• No results found

Het creëren van een thuis na herhuisvesting in een krimpgebied.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het creëren van een thuis na herhuisvesting in een krimpgebied."

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het creëren van een thuis na herhuisvesting in een

krimpgebied.

Lya Buitenkamp

Groningen, juli 2012

(2)

1

Het creëren van een thuis na herhuisvesting in een

krimpgebied.

Lya Buitenkamp S2067269

Masterscriptie Culturele Geografie Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen

Rijksuniversiteit Groningen Groningen, juli 2012 Begeleidster: dr. T. Haartsen

Tweede beoordelaar: dr. B. van Hoven

(3)

2

Voorwoord

Het creëren van een thuis na herhuisvesting in een krimpgebied is een onderzoek uitgevoerd in het kader van de masterstudie Culturele Geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Krimp is op het moment een veel besproken onderwerp in Nederland. Ik vond het dan ook zeer interessant een onderzoek te kunnen uitvoeren die hier aan gerelateerd is.

Inhoudelijk heb ik veel geleerd van de gehele onderzoeksperiode. Ook heb ik veel leuke mensen ontmoet, mooie dorpen kunnen bekijken en kunnen genieten van het Groninger landschap tijdens de vele trein- en busreizen die ik heb gemaakt onderweg naar interviews.

Er zijn een aantal mensen die ik graag wil bedanken voor hun hulp bij het onderzoek. Tialda Haartsen wil ik bedanken voor het aanreiken van dit leuke onderwerp en voor haar hulp tijdens de

onderzoeksperiode. Martin Griede van woningstichting Wierden en Borgen wil ik bedanken voor het selecteren van twee interessante sloopprojecten en voor zijn hulp bij het werven van respondenten.

Ook wil ik alle respondenten bedanken bij wie ik de interviews thuis mocht afnemen en bij wie ik zeer hartelijk ontvangen ben. Tot slot wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor de morele steun de afgelopen maanden.

Groningen, juli 2012 Lya Buitenkamp

Kaart voorpagina

Bron: Gemeente De Marne

(4)

3

Samenvatting

In dit onderzoek wordt bestudeerd hoe huurders hun nieuwe omgeving tot een thuis maken na gedwongen herhuisvesting in een krimpgebied. Hierbij is gekeken naar hoe ze een thuis creëren en of herhuisvesting en bevolkingskrimp dit beïnvloeden. Ook het herhuisvestingsproces zelf is aan de orde gesteld. Het onderzoek is uitgevoerd omdat de sociale implicaties van bevolkingskrimp tot nu toe veelal ondergeschikt zijn geweest aan de fysieke opgaven die voortkomen uit de krimpproblematiek.

Ook is kennis naar de sociale implicaties van herhuisvesting in Nederland gelimiteerd (Kleinhans, 2003). In het bijzonder gaat het hier om de mening en ervaringen van geherhuisveste huishoudens.

De huidige bevolkingskrimp en de daarbij behorende herstructurering maken dat deze kennis relevant kan zijn, om het herhuisvestingsproces zo prettig mogelijk te laten verlopen.

Een verplichte verhuizing betekent dat mensen van hun nieuwe woning een thuis moeten maken, terwijl ze de verhuizing niet uit eigen beweging in gang gezet hebben. Huurders hebben te maken met veranderende sociale contacten en een veranderd gevoel van veiligheid en privacy. Ook de fysieke kenmerken van een huis en de mate waarin het huis eigen voelt beïnvloeden het creëren van een thuis. Het belangrijkste aspect dat uit het onderzoek naar voren komt is de invloed van de locatie van het huis op het creëren van een thuis. Door het gemis van de oude locatie en het wennen op de nieuwe locatie wordt het proces van het maken van een thuis vertraagd. De meeste huurders gaan met al deze veranderingen om door binnen hetzelfde dorp te verhuizen. Hierdoor blijven een hoop dingen hetzelfde en vertrouwd. Vertrouwde meubels en spullen zorgen er ook voor dat mensen zich snel weer thuis voelen in het nieuwe huis. Ook is het leren kennen van de nieuwe buren van belang om het creëren van een thuis te bespoedigen. Net als de locatie zorgt ook de bevolkingskrimp voor een vertraging bij het thuis voelen. Hoewel bewoners moeite hebben met het verdwijnen van voorzieningen geven ze aan dat het op den duur wel weer went. Wel vinden ze dat de dorpen steeds minden leefbaar worden. In het bijzonder wordt het voor mensen met een laag inkomen steeds moeilijk om in een krimpdorp als Westernieland te wonen. De lange afstanden die ze moeten afleggen naar faciliteiten brengen hoge kosten met zich mee.

Wat betreft het herhuisvestingsproces zijn verbeteringen mogelijk. Per huishouden dient

geïnventariseerd te worden in hoeverre individuele hulp nodig is. Op deze manier kan er gericht hulp worden geboden door een medewerker van de woningcorporatie en wordt er geen tijd verspild aan huurders die geen hulp nodig hebben of die het niet willen (Allen, 2000). Ook moet in kaart worden gebracht welke huizen genomineerd zijn voor sloop om herhaling voor huurders te voorkomen. Bij het helpen zoeken naar een nieuwe woning is het raadzaam voor woningcorporaties om extra aandacht te besteden aan de locatie van de woning aangezien dit van belang is gebleken bij het creëren van een thuis.

(5)

4

Inhoudsopgave

1. Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Probleemstelling 7

1.3 Leeswijzer 7

2. Theoretisch kader 8

2.1 Inleiding 8

2.2 Bevolkings- en huishoudensontwikkelingen 8

2.3 De sociale huursector 11

2.3.1 Volkshuisvesting 11

2.3.2 De woningcorporatie 11

2.3.3 Herstructurering en sloop 12

2.4 Thuis 12

2.4.1 Thuis als plaats en sociale constructie 13

2.4.2 Het creëren van een thuis 13

3. Methodologie 16

3.1 Inleiding 16

3.2 Methode van dataverzameling 16

3.3 Locatie 16

3.3.1 Gemeente De Marne 16

3.3.2 Leens en Westernieland 17

3.3.3 Thuis 17

3.4 Samenwerking met Wierden en Borgen 17

3.5 Onderzoekspopulatie 18

3.5.1 Algemeen 18

3.5.2 Eerdere woonervaringen 18

3.5.3 Medewerking 19

3.6 Analyse interviews 20

3.7 Ethiek 20

3.8 Reflectie 21

4. Verplicht verhuizen en het creëren van een thuis 22

4.1 Inleiding 22

4.2 Het huis 22

4.3 Meubels, stijl en spullen 23

4.4 Veiligheid 24

4.5 Gewoonte, bezigheden en routine 24

4.6 Sociale contacten 25

4.7 Privacy 27

4.8 Tijd 28

4.9 Locatie/omgeving van het huis 28

4.10 Conclusie 29

5. Krimp en het creëren van een thuis 31

5.1 Inleiding 31

5.2 Voorzieningen 31

5.3 Problemen in het gebied 33

5.4 Toekomst van het gebied 33

(6)

5

5.5 Verhuizen in de toekomst 35

5.6 Conclusie 35

6. Terugblik op het herhuisvestingsproces 37

6.1 Inleiding 37

6.2 Leens 37

6.3 Westernieland 38

6.4 Conclusie 38

7. Herhuisvesting in de toekomst 40

8. Conclusie 41

9. Verder onderzoek 42

Referenties 43

Lijst van bijlagen:

Bijlage 1. Interviewvragen 46

Bijlage 2. Afsprakenoverzicht 48

Bijlage 3. Brief aan de huurders 49

Bijlage 4. Toestemmingsformulier 50

Bijlage 5. Plus- en minpunten van het nieuwe huis 51

Bijlage 6. Het dorp 52

Bijlage 7. Artikelen sloop Westernieland 55

Bijlage 8. Tips voor Wierden en Borgen 57

Lijst van figuren en tabellen:

Figuur 1. Bevolkingsontwikkeling per gemeente 8

Figuur 2. Huishoudensontwikkeling per gemeente 10

Tabel 1. Dimensies van de betekenis van thuis 14

Tabel 2. Sloopproject Leens 19

Tabel 3. Sloopproject Westernieland 20

(7)

6

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten eerste is het van belang te vermelden dat wanneer in dit onderzoek gesproken wordt over krimp gerefereerd wordt aan bevolkingskrimp. De context van dit onderzoek is namelijk de afnemende bevolking- en huishoudensaantallen in bepaalde gebieden in Nederland. Planners en

beleidsmedewerkers zijn steeds meer geïntrigeerd en bezorgd om de zogeheten “krimp”. De achtergrond van deze zorgen over krimp bestaat uit twee componenten. Ten eerste wordt bevolkingsafname geassocieerd met een neerwaartse spiraal van (ruimtelijke) ontwikkeling (Haartsen & Venhorst, 2010). “Krimp” is meer dan alleen een gebied met een afname van de

bevolking. De samenstelling van de bevolking verandert ook. Jonge mensen en gezinnen trekken weg en de mensen die achter blijven worden steeds ouder. In deze gebieden komen in toenemende mate leegstaande of onverkoopbare huizen voor. Verder is het moeilijk om faciliteiten zoals winkels, sportclubs en scholen te behouden. De vraag naar onderwijs, welzijn- en zorgvoorzieningen daalt, waardoor (de verscheidenheid in) het aanbod onder druk komt. Bevolkingsdaling heeft ook gevolgen voor de inkomsten en dus voor de bestedingsruimte van gemeenten (Rijksoverheid, 2012).

Uiteindelijk staat de leefbaarheid in het gebied onder druk (Provincie Groningen, 2012).

