Nominaal = Normaal aan de EUR
en (mogelijke) invloed op instroom en studiesucces van (subgroepen) studenten
Dr. Gerard Baars
Prof.mr.dr. Ruben Houweling
Doel en uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
• Doel: studenten zonder ballast naar tweede studiejaar laten doorstromen
• N=N: combinatie van 4 maatregelen:
1. Invoering BSA van 60 ECTS in het eerste jaar
– Studenten zien BSA-norm als streefwaarde (Arnold, 2012).
– Op een na grootste groep (na groep met 60 ECTS) heeft precies 40 ECTS gehaald na een jaar.
– Groep met 28 tot 36 punten behaalde tijdens de herkansingen in de zomer gemiddeld meer studiepunten dan studenten die voor herkansingen al 40 ECTS hadden behaald.
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
2. Invoering vorm van activerend onderwijs
– Curricula die kleinschalig van opzet zijn en activerende
onderwijsvormen hebben zoals Probleem Gestuurd Onderwijs laten een betere studievoortgang zien (o.a. Jansen, 2004;
Schmidt et al., 2010; Torenbeek et al., 2010)
– EUR-opleidingen hebben hier op verschillende manieren vorm aan gegeven:
• ESL: probleemgestuurd onderwijs in 8 sequentiele blokken (tutorgroepen met 10 tot 12 studenten)
• ESE: academisch onderwijs in 5 blokken; ongeveer helft van het onderwijs is kleinschalig (practicum met 25 studenten)
• RSM: academisch onderwijs in drie trimesters (12 vakken); in alle vakken activerende elementen
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
3. Beperking van het aantal herkansingen
– Minder herkansingen leiden tot betere studievoortgang (Jansen, 1996; Pella et al., 2009)
– Hoe meer herkansingen, hoe groter de neiging tot uitstel (vooral bij concurrerende vakken)
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
3. Beperking van het aantal herkansingen
Verschillen tussen EUR-opleidingen:
– ESL: maximaal 2 van de 8 PGO-blokken herkansen – RSM: maximaal 4 van de 12 vakken herkansen
– ESE: maximaal 3 van de 10 vakken herkansen (herkansen alleen mogelijk met een geldig resultaat voor het reguliere
tentamen, waarvoor minimaal 70% aanwezigheid in de practica en deelname aan het tentamen de vereisten zijn)
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
4. Invoering vorm van compensatoir toetsen
– Zwakke prestaties voor vakken compenseren met sterkere prestaties voor andere vakken
– Gemiddelde cijfer over alle toetsen bepaalt in hoeverre leerdoelen in een jaar behaald zijn
Pro’s compensatie Con’s compensatie
• Tentamen geen perfect meetinstrument
• Verschil 5,4 of 5,5 is dikwijls arbitrair door optreden niet systematische meetfouten (Cohen-Schotanus et al., 1996)
• Reductie van herkansingen/uitstelgedrag
• Herkansing wordt weer een noodvoorziening
• Beroepsuitoefening is vaak ook compensatorisch
• Vermindering inzet
• Risico compenseren kernvakken door perifere vakken
• Voldoende is nodig om eindniveau te behalen
• Hinder in vervolgvakken
• Verlaging academische lat / niveaudaling
• 5 op het diploma
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
4. Invoering vorm van compensatoir toetsen
– Compensatoir toetsen leidt tot snellere voortgang van studenten (Rekveld & Starren, 1994; Schotanus, 1995; Arnold & Van den Brink, 2009)
– Vooral studenten met een (voorlopig) positief BSA hebben voordeel bij de compensatieregeling; het totale percentage
studenten dat verder mag studeren neemt niet toe (Arnold & Van den Brink, 2009)
– Sterkere tweedeling tussen studenten die moeten stoppen en studenten die zonder openstaande eerstejaarsvakken
doorstromen naar jaar twee (groep 40-59 ECTS geslonken) (Arnold & Van den Brink, 2009)
Uitwerking Nominaal is Normaal (N=N)
4. Invoering vorm van compensatoir toetsen
– Verschillen in hoe EUR-opleidingen compensatoire toetsregeling hebben vormgegeven:
• ESL: onbeperkt aantal vijven, zolang gemiddelde = 6,0
• ESHCC: maximaal twee vijven. Een vijf moet gecompenseerd worden door min. een 7.0 voor één of meer vakken waarvoor in totaal minimaal hetzelfde aantal EC is toegekend
• ESE: compensatie binnen drie clusters: Economische vakken, Bedrijfseconomische vakken, ondersteunende vakken. Minimum cijfer: 4,5; Benodigd gem: 5,5; totaal max 3 vijven
• RSM: Maximaal één 5 kan gecompenseerd worden door twee 7ens, een 8, een 9 of een 10. Benodigd gem: 5,5
Onderzoek N=N
•Studievoortgang en uitval in jaar 1 voor en na N=N
•Gebruik en doorwerking compensatieregeling
•Bachelorrendementen na 3 jaar voor en na N=N
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N?
