Amsterdams dialect
Dit woordenboek Amsterdams bevat 142 gezegden, 2224 woorden en 4 opmerkingen.
142 gezegden
∙ 't raakt mij niet - 't zal me an me reet roesten
∙ Aardappels schillen - Piepers jassen
∙ ABN - Algemeen Bekakt Nederlands
∙ Afbedelen van sigaretten en nooit aan een ander geven - Afsmoren
∙ allemachtig - kanonne
∙ Allemachtig - Kolere
∙ allemachtig - krijg nou wat
∙ alles of niets - de dood of de gladiolen!
∙ Alles valt uit elkaar! - De hele mazze matte laat los!
∙ Als het aan mij ligt - voor mijn part
∙ als laatste achter blijven - aan de pan blijven hangen
∙ Armoede lijden - In de merode zitten
∙ bedankt - bedankt
∙ Ben je gek? - Ben je belatafeld?
∙ Ben je helemaal bedonderd? - Ben je helemaal belatafeld?
∙ bent u gevallen? - nee, zo stap ik altijd van me fiets af.
∙ Bewusteloos liggen, Stomdronken liggen - Voor pampus liggen
∙ Blijf daarvan af! - Blijf daar met je vuile jatte van af!
∙ dat brengt ongeluk - Daar zit de nieges op, dat brengt nieges, daar krijg je nieges van
∙ Dat ging makkelijk - Dat is balle rukke!
∙ Dat is een eend - Alle volgels benne sijsen, behalve eende die benne drijfsijsen
∙ Dat weet ik heel zeker, Dat bevestig ik, Ik verzeker het je, Ik garandeer je - Dat geef ik je op een brieffie
∙ Dat zit wel goed - Dat zit wel snor
∙ De huisbaas is een sufferd - De huissiesmelker is een slome duikelaar
∙ die is gek - die moet naar paviljoen 3
∙ Donder maar op - Lazer maar op
∙ dood zijn - madeliefies naar buiten drukken
∙ dood zijn - tuintje op je buik hebben
∙ dronken zijn - in de lorum
∙ Een arm persoon - Arme sodemieter
∙ Een bende, Een rommeltje - Pokkezooi, Kolerezooi. Klerezooi, Teringzooi, Pleuriszooi
∙ Een groot glas bier - Een lel bier
∙ Een grote groep mensen bedonderen - De kluit belazeren
∙ Een klap op je hoofd - Drijver op je pruik
∙ Een orgasme bereiken - Aan zijn gerief komen
∙ Een stom iemand - Een oetlul
∙ Einde verhaal - Sjloes
∙ en nu wegwezen, anders geef ik je een klap! - En nou opkalefatere, of ik geef je een peut op je bolle oge!
∙ er geen verstand van hebben - geen sjoege van hebben
∙ er vandoor gaan - de pleiterik maken, aan je platkakke trekken
∙ Gaat je niks aan - dat gaat je geen moer aan
∙ geen regen geen rust - gèn regen gèn ruste
∙ Geld - Poen, Money
∙ Geweldig - Over je einde
∙ heb je goed gegeten? - dan kan je lappen kakken
∙ Helemaal naar de klote - Helemaal naar de Maassluis
∙ het is wel goed hoor - lauw met de pook
∙ Het kan me niet schelen - Het kan me verrotten
∙ Het kan me niets schelen, Ik geef er niets om - Het kan me niets bommen
∙ Hij bedondert zichzelf - Hij besodemietert z'n eigen
∙ Hij heeft een scheet gelaten - Hij hep een koekie uit het trommeltje late falle
∙ Hij heeft er wel verstand van, Hij heeft er wel kennis van - Hij hep er wel sjoege van
∙ Hij is iemand die altijd de wind van voren heeft - Hij is een mazzelpik
∙ Hij is niet goed wijs - Hij hep een plaat foor z'n harses
∙ Hij is van lotje getikt - Hij hep een plank foor z'n harses
∙ Hij is van lotje getikt. - Hij hep een plaat foor z'n kanus
∙ Hij krijgt op zijn donder - Hij krijgt op z'n sodemieter
∙ Hij ligt bewusteloos - Hij ligt voor pampus
∙ hij slaapt - hij is z'n eigen van binne aan't bekijke
∙ Hij spoort niet - Hij is van de pot gerukt
∙ Hoe gaat het met jou? - Alles lekker, pik? Hoe is het wijfie?
∙ Hou je mond - Hou je smoel
∙ Iemand aan wie je echt een hekel hebt omdat hij zuigt - Etterlijer
∙ Iemand die altijd sigaretten van een ander aanneemt maar nooit geen terug geeft - Afsmoorder
∙ Iemand die geen klap uitvoert - Baliekluiver
∙ Iemand die geregeld op een bank slaapt - Bankwerker
∙ Iemand die iets naars heeft gedaan en die je vervolgens een ernstige ziekte toewenst - Klerelijer
∙ Iemand die mensen wekt - Porder
∙ Iemand die niet kan stil zitten of iemand die je op je zenuwen werkt - Zenuwlijer
∙ Iemand die niets serieus neemt, Met alles een loopje neemt, Een gokker - Loterijman
∙ Iemand die onterecht denkt dat hij het beter weet - Spuit 11
∙ Iemand die s'morgens vroeg de vuilniszakken openmaakt opzoek naar handel - Morgenster
∙ Ik ben helemaal niet achterlijk - Ik ben gekke Gerrit niet
∙ Ik ben wel gek maar niet goed - Ik ben wel gek maar niet goed
∙ Ik ga me even wassen, Ik ga me even douchen - Ik ga effe m'n klote bikke
∙ Ik ga slapen - Ik ga mijn sokken nummeren, film achter m'n oogleden bekijken
∙ Ik geloof er niets van - Ja, ik ben Blinde Maupie
∙ ik heb de zon in de zee zien zakken - ik hep de son in de see sien sakke
∙ ik heb er genoeg van. - ik ben er pagus van.
∙ Ik heb je in de gaten - Ik snuif jou
∙ Ik sla je bewusteloos - Ik sla je voor pampus
∙ Ik zou daar niet willen wonen - Ik zou daar niet dood gevonden willen worden
∙ In de maling nemen - In de veiling nemen
∙ In mijn eentje - In m'n uppie
∙ Je bent niet goed wijs - Ben je nou helemaal belatafeld
∙ Je kan me wat - je ken me de bout hachelen
∙ je krijgt een klap - je krijgt beuk
∙ je kunt mijn aars likken - je kan m'n zak opblazen
∙ Jij bent niet goed bij je hoofd - Je bent niet goed bij je kokosnoot
∙ klap voor je kop - Klap voor je kanis, Heis voor je treiter, Beuk op je porum
∙ koosnaam voor geliefd kind - apegatje
∙ Kopje koffie met een speculaasje - Bakkie leut met een spikkeloasie
∙ Kwaad worden - Gallish worden
∙ Laat maar zitten - Laat maar waaien
∙ Loop heen - Schaf je
∙ Loop naar de bliksem - Loop naar de ratsmodée
∙ Lopen om te zien en gezien te worden - Flaneren
∙ Mensen die deftig doen maar het niet zijn - Kouwe kak
∙ Met al die mensen op een hoop - Met al die mensen op het kluit
∙ Met gemak doen - Op zijn janboerenfluitjes doen
∙ Met iedereen naar bed gaan - Met Jan en alle man het koffer in duiken
∙ Mijn geliefde - M'n Lief
∙ Mijn God, Krijg nou wat (Uitspreken als vorm van verbazing) - Attenoje, Attelenoje
∙ Naar de klote gaan - Aan de gallemieze liggen, Naar de gallemieze gaan
∙ Nietsnut - Lamzak, Lamlul, Lapzwans,
∙ O zo - Au sau
∙ Ongeboren baby waarvan de vader onbekend is - Blinde passagier
∙ Op een bank slapen - Bankwerken
∙ op straat liggen - voor munt leggen
∙ Opschepperig in gepoetste autootjes - Ronkend in gepoetste blikkies
∙ Oude vrouw - Ouwe grijze postduif
∙ politie bellen - de vijf maal acht bellen
∙ Praat er maar niet over - Blauwblauw
∙ Praatjesmaker, Iemand die veel onzin uitkraamt - Kletsmeier
∙ Rondkijken, Rondneuzen, Rondsnuffelen, Snuffelen, Zoeken - Struinen
∙ Ruzies zoeken - Krupsies moake
∙ Slapen op het bankstel - Bankzaken regelen
∙ Slijmerd, Meeprater - Heuler
∙ Sterf - Stik de moord
∙ Stom geluk gehad - Hoerenchance gehad
∙ Stom geluk hebben - Hoerenchance hebben
∙ t raakt me niet - t zal me an me reet roesten
∙ Tegen mezelf - Tegen m'n eigen
∙ tijd om te vertrekken - smeer ik hem, peer ik hem, ik ga skippen
∙ uitkijken - kijk uit je doppen (hee blinde ~)
∙ val dood - krijg een wegtrekker
∙ Vals persoon - Hij / zij is zo gemeen als katoen van een cent de el
∙ Verstand, Kennis - Sjoege
∙ Verwensingen, Scheldwoorden met ziektes - Kankerlijer, Pleurislijer, Pokkelijer, Takkelijer, Teringlijer, Tyfuslijer, Kolerelijer, Klerelijer
∙ Voor de gek gehouden - In de zeik genomen
∙ Voor de gek houden - In de maling nemen
∙ voor iemand die kaal is : - broer, is het koud boven?
∙ Waardeloos, Slechte kwaliteit - Aggenebbish, Aggenebbisj, Aggenebbis
∙ Wees nou even stil - Je mot je klep effetjes houwe
∙ weg, ik ga weg - pleite, ik ga pleite
∙ wegwezen bejaarde! - optiefen ouwe graftak!
∙ wegwezen! - peer um, opzouten!
∙ wel wat veel voor wat we hebben gekregen - Niet gepist maar toch nat
∙ ze kennen me - ze kenne mijn
∙ Zo een lastpost - Sau 'n kernek
∙ zoek, iets is zoek - foetsie, iets is foetsie
∙ Zullen wij gaan slapen? - Zullen wij de pietebak ingaan?