De verandering van de samenstelling van de bevolking is de tweede negatieve ontwikkeling genoemd door Haartsen en Venhorst (2010). Afname van de bevolking geldt vaak alleen voor bepaalde

groepen van de bevolking. Een voorbeeld hiervan is dat hoger opgeleide mensen wegtrekken uit de gebieden vanwege het gebrek aan werkgelegenheid waardoor de lager opgeleide mensen

achterblijven in het gebied. Ook Dijkstal en Mans (2009) brengen dit punt naar voren als

consequentie van krimp. Zij geven ook aan dat er door selectieve uitmigratie sociale segregatie kan ontstaan. Ouderen, werklozen en kansarmen blijven achter in minder aantrekkelijke dorpen en wijken. Beschikbare goedkope huurwoningen in deze dorpen of wijken worden verhuurd aan kwetsbare huishoudens van elders en dat zorgt weer voor versterking van de sociale segregatie. De andere punten die zij naar voren brengen komen overeen met de eerste component. Krimpregio’s kunnen terecht komen in een neerwaartse spiraal. Deze punten zijn:

• Leegstand, waardedaling van woningen en bedrijfspanden en het ontbreken van doorstroming binnen de woningmarkt.

• Voorzieningen staan onder druk. Daling van het aantal inwoners betekent dat voorzieningen de deuren moeten sluiten. De dunbevolktheid van bepaalde krimpgebieden betekent dan lange afstanden tot voorzieningen.

• Verloedering van de openbare ruimte door leegstand, sociale segregatie en stagnerende nieuwbouw. Mogelijkheden om vrijkomende bedrijfspanden of kantoorlocaties te

transformeren tot woonlocaties zijn beperkt.

In het provinciaal omgevingsplan 2009-2013 (vastgesteld op 17 juni 2009) verwoordt the provincie Groningen haar krimpstrategieën. Zij ziet het als een forse opgave om de leefbaarheid in krimpregio’s in stand te houden. Het is een grote opgave op ruimtelijk, sociaal en economisch gebied, inclusief de daarbij behorende aspecten van volkshuisvesting, onderwijs, mobiliteit en de arbeidsmarkt. Ze wil sociale segregatie, het verdwijnen van voorzieningen en sociale problemen voorkomen (Dijkstal &

Mans, 2009).

Dit onderzoek richt zich op de sociale aspecten van sloop en herhuisvesting in gebieden met

bevolkingskrimp. In krimpgebieden worden huizen gesloopt en vanwege de afnemende bevolking- en huishoudensaantallen worden er minder huizen teruggebouwd. In dit onderzoek ligt de focus op de ervaringen van mensen die vanwege de sloop moesten verhuizen.

(8)

7 1.2 Probleemstelling

In de Nederlandse discussie over krimp zijn sommige kwesties nog nauwelijks in overweging genomen. Eén van deze kwesties is de vraag welke mensen daadwerkelijk achterblijven in

krimpgebieden en hoe deze mensen het wonen in een krimpgebied ervaren (Haartsen & Venhorst, 2010). Ten tweede is volgens Kleinhans (2003) kennis van de sociale implicaties van herhuisvesting in Nederland gelimiteerd, in het bijzonder de mening en ervaringen van de geherhuisveste

huishoudens. Kleinhans (2003) geeft aan dat het belang van deze kennis onderstreept wordt door de toenemende voortvarendheid van het Nederlandse herstructureringsbeleid, met een toenemend aantal huishoudens dat gedwongen wordt te verhuizen. Ook de huidige krimp zorgt ervoor dat kennis op dit gebied van belang is. In de toekomst zullen meerdere sloopprojecten plaatsvinden in krimpgebieden. Hoe is het als je thuis wordt verstoord omdat je huis wordt gesloopt? Hoe maak je een thuis in een krimpend dorp in het hoge noorden van Nederland? Hoe is het überhaupt om in een krimpgebied te wonen? Om deze en andere vragen te beantwoorden zijn de volgende hoofd en deelvragen opgesteld.

Hoofdvraag:

 Hoe maken huurders hun nieuwe omgeving tot een thuis na herhuisvesting in een krimpgebied?

Deelvragen:

 Wat voor activiteiten ondernemen de huurders om van hun nieuwe huis en buurt een thuis te maken?

 Heeft wonen in een krimpgebied invloed op de ervaring van het creëren van een thuis?

 Heeft het verplicht moeten verhuizen invloed op de ervaring van het creëren van een thuis?

 Hoe kijken verhuisde huurders terug op het proces van herhuisvesting?

 Wat kunnen woningcorporaties doen om het proces van herhuisvesten te vergemakkelijken?

1.3 Leeswijzer

Als eerste komt het theoretisch kader aan bod. Hier worden de onderwerpen bevolkings- en huishoudensontwikkelingen en volkshuisvesting besproken. Als laatste wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het concept thuis en hoe een thuis gecreëerd kan worden. In hoofdstuk 3 wordt de methode van dataverzameling, de locatie van het onderzoek, de samenwerking met Wierden en Borgen, de onderzoekspopulatie, de manier van het analyseren van de interviews en de ethiek besproken. In hoofdstuk 4 tot en met 7 komen de resultaten van het onderzoek aan de orde.

Hoofdstuk 4 behandelt het creëren van een thuis en hoe het verplicht verhuizen hier invloed op uitoefent. In hoofdstuk 5 kijken we naar de invloed die krimp heeft op het maken van een thuis. In hoofdstuk 6 en 7 wordt gekeken naar het herhuisvestingsproces en wordt besproken wat

woningbouwcorporaties kunnen doen om herhuisvesting in de toekomst te verbeteren. Hoofdstuk 8 is de conclusie van het onderzoek en in hoofdstuk 9 worden suggesties gegeven voor toekomstig onderzoek.

(9)

8

2. Theoretisch kader

2.1 Inleiding

De fysieke opgave die de afname van bevolking en huishoudens met zich mee brengt krijgt veel aandacht. Maar wat betekent het voor mensen om in krimpgebieden te wonen? Wat zijn de sociale gevolgen van krimp? In dit theoretisch kader worden drie verschillende thema’s aan de orde gesteld die van belang zijn voor het onderzoek. Dit zijn achtereenvolgens de huidige en voorspelde

bevolkings- en huishoudensontwikkelingen, volkshuisvesting en het concept thuis.

2.2 Bevolkings- en huishoudensontwikkelingen

In de inleiding van het onderzoek zijn reeds de belangrijkste problemen die uit krimp kunnen voortvloeien benoemd. In deze paragraaf volgt meer informatie over de voorspelde afname van de bevolking en het aantal huishoudens in krimpgebieden.

Bij de bevolkingsafname is een scheiding zichtbaar tussen het bevolkte westen van Nederland en de meer landelijke gebieden. In het westen zal de bevolking en de bevolkingsdichtheid toenemen en de landelijke gebieden hebben in toenemende mate te maken met een bevolkingsafname (Van Duin &

Garssen, 2011). Bevolkingskrimp treedt volgens de prognose vooral op in de randen van Nederland.

In het noordoosten van Groningen, het zuiden van Zeeland en het zuiden van Limburg is nu al sprake van krimp en deze zal de komende decennia doorzetten. Het is vooral de vergrijzing en

wegtrekkende jongeren die ten grondslag liggen aan de krimp in de randen van Nederland (De Jong

& Van Duin, 2010). Op nationaal niveau zal de Nederlandse bevolking langzaam afnemen rond 2040 (Van Duin & Garssen, 2011). Figuur 1 laat duidelijk zien dat Nederland een combinatie is van regio’s met een bevolkingstoename en een bevolkingsafname. Ook is te zien hoe de bevolkingskrimp in de komende jaren in verschillende gemeenten zal toenemen.

Figuur 1. Bevolkingsontwikkeling per gemeente.

(10)

9 Bron: PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2009-2040 (De Jong & Van

Duin,2010).

De discussie over groei en krimp heeft meestal betrekking op het aantal personen maar voor de planning van de woningbouw is het echter veel belangrijker hoe de ontwikkeling van het aantal huishoudens verloopt. Ondanks de forse toename op landelijke schaal van het aantal huishoudens, zal in verscheidene regio’s en gemeenten het aantal huishoudens in de komende 20 jaar afnemen. In sommige gemeenten is daar nu al sprake van. Vooral in de perifere gemeenten in Nederland

heeft zich huishoudenskrimp voorgedaan. Ook hier is het wegtrekken van jongeren een belangrijke verklaring voor de afname van het aantal huishoudens. In figuur 2 is te zien dat de incidentele haarden van krimp uitgroeien tot duidelijk aaneengesloten gebieden. Bij een vergelijking tussen figuur 1 en figuur 2 blijkt dat bevolkingskrimp in veel gevallen niet samengaat met

huishoudenskrimp. Dit betekent dat het proces van gezinsverdunning compenserend inwerkt op de bevolkingskrimp. Net als bij de afname van de bevolking zal pas vanaf 2040 sprake zijn van

huishoudenskrimp op nationaal niveau. Uit onderzoek van De Jong & Van Duin (2010) blijkt dat in de komende 15 jaar in bijna alle regio’s het aantal huishoudens blijft groeien. Alleen voor Noordoost- Groningen wordt een continue krimp verwacht. Voor de twee andere voorlopers in de

bevolkingskrimp, Zuid- en Midden-Limburg en Zeeuws- Vlaanderen wordt een omslag van groei naar krimp verwacht.

(11)

10 Figuur 2. Huishoudensontwikkeling per gemeente.

Bron: PBL/CBS Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2009-2040 (De Jong & Van Duin,2010).

(12)

11 2.3 De sociale huursector

De mensen van wie de ervaringen worden bestudeerd zijn mensen die geherhuisvest zijn vanwege de sloop. Om meer inzicht te verschaffen in de activiteiten van woningcorporaties wordt in deze

paragraaf in het kort gekeken naar volkshuisvesting, de woningcorporaties en herstructurering en sloopprojecten.