29%
35%
43%
59%**
61%**
33%
29%
28%
7%**
5%**
38%
36%
29%
34%
33%
2009 (N=3173)
2010 (N=3130)
2011 (N=3045)
2012 (N=3184)
2013 (N=3653)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval Overall
Is percentage studenten met 60 ECTS na jaar 1 veranderd
na invoering van N=N (opleidingen)?
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N (geslacht)?
25%
30%
39%
54%**
58%**
33%
41%
48%
66%**
65%**
36%
43%
50%
66%**
68%**
26%
31%
40%
56%**
59%**
20%
30%
38%
57%**
54%**
18%
26%
32%
45%**
48%**
33%
30%
31%
7%**
5%**
34%
27%
24%
7%**
6%**
33%
27%
27%
6%**
5%**
32%
30%
33%
8%**
6%**
37%
28%
27%
6%**
6%**
35%
32%
25%
8%**
4%**
41%
40%
30%
39%
37%
33%
32%
27%
27%
29%
31%
30%
23%
28%
27%
42%
39%
27%
37%
35%
44%
42%
35%
37%
40%
47%
42%
44%
47%
49%
2009 (N=1811) 2010 (N=1826) 2011 (N=1817) 2012 (N=1883) 2013 (N=2113) 2009 (N=1361) 2010 (N=1303) 2011 (N=1226) 2012 (N=1287) 2013 (N=1530)
2009 (N=1491) 2010 (N=1339) 2011 (N=1344) 2012 (N=1534) 2013 (N=1694) 2009 (N=822) 2010 (N=769) 2011 (N=850) 2012 (N=810) 2013 (N=960) 2009 (N=388) 2010 (N=419) 2011 (N=374) 2012 (N=350) 2013 (N=408) 2009 (N=471) 2010 (N=602) 2011 (N=475) 2012 (N=476) 2013 (N=581)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval 19 jaar
20 jaar Geslacht
Leeftijd in jaren
<= 18 jaar
>= 21 jaar Man
Vrouw
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N? (leeftijd)
25%
30%
39%
54%**
58%**
33%
41%
48%
66%**
65%**
36%
43%
50%
66%**
68%**
26%
31%
40%
56%**
59%**
20%
30%
38%
57%**
54%**
18%
26%
32%
45%**
48%**
33%
30%
31%
7%**
5%**
34%
27%
24%
7%**
6%**
33%
27%
27%
6%**
5%**
32%
30%
33%
8%**
6%**
37%
28%
27%
6%**
6%**
35%
32%
25%
8%**
4%**
41%
40%
30%
39%
37%
33%
32%
27%
27%
29%
31%
30%
23%
28%
27%
42%
39%
27%
37%
35%
44%
42%
35%
37%
40%
47%
42%
44%
47%
49%
2009 (N=1811) 2010 (N=1826) 2011 (N=1817) 2012 (N=1883) 2013 (N=2113) 2009 (N=1361) 2010 (N=1303) 2011 (N=1226) 2012 (N=1287) 2013 (N=1530)
2009 (N=1491) 2010 (N=1339) 2011 (N=1344) 2012 (N=1534) 2013 (N=1694) 2009 (N=822) 2010 (N=769) 2011 (N=850) 2012 (N=810) 2013 (N=960) 2009 (N=388) 2010 (N=419) 2011 (N=374) 2012 (N=350) 2013 (N=408) 2009 (N=471) 2010 (N=602) 2011 (N=475) 2012 (N=476) 2013 (N=581)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval 19 jaar
20 jaar Geslacht
Leeftijd in jaren
<= 18 jaar
>= 21 jaar Man
Vrouw
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N? (etniciteit)
33%
39%
47%
63%**
66%**
32%
39%
44%
61%**
60%**
18%
23%
32%
50%**
49%**
33%
28%