2224 woorden
∙ 1 Cent - Spie
∙ 1 gulden - 1 piek
∙ 1 Gulden - Piek
∙ 10 cent - beissie, duppie
∙ 10 gulden - joet, joetje, tientje,
∙ 100 Euro - Meijer
∙ 100 gulden - 100 pop
∙ 100 gulden - meijer
∙ 100 Gulden - Mud
∙ 100 Gulden / Euro - Bankie
∙ 100 piek - een meier
∙ 100.000 - honderd duizend
∙ 100.000 - honderd miel
∙ 100.000 - honderd ruggen
∙ 1000 euro - 1 Rug
∙ 2 Duizend - 2 Rooie
∙ 2 Duizendjes - 2 Rooitjes
∙ 2, 5 gulden - daalder
∙ 2, 5 gulden - Knaak
∙ 2, 5 gulden - riks
∙ 25 Cent - Heitje
∙ 25 gulden - geeltje,
∙ 5 euro - lotto, vijfie
∙ 50 gulden - 50 pop
∙ 50 Gulden - Halve meijer
∙ aambeien - reetketelsteen
∙ Aanbevolen - Gerecommandeerd
∙ Aankunnen - Behappen
∙ Aardappel - Pieper
∙ Aardappelen - Appies
∙ Aardappelmesje - Piepernijffie
∙ Aardappels - Jammen
∙ aars - Piemelbrie
∙ Absoluut, Beslist - Pertinent
∙ Accent - Spraakje
∙ Accordeon - Trekzak
∙ accu - accu
∙ Ach - Guttegut
∙ Achterbaks - Geniepig
∙ achterbuurt - aggenebesbuurt
∙ Achterbuurt - Gajesbuurt
∙ Achterbuurt - Krententuin
∙ Achterbuurt, Bouwvallige woning, Eng persoon, Engerd, Gevangenis, Hoerenkast - Gribus
∙ Achterwerk - Krent, Reet
∙ Achterwerk - Zuigert
∙ Achterwerk, Anus - Togus
∙ Achterwerk, Anus - Tokus
∙ Afgezet worden - Getild worden
∙ Afgunstig - Kinnesinne
∙ Afhandig maken (d.m.v. bedelen) - Afluizen, Aftroggelen
∙ Afwasborstel - Knoedeltje
∙ Afzetter - Nepper
∙ Afzetterij - Nepvaart
∙ Agent - Jantje Matroos, smeris, wout, jute
∙ agent - kit
∙ agent - poppesnor
∙ agent - smeris
∙ Agent - smeris, kit, blauwpet
∙ agent - snor
∙ agent - vliegende schotel
∙ Alcoholist - Drankorgel
∙ Algehele malaise (Zwak, Ziek, misselijk en moe tegelijk), Tumoren - Fibromatosus
∙ Algemeen woord voor een grote groep mensen - Kluit
∙ Alles bij elkaar - Santemekraam
∙ Almere - Amsterdamse fietsenstalling
∙ ambtenaar - staatspooier
∙ Ambulance - vleeswagen
∙ Amerikaanse auto - Slee
∙ Amsterdam - 020
∙ Amsterdam - Amstelstad
∙ Amsterdam - Mokum
∙ Amsterdam Bos en Lommer - Gaza-strook
∙ Amsterdam De Baarsjes - Sadr City
∙ Amsterdam IJburg - Almere Binnen
∙ Amsterdam Oost - Islamitische Republiek
∙ Amsterdam Ouw West - West Bank
∙ Amsterdam West - Schoteldorp
∙ Amsterdam Westpoort - Ruhrgebied
∙ Amsterdam Zuid - Advocatistan
∙ Amsterdam Zuidoost - Haiti
∙ Amsterdammer - Mokummer
∙ Amsterdams - Mokums
∙ Amsterdams speculaasjesparadijs - Mokums spikkeloasiesparadijs
∙ Amsterdamse dames - Grachtjuffers
∙ Amsterdamse nozem op een brommer - Amstelbrozem, Grachtbrozem
∙ anderhalf - Aref, tanderhalf
∙ angstig - pagus
∙ arena - buiten
∙ arm, armoedig - gesjochten
∙ Armoede - Armoe
∙ Armoede - Armoed
∙ Armoede - Dalles
∙ Armoede lijden, Geld tekort hebben - Pinaren
∙ Armoedig - Sjofel
∙ Armoedig mens - Kaaljakker
∙ Armoedig type - Dallesdekker
∙ Armoedzaaier - Dallesgozer
∙ armoedzaaier - sloeber, kaaljakker, armoetroef
∙ Armoedzaaiers, Laag volk - Plebs
∙ Arnhem - Trolleystad
∙ Arrestantenlokaal, Politiebureau - Kortegaard
∙ asjemenou! - kanonne!!
∙ auto - bak
∙ auto - koekblik
∙ auto -groot - pooierbak
∙ Autogordel - Snelbinder
∙ automatiek - vreetmuur
∙ Autootje - Blikkie
∙ Autootjes - Blikkies
∙ Avonturen - Affeture
∙ Aziaat die een patatzaak uitbaat in Nederland - Patatchinees
∙ Baan, Positie - Pozisie
∙ Baas - Bollebof
∙ Badderen, kan in een bad thuis of in een zwembad zijn - Poedelen
∙ Baldadige jongeman - Nozem
∙ Balkon - Zwevende Tuin
∙ Banaan - Banaan, Pisang
∙ bang - pagus
∙ Bangerd - Schijthuis
∙ Bangerd - Schijtleier
∙ Bangerd - Schijtluis
∙ Bangerik - Schijtlijster
∙ Bank - Bank
∙ Bankbiljet - Brief
∙ Bankbiljet - Prent
∙ Bankbiljet, Papiergeld - Flappie
∙ Bar in een café - Toog
∙ Bargoens - Koeterwaals
∙ Bed - Koffer
∙ Bed - Mannekuil
∙ Bed - Nest
∙ Bed - Pietebak
∙ Beddeplanken - Kofferplanken
∙ Bedelen, Op andermans zak teren - Bietsen
∙ Bederven, Verpesten - Ferneuke
∙ Bederven, Verpesten - Vergallen
∙ Bedonderd - Besnausneigerd
∙ Bedonderd, Gek, Geschift - Belatafeld
∙ Bedonderen - Besnausneigeren
∙ Bedonderen - Besodemieteren
∙ Bedriegen - Besjoemelen
∙ Bedriegen - Klatsjen
∙ Bedrog - Nep
∙ Bedstee - Vierhoek
∙ Beginneling - Groentje
∙ begrijpen - kneisen
∙ bejaarde - fossiel
∙ bejaarde - kadaver
∙ Bejaarde - Rimpelsaurier
∙ Bejaardentehuis - Ouwe vleermuizentent
∙ Bek - Snaajem
∙ Bek af, Heel erg moe - Dood op
∙ Bekakte mevrouw - Kak madam
∙ bekeuring - prent, douw
∙ Bekijken / observeren - Afleggen
∙ Bekvechten - Bakkeleien
∙ Belasting - Impost
∙ Belasting ontduiken - Sluiken
∙ Belasting, Heffing, Accijnzen - Taks
∙ Belastingdienst - Fiscus
∙ Ben je gek - Ben je mal
∙ ben je gek ofzo? - ben je belazerd ofzo? / Ben je leip?
∙ ben niet helemaal gek - ben der eeuwig bekeleerd
∙ Bende - Zootje, Zooitje
∙ Bende, Rommel, Samenraapsel, Wanorde, Wanordelijkheid - Zooitje
∙ Beneden - Benee
∙ Benen - Baanders
∙ Benen - Kuierlatten
∙ bent u gevallen? - Ben je neer geflikkert?