2.3.1 Volkshuisvesting

Volkshuisvesting kan het beste worden omschreven als het beleidsveld dat zich richt op de productie, verdeling en beheer van woningen (De Haan, 1983). Ekkers en Helderman (2010) voegen daar aan toe dat ook de kwaliteit, als essentieel aspect van het beheer, en de betaalbaarheid als onderdelen van het beleidsterrein worden gezien.

Met de woningwet van 1901 werd volkshuisvesting erkend als onderdeel van het overheidsbeleid.

Hiermee kreeg de overheid als taak herhuisvesting te garanderen. In deze tijd hing de

volkshuisvesting samen met de gezondheidzorg. Goede huisvesting was een voorwaarde voor een goede gezondheid. Later ontwikkelden deze zich tot twee verschillende beleidsterreinen.

Tegenwoordig staat de volkshuisvesting nog wel in nauw verband met andere beleidsvelden zoals de ruimtelijke ordening. Wonen is op landbouw na de grootste ruimtegebruiker in Nederland (Ekkers &

Helderman, 2010).

2.3.2 De woningcorporatie

Het dominante instituut in de Nederlandse sociale huursector is de woningcorporatie. Een particuliere organisatie die functioneert binnen het publieke raamwerk van de woningwet. De belangrijkste taak van woningcorporaties is het aanbieden van woningen aan mensen die problemen hebben met het vinden van een woning in de privésector. De meeste woningcorporaties vervullen deze taak door huurwoningen aan te bieden aan huishoudens met een laag inkomen. Een

woningcorporatie heeft zowel publieke taken als marktactiviteiten en kan dan ook wel een hybride organisatie worden genoemd (Priemus, 2001).

In het Besluit Beheer Sociale Huursector staan de belangrijkste taken waartoe een woningcorporatie zich dient te richten beschreven. De zes voornaamste taken zijn: (Priemus, 2003; Smeets & Dogge, 2007)

 Het garanderen van een goede kwaliteit in alle woningen.

 Het garanderen van financiële continuïteit in de organisatie.

 Het accommoderen van de doelgroep voor sociale huurwoningen op basis van prioriteit.

 Huurders betrekken bij het beleid en management van de organisatie.

 Een bijdrage leveren aan de levenskwaliteit in de wijken en buurten.

 Een bijdrage leveren aan het huisvesten van mensen die zorg nodig hebben.

In Nederland zijn veel woningen in het beheer van sociale verhuurders. Dit gaat om 35 procent van het totale aantal woningen en 80 procent van de huurwoningen (Smeets & Dogge, 2007). Het aantal sociale huurwoningen is zo groot dat niet alleen mensen met lage inkomens er gebruik van maken maar ook mensen met een gemiddeld of hoog inkomen. Dit zijn mensen die de voorkeur geven aan een huurhuis, zoals oudere mensen, of mensen die gedwongen worden te huren zoals

alleenverdieners die zich het kopen van een huis niet kunnen veroorloven (Smeets & Dogge, 2007).

De huursector in Nederland is gedifferentieerd en aantrekkelijk en gewoonlijk is er dan ook geen stigma verbonden aan de sociale huursector en zijn er slechts milde vormen van ruimtelijke

segregatie (Priemus, 2003). Het feit dat huurders niet verplicht zijn te verhuizen zodra hun financiële situatie verbeterd draagt hier ook aan bij. De sociale huursector is zo groot, en kan zo groot blijven

(13)

12 vanwege deze verscheidenheid aan huurders en omdat de sector in overeenstemming met de markt opereert (Priemus, 2003).

Als resultaat van deregulering en privatisering tijdens de jaren 90 van de vorige eeuw, nam de onafhankelijkheid van de woningcorporatie toe. Dit was in het bijzonder het geval tijdens de bruteringsoperatie waarbij de woningcorporaties en de overheid elkaars schulden wegschreven (Priemus, 2003; Smeets & Dogge, 2007). Sinds deze tijd voeren ze niet alleen hun verplichte taken uit maar ondernemen ze ook activiteiten op de markt. Woningcorporaties zijn steeds meer betrokken bij marktactiviteiten buiten de huursector om zoals het realiseren van koopwoningen en het bouwen van faciliteiten voor de gemeenschap (winkelcentra, scholen, sportfaciliteiten, scholen e.d.). Dit verhoogt de risico’s die ermee gemoeid zijn maar plaatst de corporaties ook in competitie met elkaar (Smeets & Dogge, 2007).

2.3.3 Herstructurering en sloop

Voor de woningmarkt heeft bevolkingsdaling pas gevolgen als ook het aantal huishoudens daalt. Dan neemt de vraag naar woningen af (Rijksoverheid, 2012). De Rijksoverheid noemt een aantal

negatieve gevolgen voor de woningmarkt in verband met de daling van het aantal huishoudens. Deze kunnen bijvoorbeeld zijn:

 daling van de huizenprijzen;

 woningen staan langer te koop of worden zelfs onverkoopbaar;

 risico op leegstand;

 leegstand en verpaupering in de minst aantrekkelijke woningen.

Om deze negatieve ontwikkelingen te voorkomen en tegen te gaan kent zowel de koopsector als de huursector een flinke transformatieopgave. Verwest & Van Dam (2010) onderscheiden zes

verschillende beleidsstrategieën uit het gevoerde woningbouwbeleid in de drie krimpregio’s. Vier hiervan zijn pogingen om de krimp te bestrijden (uitbreiden woningvoorraad, toestaan van tweede woningen en functieveranderingen van voormalige boerderijen, versterken van het woonimago en het stimuleren van nieuwe woonconcepten) en twee zijn gericht op het begeleiden van

bevolkingskrimp (stimuleren van sloop en herstructurering en het matigen en temporiseren van nieuwbouw).

Woningcorporaties zijn voortdurend bezig met het managen en onderhouden van de bestaande woningvoorraad. Jaarlijks wordt er 2,5 miljard euro gespendeerd door woningcorporaties aan

onderhoud (Aedes, 2007). Het aanpassen van de woningvoorraad via sloop en herstructurering is dus niet iets van de laatste jaren. Tegenwoordig wordt het echter ook ingezet als strategie om met bevolkingskrimp om te gaan. Minder huizen worden teruggebouwd en op deze manier wordt geprobeerd de woningvoorraad te verkleinen en aan te passen aan de afnemende vraag zodat leegstand kan worden voorkomen. Herstructurering is ook gericht op het verhogen van de kwaliteit van de woningvoorraad. Nieuwe woningtypen en grotere woningen worden toegevoegd en de woonomgeving wordt verbeterd door meer groen aan te brengen (Verwest & Van Dam, 2010).

2.4 Thuis

In de geografie en andere disciplines zoals sociologie, antropologie en geschiedenis staat in het denken over thuis de relatie tussen plaats, ruimte, schaal, identiteit en macht centraal (Blunt &

Dowling, 2006). Wat mensen onder thuis verstaan is afhankelijk van voortdurende en veranderende relaties met anderen en hun eigen veranderlijke positie in de samenleving. Hoe mensen tegen thuis aankijken kan radicaal veranderen zodra mensen de veiligheid in de buurt anders ervaren. Soms kunnen aspecten van veiligheid elkaar tegenspreken. Mensen kunnen zich veilig voelen in hun huurwoning maar zich onveilig voelen in de wijk. Tevens kan iemands eigenwaarde, wat direct is gerelateerd aan thuis, drastisch veranderen in de loop der jaren (Mee, 2007). De hoofdvraag in dit

(14)

13 onderzoek is hoe huurders hun nieuwe omgeving tot een thuis maken na herhuisvesting in een krimpgebied. Om dit te kunnen onderzoeken is het belangrijk een duidelijk beeld te hebben van thuis en hoe het proces van het creëren van een thuis plaatsvindt.

Hoe mensen reageren op een verplichte verhuizing hangt af van verschillende factoren (Kleinhans, 2003). Een belangrijke factor is de betekenis van thuis. Voor veel mensen is thuis en belangrijke fundering voor veiligheid en vertrouwen. Thuis representeert een continuïteit in het leven en kan staan voor een leefgebied waar controle over is (Ekström, 1994). Thuis helpt bij het vormen van identiteit. Een verplichte verhuizing kan een schending en interruptie zijn van deze betekenissen.

Het is belangrijk het concept thuis uit te leggen als een concept dat begrepen wordt in verschillende contexten door verschillende mensen. Een gedetailleerd begrip van de betekenis van thuis moet niet vooraf vast gesteld worden (Easthope, 2004). De betekenissen en ervaringen van thuis zijn heel divers: Als een ruimte van thuishoren en vervreemding, intimiteit en geweld, verlangen en angst.

Thuis is doordrenkt met betekenis, emotie, ervaringen en relaties die de kern van het menselijk leven vormen (Blunt & Varley, 2004).

2.4.1 Thuis als plaats en sociale constructie

Recentelijk is er veel discussie over hoe een plaats gezien moet worden. Doreen Massey pleit voor een progressieve opvatting van plaats. Plaatsen moeten niet gezien worden als onveranderlijk maar als groepen van sociale relaties gerelateerd aan netwerken die ruimte en schaal overbruggen (Oakes

& Price, 2008). Doreen Massey (1995) maakt ook de connectie dat bij een plaats die stabiel en onveranderlijk is vaak ook aan thuis wordt gedacht. Echter, Massey betwist het idee van thuis als een vaste plaats van veiligheid en retraite. Ze merkt op dat een groot bestanddeel van de identiteit van de plaats die thuis wordt genoemd precies is afgeleid van het feit dat het altijd op de één of andere manier open staat, geconstrueerd uit beweging, communicatie en sociale relaties die erbuiten plaats vinden (Massey, 1992). Iemands thuis kan dan ook begrepen worden als een belangrijk soort plaats waarmee en waarbinnen we een sterke sociale, psychische en emotionele verbintenis ervaren. Thuis en het maken van een thuis beperkt zich dus niet tot het huis maar is dus meer dan dat. De reden dat

‘plaats’ een goed te gebruiken concept is voor studies op het gebied van wonen is dat het een theoretische basis biedt voor het benaderen van relaties die mensen hebben met de externe wereld (Easthope, 2004).

