar in de kranten Trouw, De Volkskrant en NRC Handelsblad. De geselecteerde krantenartikelen die in het corpus zijn meegenomen, moeten tussen 1 januari 2000 en 31 december 2019 geschreven zijn. Dit tijdsframe is gekozen omdat in het begin van de eenentwintigste eeuw immigratie een dominant thema op de politieke agenda werd, waarbij ook de term

“homonationalisme” voor het eerst echt werd aangehaald. Aangezien er niet enorm veel over het onderwerp wordt geschreven in de Nederlandse pers, zal dit tijdsframe voldoende – maar niet teveel – artikelen bieden die geanalyseerd kunnen worden. Met behulp met het programma Lexis Uni zijn artikelen gezocht die rapporteerden over queer moslims, waarbij als zoektermen de woorden “queer moslim”, “homoseksueel” & “moslim”, “lhbti” & “moslim” en “lesbisch” en

“moslim” zijn gebruikt. In totaal zijn er van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2019 45 artikelen gepubliceerd over queer moslims. Alleen die artikelen die volledig over het onderwerp gaan, zijn in de onderzoekscorpus opgenomen.

87 Fairclough, N. (1995a), Critical Discourse Analysis: The critical study of language, Boston: Addison Wesley;

87 Richardson, J. E. (2007), Analysing Newspapers: An approach from Critical Discourse Analysis, London: Palgrave Macmillan.

88 De Vreese (2005), News Framing: Theory and Typology, Information Design Journal + Document Design 31(1), p. 51- 62.

(25)

25

4.2 Kritische discoursanalyse

Zoals eerder benoemd zal ik een kritische discoursanalyse uitvoeren om de behandeling van queer moslims in de geschreven pers te analyseren. Een discours wordt in deze scriptie gedefinieerd als de relatie tussen de tekst en de context van een tekst. De lezer leest en interpreteert een artikel en zodoende ontstaat er een discours.89 Na verloop van tijd ontstaan er verschillende vertogen ten aanzien van een onderwerp, en deze vertogen samen vormen een collectief discours in de samenleving. De kritische discoursanalyse probeert deze verschillenhet discoursen te ontwaren.

Norman Fairclough is een van de grondleggers van CDA. Fairclough hanteert een contextuele benadering van de methode, waarbij hij analyseert hoe taal de context beïnvloedt en andersom. Hij stelt dat taal een belangrijke factor is binnen de sociale omgeving van mensen, en dat het discours die daardoor ontstaan constant aan veranderingen onderhevig is.90 Deze veranderingen in discours worden beïnvloed door sociale veranderingen. Volgens Fairclough is taal een sociaal en historisch gesitueerde actie, dat in relatie staat met andere facetten van het sociale. In andere woorden: taal wordt sociaal gevormd, maar vormt ook sociale betekenissen.

De werkelijkheid wordt hierdoor gestructureerd.91 Door alle teksten over een bepaald onderwerp te analyseren, kan worden vastgesteld hoe er over een bepaald onderwerp geschreven of gesproken wordt.92 Binnen deze methode kijken onderzoekers kritisch naar de beschrijving van het onderwerp en de onderliggende invloed van machtsrelaties en ideologieën op het discours.93 Taal kan namelijk sociale identiteiten, relaties of systemen in stand houden maar ook verruimen of veranderen.94 Daarom zal ik binnen mijn analyse kijken naar denkpatronen als homonationalisme, oriëntalisme, dubbele binding en intersectionaliteit.

Door een discoursanalyse kunnen we sporen van heersende ideologieën vaststellen die vaak als neutraal worden beschouwd. Door deze aangenomen neutraliteit kan een dominantie ideologie leiden tot culturele hegemonie, waarbij mensen onbewust één groep als cultureel overwichtig zien ten opzichte van andere culturen.95 Hegemonie is vaak zonder dat we er bewust van zijn onderdeel van het dagelijks leven, en leidt tot het opstellen van wetten en

89 O’Halloran, K. (2003), Critical discourse analysis and language cognition, Edinburgh: Edinburgh University Press.

90 Fairclough 1995.

91 Fairclough, N. (1995b), Media Discourse, London: Edward Arnold, p. 54-55.

92 Hajer, M. & Versteeg, W. (2005), A decade of discourse analysis of environmental politics: achievements, challenges, perspectives, Journal of environmental policy & planning 7(3), p. 175-184.

93 Fairclough, N. (1992), Discourse and text: Linguistic and intertextual analysis within discourse analysis, Discourse &

Society 3(2), p. 193-217.

94 Fairclough 1995b, 55.

95 Wodak, R. & Meyer, M. (2008), Critical Discourse Analysis: History, Agenda, Theory and Methodology, London: SAGE.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

U verzocht de commissie om de concentratie van anorganisch fosfaat te relateren aan de kwaliteitsdoelstelling voor het oppervlaktewater. Deze relatie is echter niet eenvoudig

Tussen de andere twee taken van het fonologisch bewustzijn en de Engelse woordenschat werd geen significante relatie gevonden.. Voor geslacht werd zowel voor de

Managers are creating and building up commitment towards emotionally satisficing choices (Simon, 1959), rather than choosing the most rational course of action. Portraying

The range of motion and output force of the often used electrostatic comb-drive with folded flexure straight guidance, as shown in Figure 1, is limited by sideways

Based on earlier research related to non-GAAP earning measures, high technology companies, especially the dot-com companies, prefer the non-GAAP earning measures in their annual

De huidige Zwarte Kade begint bij de Oude Hoevense Weg en bestaat uit een smalle wal, aan de westzijde geflankeerd door een half verharde weg, de Platte Weg afb.. Pal langs de wal

No es motivo de este artículo explicar cómo se estabilizan y desestabilizan los sentidos de funcionamiento y no funcionamiento de la minería de oro a gran escala en Cajamarca, ni

Naar ons idee is sturing van het houtaanbod op de lange termijn een hachelijke zaak waar de overheid zich niet snel in zal storten.. Wel kan van die overheid gevraagd