∙ bereden legereenheid - cavalerie
∙ berekenend - uitgenascht
∙ Beroven - Lichten
∙ Beste - Kedinne
∙ Beste vriend - Matjo
∙ Betalen - Bekostigen
∙ Betalen - Besjausteren
∙ Betalen - Besollemen
∙ Betalen - Dokken
∙ Betrappen - Blekken
∙ Betrappen - Trapperen
∙ Beunhaas - Sjacheraar
∙ Beunhaas, Oen, Sukkel, Sufferd. - Kluns
∙ bevallen - biggen
∙ Bewoner van de Amsterdamse Jordaan - Jordanees, Jordaner
∙ Bewoners van de Amsterdamse Jordaan - Jordanezen, Jordaners
∙ Bezuinigen - Beknibbelen
∙ BH - Bokketuig
∙ BH - Memmenkooi
∙ BHtje - Bokketuigie, Tietenkooitje, Tietenjakkie, Memmenkooitje
∙ Bier - Pils
∙ Bier - Pint
∙ Biertje - Gele rakker, Blonde jongen
∙ Biertje - Pintje
∙ biertje voor onderweg - bvo'tje
∙ bijdehand - beigoogem (jidisch)
∙ bijdehand - linkmiegel
∙ bijdehand iemand - linkmiegel, bijgoochem
∙ Bijdehand, Slim - Leep
∙ bijna geen borst / bil - plat (als een schol)
∙ Bijna niets - Een schijntje
∙ Bijna niets - Schijntje
∙ Bijstandgerechtigde - Steuntrekker
∙ Bikini - Bikini
∙ Biseksueel persoon - Grammofoonplaat
∙ Blij, Gelukkig - Happy
∙ Blijf kalm - Hou je gedeisd, Kassie an
∙ Blikje - Blikkie
∙ Blikjes - Blikkies
∙ Bliksem - Mallemoer
∙ bloemen - bonjedempers
∙ Blotekontengezicht - Togusponum
∙ Blotekontengezicht - Toguswammes
∙ bochel - penantkassie
∙ Boef, Deugniet, Klootzak, Lul, Smeerlap, Schurk, Schooier, Schoft, Snotjongen, Vlegel -
Schobbejak
∙ Boekhouder - Kommaneuker
∙ Boer - Kaffer
∙ boer - provinciaal
∙ boeventuig - gajes, geteisem, penose
∙ boeventuig - gajes, schuim
∙ boot - baut
∙ Bordeel - Hoerentent
∙ Bordeel - Naaischool
∙ Bordeel - Poetekeet
∙ Bordeel - Sekshuis, Hoerenkeet, Hoerenkast
∙ borrel - jonkie
∙ Borrel - Keilewater, Keiltje
∙ borrel - keiltje
∙ Borrel - Krakertje
∙ Borrel - Pikketanussie
∙ Borrel - Snep
∙ Borreltje - Hartversterkertje
∙ Borreltje - Hassebassie
∙ Borreltje - Keilertje
∙ Borreltje - Kopstoot
∙ Borreltje - Opdonder
∙ Borreltje - Slokkie
∙ Borreltje - Taaie
∙ Borreltje - Zoopie
∙ Borreltje (vieux of jenever) - Korte drank
∙ Borreltje voor het slapen gaan - Slaapmutsje
∙ borrle - Glasie piassemelk
∙ Borsten - Bonkers
∙ Borsten - Jetsers
∙ Borsten - Jopen, memmen
∙ Borsten - Koplampen
∙ Borsten - Prammen
∙ borstprothese - rubbere tiet
∙ Bos en Lommer - Schotelstad
∙ Bosje bloemen - Bossie bonjedempers
∙ bouwen - bauwe
∙ Bovenwoning - Luchtklappertje
∙ Brabander - Brabo
∙ Brabbelen - Parlevinken
∙ Brandkast - Muziekdoos
∙ Brandkast - Speeldoosie
∙ Brandstof - Peut
∙ Briefje - Brieffie
∙ Bril - Fok
∙ Bril met dikke glazen - Bril met jampotglazen
∙ Brildrager - Brillie
∙ Broek - Brief
∙ Broek - Pantalon
∙ Brommer - Brom
∙ brommer - brommert
∙ Brommer, Bromfiets - Buikschuiver
∙ Brood - Braud
∙ Brood - Kneggie
∙ Broodje ei - Broodje tepoezel
∙ Broodje Hamburger - Broodje Reperbaan (Reperbahn)
∙ Broodje kroket - Broodje trapleuning
∙ Brutaal - Vrijpostig
∙ Brutaal mens - Chutzpaponum
∙ Brutaal, kwaad, gek - Leip
∙ Brutale vlerk - Azzesponem
∙ Brutaliteit - Gotspe
∙ Buik - Pokkel
∙ Buitenkansje - Opstekertje
∙ Buitenveldert - Bulderveldert
∙ Bullbak, Zeer onaangename vent - Bietebauw
∙ Bus - Bus
∙ buschauffeur - schumi
∙ Bushalte - Bushalte
∙ Bustehouder - Bokketuig
∙ Bustehouder - Memmenkooi
∙ Bustehouder - Tietenkooi, Tietenjak, tietentuig
∙ Cafe - Keilewinkel
∙ Cafe - Kroeg
∙ Cafeetje - Kroegie
∙ caravan - sleurhut
∙ Cent - Spie
∙ Centraal station - Sentraal stasjon
∙ Chemisch - Sjemies
∙ Chinees - Sjink
∙ Chinees restaurant - De chinees
∙ Cholera - kolere
∙ Cigaretje - Peroatje
∙ Clown - Paljasso
∙ Cocaine - Coco
∙ cola - kaulùh
∙ Collega - Werkmakker
∙ Collegas - Werkmakkers
∙ Communist - Rooie rakker
∙ Compleet dronken - Ladderzat
∙ Condoom - Kapotje
∙ condoom - regenjas
∙ Condoomautomaat - Kapotjestapper
∙ Contact, Aansluiting in sociale of amoureuze zin - Ansjloes
∙ Content, Verzadigd - Tevree
∙ Corrupt - Plat
∙ Criminele - Penoze
∙ Daar - Daaro
∙ Daar begin ik niet aan - Ammenooitniet
∙ Dagdief, Een nietsnut, Iemand die de hele dag niets uitvreet - Lorejas
∙ Dame van lichte zeden, meestal een prostituee - Lichtekooi
∙ Damestas - Gondel
∙ dan ga ik weg - dan gaan ik pleite, dan smeer ik 'm, dan maak ik de pleiterik, dan tief ik af, dan rot ik eruit!
∙ Das, Stropdas - Plastron
∙ Dassen, Stropdassen - Plastrons
∙ dat - die
∙ Dat doe ik geen geval - An me nooit niet
∙ Dat gaat niet gebeuren - Ammehoela, je kan de pot op
∙ Dat geloof ik niet - Dat lijkt me stug
∙ Dat interesseert me niet - Emmie
∙ dat is toch idioot - dat is tog mesjogge
∙ dat is weer wat anders - dat is andere koffie
∙ de - die
∙ De blote hemel - Dek zonder panne
∙ de dood - magere hein
∙ De geslachtsdaad bedrijven - Van bil gaan
∙ De gevangenis - De kast
∙ De hele boel - Mikmak
∙ De hele zooi - De hele meuk
∙ De hoereloper uithangen, Sletten, Rondsletten - Hoereboeren
∙ De hoogste prijs - Meker
∙ De opbrengst van de dag - Lijsing
∙ De werkruimte achter de bar - Loopgraaf
∙ De Westertoren - Lange Jan
∙ Del - Lellebel
∙ delict - moord in het gootsteenkassie
∙ denken - prakkizeren
∙ denneappel - eikel
∙ desorientatie - geharrewar
∙ Deugniet - Schobber
∙ Deukje - Deukkie
∙ Die is door de ratten besnuffelt - Die is door de ratten besnuffelt
∙ Die kerel is een praatjesmaker - Die kerel is een lul in de pot
∙ die lust wel heel graag een borrel - die is familie van ome Rinus
∙ dief - jatteneur
∙ Dief - Jatter
∙ Dief - Turftrekker
∙ Dief, Schelm, Schavuit - Gannef
∙ Diefstal - Jatslag
∙ Difterie - Depetrippes
∙ Dikke kont - Dikke batterij
∙ Dikke kop, Hoofd met bolle wangen - Bollewangehapsnoet
∙ Dikke vrouw - Dikke machoefel
∙ Dikke vrouw, Lompe vrouw, Logge vrouw - Machochel
∙ Dikkerd - Vetbol
∙ Dispositie - Dezepeziesie
∙ doden - klaren
∙ Doeg - Doeg
∙ Dokter - Geneesheer
∙ Dolfijn - kapsones-makreel
∙ dom - miep, truus
∙ dom meisje - doos, muts, tuttenbel
∙ Domoor, Sukkel - Minkukel
∙ domoor! - eikel!
∙ Donder toch op - Sodeflikkerstraal toch op
∙ dood - de pijp uit
∙ dood - gestopt met roke
∙ dood - kapot
∙ dood - kassiewijle
∙ Dood - Kassiewijne
∙ dood - koud
∙ Dood - Pierelemortes
∙ dood - uit de mode
∙ Dood biertje - Uilezeik, paardenzeik
∙ Dood schieten - Poppen
∙ Doodop - Afgepeigerd
∙ doodskist - 6 plankies
∙ Doodskist - Houten pyama
∙ Door en door gek zijn - Helemaal mesjokke / mesjoche zijn
∙ Doordrammer - Raudouwer
∙ Doorgedraaid, Gek, Geschift - Kierewiet
∙ Doorzetten - Doordouwe
∙ Doorzetter - Doordouwer
∙ Doorzeuren - Emmeren
∙ Doos, Vagina - Preudereut
∙ Dorp - Boeregat
∙ Draaien - Pieren
∙ Draaien - Wentelen
∙ draaien, woelen in bed - wat lig je nou te bavianen
∙ Draaiorgel - Pierement, Jank bak
∙ drankje drinken - bakkie doen
∙ Drinken - Buizen
∙ Drinken - Keilen
∙ Drinker - Pappert
∙ Drol - Torpedo
∙ Dronkaard, Zuiplap - Keilebak
∙ Dronkaard, Zware drinker, Zuiper, Zuiplap - Zuipschuit
∙ dronken - bezopen, teut, lam, als een maleier, droengoe
∙ Dronken - Keil
∙ Dronken - Lam
∙ Dronken - Lazarus, Lazerus
∙ dronken - lazerus, naar de klote
∙ Dronken - Neut gewarmd
∙ Dronken - Sjikker
∙ Dronken - Teut
∙ dronken - toeter, stuk in je kraag, snee in je neus, sjikker, lazerus
∙ Dronken - Zat
∙ Dronken voeren - Laven
∙ dronken zijn - zo blauw als een tientje weze
∙ dronken zijn / worden - keil in je nek
∙ dronken, dronken zijn - orum, in de lorum
∙ Droplul, Zeikerd - Penis jujubes
∙ Drugs - Stuf
∙ drugsdealer - handelaar
∙ drugsdealer - nachtapotheker
∙ Drugsverslaafde - Drogadict
∙ Druk - Sappel
∙ Druk maken om niks, Ophef, Dik doen, Er meer van maken dan het is - Kaskenade
∙ Drukte om niets - ijlie
∙ Drukte, Stampij, Poespas - Roerom
∙ Druktemaker, Opschepper, Bluffer - Braniemaker
∙ Druktemaker, Opschepper, Bluffer - Branieschopper
∙ dubbeltje - hondje
∙ Dubbeltje - Witje
∙ duif - paleissijs, vliegende rat
∙ Duif - Patakip
∙ Duizelig - Drizelig
∙ duizelig - toeremeloeris
∙ Duizend - Miel
∙ Duizendje - Rooie
∙ Duizendje - Rooie rug, Rug
∙ dunne vrouw / meisje - spriet, schrootje, Pannenlat
∙ Dure wijk - Goudkust
∙ Durex condoom in de gracht - Engels witvissie
∙ Durfal - Lefgozer
∙ Dutje, Slaapje, Korte slaap, Middagslaapje, Siesta - Tukkie
∙ Duwen - Douwe
∙ Eau de Cologne, Echtes kolnisches wasser - Odeklonje
∙ Een Amsterdamse jongedame - Amsteljuffer
∙ Een armoedig mens - Een kaaljakker
∙ Een bak vol rommel - Rommelbak
∙ een beroerte - het rambam
∙ Een boer laten - Keelscheet
∙ Een bril met ronde glazen - Ziekenfondsbrilletje
∙ Een criminele activiteit - Penoze
∙ Een gierigaard - Een krentenkakker
∙ Een half gezonken of vergaan bootje - Pieremegoggel, Pieremachochel
∙ Een harde klap - Een ferme klap
∙ Een heel mager iemand - Knokenridder
∙ Een jaar gevangenisstraf - Kerstboom (Anderhalve kerstboom is 18 maanden zitten)
∙ Een kerel die leeft van het zedeloos bedrijf van zijn vrouw of meid. - Behojjebikker, Behoje-bikker
∙ een klap geven - beuken, heis voor je treiter, beuk voor je porem, knal voor je harses, stomp / klap voor je kanis, ros op je bek, tik op je snoet
∙ Een koopje - Een besolletje
∙ een lauwe reactie - lou sjoege
∙ Een liederlijk, losbandig leven leiden - Hoeren en tamboeren
∙ Een middagslaapje doen - Een tukkie doen, Een tukkie pakken
∙ een miskleun - een maandagmorgenproduct
∙ Een mooi horloge - Een jofel horloosie
∙ Een mooi horloge voor een Amsterdamse jongedame - Een jofel horloosie foor een Amsteljuffer
∙ Een politieagent op een mountainbike - Woutainbike
∙ Een rare snuiter, Iemand die zich wat vreemd gedraagt - Uilekiek
∙ een stukje gaan wandelen - effe een ommetje maken
∙ Een tijdje - Een poosje
∙ Een vogeltje - Een sijssie
∙ Een vriend - Een pikkemoos
∙ Een vrouw - Machoefel
∙ Een wind laten - Eentje aflaten.