Thuis heeft niet alleen een geografisch component, maar is ook een sociale constructie (Sommerville, 1992). In Massey (1995) haar opvatting creëren we plaatsen en zijn onze ideeën over plaatsen een product van de samenleving waarin we leven. Ook Blunt en Dowling (2006) geven aan dat

herinneringen en ervaringen niet alleen persoonlijk zijn. Ze moeten worden geïnterpreteerd in relatie tot de bredere politieke, sociale en culturele context waarbinnen ze gelegen zijn en worden

gevormd.

2.4.2 Het creëren van een thuis

Het creëren van een thuis is een proces waarbij een huis een thuis wordt. Op heel veel verschillende manieren geven mensen betekenis aan hun huis en wordt een ruimte een plaats.

Het maken van een thuis is een proces (Mee, 2007; Dayaratne & Kellett, 2008). Het creëren van een thuis is geen activiteit met een begin of einde. Inspanningen worden getroffen om het thuis gevoel te behouden en versterken. Het maken van een thuis is afhankelijk van eerdere woonervaringen, de woningmarkt voor de huurders, de periode in hun leven en de locatie van de woning. Interactie tussen huurders en andere bewoners in de wijk speelt ook een grote rol in hoe de huurders thuis ervaren. Over het geheel genomen stelt Mee (2007) dat de ervaring van thuis een meervoudige is.

(15)

14 Ook Perkins en Thorns (2003) duiden aan dat het tot stand brengen van een thuis, en in het bijzonder de privacy en veiligheid, steeds in ontwikkeling is. In het creëren van een thuis zijn mensen steeds in onderhandeling met andere leden van hun huishouden, met buren en andere mensen in de buurt, en met instellingen zoals bedrijven en overheden.

Sommervilles (1992) zeven basiselementen van de betekenis van thuis (zie tabel 1) kunnen goed gebruikt worden om het proces van het creëren van een thuis te bestuderen. Deze zullen dan ook als leidraad gebruikt worden in het onderzoek. De zeven elementen die Somerville onderscheidt zijn:

1. Onderdak: De materiële vorm van thuis.

2. Haard: De warmte en gezelligheid die een thuis brengt.

3. Hart: De emotionele elementen van thuis gebaseerd op wederzijdse liefdevolle relaties.

4. Privacy: De capaciteit om controle uit te oefenen over eigen grenzen.

5. Wortels: Iemands identiteit wordt voor een groot deel thuis opgebouwd.

6. Verblijfplaats: De minimale betekenis van thuis. Daar waar iemand verblijft.

7. Paradijs: Een idealisatie van thuis waarbij van alle positieve kenmerken samensmelten.

Tabel 1. Dimensies van de betekenis van thuis (Sommerville, 1992)

Om de elementen verder te verduidelijken zullen ze hieronder in het kort besproken worden.

Onderdak

De eerste dimensie is onderdak. Dit verwijst naar geschikte materiële condities. Het gaat om de fysieke structuur die bescherming biedt en die er voor anderen uitziet als tenminste een dak boven iemands hoofd.

Haard

Thuis als haard staat voor de warmte en gezelligheid die een thuis kan bieden waardoor iemand comfortabel en ontspannen kan zijn en een gastvrije en huiselijke sfeer kan bieden aan anderen.

Hart

De derde dimensie, hart, is vergelijkbaar met de vorige dimensie maar hier ligt de nadruk op het emotionele aspect en op een stabiel en gelukkig thuis gebaseerd op relaties van wederzijdse liefde en ondersteuning. Dit kunnen relaties binnen het gezin zijn maar ook relaties met buren en andere buurtgenoten.

(16)

15 Privacy

Privacy staat voor het uitoefenen van controle over een bepaald gebied met de macht om anderen buiten te sluiten en om buiten (toe) zicht van anderen te blijven. Gurney (2000a) geeft aan dat academische beschrijvingen van privacy gelimiteerd zijn omdat ze focussen op de ruimtelijke en visuele aspecten van privacy (het ruimtelijke aspect omvat de mogelijkheid om anderen buiten te sluiten, en het visuele aspect van privacy gaat over het vermogen om te ontsnappen aan de blik van anderen). Gurney (2000a; 2000b) heeft verdere belangrijke aspecten van privacy toegevoegd zoals de controle over het geluid en de geuren van anderen.

Wortels

In het leven van mensen neemt de woning blijvend een centrale plaats in. Ze brengen er het grootste deel van de tijd door (vergeleken met de werkplek waar nog geen 10% van het totaal aan levensuren wordt doorgebracht) en besteden er de meeste uitgaven aan. Het is dan ook samen met de werkplek en de plaatsen waar vrije tijd wordt doorgebracht de belangrijkste plaats waar mensen hun sociale identiteit opbouwen. De woning weerspiegelt dan ook voor een groot gedeelte de identiteit van de bewoners (Ekkers & Helderman, 2010).

Wortels staan dan ook voor de bron van iemands identiteit. Zoals in tabel 1 is aangegeven omvat dit vijfde element een gevoel van ontologische veiligheid. Depuis en Thorns (1998) omschrijven

ontologische veiligheid als een gevoel van op je gemak zijn, of thuis in een wereld die bedreigend kan zijn. Ze geven aan dat thuis een bron van ontologische veiligheid kan zijn als:

 Thuis een plaats is van stabiliteit in de sociale en materiële omgeving.

 Thuis de plaats is waarin de dagelijkse routines van het bestaan worden uitgevoerd.

 Thuis de plaats is waar mensen zich het meest in controle voelen over hun leven omdat ze vrij zijn van toezicht.

 Thuis een veilige basis is waarom heen identiteit wordt geconstrueerd.

In hun onderzoek noemen Depuis en Thorns veel aspecten die een rol spelen bij het creëren van een gevoel van ontologische veiligheid en hiermee bij het creëren van een thuis. Deze aspecten zullen ook in acht genomen worden in dit onderzoek. Voorbeelden zijn het creëren van ontologische veiligheid door dagelijkse routine zoals plechtigheden en rituelen (verjaardagen, Kerstmis e.d.).

Tuinieren en het verven van het huis zijn manieren om controle uit te oefenen over de omgeving en kunnen het gevoel van ontologische veiligheid versterken. Het gevoel kan ook versterkt worden door het persoonlijk maken van het huis door de keuze voor bepaalde meubels en spullen.

Verblijfplaats

Thuis als verblijfplaats verwijst naar de minimale definitie van thuis. Daar waar iemand verblijft al is het een paleis, park of bank. De minimale betekenis van thuis vereist alleen een plaats die thuis genoemd kan worden (Sommerville, 1992).

Paradijs

In het laatste element, paradijs, zijn alle positieve kenmerken van thuis samengesmolten. Het kan betwist worden dat dit een onderdeel is van de echte betekenis van thuis omdat het een creatie is van de privé wereld van een individu en daarom niet te begrijpen en niet bestaand voor anderen.

Sommerville heeft dit element opgenomen omdat er geen duidelijke grens is tussen echt en ideaal.

Volgens Sommerville (1992) zijn alle elementen doordrongen van hoe mensen denken dat thuis zou moeten zijn. Mensen vormen hun thuis naar hoe ze denken dat het ideale thuis eruit ziet.

(17)

16

3. Methodologie

3.1 Inleiding

Als eerste wordt in paragraaf 3.2 aangeven hoe de data zijn verzameld en wat de voor-en nadelen zijn van de gebruikte onderzoeksmethode. Daarna wordt besproken waar de interviews zijn

afgenomen. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 besproken hoe Wierden en Borgen heeft meegewerkt aan het onderzoek en hoe de respondenten zijn geselecteerd. In paragraaf 3.5 worden de kenmerken van de respondenten bekeken en weergeven in tabellen. In paragraaf 3.6 wordt kort aangeven hoe de interviews zijn geanalyseerd. Vervolgens komt in paragraaf 3.7 een belangrijk onderwerp aanbod.

Bij onderzoek is het van belang rekening te houden met ethische kwesties. Hier wordt uitgelegd hoe er onder andere met een toestemmingsformulier voor is gewaakt dat deze kwesties in acht zijn genomen. Het laatste onderwerp van dit hoofdstuk is een korte reflectie over de opgedane ervaringen bij het uitvoeren van het onderzoek.

3.2 Methode van dataverzameling

Tijdens het onderzoek is een kwalitatieve benadering gebruikt. Deze benadering is gebruikt omdat het voor dit onderzoek van belang is de meningen en ervaringen van de geherhuisveste huishoudens te onderzoeken. Door een kwalitatieve benadering te gebruiken kan uitgebreid met de respondent worden gesproken en is er de mogelijkheid diep op antwoorden in te gaan. De primaire data zijn verzameld door het houden van semigestructureerde diepte interviews. Vooraf is dan ook een lijst met vragen opgesteld waar indien nodig van afgeweken kan worden. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage 1. De vragen zijn zo opgesteld dat de achtergrond informatie van de respondenten, de belangrijkste elementen van thuis in relatie met de omgeving en de invloed van herhuisvesting en krimp op het maken van een thuis allemaal aan bod komen. Op deze manier kan geanalyseerd worden hoe de respondenten een thuis maken na herhuisvesting in een krimpgebied.