27%
6%**
4%**
36%
30%
30%
8%**
8%**
33%
31%
29%
6%**
6%**
34%
33%
26%
31%
30%
32%
31%
26%
31%
32%
49%
46%
39%
44%
45%
2009 (N=1884) 2010 (N=1810) 2011 (N=1731) 2012 (N=1846) 2013 (N=2130) 2009 (N=437) 2010 (N=461) 2011 (N=490) 2012 (N=570) 2013 (N=629) 2009 (N=848) 2010 (N=858) 2011 (N=822) 2012 (N=756) 2013 (N=862)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval Westers
Etnische herkomst Autochtoon
Niet-Westers allochtoon
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N? (vooropleiding)
28%
35%
43%
59%
62%
27%
30%
41%
59%
63%
34%
38%
41%
63%
55%
28%
37%
39%
54%
59%
33%
28%
28%
6%
5%
34%
31%
23%
6%
2%
36%
32%
33%
10%
9%
29%
30%
29%
6%
8%
39%
37%
29%
34%
34%
40%
39%
35%
34%
35%
30%
30%
26%
28%
36%
43%
33%
33%
39%
33%
2009 (N=2446) 2010 (N=2322) 2011 (N=2264) 2012 (N=2279) 2013 (N=2598) 2009 (N=161) 2010 (N=238) 2011 (N=240) 2012 (N=239) 2013 (N=296) 2009 (N=388) 2010 (N=376) 2011 (N=327) 2012 (N=323) 2013 (N=432) 2009 (N=178) 2010 (N=194) 2011 (N=214) 2012 (N=343) 2013 (N=327)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval Anders/ onbekend
Type vooropleiding VWO
HBO-P
Niet in Nederland
Is de doorstroom en uitval/switch in jaar 1 veranderd na de invoering van N=N? (niveau vwo-eindcijfer)
9%
15%
27%
45%**
48%**
32%
42%
52%
67%**
68%**
74%
75%
78%
85%
88%
32%
30%
33%
8%**
3%**
38%
30%
27%
6%**
6%**
18%
14%
16%
3%**
1%**
59%
55%
40%
47%
49%
31%
28%
21%
27%
26%
9%
11%
7%
12%
11%
2009 (N=599) 2010 (N=622) 2011 (N=655) 2012 (N=648) 2013 (N=804) 2009 (N=1306) 2010 (N=1197) 2011 (N=1111) 2012 (N=1147) 2013 (N=1506) 2009 (N=268) 2010 (N=220) 2011 (N=209) 2012 (N=222) 2013 (N=288)
60 ects 40-59 ects of persoonlijke omstandigheden Switch of uitval 6,5-7,4
7,5 of hoger
VWO eindexamencijfer 5,5-6,4
In welke mate maken studenten gebruik van de
compensatieregeling in jaar 1?
Hoe werkt het gebruik van de compensatieregeling door
op het aantal behaalde studiepunten tot en met jaar 2?
Belangrijkste bevindingen op een rij
• Het percentage studenten met 60 ECTS aan het eind van het eerste jaar is aanzienlijk gestegen na invoering van N=N.
• De uitval van studenten in het eerste jaar is vergelijkbaar met de periode voor invoering van N=N.
• In de meeste programma’s compenseert >=50% van de studenten geen enkele 5 in het eerste jaar. Een klein percentage van de
studenten compenseert meer dan 2 vijven.
• Bij de meeste programma’s ligt het bachelorrendement na 3 jaar hoger na de invoering van N=N.