∙ een wind laten - schot uit darmstad, van je laten horen
∙ Een wip - Wipwap
∙ Eend - Drijfsijs
∙ Eend - Drijfsijssie
∙ eend - piele
∙ eerlijk, goed - kosjer
∙ Eerlijk, goed, oprecht - kosjer.
Vb; Da's niet kosjer.
∙ eerlijke - kosjere
∙ eerst zien dan geloven - blinde maupie
∙ eerst zien en dan geloven - blinde Maupie
∙ egoistisch mens - kaaljakker
∙ Ei - Neukpatroon
∙ Ei - Tepoezel
∙ Eieren - Neukpatronen
∙ Eieren - Tepoezels
∙ eigenaar - man
∙ Eigenwijs persoon - Eigenheimer
∙ Einde - Sjloes, Schluss
∙ Eindeloos, Grenzeloos, Onbeperkt, Oneindig - Oeverloos
∙ elkaar - mekander, mekaar
∙ Ellende - Misere
∙ Ellende - Nieges
∙ Ellende - Zooitje, Rotzooi
∙ Ellende, Armoede - Merode
∙ En nu is het afgelopen - En nu is het sjloes
∙ enfin, afijn - efeihn
∙ Enge man waar kinderen heel bang voor zijn - Oetekwa
∙ Engel - Maloochem
∙ Engels - taal dat zuigt
∙ Enorm - Ontiegelijk
∙ Enorm hard - tot zwetens aan toe - me eige ut schompus werke (apezuur / apelazerus)
∙ er mankeert mij iets - makke
∙ Er tussenuit knijpen - Drukken
∙ Er vandoor gaan - Pia gaan
∙ Er vandoor gaan - Wegspatten
∙ Erg hard werken - Zwoegen
∙ Erg slecht, Bedroevend - Belabberd
∙ Ergens constant mee bezig zijn, niet kunnen stoppen met nadenken (piekeren) - Malen
∙ eten - bikken, kanen, nasjen
∙ eten - bunkeren (heel veel eten )
∙ Eten - Hachelen
∙ eten - kanen
∙ eten - kanen, schransen
∙ Eten - Naggelen
∙ Eten - Vreten
∙ eten - vreten, kanen, schransen
∙ eten - vreten, schaften
∙ Etter, Nare man - Miesjgasser
∙ Etteren - Zuigen
∙ euro - euri
∙ euro's - pegels
∙ Even - Effe
∙ Exhibitionist - Potloodventer
∙ Familie - Gesnor
∙ Familie - Misjpoge
∙ Feeks, Vuile slet - Karonje
∙ Feest vieren - Feessie bouwe
∙ fiets - stalen ros
∙ Fietsendief - Zwijntjesjager
∙ Fijn, Prettig, Leuk, Mooi, Sympathiek - Jofel
∙ Flauwekul - Ongein
∙ Flauwte (kortstondig) - In katzwijm vallen
∙ Flesje - Flessie
∙ Flesjes - Flessies
∙ Flink de pest in hebben - Balen
∙ Flink gas geven - Planken
∙ Flinke inspanning zoals keihard werken incl. zweten - Schompes, Schompus
∙ fooi - een tippie
∙ fooi - jatmous
∙ Foppen, Copuleren - Pieremagoochelen
∙ fout kapsel - badmuts
∙ Fransman - Fransoos
∙ Fraude - Nepperij
∙ Frauderen, Bedriegen, Knoeien, Oplichten - Smiechelen
∙ Fris - Soft
∙ Frisdrank - Softdrink
∙ Friture - Patatkraam, Friterie
∙ ga toch weg - loop naar de pomp, krijg de kolere!, pleur op
∙ Gaan slapen - De pietebak ingaan
∙ gabber - vriend
∙ Gammel, In slechte staat - Krakkemikkig
∙ gappie - gappie
∙ Gearresteerd worden - Verschut gaan
∙ Gebakken eieren - Gebakke tepoezels
∙ Gebouw Overhoeks - Vaponastrip (was vroeger ook van Shell)
∙ Gebrek, Last, Tegenslag - Makke
∙ Gebruikt - helemaal kapot gemaakt
∙ Gedonder - Rififi
∙ Gedrink - Gejajem
∙ geen gezicht, ziet er niet uit - geen porem
∙ Geen zorg - Lauw sorg
∙ geërfd - ge-orven
∙ Gefraudeerd, Bedrogen, Geknoeid, Opgelicht - Gesmiecheld
∙ Gehaktbal - Stoomstuiter
∙ Geharwar, Geen orde - Wizzelwezzel
∙ Geilgezicht, Geilerd - Geilporum, Geilponum, Geilporem, Geilponem
∙ Geilgezicht, Geilerd - Geilwammes
∙ Geilgezichtje, Kleine geilerd - Geilwammessie
∙ gek - mafkees
∙ gek - debiel
∙ Gek - Getikt, Geschift
∙ gek - halvezool
∙ gek - idioot
∙ gek - krankjorum
∙ gek - leip
∙ gek - leip, maf, mesjokke
∙ gek - lijp
∙ Gek - Lijpkees
∙ gek - mafkees
∙ gek - mafketel
∙ gek - mal
∙ gek - mesjogge
∙ gek - mesjoggene
∙ gek - mesjokke
∙ gek - randdebiel
∙ Gek - Verknipt
∙ Gek - Zot
∙ Gek persoon - Leipeloetje
∙ Gek persoon - Leiperd
∙ Gek persoon - Leiperik
∙ Gek persoon - Lijpkees
∙ Gek persoon - mafketel
∙ gek worden - mesjogge
∙ gek, gestoord - krankjorum
∙ Gek, Malloot - Maloochem
∙ Gekke kerel - Maffiaan
∙ Gekke vrouw - Leipe Machoefel
∙ Gekken - Geschiften
∙ Gekkenhuis - Zottenhuis
∙ Geknoei - Geklats
∙ Geld - Bonis
∙ Geld - Moos
∙ geld - mut - ik heb er de mut niet voor
∙ geld - mut, centen
∙ Geld - Pegels
∙ Geld - Ping ping
∙ geld - poen
∙ geld - saaf
∙ Geld is op, Platzak - Blut
∙ Geld ophalen - Mansjen
∙ Geld uit de geldautomaat halen - Flappentappen
∙ Geldautomaat - Flappentapper
∙ Gelderse worst - trapleuning
∙ Geldgebrek - Poengebrek
∙ Geluk - Chance
∙ geluk - mazzel
∙ Geluk - Reivel
∙ geluk hebben - mazzel hebben, zwijnen
∙ Geluk hebben - Piet hebben
∙ gelukje hebben - een doorslag hebben of een Oostenrijker, een zwijn, een rups
∙ Geluksvogel - Chanceponum, Chanceporum, Chanceponem, Chanceporem
∙ Geluksvogel - Chancewammes
∙ Geluksvogel - Mazzelaar
∙ Geluksvogel - Mazzelpik
∙ Geluksvogel - Mazzelponum, Mazzelporum, Mazzelponem, Mazzelporem, Mazzelkont
∙ Geluksvogel - Mazzelwammes
∙ Geluksvogel - Reivelpik
∙ Geluksvogeltje - Mazzelwammessie
∙ Gelukzak - Pietzak
∙ Gemasturbeer, Geonaneer - Gewieks
∙ Gemeentelijke kredietbank - Ome Jan
∙ Gemene vent - Broeier
∙ Gemenerik - Smiechel
∙ Gemenerik - Smiechelaar
∙ Gemopper - Gekanker
∙ Genoeg - Tabak
∙ Genoeg, Halt, Stop, Stop ermee, Afgelopen - Basta
∙ gepekop - smeris
∙ Gepoetst autootje - Gepoetst blikkie
∙ Gepoetste autootjes - Gepoetste blikkies
∙ geprijst - geprezen
∙ Geslachtsgemeenschap - Kezen
∙ Geslachtsgemeenschap - neuken
∙ Geslachtsgemeenschap - Palen
∙ Geslachtsgemeenschap - Pompen
∙ Geslachtsgemeenschap - Rampetampen
∙ Geslachtsgemeenschap bedrijven - Piepelen
∙ Geslachtsgemeenschap hebben - Een nummertje maken
∙ Geslachtsgemeenschap hebben - Wippen
∙ Gespuis - Geteisem
∙ Gespuis, Gemene vent - Falderappes
∙ Gespuis, Tuig - Schorremorrie, Schorriemorrie
∙ Gespuisgezicht - Falderappeswammes
∙ Gestolen goed - Snuffelhandel
∙ Gestolen goederen verkopen - Versnezen, Versnesen
∙ Gestolen spullen - Jatschore
∙ gestorven - een tuintje op je buik hebben, het houten pak aangetrokken
∙ Geuniformeerd agent - Glimmerik
∙ Gevaarlijk - Link
∙ Gevaarlijk wijf - Linke patrijs
∙ Gevaarlijke vrouw - Linke paraplu
∙ Gevangene - Bajesklant
∙ Gevangenen - Bajesklanten
∙ gevangenis - bajes
∙ gevangenis - bak
∙ Gevangenis - Cel
∙ Gevangenis - Gevang
∙ Gevangenis - Hotel
∙ Gevangenis - Hotel de houten lepel
∙ gevangenis - jilla
∙ gevangenis - kast
∙ gevangenis - lik
∙ gevangenis - nor
∙ gevangenis - petoet
∙ Gevangenis - Rauje dorp
∙ Gevangenis - Rijkshotel
∙ Gevangenis - Schut
∙ gevangenis - staatshotel
∙ Gevangenisdirecteur - Bolleboos
∙ gevangenissen - jilla's
∙ Gevangenisstraf - Douw
∙ Geweigerd - Afgepoeierd
∙ Geweldige vent - Toffe peer
∙ Gewoonlijk - Normaliter
∙ Gezamelijk iets betalen - Lappen
∙ Gezellig - Knus
∙ gezicht - porum, ponum, pan
∙ Gezicht - Fiselefasie
∙ Gezicht - Frontje
∙ Gezicht - Kakement
∙ gezicht - porem, ponem, pan, postzegel
∙ Gezicht - Porum
∙ gezicht - porum, ponum, pan
∙ Gezicht - Postzegel
∙ gezicht - treiter
∙ Gezicht - Wammes
∙ Gezicht, Mond, Smoel - Bakkes
∙ Gezichtje, Klein gezicht - Wammessie
∙ Gierig persoon - Pezewever, Mierenneuker
∙ Gierigaard - Droogkakker
∙ Gierigaard - Kratser
∙ Gierigaard - Krent
∙ gierigaard - nakketikker
∙ Gierigaard - Schriep
∙ gierige persoon - krentekakker, krentenweger
∙ Gigantisch - Ontiegelijk
∙ Gisteravond - Gisteroafend
∙ glas bier - vaasje
∙ glijden (op ijs) - sullen
∙ Gluiperd - Misjmacher, Mischmagger
∙ Godsiemikkie! - Gotsammeloaserus!!