Aan het houden van interviews zitten verschillende voor- en nadelen. Eyles (1988) beschrijft een interview als een gesprek met een doel. Het voordeel van deze methode is dat de geïnterviewde in eigen woorden zaken kan uitleggen en beschrijven. Een extra voordeel is ook dat de geïnterviewde zaken aan kan dragen waar de interviewer zelf niet aan gedacht heeft (Silverman, 1993). Het uiteindelijke materiaal wat verkregen wordt is gedetailleerd (Burgess, 1984). Het doel van interviewen is niet om representatief te zijn maar om persoonlijke ervaringen van mensen te begrijpen. Natuurlijk is er ook kritiek op deze methode, namelijk dat interviewers niet objectief kunnen zijn (positivisten). Humanisten en poststructuralisten geven echter weer aan dat er geen objectiviteit bestaat in de sociale wetenschappen (Flowerdew & Martin, 2005). Nadelen van deze methode kunnen bijvoorbeeld zijn dat respondenten tijdens het interview niet op hun gemak zijn of

‘gewenste’ antwoorden geven. Hier wordt verder op ingegaan bij de reflectie in paragraaf 3.8.

3.3 Locatie

In deze paragraaf wordt de locatie waar de interviews zijn afgenomen uitvoerig beschreven.

Achtereenvolgens komen de gemeente De Marne, Leens en Westernieland en het huis van de respondenten komen aan bod.

3.3.1 Gemeente De Marne

Dit onderzoek richt zich op de gemeente De Marne. De Marne is een plattelandsgemeente in het noordwesten van de provincie Groningen. De gemeente is begrensd door de Waddenzee en het Lauwersmeergebied aan de noord- en westzijde van de gemeente en goed ontsloten richting buurgemeenten en de stad Groningen ten zuidoosten van de gemeente. In oppervlak is De Marne één van de grootste gemeenten van Nederland. De gemeente De Marne bestaat uit 21 dorpen en buurtschappen. De gemeente heeft ongeveer 11.000 inwoners en het grondgebied beslaat ongeveer 24.000 hectare (Gemeente De Marne, 2012). Zoals in figuur 1 en 2 van paragraaf 2.2 duidelijk wordt

(18)

17 is dit een gemeente met een afname van zowel de bevolking als het aantal huishoudens. Volgens de prognose van Primos (2009) zal de afname van de bevolking 25 procent zijn; van 10.696 inwoners in 2008 naar 7950 in 2040. Het aantal huishoudens daalt met 11 procent van 4674 in 2008 naar 4200 in 2040 (Provincie Groningen, 2011a).

De Marne wordt al een aantal decennia geconfronteerd met een afname van de bevolking. Dat de lokale politiek bevolkingskrimp erkend is een groot voordeel. De gemeente heeft in het belang van deze krimp, Leens aangewezen als het centrum van het gebied. Hier zullen de voorzieningen in stand worden gehouden. De gemeente is alleen verantwoordelijk voor het ontwerpen van het Woon- en Leefbaarheidsplan. Wierden en Borgen is de enige woningcorporatie die actief is in het gebied. Dit biedt kansen om snel concrete krimpmaatregelen te treffen. Nadelen zijn de slechte financiële situatie van de gemeente en de beperkte ambtelijke capaciteit die beschikbaar is. Afstemming met buurtgemeenten blijft noodzakelijk en het feit dat Wierden en Borgen de enige corporatie is in het gebied betekend ook dat ze er alleen voor staan bij de realisatie van de noodzakelijke

transformatieopgave (Provincie Groningen, 2011a).

3.3.2 Leens en Westernieland

Specifiek richt het onderzoek zich op twee sloopprojecten. Eén in Leens en één in Westernieland.

Leens is het bestuurlijk centrum van de gemeente De Marne en is één van de grotere dorpen in de gemeente. Het ligt centraal in de gemeente De Marne. In 2011 heeft Leens 1786 inwoners.

Westernieland is een klein dorp en ligt aan de rand van de gemeente. In 2011 had Westernieland 248 inwoners (Gemeente De Marne, 2012).

De reden dat de woningen in Leens en Westernieland zijn gesloopt is dat deze nu of in de toekomst niet meer voldoen aan de woonwensen van toekomstige huurders. Investeren in deze woningen om ze op een voldoende woonkwaliteit en isolatieniveau te brengen is onrendabel. Daarom heeft Wierden en Borgen gekozen voor sloop en vervangende nieuwbouw. Het aantal woningen dat teruggebouwd is of nog wordt, is beduidend kleiner dan het aantal dat gesloopt is. Het sloopbesluit voor Leens is in 2009 genomen en die voor Westernieland in 2006. In Leens zijn de meeste

respondenten eind 2009 verhuisd. In Westernieland heeft het proces lang geduurd en zijn de mensen in de loop van de jaren verhuisd waarvan de laatste respondenten pas in 2010.

3.3.3 Thuis

De interviews vonden plaats bij de respondenten thuis. Hier is voor gekozen om verschillende redenen. Gezien het onderwerp van het onderzoek is het belangrijk om de woning en de plaats waar de respondenten wonen te zien. Op deze manier zijn de gegeven antwoorden beter te interpreteren en kunnen de respondenten makkelijker aspecten van thuis benoemen. Met name bij vragen over het dorp en bij vragen over het creëren van een thuis is dit van belang omdat respondenten hierbij naar het dorp, het huis en bepaalde spullen in huis refereren. Verder zijn de respondenten in hun vertrouwde omgeving en heeft de onderzoeker de mogelijkheid op de stappen wanneer het uitkomt.

Het schema van de interviewafspraken is opgenomen is bijlage 2.

3.4 Samenwerking Wierden en Borgen

Medewerkers van Wierden en Borgen hebben hun medewerking aan het onderzoek verleend.

Wierden en Borgen is een woningcorporatie gevestigd in Bedum. De corporatie verhuurt ruim 5000 woningen in de gemeenten Bedum, Eemsmond, Loppersum, De Marne, Ten Boer en Winsum in de provincie Groningen (Wierden en Borgen, 2012). Wierden en Borgen heeft verschillende

sloopprojecten. Twee geschikte projecten zijn geselecteerd. Belangrijk was dat de verhuizing langer dan een jaar geleden was en minder lang dan vijf jaar. Hiermee zijn respondenten uitgesloten die (te) lang geleden zijn geherhuisvest even als huishoudens die nog niet gesetteld zijn en nog geen

behoorlijke evaluatie kunnen maken van hun ervaringen.

(19)

18 Aanvankelijk is het onderzoek gestart met een sloopproject uitgevoerd aan de van Iperensingel in Leens. Wierden en Borgen heeft deze huurders een brief toegestuurd waarin ze kort aankondigen dat een studente telefonisch contact met ze zou opnemen. Deze brief is vermeld in bijlage 3.

Vervolgens heeft Wierden en Borgen de lijst met adressen en telefoonnummers opgestuurd naar de onderzoeker en zijn de huurders telefonisch benaderd. De brief van Wierden en Borgen kan zowel voor- als nadelen hebben opgeleverd. Sommige huurders vonden het vertrouwd om mee te werken omdat ze een officiële brief gekregen hadden. Anderen kunnen zich ook gedwongen voelen mee te werken omdat ze in bepaalde mate afhankelijk zijn van de verhuurder. De machtsverhouding van Wierden en Borgen ten opzichte van de huurder kan hier dus een rol bij hebben gespeeld. Het kan ook het geval zijn dat door de brief van Wierden en Borgen sommige huurders juist hebben

geweigerd mee te werken. Misschien hebben ze het sloopproces of andere zaken slecht ervaren en hebben ze liever zo min mogelijk te maken met Wierden en Borgen.

Nadat de brieven naar de huurders van het sloopproject in Leens waren opgestuurd is al snel

besloten om nog een ander sloopproject mee te nemen in het onderzoek. Dit is een sloopproject aan de Addingalaan in Westernieland. Dit heeft twee redenen. Ten eerste om meer respondenten te kunnen spreken maar ook omdat Leens een dorp is met veel faciliteiten. In Westernieland daarentegen zijn geen winkels. Het interessant om naar beide situaties te kijken. Ook omdat het proces van herhuisvesting onder de loep wordt genomen is het goed om respondenten te spreken van twee verschillende projecten.

3.5 Onderzoekspopulatie

In deze paragraaf worden de algemene kenmerken van de respondenten besproken. De eerdere woonervaringen van de respondenten worden kort genoemd en de medewerking van de respondenten wordt behandeld. In tabel 2 en 3 zijn de kenmerken van de respondenten overzichtelijk weergegeven.

3.5.1 Algemeen

In totaal zijn 16 respondenten geïnterviewd. Twee interviews waren dubbelinterviews dus in totaal hebben 14 huishoudens deelgenomen aan het onderzoek. Van de huishoudens die deelnamen waren er acht van het sloopproject in Leens en zes van het sloopproject in Westernieland. De leeftijd van de deelnemende huurders ligt tussen de 33 en 72 jaar. 11 respondenten zijn van het vrouwelijk geslacht en vijf respondenten van het mannelijk geslacht. Bij het sloopproject in Leens was het merendeel van de huurders vrouw en dit komt dan ook overeen met de geïnterviewde huurders. In Westernieland was de verhouding meer gelijk tussen mannen en vrouwen en ook dit is terug te zien bij de

geïnterviewde huurders. Bij interview één, acht en negen ging het om een stel maar is de vrouw geïnterviewd. Bij alle drie is de reden dat de vrouw om dat moment tijd had en de man niet. Over het algemeen kan gezegd worden dat wat betreft geslacht de geïnterviewde huurders representatief zijn voor de gehele groep huurders. In tabel 2 en 3 zijn de verdere algemene gegevens opgenomen. De interviews zijn genummerd in de volgorde waarin ze hebben plaatsgevonden. Waar gegevens niet bekend zijn is een vraagteken geplaatst.