∙ goed - lekker
∙ Goed - Tof
∙ Goede bedoeling - Geste
∙ Goede morgen - Goeie morrege
∙ Goedkoop - Bezol
∙ Gooi het maar in het water - Plemp het maar in de majem
∙ Gooien - Plempen
∙ Gooien, Smijten - Keilen
∙ Gooien, Smijten - Pleuren
∙ Goud - Foks
∙ Gouden horloge - Gouwenaar
∙ gracht - plomp, majem
∙ Grap - Gein
∙ Grap, Mop - Witz
∙ grapje - gebbetje
∙ grapje - geintje
∙ grapje - mop
∙ Grappen vertellen - Knotjes draaien
∙ grappenmaker (ook onecht) - geinponem
∙ Grappig - Geinig
∙ Grappig, Lachwekkend - Koddig
∙ Gratis - Koefnoen
∙ gratis - voor nop
∙ Gratis entree, Vrijkaartje - Koefnoentje
∙ Greintje, Heel klein beetje - Spat
∙ Grote borsten - Melkfabriek
∙ grote kaak - gepekop, gepebek, centebak (dit laatste bij vooruitstekende onderkaak)
∙ Grote neus - flinke daai
∙ Grote plastic vuilnisbak met twee wielen - Kliko
∙ Grote schoenenmaat - Maatje kano
∙ Grote Wittenburgerstraat - Lange End
∙ Gulden - Pop
∙ Gymschoenen - Gimpies
∙ haagse vrouw - Gek Door Het Leven
∙ Haasten - Spooien
∙ habbekrats - goedkoop
∙ hagenaar - Gekkeuh Hagenees!
∙ Hagenaar - Hagenees
∙ hagenaar - knakker
∙ Half werk afleveren - Haarlemmerdijkies
∙ Hallo - hallo
∙ Hand - Jat
∙ Hand (stokje om tora te lezen) - Jat
∙ Handboeien - Braceletjes
∙ Handel - Bisnis
∙ handen - jatten
∙ Handen - Klevieren
∙ Handen - Paute
∙ handen - poten, klauwen
∙ Handen - Takken, fikken
∙ handgeld - jatmoos
∙ Handigheidje, Truukje - Foefie
∙ hangjongeren - gajes
∙ Hangmat - Amaka
∙ hapjes - liflafjes
∙ Hard werken - Bavioane
∙ Hard werken - Bikkelen
∙ Hard werken - Buffelen
∙ Hard werken - Laplazerus werken
∙ Hard werken - Pezen
∙ Hard werken - Ploeteren
∙ Haring - Hoaring
∙ Harmonica - Janker
∙ Hart - Rikketik
∙ Hasj - Stuffies
∙ Hasjroker - Hasjkikker
∙ heb ik geen zin in - an mn kakkies drie hoog achter
∙ Hebben - Hebbe
∙ Heeft - Hep
∙ Heel groot, heel hard - Knoert
∙ Heel hard lachen - Bescheuren
∙ Héél klein beetje - Ietsiepietsie
∙ Heel rijk - Amsterdams rijk
∙ Heel veel vuiligheid / rommel - Luizentroep
∙ Heel vervelende vrouw, Slecht persoon - Takkewijf, Takkenwijf
∙ Helemaal van streek, Stapelgek, Dolverliefd - Hoteldebotel
∙ helling - klucht
∙ Hemdje - Hempie
∙ Herberg - Spiese
∙ het - die
∙ Het allereerste begin - Kiet
∙ het geld - de poen
∙ het geld - mut - er de mut niet voor hebben
∙ Het gewone volk - Grauw
∙ Het Gooi - Het Gooise matras
∙ Het is goed zo, Even dimmen (negatief) - Kasie Kasie
∙ het is makkelijk - het is een eitje
∙ Het is wel goed zo, ophouden - Schluss, Sjloes
∙ Het is zoek - Het is foetsie
∙ Het kamertje waarin een prostituee haar werkzaamheden verricht - Peeskamertje
∙ het kan me niet schelen - het zal me aan m' n reet roesten
∙ Het koud hebben - Blauwbekken
∙ Het zal mij een zorg zijn - Mij een biet
∙ Hier - Hier
∙ Hier - Hiero
∙ Hier heb je mijn horloge - Hier hei je me horloosie
∙ Hierzo - Daarzo - Hiero - Daaro
∙ Hij doet (veel) verkeerde dingen - Hij is helemaal fan de ratten besnuffeld
∙ hij heeft haar bezwangerd - hij heeft haar volgedouwd met jong
∙ hij is dood - hij heeft de pijp aan Maarten gegeven.
∙ Hij is een geluksvogel - Hij is een mazzelpik
∙ hij is voor elkaar - hij is voor z'n roodkopere!
∙ Hoe bestaat het - Attelenooije seg!
∙ Hoe gaat het - hoe istie, alles kits achter de rits
∙ Hoe gaat het? - Alles lekker?
∙ hoe is het mogelijk! - asje mijn besodemietert!
∙ hoed - gassie
∙ Hoed - Kaufert
∙ Hoed, Petje - Gassie
∙ hoepel op - sodeflikkerstraal op
∙ hoepel op! - sodemieter op!
∙ Hoer - Nettemeijer, Temeijer
∙ Hoerenbuurt rondom de Oude Kerk - Walletjes
∙ Hoerenloper - Geilkikker
∙ Homo - Nicht
∙ Homo - Poot
∙ Homo - Reetkever
∙ Homofiele hoer - Broodpoot
∙ Homofiele hoer - Schandknaap
∙ Homoseksueel - Flikker
∙ Homoseksueel zijn - Van de club zijn
∙ Homoseksueel zijn - Zo zijn
∙ Homoseksueel, gay - Bruinwerker
∙ Hond - Joekel
∙ Hond - klootzak
∙ Hond - Vlooienbak
∙ Honger - Schroei
∙ hoofd - bakkus
∙ hoofd - harses
∙ hoofd - knar
∙ hoofd - knar, kanis
∙ hoofd - knar, kanis, harses
∙ Hoofd - Kneiter
∙ hoofd - treiter
∙ Hoofdcommissaris van politie - Hoofdsmeris
∙ Hoofdcommissaris van politie - Knolsmeris, Knopsmeris
∙ Hoofdcommissaris van politie - koefnoentje
∙ Hoofdpijn - Harsespijn
∙ Hoofdpijn - Knarpijn
∙ Hoogmoed, Praatjes voor tien - Kapsones
∙ Hoor - Haur
∙ Horloge - Horloosie
∙ Horloge - Oks
∙ Horloge aan een ketting - Tik met bengel
∙ hou je gedeisd - druk je ponem
∙ Hou je mond - Klep houwe
∙ hou je mond - smoel houwe, porem persen
∙ Hou op - Krijg de kolere
∙ Hou op - Maak af
∙ houd je mond! - hou je kanes dicht!, hou je harses
∙ huilen, janken - planjeren, grienen
∙ Huis - Kooi
∙ Huisbaas - Huissiesmelker
∙ Huisje - Huissie
∙ Hulpje in de keuken - Kanepieper
∙ hulppooier - bijgoochem
∙ hun - hunnie
∙ Huwelijk - Heirat
∙ iemand - vrend
∙ Iemand die allerlei ziektes onder de leden heeft - Besmetbak
∙ Iemand die alles neukt waar een gat in zit, zonder voorkeur - Allespoeper
∙ Iemand die altijd alles beter weet, die denkt dat het zijne het beste is - Welweter
∙ Iemand die altijd de wind mee heeft - Mazzelpik
∙ Iemand die altijd op kosten van een ander drinkt zonder zelf eens terug te trakteren - Afzuiper
∙ Iemand die de gehele dag niets doet - Zonne-aaier
∙ Iemand die de hele nacht op is. Iemand die laat naar bed gaat - Nachtraaf
∙ Iemand die een stevig borreltje lust - Natnek
∙ Iemand die enorme woede oproept - Bloedzuiger
∙ Iemand die er vaak ongewassen bij loopt, vuil, onverzorgd personage - Drekbeer
∙ Iemand die goed voor anderen is - Ziekenoppasser
∙ Iemand die het hoog in de bol heeft, Iemand met te hoge eigen dunk - Kapsoneslijer
∙ Iemand die langs de deuren gaat om om scharen en messen te slijpen - Scharensliep
∙ Iemand die leeft van z'n meid of vrouw - Kutpooier
∙ Iemand die met zijn geld te koop loopt - Kakker
∙ Iemand die minachting verdient - Schoremer
∙ Iemand die op alles een aanmerking heeft - Muggenzifter
∙ Iemand die op ieder detail let - Kniesoor, Mierenneuker
∙ Iemand die op kleinigheden let - Mierenneuker
∙ Iemand die over de kleinste foutjes valt - Muggenzifter
∙ Iemand die over zich laat lopen - Watje, softie
∙ Iemand die vaak verhuist maar wel altijd binnen de stadsgrenzen - Stadsnomade
∙ Iemand die van alles voor elkaar kan krijgen - Ritselaar
∙ Iemand die veel kletst - Kletskous
∙ Iemand die veel liegt, Kind dat veel liegt, Leugenbeest, Leugenaar, Liegbeest - Jokkebrok
∙ Iemand die veel praat - Broodmolen
∙ Iemand die veel praat - Kletsmajoor
∙ Iemand die veel praat, Iemand die niks kan - Lulhannes
∙ Iemand die voor de deur van zijn winkel klanten naar binnen probeert te praten - Stoepier
∙ Iemand die vrijt zonder seksueel contact - Droogneuker
∙ Iemand die vuile dingen doet, vies eet, vuil is - Vetzak
∙ Iemand die wereldvreemd is - Knevel
∙ Iemand die zeurt - Zeikstraal.
∙ Iemand iets (op een oneerlijke manier of door handige praatjes) afhandig maken, Oplichten - Aftroggelen
∙ Iemand in de gaten hebben - Iemand in de pieremegoggel hebben
∙ Iemand in zijne vrijheid van bewegingen belemmeren, Hem krap houden, Hem nauw houden - Besauneigere
∙ Iemand kunnen hebben, Mogen - Pruimen
∙ Iemand met een dikke nek - Diknek
∙ Iemand met een dikke nek - Speknek
∙ Iemand met een dikke nek - Vetnek
∙ Iemand oplichten - Slingeren
∙ iemand uit groningen - een boertje
∙ Iemand voor je deur wegsturen - Afsmijten
∙ Iemand voor schut zetten, Afbranden - Afzeiken
∙ Iets achterhouden - Verdoezelen
∙ Iets bijverdienen - Schnabbelen
∙ Iets geniepigs uithalen - Flikken
∙ Iets onbenulligs, Kleinigheid, Onbenulligheid - Wissewasje, Wissewassie
∙ Iets regelen - Ritselen
∙ Iets wat makkelijk is - Makkie
∙ ijsje - ijsco
∙ ijsje - ijssie
∙ ijswafel - Spatsie
∙ ijzer - Aaser
∙ Ik - Ikke
∙ Ik ben helemaal niet achterlijk - Ik ben geen Gekke Gerrit
∙ Ik denk er niet over - Dikke tampeloeris ken je krijge
∙ ik ga - ik ga mijn schoenen naar huis brengen
∙ ik ga - ik smeer hem / ik peer 'm
∙ ik ga - trek de kuierlatten. ik druk mijn snor, ik pak mijn biezen, ik trek aan mijn stutten, ik poets de plaat
∙ Ik ga weg - Ik ga pleite
∙ Ik sla jou in elkaar - Ik trek je kop eraf!
∙ ik vind dat goed - tof
∙ ik weet hoe dat gaat - ik ken dat
∙ illegale taxichauffeur - Snorder
∙ In de gaten houden - In de smiezen houden
∙ In de gevangenis - In de petoet
∙ in de lorum - dronken zijn
∙ In de maling nemen - Vernachelen
∙ in de maling nemen, ruzie zoeken - haarlemmerdijkies maken
∙ In de war zijn - hoteldebotel
∙ In de war, Dooreen, Chaos - Wizzeweuz
∙ In een auto rijden - Ronken
∙ In een auto rijden - Tuffen
∙ in elkaar slaan - bossen
∙ In het geniep iets voorbereiden - Bedisselen
∙ In het geniep iets voorbereiden - Bekokstoven
∙ In het water, In de gracht - In de plomp, In de majem
∙ In orde - Appie kim
∙ In orde - Kedin
∙ in plaats van - vanplaats
∙ Inbraak - Inspringer
∙ Ineens - Pardoes
∙ Instapschoen, Pantoffel zonder hiel, vaak in felle kleuren of te glimmend - Bordeelsluiper
∙ Ja - Jottem
∙ Jaloers - Kift
∙ jaloers - kinnesinne
∙ Jaloers mens - Kinnesinneponum
∙ Jan met de pet - klootjesvolk
∙ jatteneur - dief
∙ je krijgt een klap - censuur
∙ Je moeder - je moer
∙ Jeetje! - Attenooije!, Kelere
∙ Jenever - Huppelolie
∙ Jenever - Huppelwater
∙ jenever - jajem
∙ jenever - jajum
∙ jenever - jonge
∙ Jenever - Oorlam
∙ Jenever - Snaps
∙ Jenevertje - klepzeiker
∙ Jenevertje - Pikketanussie
∙ jeugd gevangenis - loyd hotel
∙ jezelf - je eigen / je eigenlijke zelf
∙ Jezus - Jeesis
∙ johnny walker - jan de wandelaar
∙ Joint - Snaak
∙ joint - stick
∙ joint roken - smoke
∙ jong ventje - broekkie
∙ Jonge jongen, Kleine jongen - Jochie
∙ Jongeman - Gozer
∙ jongen - appie
∙ Jongen - Gozer
∙ jongen / man - gozer
∙ Jongen / man - Vader, jodocus, kwibus, snuiter, boef, ouwe reus, ouwe dibbes, pikkie koekebakker, gozer, gappie
∙ Jongens - Jonges
∙ Jongetje - Jochie
∙ Jood - Jid
∙ Jood - Kajem
∙ Juffrouwtje - Masjoffel
∙ Junk - Junk
∙ Jup - Kaleneet
∙ Jurkje - Jurkkie
∙ Juwelier - Goudsmid
∙ kaal - biljartbal
∙ Kaal hoofd - Vleespet
∙ kaalhoofdig iemand - kaalkop
∙ kaaljakker - armoedig mens
∙ Kaalkop - Gierekop
∙ Kaalkop - Kletskop
∙ Kaartspelen - Pletten
∙ Kaas - Kewijne
∙ kadetje (broodje) - fijntje
∙ Kale kop - Kale Knetter
∙ kale man - badmuts
∙ Kamer - Koamer
∙ kan - ken
∙ kan - kenne
∙ Kapot - Mecholle
∙ kapot - naar de gallemieze
∙ kapot - naar de tjanser, dat is naar de klote, finito
∙ kapot - stukkend
∙ kapot, mislukt - de mist in
∙ kapsonus - ijlie
∙ Kapucijners - Raasdonders
∙ Karige bijdrage (Negatief bedoeld) - Aalmoes
∙ Karnemelk - Botermelk
∙ kastje - kassie
∙ Kat - Mauwerik
∙ katholiek - van 't houtje
∙ katholiek persoon - toffelemoon
∙ Katten - Mauwerikken
∙ Kattenbak - Dakhazenplee
∙ Kattenspeelgoed - Dakhazenspeelgoed
∙ Kattenspeeltje - Dakhazenspeeltje
∙ Kazerne - Kampement
∙ kerel - gozer
∙ kerel - kil
∙ Kerel, Persoon - Sauger
∙ Kerels - Gozers
∙ Kerk - Kerrek
∙ Kerstmis - Kerst
∙ Kerstmis - Krismes
∙ Kierenkijker - Togus
∙ Kievit - Kapsonessijssie
∙ kijk - spins
∙ kijken - kake
∙ Kijken - Spannen
∙ kikkervisje - puitaaltje
∙ kind - snotneus
∙ kistje - kissie
∙ Klaar - Finito
∙ Klaar over - Verkeersbrigadiertje
∙ Klandestien bordeeltje - Klapper
∙ Klant van een prostituee - Duikboot
∙ Klap - Drijver
∙ Klap - Filter
∙ Klap - Heis
∙ Klap - Pets
∙ Klap op zijn gezicht - Klap op zijn wammes
∙ klap voor je kop - 'n ros voor je porum
∙ Klaploper - Blikslager
∙ Kleding - Kloffie
∙ Klein armoedig huis, Hok - Kot
∙ Klein conflict, Probleempje - Akkefietje
∙ Klein flesje alcoholische drank voor achter in je kontzak - Platluis
∙ Klein hondje - Keffertje
∙ Klein hondje - Kruisenruikertje
∙ Klein kind - Koter
∙ Klein kind - Snottebel
∙ Klein kontje (meestal bij wat dikkere mensen die geen dikke kont hebben) - Scharregat
∙ Klein mannetje, Onderkruipsel - Piegem
∙ Klein persoon - Urkedurker
∙ Klein roeibootje - Pieremegoggel, Pieremachochel
∙ Klein vrouwtje - Chingmeid
∙ Klein zaagje - Baby zaagje
∙ Kleine BH, BHtje - Bokketuigie, Tietenkooitje, Tietenjakkie, Memmenkooitje
∙ Kleine kinderen - Snottebellen
∙ Kleine stomgelukkige - Hoerenchancewammessie
∙ Kleine Wittenburgerstraat - Korte End
∙ Kleinigheden, Onbenulligheden - Wissewasjes, Wissewassies
∙ Kleinigheidje - Haberdoedas
∙ Klerenhanger - Knaapje
∙ Kletsen - Beppen
∙ Kletsen - Ouwebeppen
∙ Kletsen - Ouwenelen
∙ Kleuterschool - Kindergarten
∙ klooien - hannessen, etteren
∙ Klootjesvolk, Gepeupel - Canaille
∙ Klootzak - Hufter
∙ klootzak - klerelijer. klootviool
∙ klootzak - leijer
∙ Klos, Pineut, Slachtoffer - Pisang
∙ kluis - kastje
∙ Klus - Spok
∙ Klusje, Snelle verdienste - Schnabbel, Snabbel
∙ knap meisje - chick, mokkel
∙ knap meisje - kanjertje
∙ Knettergek - Mataglap
∙ knuffelen - moezelen
∙ Koepelgevangenis - Paraplu
∙ koest - gedeist
∙ Koffer - Valies
∙ Koffie - Slobber
∙ Koffie - Sloert
∙ Koffie drinken - bakkie doen
∙ Koffieautomaat - Leuttapper
∙ Koffieparadijsje - Leutparadijsie
∙ Kogel - Blauwe boon
∙ Kont van een verwaand persoon - Kakkerreet
∙ Kont, Achterwerk - Buiksloterham
∙ Kontenneuker - Retenkezer
∙ Koopavond - Kaupoafend
∙ Koopje - Bezolletje
∙ Koopjesjacht, Of lang doorzoeken naar iets - Afstruinen
∙ Koosnaampje voor een jong kind - Bollewangehapsnoet
∙ kop koffie - bakkie pleur
∙ kopen - kaupùh
∙ Kopje hele oude Koffie - Bakkie Pleur
∙ Kopje koffie - Bakkie troost
∙ Koppelaarster, Bordeelhoudster - Rofster
∙ Kort houden - Besauneigere
∙ Korte relatie (max. 24 uur) - Nassie
∙ Korte tijd - Poos
∙ Koude - Kaufe
∙ Kraamkliniek - Kindertjesfabriek
∙ kraanwater - gemeentepils
∙ krabbelen - schurken
∙ Krachtig, Sterk, Snel, Goed presterend - Performant
∙ Krachtterm, Meestal als je schrikt - Leplazerus
∙ Krakeend - Kreest
∙ Kreng, Opvliegend beest - Benjer
∙ kreperen - kramperen
∙ krijg het heen en weer - Krijg de kolere
∙ krijg nou wat - attellenoojeheine
∙ krijg nu wat! - Uit de nooije!