3.5.2 Eerdere woonervaringen

Negen van de respondenten hebben altijd in huurwoningen gewoond. Drie mensen huren nu maar hebben in het verleden ook in een koopwoning gewoond. Twee van de geïnterviewde mensen hebben altijd gehuurd maar wonen nu in een koophuis. De meeste mensen hebben altijd in het noorden van het land gewoond. Twee respondenten hebben wel voor werk of de dienstperiode kort in een ander deel van het land gewoond. Slecht twee van de respondenten komen oorspronkelijk elders uit het land. Na het sloopproject zijn de meeste respondenten in hetzelfde dorp blijven

wonen. Zoals in tabel 2 en 3 te zien is zijn slechts enkele respondenten naar een ander dorp verhuisd.

(20)

19 3.5.3. Medewerking

Het aantal mensen dat mee wilde werken was goed. Iets meer dan de helft van de huurders wilde meewerken. Anderen hadden bijvoorbeeld maar kort op de locatie gewoond ter overbrugging of had al verhuisplannen voor de sloop. Weer anderen hadden geen interesse of konden niet bereikt worden. In paragraaf 3.5.1 is aangegeven dat wat betreft geslacht de geïnterviewde huurders representatief zijn voor de totale groep huurders. Hetzelfde kan gezegd worden over de leeftijd van de respondenten. Mensen in verschillende leeftijdscategorieën zijn geïnterviewd. Er moet wel altijd in acht worden genomen dat niet alle huurders deel hebben genomen aan het onderzoek en dat wellicht de huurders die niet deel hebben genomen er andere meningen op na houden dan de huurders die hebben meegewerkt.

Tabel 2. Sloopproject Leens

(21)

20 Tabel 3. Sloopproject Westernieland

3.6 Analyse interviews

De interviews zijn met toestemming van de respondenten opgenomen met behulp van een spraakopname applicatie van een HTC smartphone. De afgenomen interviews varieerden in lengte van 35 minuten tot twee uur. Voor de analyse van de interviews zijn transcripten gemaakt. Aan de hand van de literatuur en de opgestelde interviewvragen zijn vervolgens codes gemaakt. Alle interviews zijn meerdere keren doorgenomen. In de kantlijn zijn aantekeningen gemaakt en met markeerstiften zijn de belangrijke delen in verschillende kleuren gemarkeerd. Met behulp van deze aantekeningen konden de relevante secties van de interviews onder de juiste codes worden geplaatst. Vanwege de kleinschaligheid van het onderzoek is hierbij geen gebruik gemaakt van een data analyse programma.

3.7 Ethiek

Tijdens onderzoek is het altijd van belang rekening te houden met ethische kwesties die spelen wanneer je als onderzoeker te maken hebt met respondenten, zoals vrijwillige medewerking, geen schade berokkenen, anonimiteit, discretie en vertrouwelijkheid. Bij het houden van interviews is het belangrijk dat respondenten toestemming geven en dat ze ook weten waarvoor ze toestemming geven. Goed geïnformeerd toestemming geven houdt in dat respondenten competent zijn, vrijwillig deelnemen, op de hoogte zijn van het recht om te stoppen en niet misleidt, gedwongen of beïnvloed worden. Om bovenstaande te waarborgen is bij de interviews gebruik gemaakt van een

toestemmingsformulier. Hoewel bijvoorbeeld het recht om te stoppen vanzelfsprekend kan lijken hoeft dit niet voor iedereen het geval te zijn. Het is dan ook van groot belang dat dit duidelijk is voor de respondenten. Voorafgaand aan de interviews hebben alle respondenten dan ook het

toestemmingsformulier ondertekend. Dit formulier is opgenomen in bijlage 4. Om bovenstaande redenen zijn de geïnterviewde personen ook anoniem in dit verslag en worden er geen namen genoemd.

Verder dient een onderzoeker zich te allen tijde bewust te zijn van de eigen achtergrond en

reflexiviteit. Het is belangrijk bewust te zijn van de cultural bubble (O’Leary, 2010). Dit betekent dat de onderzoeker vanuit een eigen culturele bril, of culturele achtergrond, naar het onderwerp kijkt.

(22)

21 Hierbij dient de onderzoeker zich bewust te zijn van het eigen wereldbeeld en van alternatieve beelden. Ook moet de onderzoeker proberen vrij te zijn van vooroordelen (O’Leary, 2010).

3.8 Reflectie

Bij het contact leggen met respondenten en tijdens de interviews heb ik in dit geval als onderzoeker een aantal voordelen ervaren. Het eerste voordeel is het feit dat ik een vrouw ben. Bepaalde respondenten hebben aangegeven dat als de onderzoeker een man zou zijn geweest ze niet hadden meegewerkt. Dit gaat om vrouwelijke respondenten die het niet zien zitten om een vreemde man in hun huis toe te laten. Dat ik zelf ook uit een dorp in de provincie Groningen kom was tijdens dit onderzoek ook een voordeel. Ten eerste vanwege het Gronings dat mensen spraken of het Groningse accent dat ze hadden. Ten tweede merkte ik dat een aantal respondenten het leuk vonden dat we dit gemeen hadden en kreeg ik hierbij het gevoel dat in sommige gevallen de respondent zich meer openstelde.

Bij onderzoek is het belangrijk om machtsrelaties in acht te nemen. In paragraaf 3.4 is de

machtsrelatie van Wierden en Borgen aan de orde gesteld. De onderzoeker oefent ook invloed uit door simpelweg iemands woonkamer in te stappen. Machtsrelaties spelen bijvoorbeeld ook een rol bij de twee dubbelinterviews die gehouden zijn waarbij de relatie tussen de geïnterviewde stellen van invloed kan zijn op de gegeven antwoorden (Blunt & Dowling, 2006). In paragraaf 3.2 is aan de orde gesteld dat respondenten misschien zenuwachtig of niet op hun kunnen gemak zijn. Ook geven ze misschien ‘gewenste’ antwoorden. Ik heb geprobeerd om hier mee om te gaan door eerst iets over mezelf, de studie en het onderzoek te vertellen. Ook tijdens het onderzoek heb ik af en toe mijn eigen ervaringen gedeeld om te proberen het voor de respondenten makkelijker te maken om over bepaalde onderwerpen te praten. Verder heb ik onder andere met behulp van het

toestemmingsformulier benadrukt dat meedoen geheel anoniem is.

Ik had het gevoel dat de respondenten het allemaal erg leuk vonden om aan het interview deel te nemen. Twee respondenten gaven na het interview specifiek aan dat ze het leuk vonden om aan het denken gezet te worden. Vooral de vragen over het dorp en de herhuisvesting vonden mensen leuk om te beantwoorden. Meer moeite hadden de respondenten met de vragen over thuis. Meerdere respondenten gaven aan hier nooit over nagedacht te hebben. Vragen over wat voor gevoelens ze associëren met thuis of wat ze belangrijk vinden aan een thuis vonden ze erg moeilijk te

beantwoorden. Ik denk dat de respondenten zich door het interview bewuster zijn geworden van de verschillende aspecten van thuis. In hoeverre de interviews het verdere leven van de respondenten beïnvloed is moeilijk te zeggen. In een bepaalde mate zal deelname aan het onderzoek de

respondenten kunnen beïnvloeden. Dit zal voor iedereen echter verschillend zijn.

(23)

22

4. Verplicht verhuizen en het creëren van een thuis

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bespreekt de analyse van de interviews met betrekking tot de zeven elementen van thuis van Sommerville en de elementen tijd en locatie. Doormiddel van het bespreken van deze elementen wordt geanalyseerd wat voor activiteiten de huurders ondernemen om van hun nieuwe huis en buurt een thuis te maken. In de eerste plaats wordt, van de zeven elementen om de betekenis van thuis te bestuderen, het element ‘onderdak’ bekeken. Daarna komt in paragraaf 4.2 tot en met 4.5 het element ‘wortels’ aan bod. Dit staat voor de bron van iemands identiteit. Het onderdeel dat van dit element wordt uitgelicht is het persoonlijk maken van het huis. Ook komen veiligheid en de dagelijkse routine hier aan de orde. Als derde, in paragraaf 4.6 komt het element

‘hart’ aan bod. Hierbij wordt onder andere de relatie met buren en andere buurtgenoten

bestudeerd. Vervolgens kijken we naar het element ‘privacy’. Hierbij is de controle over een bepaald gebied van belang net als het hebben van de macht om anderen buiten te sluiten en om buiten het (toe) zicht van anderen te blijven. Naast de elementen van Sommerville zijn er nog twee andere elementen naar voren gekomen die van belang zijn bij het creëren van een thuis. In paragraaf 4.8 wordt kort het element tijd besproken. De locatie van de woning is voor de respondenten erg belangrijk bij het creëren van een thuis. In paragraaf 4.9 komt dit element dan ook uitgebreid aan bod. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie in paragraaf 4.10.

4.2 Het huis

Hoewel, zoals uit de theorie is gebleken, thuis veel meer is dan alleen het huis zelf moet het belang van het huis niet onderschat worden. Hoe mensen over het feitelijke huis denken heeft ook invloed op het thuis voelen. Op de vraag of het nieuwe huis aanvoelt als een thuis antwoord respondent 13:

“Ja dat hadden we al snel omdat het gewoon een knus huis is. Ja, eigenlijk binnen een paar weken voelden we ons wel thuis.”

Op de vraag wat thuis voor de respondent betekent en wanneer ze zich thuis voelen wordt het huis ook meermaals genoemd. Respondent 3 geeft dit als volgt aan: “Het huis zelf. Ik voel me er heel prettig bij. Het is lekker ruim. Eh.. het is heerlijk. Je kunt alles veranderen. In het andere huis kon je echt niets veranderen. Daar moest perse dat daar staan en daar dat. Daar had je geen keus. En hier kun je gewoon…. Je kunt de hele kamer op de kop zetten. Je kunt alles veranderen als je wilt.”