∙ kroeg - keilewinkel
∙ Kroegeigenaar - Horekaffer
∙ Kroket - Berelul
∙ krullekop - pluizebol
∙ kunnen - kanne
∙ kunnen - kennen
∙ Kut - Flamoes, Doos
∙ Kut - Pieterik
∙ Kwibus, Dwaas, Halvegare - Kwiepedokus
∙ Kwibussen, Dwazen, Halvegaren - Kwiepedokussen
∙ La - Laai
∙ Laatste borreltje voor het slapen of naar huis gaan - Afzakkertje
∙ Laatste klant in een cafe - Hanggans
∙ Landgenoot - Landsman
∙ lawaai, ruzie - heibel
∙ Leden van het gilde der prostituees - Lichte Brigade
∙ legitimatie - legemagenkaart (verouderd)
∙ legitimatiebewijs - lemigitatiebewijs
∙ Lekker - Schier
∙ Lekker grietje - Vlo
∙ Lekker Masturberen - Lekker wiekse
∙ Lekkere meid - Stoot
∙ Lelijk - Meips
∙ Lelijk gezicht - Meipsporum, Meipsponum
∙ Lelijk gezicht - Meipswammes
∙ Lelijke vrouw - Machochel
∙ Lelijke vrouw - Scharminkel
∙ Lelijke vrouwen - Scharminkels
∙ lelijkerd - gepekop
∙ lesbienne - Aaipot
∙ Lesbienne, Politie - Pot
∙ Lesbisch stel - Peper - en zoutstel
∙ Lesbische vrouw - Lollepot
∙ Letten op kleinigheden - Mierenneuken
∙ Leugen - Jen
∙ Leugenaar - Beuzelaar
∙ Leuk - Tof
∙ leuk meisje - mokkel, mokkeltje
∙ leuk meisje - nieze
∙ Leuk, lelijk, gek bootje waar je heerlijk op kunt feesten en gek kunt doen - Pieremachochel
∙ leuke meid - moppie
∙ Liedje - Moppie
∙ Liefdadigheid (Positief bedoeld) - Aalmoes
∙ Liefje - Lieffie
∙ Liegen - Beuzelen
∙ Liegen, Onwaarheden zeggen. - Jokken
∙ Lift (iemand een lift geven, iemand een slinger geven) - Slinger
∙ liggen - leggen
∙ Lijden - Lijen
∙ Lijn 13 - Orientexpres
∙ Lijn 13 - Schietschijf
∙ Limburg - Groenstraat
∙ Limburger - Limbo
∙ Limiet, Grens - Taks
∙ Limonade - Limo
∙ Limonade - Limonade
∙ Limousine - Luxe pooierslee
∙ Loeren - Spiekedetten
∙ Loeren, Je kans afwachten en dan toeslaan - Spinsen, Asen
∙ Lol - Gein, Gijn
∙ lol - lol
∙ Lollig, Grappig, Leuk - Geinig
∙ Lolmaker, Grappenmaker, Grapjas - Gijnponem
∙ Lompe vrouw - Pieremegoggel, Pieremachochel
∙ Lomperd, Stommeling - Kaffer
∙ Loonstrookje - Slip
∙ Lopen - Struinen
∙ Lopen - Tram 11
∙ lopen - laupuh
∙ Lopen, Opzichtig rondslenteren, Rondslenteren zonder doel - Flaneren
∙ lorum, in de lorum - dronken zijn
∙ Loser, Mafkees, Onnozele Hals, Pechvogel, Slappeling, Sukkel - Schlemiel
∙ Losse relatie - Scharrel
∙ Lucifer - Luizenpoot
∙ Lui persoon - Droogoksel
∙ Luie personen - Droogoksels
∙ Luie vrouw - Lui machoefel
∙ Luier - Pisbroek
∙ Luieren - Laudiepen
∙ Luieren, Niet werken - Looien
∙ Luilak - Lauwdieper
∙ Luilak - Looiwammes
∙ Luilak - Luiwammes
∙ Lul - Pisvinger
∙ lul - snikkel, swans
∙ Lummel - Loeres
∙ Lummel - Nozem
∙ Lummel, Opschepper - Kanebraaier
∙ Maag - Melik
∙ Maag - Mik
∙ Maak je niet te druk - Maak je niet te sappel
∙ Maandverband - Truttelap
∙ Maandverbanden - Truttelappen
∙ Maatschappelijk onaangepaste puber - Nozem
∙ maffia - penoze
∙ mager iemand - knokenpakhuis, volgescheten palingvel
∙ mager meisje - Anorexia patient
∙ mager meisje - nog tit nog togus
∙ mager meisje - strijkplank
∙ magere jongen - duikplank
∙ magere vrouw - gratenpakhuis
∙ Makkelijk te versieren meisje (Iedereen drukt er zijn peuk in uit) - Asbak
∙ Man - Dibbes
∙ man - heer
∙ man - kerel
∙ Man - Pief
∙ Man met meerdere vrouwen - Ouwe snoeperd
∙ Man, jongen, gozer - mannetje, vent, kerel
∙ Mannelijk geslachtsdeel - Pieremegoggel, Pieremachochel
∙ Mannelijk geslachtsorgaan - Klok en Hamerspel
∙ Mannelijk geslachtsorgaan - Pieleman
∙ Mannelijk lid - Jongeheer
∙ manwijf travestiet - manwijf tietehanger
∙ Markt - Marrekt
∙ markt met stoffen - lapjesmarkt
∙ Massa - Kluit
∙ Massa, Veel - Zwik
∙ Masturbatie - Wiekserij
∙ Masturberen - Afkloppen, Wiekse
∙ Masturberen - Seks uit het vuistje
∙ Mayonaise, Fritessaus - Glijmiddel
∙ Mazzel - Geluk
∙ Meeprater, Slijmerd - Heuler
∙ Meestal, Doorgaans - Normalerwijs, Normaliter
∙ Meestal, Doorgaans - Normaliter
∙ Meeuw - Drijfsijs
∙ meevaller - Oostenrijker
∙ Meid - Rokzak
∙ Meid, Meisje, Mokkeltje - Grietje
∙ meisje - kalletje
∙ meisje - meissie
∙ meisje - mokkel
∙ meisje - mokkel, smatje
∙ Meisje - Nefke
∙ meisje - niesie
∙ meisje - niessie, wijfie
∙ meisje - nieze
∙ Meisje - Sneetje
∙ meisje - sneetje, speet
∙ meisje - tsjik (chick)
∙ meisje - wijfie
∙ Meisje achter de bar, Knappe dienster in een cafe - Loksijs
∙ Meisje in bar dat op je kosten drinkt - Afzuipster
∙ Meisje met veel make up - Schilderij, Mona Lisa
∙ Meisje met veel makeup - Verfporem
∙ meisje met veel vriendjes - del, slettebak, slet
∙ Meisjes achter de bar, Knappe diensters in een cafe - Loksijzen
∙ Meisjesachtig giechelen - Geiten, Gijten
∙ meneer - ouwe
∙ Menigte - Kluit
∙ Mens - Mins
∙ Mensen - Minse, méénsuh
∙ Mes - Gallef
∙ Mes - Koasjoager
∙ Mes - Naaf
∙ Mes - Nijf
∙ Mesje - Nijffie
∙ Met minachting spreken - Smalen
∙ Met minachting sprekend - Smalend
∙ met moeite verwerken - niet weg te tremmen
∙ Metro - Metro
∙ Middagdutje, Middagslaapje - Siesta
∙ Mierenneuken - Letten op kleinigheden
∙ mietje - poesie, wijf
∙ mietje, halve zachte - zije paraplu, kleffe vaatdoek
∙ mijn liefste - me allessie
∙ Mijn meisje - M 'n meissie
∙ Mijn vriend - M 'n gabber
∙ Mijn vriend - Mijn gappie
∙ Mislukkeling, Monster, Onuitstaanbaar mens - Misbaksel
∙ Mislukking - Fiasco
∙ Mobiele telefoon - GSM
∙ Mobiele telefoon - lulijzer
∙ Moed - Lef
∙ Moeder - Ma
∙ moeder - mame
∙ moeder - moer
∙ Moederkonijn - Moerkenaan
∙ Moeilijkheden - Ratsmodee
∙ Moeilijkheden, Heibel, Kabaal, Herrie, Lawaai, Gelazer, Narigheid, Onenigheid, Ruzie, Drukte, Penarie, Rotzooi - Trammelant
∙ moet - mot
∙ moet je mij hebben? - mot je mein hebbeh?
∙ mond - bakkes, bek, muil, laadklep
∙ mond - bakkes, mik
∙ Mond - Boterhammenlaai
∙ Mond - Brievenbus
∙ Mond - Gaffel
∙ mond - kanis
∙ Mond - Melik
∙ mond - pan
∙ Mond - Scheur
∙ mond - smoel
∙ Mond - Smoelwerk
∙ Mond - Vretensbak
∙ Mond - Waffel
∙ Mond, Bek, Smoel - Murf
∙ Monden, Bekken, Smoelen - Murven
∙ mooi meisje - kanjer
∙ Mooi meisje - Plaatje
∙ Mopperen - Kankeren
∙ Mopperen, Schelden - Hakketeren
∙ Morgen - Morrege
∙ motoragent - lange jas
∙ naaibal - snitcher
∙ naar - voor
∙ Naar de bliksem gaan - Naar de mallemoer gaan
∙ Naar de bliksem gaan (Naar de duivel gaan) - Naar de ratsmodee gaan, Naar de verdommenis gaan
∙ naar de snackbar gaan - vet happen, vette bek halen
∙ naar de snackbar gaan - vethappen, een vette bek halen
∙ naar doen - fokken
∙ naar huis gaan - Richting gaan
∙ Nachtwaker - Nachtuil
∙ Nagemaakte, Iemand die zich anders voordoet dan hij in werkelijkheid is - Nepper
∙ Narigheid - Jeile
∙ Narigheid, In de zorgen zitten, benarde toestand - Penarie
∙ Nauwelijks - Amper
∙ nederlander - mooie jonge
∙ nederlandse wetgeving - regels
∙ nederlandse wetgeving - regeltjes
∙ Nee - Beeyu
∙ nee! - gajewegofniet
∙ neergelegd - neergelegen
∙ neerzetten - plempen
∙ Negatief, Somber - Zwartgallig
∙ Nep, Fake, Onzin, Namaak - Bogus
∙ Netjes - Ordentelijk
∙ Netjes gekleed - Gekloft
∙ Neuken - Fietsen
∙ Neuken - Wippen
∙ Neuker - Neukert
∙ Neuker - Neukwammes
∙ Neus - Gok
∙ neus - gok, gaffel, skischans
∙ nieges - nieges
∙ Niet - Lou
∙ niet onwaarschijnlijk acht - niet weten
∙ niet-amsterdammer - boer
∙ niets - geen reet
∙ Niets - Koef
∙ Niets - Nakkes
∙ Niets - Nebbisj
∙ niets - niks, nakkes
∙ Niets - Noppes
∙ Nietsnut - Lapswans, Lapzwans
∙ nooit - ammenooitniet
∙ Nooit - Nimmer
∙ Normaal - Normaal
∙ Normaalgezien, Normaalgesproken - Normaliter
∙ Nozem - Branieschopper
∙ Nozem op een brommer - Brozem
∙ Nummer - Numero
∙ oelepetoetje - oellepetoetje
∙ Oeps! - God here me tuiten!
∙ Ogen - Luikies
∙ Oma - Opoe
∙ Onaangenaam persoon - Miesponem
∙ Onbenul - Zakkenwasser
∙ Onderbroek - Jockey
∙ onderbroek - lulkooi
∙ onderbroek - vlok
∙ Onderbroekje - Lulkooitje, Onderbroekkie
∙ Onderwereld - Hades
∙ onderwereld - penoze
∙ Onecht, Vals - Nep
∙ Oneindig gezeur, Oeverloos gezeur - Jeremiade
∙ Onervaren zijn - Pikkie
∙ Onervaren zijn - Pikkie noga
∙ ongelooflijk - niet te peilen
∙ Ongelooflijk, Onwijs - Genare
∙ Ongeluk - Nieges
∙ Ongeluk - Slamazzel
∙ Ongeluk, menen dat iets ongeluk brengt - Ergens een nieges op hebben
∙ Ongetrouwd samen wonen - Hokke
∙ Onmondig meisje - Platvis
∙ onnozele hals - groenzoeter
∙ Onthalen, Trakteren - Feteren
∙ Ontkennen - Afstrijden
∙ Ontvreemden - Klauwen, Jatten.
∙ Onverwacht - Pardoes
∙ Onwijs, Ongelooflijk - Genare
∙ Onzin - Kwats
∙ Onzin - Kwatsj
∙ Oor - Luisterlap
∙ oostenrijker - oostenrijker
∙ Op de hoogte stellen, Informeren - Verwittigen
∙ Op de kast jagen - Opfokken
∙ Op geen enkel moment - Nimmer
∙ Op iemands kosten roken - Uitsmoren
∙ Op zijn plaats zetten - Op zijn post zetten
∙ op zoek - aan het kijken
∙ Opdonderen - Op sodeflikkerstralen
∙ Openbaar toilet - Krul
∙ Opgelicht, Afgezet - Belazerd
∙ opgewarmd eten - kliekies, prakkies, lif-laffies
∙ Opgewarmde prak van de vorige dag - Kliekie
∙ Opgewarmde prak van de vorige dag - Liflaffie
∙ Ophef - Stennis
∙ Ophouden - Kappen
∙ Ophouden (met vervelend doen) - Nokken
∙ opknappen - opkalefateren
∙ Oplichten - Flessen
∙ Oplichten - Neppen
∙ oplichter - laaielichter
∙ Oplichter - Nepper
∙ Opmaken - Verbrazzelen
∙ Opnaaien, Naar doen - Fokken
∙ Opnaaien, Sarren - Jennen
∙ Oprotten - Oppleuren
∙ Opscheppen - Pochen
∙ Opscheppen - Snoeven
∙ Opschepper - Pocher
∙ Opschepperig - Ronkend
∙ Opschepperig - Snoevend
∙ opschudding, oproer - matschudding
∙ Oren - Luisterlappe
∙ oud - gammel
∙ Oud mannelijk geslachtsdeel, Oude lul - Antiek hangertje
∙ Oud persoon - Ouwe Vleermuis
∙ oude fiets - barrel
∙ Oude kleren, Vodden - Lompen
∙ Oude man - Ouwe lul
∙ oude vrouw - opgewarmd lijk
∙ Oude vrouw - Ouwe tang, Ouwe doos, Ouwe taart
∙ Oude wc-borstel - Ouwe pleeborstel
∙ Ouderwets - Alterwetsj
∙ Ouderwets - Altewetsj
∙ Ouderwets - Museaal
∙ oudje - ouwe
∙ ouwe pik - ouwe pijp
∙ Ouwehoeren praat - Lulleficatie
∙ Ouwehoeren praatjes - Lulleficaties
∙ overblijfsen van voedsel - kliekjes
∙ Overdrijven - Auferdreife
∙ Overhemd, Hemd - Boezeroen
∙ Overijverig agent - Pietje poppesnor
∙ Overjas - Velletje
∙ Overspel plegen - Eisjedies gaan
∙ Overspel, Vreemdgaan - Eisjedies
∙ Paard - Hiender
∙ Paard - Knol
∙ Pacemaker - Piezewieter
∙ Pak geld - Penozepaspoort
∙ Pak slaag - Knurft
∙ Pakje brood - Bikkesement
∙ Pakje brood - Pakkie brood
∙ Pannenkoek - Pannekoek
∙ Papegaai - Praatsijs
∙ Papier - Papier
∙ Papiergeld - Briefie
∙ Paradijsje - Paradijsie
∙ Paraplu - Majemscherrem
∙ Paraplu - Sperrewer
∙ Parapluutje - Majemscherrempie
∙ Parasol - Parasol
∙ Parfum - Luchie
∙ Paria - Sjouwerman
∙ parkeerbeheer - smurfenpolitie
∙ Particulier - Patteklier
∙ Partner voor een keetje - scharrel
∙ Party, Feest - Feessie partijtje fuif
∙ Pas op! - Juut, uit je doppen kijken
∙ Passage - Pesaasie
∙ passant - andere man
∙ passant - voorbijganger
∙ Patatje met mayonaise - Patatje met
∙ Paus - Kerkvader
∙ Paus - Popie Jopie
∙ Pech, Verlies - Zeperd
∙ Pechvogel - Nebbisj
∙ Penis - Habberdesnak
∙ penis - Kul, lul
∙ Penis - Tampeloeris
∙ Penis, Lul - Tamp
∙ Penis, Piemel - Flurk
∙ Personen - Gaste gassies
∙ persoon - gast
∙ Persoon die door bellen of kloppen mensen wekt, Klopper - Porder
∙ Persoon die een muts op heeft - Muts
∙ Persoon die erg hard praat - Viswijf, visleurster
∙ Persoon die stinkt omdat hij zich slecht wast of smerige kleding draagt - Vlooientheater
∙ Persoon die veel onzin uitkraamt - Lulpater
∙ Persoon met veel wisselende seksuele contacten - Afgelikte boterham
∙ Persoonlijke vriend van een prostituee - Voosbinkie
∙ peuken oprapen - buksjek
∙ Piekeren - Malen
∙ piemel - jonge heer, derde beentje, grote vriend, karel, snikkel
∙ Piemel - Opperwachtmeester
∙ Piemel - Piel
∙ Piemeltje - Pieletje
∙ Piemeltje - Piezewiet
∙ Piemeltjes - Pieletjes
∙ Piemeltjes - Piezewieten
∙ Piepklein huisje - Kippenhok
∙ Pies, Pis, Plas, Urine - Zeik watersooi
∙ Pikje - Pikkie
∙ Pikjes - Pikkies
∙ Pinda - Kasausje
∙ Pinda - Kazouzie
∙ pinda's - kersausjes
∙ Pindakaas - Kazouziesmoor
∙ pistool - blaffer
∙ Plaats waar men gewoonlijk zijn beroep uitoefent, Werkplek - Werkpost
∙ Plaatsgenoot - Landsman