Twee respondenten hebben nu een koophuis. Het hebben van een koophuis versterkt voor beide het thuisgevoel omdat het echt eigen is. Respondent 10 geeft aan dat het nieuwe huis als een thuis voelt maar dat het een proces is waar hij nog midden in zit. Dit bevestigt dat het maken van thuis een proces is (Mee, 2007). R 10: “De overgang van een huurhuis naar een koophuis is ook een hele overgang. Ik zeg nog dagelijks 20 keer van het is van mij. Dit is echt van mij. Het wordt steeds meer eigen en elk schroefje dat je in de muur drukt dat is van mij. Dit is echt mijn plek. Meer nog dan mijn vorige huis. Ik ga hier ook niet meer weg.”

Ook één van de respondenten die in het verleden een koophuis heeft gehad geeft aan dat ze zich in dat huis het meeste thuis voelde. R12: “Mmm, eigenlijk wel in mijn koopwoning”. Onderzoeker:

“Want waar kwam dat door?” R 12: “Ja, dat is toch echt van jezelf. Hier heb je toch altijd… Het is een huurhuis. Je woont er wel, je mag het gebruiken maar dat was wel echt je eigen ding.”

Het huren van een nieuwbouwwoning kan het thuis gevoel ook versterken doordat het meer eigen voelt omdat er nog niemand anders heeft gewoond. Op de vraag of het nieuwe huis als een thuis voelt antwoord respondent 12: “Ja. Eh ja, voornamelijk omdat het nieuw is. Of het was nieuw toen het werd opgeleverd. Het is echt jouw ding en naar onze smaak een beetje ingericht en er heeft niemand voor ons gewoond. We zijn de eerste bewoners en dan voelt het toch meer echt als jouw

(24)

23 plekje. Hè, normaal laat je een behangetje nog wel eens hangen of een verfje op de muur zitten. Dat is nu ook wel. Er zit ook nog her en der bouwbehang maar eh…. Het is van mij zeg maar.”

Een positief punt van de sloop is dat de meeste bewoners er wat betreft huisvesting op vooruit zijn gegaan. De bewoners hebben aangegeven wat ze de plus en minpunten vinden van hun huidige woning. De belangrijkste voordelen zijn de ruimte en de warmte/isolatie van het nieuwe huis. Slechts twee respondenten wonen nu kleiner. Als nadeel wordt ook aan de locatie van het huis gerefereerd.

Dit element komt in paragraaf 4.9 ter sprake. Alle voor en nadelen zijn op rij gezet in bijlage 5.

Belangrijk om te beseffen is dat een woning van een materieel hoger niveau niet noodzakelijkerwijs beter is dan een woning van een lager niveau. Er is namelijk onderscheid tussen huisvesting in materiele zin en wat huisvesting doet in het leven van de mens. De tweede betekenis gaat over de menselijke en sociale waarden van huisvestingsactiviteiten: van het wonen. Belangrijke beslispunten voor het gaan wonen in een bepaalde woning heeft bijvoorbeeld te maken met de ligging en

toegankelijkheid tot mensen en plaatsen (Ekkers & Helderman, 2010 p. 34). Het belang van bereikbaarheid van familie en vrienden wordt dan ook uitgebreid besproken in paragraaf 4.6.

4.3 Meubels, stijl en spullen

Mensen nemen bij de verhuizing hun oude meubels mee. Ze geven aan dat ze zich door hun eigen meubels en spullen mee te nemen weer thuis voelen in het nieuwe huis. Respondent 1: “Ik denk dat ik me in het begin niet thuis had gevoelt als ik compleet andere meubels had gehad. Ik kan wel stuk voor stuk iets veranderen.”

Een aantal respondenten heeft geleidelijk aan wat nieuwe spullen gekocht. Anderen waren

gedwongen nieuwe spullen aan te schaffen of juist meubels weg te doen vanwege het huis zelf. Hun nieuwe huis is groter, kleiner of heeft een andere indeling. Ook hebben mensen hun huis soms in een andere stijl ingericht vanwege de indeling van het huis. Zo geeft een respondent aan dat ze in haar oude huis een wand een donkere kleur had gegeven. In haar nieuwe huis is dit niet mogelijk omdat het huis veel kleiner is en het dan te donker wordt. Een aantal respondenten heeft het huis in een andere stijl ingericht doormiddel van het gebruik van andere kleuren verf. De meeste respondenten hebben echter het nieuwe huis in dezelfde stijl ingericht. Dit is vertrouwd en zorgt ervoor dat het weer als thuis voelt.

Eén van de belangrijkste processen van het creëren van een thuis is het vullen van ruimtes met dingen die de waarden, ambities en identiteit van de bewoners weergeeft (Dayaratne & Kellett, 2008). Op de vraag of de respondenten bepaalde spullen hebben die ze in het nieuwe huis weer neergezet hebben waardoor ze zich beter thuis voelen werd verschillend geantwoord. Spullen die emotionele waarde hebben worden veel genoemd. Twee mensen geven aan dat de spulletjes die de kinderen of kleinkinderen gemaakt hebben belangrijk zijn. Een ander heeft een hele oude tafel en klok waar hij erg aan is gehecht. De tafel is bijvoorbeeld nog van zijn ouders geweest en komt uit 1937. Een respondent die naar een andere plaats is verhuisd geeft aan dat de foto’s van haar familie helpen bij het thuis voelen. Vooral in het begin toen ze net verhuisd was. Respondent 6: “In het begin heel veel foto’s maar geleidelijk aan wordt dat toch wat minder. Ik had eerst echt heel veel foto’s. Ik had heel veel foto’s van de kinderen van mijn broer. Eh... Ze kwamen normaal elke dag wel bij mij en ja nu zie je ze veel minder. Dus ja..” Ook Rose (2003) geeft aan dat het plaatsen en bekijken van familiefoto’s mensen verbindt met familieleden en vrienden in andere plaatsen.

Ook andere spullen worden genoemd. Zo heeft iemand een grote verzameling historische poppetjes waar het hele huis vol mee staat. Een ander heeft een tuinbank in de kamer staan en vindt dit belangrijk omdat de dieren (hond en katten) er op liggen. Iemand reist heel veel en voelt zich thuis door de spullen die ze van het reizen mee hebben genomen. Ook zijn er mensen die geen speciale spullen hebben maar die aangegeven dat ze zich thuis voelen door gewoon tussen hun eigen spullen

(25)

24 te zitten. R 6: “Nee als je op een gegeven moment je eigen spulletjes weer hebt dan voel je je gauw wel weer thuis”.

Het ontbreken van bepaalde spullen kan er ook voor zorgen dat iemand zich na het verhuizen minder thuis voelt. Respondent 3: “Nou in het andere huis had ik heel veel planten en kijk je hebt hier geen vensterbank. Dat miste ik wel echt. De ramen lopen tot de grond en dan dacht ik wat kaal allemaal.

Dat vond ik eerst heel raar.”

Ook zijn er vijf respondenten die aangeven dat ze helemaal niet aan spullen zijn gehecht. Voor deze respondenten gaat het meer om de mensen met wie ze zijn of om het hebben van een goed gevoel.

Bovenstaande, zoals meubels, spullen en het inrichten is voor de respondenten een manier om het huis persoonlijk te maken.

4.4 Veiligheid

Een veilig gevoel is een belangrijk element van ontologische veiligheid en hiermee onderdeel van het element ‘wortels’. Alle bewoners voelen zich op dit moment veilig in zowel hun huis als dorp al is dat niet altijd zo geweest. Een huurster voelt zich nu veiliger dan in het oude huis omdat ze nu betere sloten heeft. Twee respondenten hebben zich in het verleden onveilig gevoeld. Aan de van

Iperensingel was iedereen op den duur verhuisd en woonde één van de respondenten als één van de laatste huurders nog in de straat. Er waren koperdieven waardoor ze zich niet veilig voelde. Een respondent die naar Bedum is verhuisd kwam naast een verslaafde te wonen. De problemen zijn zo hoog opgelopen dat ze niet meer naar huis durfde en slachtofferhulp heeft gehad. Inmiddels is de buurman vertrokken en voelt ze zich weer veilig. Samenvattend kan herhuisvesting het gevoel van veiligheid dus versterken doordat de kwaliteit van de nieuwe woning beter is. Tijdens het

herhuisvestingsproces kan een gevoel van onveiligheid optreden vanwege de vele verlaten woningen tijdens het proces en het gevoel van veiligheid kan verslechteren door bijvoorbeeld nieuwe buren.

Buren kunnen het gevoel van veiligheid ook versterken. Het kennen van de buren en je comfortabel voelen in je omgeving kan bijdragen aan gevoel van veiligheid (Keller, 2011; Clampet-Lundquist, 2010). Zo geeft een huurder in Westernieland aan dat het een hele veilige buurt is en dat ze de auto en fiets niet op slot hoeven te doen. Ze kennen iedereen en merken direct als er een onbekende in de straat is. Hierdoor voelen ze zich erg veilig. Een duidelijk gegeven is dat het gevoel van veiligheid kan veranderen in de loop van de tijd (zie ook Keller, 2011). Dit kan zijn door een verhuizing of door bijvoorbeeld een verandering in de woonomgeving.

Drie respondenten geven aan zich niet onveilig te voelen maar wel voorzichtig te zijn. Mede door dingen die ze in de media horen. R 9 “Ja ik voel me wel veilig maar ik moet wel zeggen als het ’s avonds donker is en mijn man gaat naar biljarten dan draai ik de deur wel op slot. Want ik vind wel je weer maar nooit. Je hoort de gekste dingen. En als ze me hebben moeten dan kunnen ze ook op de bel drukken. Ik heb ook zoiets.. zoals mijn man die gaat om half zeven weg en ’s winters ook.. ik draai eerst de deur weer op slot. Dan ga ik naar boven om te douchen. Je weet het nooit. Hier gebeurt nooit wat maar voor hetzelfde geld…”

Ook kan veiligheid in relatie tot kinderen een probleem zijn. Een respondent maakt zich zorgen over de veiligheid in het verkeer in Westernieland vanwege de vele vrachtwagens, tractors en het snelle rijden op de landwegen.

4.5 Gewoonte, bezigheden en routine

Gewoonte speelt ook een rol bij het thuis voelen. De respondenten voelen zich thuis doordat alles is zoals ze gewend zijn. Er is sprake van stabiliteit. Stabiliteit in de sociale en materiele omgeving zorgen voor de, in het theoretisch kader genoemde, ontologische veiligheid (Depuis en Thorns, 1998). R6:

“Oh ja dat is moeilijk te zeggen. Gewoon dat je thuis in je eigen spulletjes komt en ja dan voel ik me alweer thuis. Ik ben hier wel thuis gekomen en de bank stond daar en dan was de bank ineens

(26)

25 veranderd (verplaatst door haar vriend). Dan stond die hier en dan moest ik heel erg wennen om mij weer thuis te voelen”.

R 9: “Nou gewoon mijn vrijheid en eh ja wanneer voel ik me thuis… Gewoon. Gewoon als je thuis bent.

Nu zijn wij ook niet zulke uitgaanders. Een vakantie hoeft niet wat ons betreft. Want je werkt dan overdag en dan ben je blij dat je thuis bent. Nou ik vind dat zegt genoeg eigenlijk.”

Voor anderen is het thuis voelen in het dorp vanzelfsprekend.

R 3: “Ja, absoluut. Als ik me hier niet thuis zou voelen dan zou ik hier niet wonen.”

Respondenten 7: M: “Ik heb best heel wat afgereisd maar hier voel ik me thuis.”

V: “Gewoonte.”

M: “Het is de vertrouwde omgeving voor mij. Geblinddoekt zou ik alles kunnen vinden hier.”

Bezigheden en een bepaalde routine zijn ook van belang want zoals Depuis en Thorns (1998) aangeven is thuis de plaats waarin de dagelijkse routines van het bestaan worden uitgevoerd. Zoals respondent 2 aangeeft: “Als ik iets te doen heb en lekker warm zit en een kopje koffie op de tijd.”

De herhuisvesting heeft bij dit element voor de meeste respondenten geen grote rol gespeeld. Ze zijn veelal in hetzelfde dorp verhuisd en hierdoor zijn een groot deel van gewoontes en routines

hetzelfde gebleven.

4.6 Sociale contacten

Bij het element hart gaat het om het emotionele aspect. Een gelukkig en stabiel thuis wordt onder andere gecreëerd door relaties met anderen.

Gezinsleden

De respondenten geven aan zich thuis te voelen als de mensen met wie ze hun leven delen aanwezig zijn. R1: “Nou ja, de mensen die hier ook wonen. Die ik om me heen heb. Mijn poes, mijn vriend, mijn kindje. Als ik die bij me heb dan voel ik me overal thuis.”

R 12: “Ik ben echt thuis waar ik ben met de kinderen.”

R 13 “Ja mijn eigen spullen en mijn eigen mensen om me heen. Ja vooral mijn mensen om me heen. Ik bedoel als ik op reis ben en mijn partner en kind bij me heb in een tentje dan voel ik me al snel thuis.”

Buren

Zoals aangegeven in paragraaf 2.4.1 wordt thuis ervaren als een open plaats die wordt onderhouden en ontwikkeld door de sociale relaties die niet alleen binnen het huis maar ook hierbuiten

plaatsvinden (Massey, 1992). Gedwongen verhuizing kan leiden tot het verlies van sociale netwerken (Clampet-Lundquist, 2010). Mann (1954) maakt onderscheid tussen ‘manifest’ en ‘latent

neigborlinnes’. De eerste verwijst naar een actieve band waarbij buren bij elkaar over de vloer komen. De tweede verwijst naar een latente relatie die gekarakteriseerd wordt door een solidariteit die geactiveerd kan worden in tijden van nood. Het kan jaren duren voordat deze lokale connecties weer opgebouwd zijn (Clampet-Lundquist, 2010). In dit geval zijn de meeste mensen binnen hetzelfde dorp verhuisd. Hoewel de meeste buren elkaar nog wel tegenkomen in het dorp geven ze toch aan het jammer te vinden dat het ‘straatje’ uit elkaar is. Het voornamelijk latente netwerk dat ze hadden is uit elkaar gevallen.

Bij de meeste respondenten is het contact met de huidige buren goed. Ook nu lopen ze de vloer niet bij elkaar plat maar hebben leuk contact met elkaar. Ze groeten elkaar en maken af en toe een praatje. Leuk contact met de buren draagt bij aan het thuis voelen in de buurt. Wanneer dit niet het geval is kan het woonplezier hier onder lijden. Zo had een mevrouw problemen met de buren. Er was

(27)

26 geluidsoverlast, er werd gescholden en de politie kwam er zelfs aan te pas. R 12: “Wel wat leuke buren maar ook veel problemen. Ik heb echt overwogen hier weg te gaan. Zeg maar de eerste zomer.

Het heeft wel zodanig invloed op me gehad…. En ook het woongenot dat was even weg maar nu heb ik er weinig last meer van. Ik had echt zoiets van ik ga weg hier. Waar ben ik nu in terecht gekomen.

Ja, ik denk wel dat de buren de buurt maken.”

Een andere mevrouw voelt zich in haar nieuwe woonplaats niet thuis omdat ze geen contact heeft met haar buren of met andere dorpsbewoners. Ze heeft van alles geprobeerd maar het lukt haar niet om contact te maken. Een ander die verhuisd is naar een andere plaats kiest bewust voor weinig contact met buren en dorpsgenoten omdat hij zijn hele sociale leven nog in Westernieland heeft. Er is ook een respondent die aangeeft nu juist meer contact te hebben met de buren en hij denkt dat het met name te maken heeft dat zijn huis nu in een rond wijkje staat in plaats van in een straat. Hij vindt dat het contact hierdoor wordt bevorderd.

Familie en vrienden

De meeste mensen beschrijven een actief sociaal leven met behalve buurtbewoners veel vrienden en familie die in de buurt wonen. De meeste mensen vinden het vanzelfsprekend dat vrienden en familie in de buurt wonen. Ze vinden dat het belangrijk is om de familie in de buurt te hebben. Over het belang van sociale contacten antwoord respondent 3: “Nee ik zou ook niet naar het zuiden gaan te wonen want daar woont geen familie van mij. Hè, ik noem maar wat.”

Mensen van wie de familie en vrienden wel verder weg wonen vinden dat er zowel voor- als nadelen aan zitten. Een nadeel is dat afspreken niet spontaan kan. Dat er altijd gepland moet worden. Een ander nadeel dat iemand noemt is dat haar ouders op leeftijd raken en dat ze dan niet in de buurt is.

Ook vinden ze jammer dat hun zoon niet in de buurt van opa en oma opgroeit. R 13: V: “Hij groeit niet op bij zijn opa en oma in de buurt. In de buurt van zijn neven en nichten. Familie is voor hem iets wat hij misschien twee keer per jaar ziet.”

De voordelen die genoemd zijn is het niet hoeven opdraven op iedere verjaardag. Respondent 10 antwoord: “Nee ik heb heel veel contact met mijn familie en ik zie ze ook wel vaak maar ik hoef ze niet elke dag over de vloer.”

In paragraaf 4.4 hebben we gezien dat goed contact met buren van belang is voor een gevoel van veiligheid. Familie, vrienden en fijne buren worden vaak voor lief genomen. Juist wanneer er problemen zijn met de buren, het niet lukt om contact te krijgen met buren of wanneer familie verder weg woont, komt het belang van een sociaal netwerk bij het creëren van een thuis naar voren. Wanneer deze relaties niet goed zijn of mensen verder weg wonen beïnvloed dit het creëren van een thuis dermate dat mensen zelfs overwegen te verhuizen om ergens een anders een thuis te creëren.

Thuis in het dorp en het belang van sociale relaties

Zoals omschreven in het theoretisch kader is wat mensen onder thuis verstaan afhankelijk van voortdurende en veranderende relaties met anderen en hun eigen veranderlijke positie in de samenleving. Zo is het thuis voelen na de verhuizing voor een mevrouw die binnen hetzelfde dorp is verhuisd geen probleem vanwege de voortdurende relaties. R 9: “Ja, Ja daar heb ik ook geen problemen mee gehad maar dat komt vanzelf ook. Je kent de mensen ook allemaal”.

Mensen die in Leens wonen, voelen zich er erg thuis. Hieronder volgen een paar voorbeelden op de vraag waarom ze zich in Leens thuis voelen. Respondent 2: “Nou alles bij elkaar. Ik heb hier een mooi plekje. Ik kan goed met de mensen opschieten. En ja, wat wil je nog meer. Haha.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

OPTA PUBLICEERT DISCUSSIENOTA OVER TOEGANG TOT INTERNET 4 OPTA WIL ‘112’ TOEKENNEN AAN KPN 7 OPTA BEGINT ONDERZOEK NAAR CONCURRENTIE OP HUURLIJNEN- MARKT 10 OPTA

Als u als ouder/verzorger van minderjarige of hulpbehoevende kinderen behandeld wordt, wordt er volgens de Meldcode ook gekeken of er zorgen zijn over de gezondheid of veiligheid

boomkwekers echter nog uit de wind houdt, wijst Mauritz ook op slecht plantmateriaal. ‘Het is verschrikkelijke narigheid wat daar is aangeplant. Slecht plantmateriaal, dunne

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

heden om de eigen toegankelijkheidsstrategie te verantwoorden. Verwacht wordt dat het oplossen van deze knelpunten in combinatie met een meer ontspannen houden betreffende

5) Bruikbaarheid en kwaliteit. Zelfs bij basisregistraties is er discrepantie tussen adm i- nistratie en werkelijkheid. Er blijken hardnekkige beelden te bestaan over gebrekkige