RAPPORTEN
VAN DE
COMMISSIE IN NEDERLANDSCH INDIË
YOOll
OUDHEIDKUNDIG ONDERZOEK
op
;
JAVA
enMADOERA.
1901.
Uitgegeven
voorrekening
VAN HET
Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.
ALBEECHT &
Co.,
M. NIJHO FF,
BATAVIA. ’S (jRAVENHAGE.
1 9 04.
s.
Dat deze reeks van
rapporten,
die met dezenjaargang
een aanvangneemt,
thans
verschijnen kan,
en datzij
dit doet in hetgewaad
waarinzij
voor hetpubliek treedt,
heeft men te danken aan deroyale beschikking
van de Directievan het Bataviaasch
Genootschap
van Kunsten enWetenschapen,
te vinden opbladz. 5 van de Notulen van dat Instituut over 1904
(XLII).
De Commissie in Ned.-Indië voor
oudheidkundig
onderzoek op Java enMadoera mag niet nalaten hier daarvoor
openlijk
harengrondigen
dank tebetuigen,
evenalszij
ditindertijd
reeds deed in Not. B. G. XXXIX(1901),
hl.130,
voor dengrooten
moreelen steun van dezelfdezijde
ondervondenbij
hetinzetten der werkzaamheden.
De voorzitter der Commissie vnd.
Db. J. Brandes.
INHOUD.
Bld.
Driemaandelijkse!! rapport
overJuli, Augustus
enSeptember
1901. 1.Driemaandelijkse!! rapport
overOctober,
November en December 1901. 5.Bijlage (116). Beschrijving
van de beelden inde Chiueesche kerkbij Goenoeng sari,
teWeltevreden,
van J. Knebel 18.1. Beelden inde Chineesche
kerk, Goeuoeug sari,
WeltevredenFig.
1. No. 1 vanBijlage (116).
Fig.
2. No. 2 vanBijlage (116).
Fig.
3. No. 19 vanBijlage (116).
Fig.
4. No. 3 vanBijlage (116).
2. Beelden inde Chineesche kerk,
Goenoeng
sari, WeltevredenFig.
1. No. 9 vanBijlage (116).
Fig.
2. No. 10 vanBijlage (116).
Fig.
3. No. 8 vanBijlage (116).
Fig.
4. No. 11 vanBijlage (116).
Fig.
5. No. 21 eu 22 vanBijlage (116).
Driemaandelijkse!! Rapport
over
Juli, Augustus
enSeptember
1901VAN DE
Commissie
inNed.=lndië
voorOudheidkundig onderzoek
op Java en
Madoera.
Bi]
Gouvernements Besluit van 18 Mei1901,
No.4,
werd metingang
van 1 Juli 1901
ingesteld
eene «Commissie inNederlandsch-Indië,
voor oud-heidkundig
onderzoek op Java enMadoera”,
welke Commissie te Batavia zalzijn gevestigd,
en welker taak zalzijn
het samenstellen vanarcheologische
euarchitectonische
beschrijvingen
van de Oudheden opgenoemde eilanden,
het inteekening brengen
dan welphotografeeren
dierOudheden,
voor zoover dit nogniet is
geschied,
hetvervaardigen
vangipsafgietsels
en het aangeven van midde-len om de monumenten voor verval te behoeden.
Tot leden dier Commissie werden benoemd de Heeren; Dr. J. L. A.
Beandes,
ambtenaar voor debeoefening
der Indischetalen;
J.Knebel,
oud-assistent-resident;
en H. L. LeydieMblville, opzichter
der le klassebij
denaanleg
derStaatspoorwegen;
de eerste tevens tot voorzitter(leider).
Als eerste
object
van onderzoek werd aangewezen deTjandi Toempang, nabij Malang (residentie Pasoeroean).
Met het
oog op den
tijd
van hetjaar,
die voor buiten werkenjuist
degoede
was, werd besloten detijd
voor devoorbereidingen
zooveelmogelijk
inte
korten,
en daarom werddaaraan,
inplaats
van driemaanden,
zooals oorspron-kelijk
indebedoeling
hadgelegen,
slechts één maand gegeven, naargehoopt
wordt niet te veel ten nadeele van de
zaak,
omdat als eerstestelregel bij
debehandeling
der Oudheden toch voorop moet staan: het leveren vanpositieve
gegevens en het zich onthouden van
bespiegelingen,
of het maken vangissingen,
welker waarde vooral inden eersten
tijd
deronderzoekingen
aanbedenking onderhevig
zal kunnenzijn.
.
De Heer Knebelvervaardigde
een inleidende nota over deTjandi
Toem-pang, waarin
vereenigd
werd wat over dit monument inde bestaande literatuural voorkwam. Deze nota werd
samengesteld
om haar alslegger
te laten dienenbij
het onderzoek datvolgen
zou, en wordthierbij
in afschriftovergelegd.
Kapport 1901. 1
Ook verzamelde
hij
de Gouvernementsbesluiten, bijbladen
en circulaires die op de Oudhedenbetrekking hebben,
voor zoo ver als reedsdoenlijk
was, ten einde straks een soort van Vademecum voor de commissie vast teleggen;
hij
maakte voorts een reeks korteaanteekeningen
overhetgeen
er inde laatstejaren
opoudheidkundig gebied,
op het terrein derCommissie,
isvoorgevallen,
met de
bedoeling
om zoo de gegevens te vergaren voor eenbibliographisch overzicht,
welkssamenstelling
weleenigen tijd
kostenzal, aangezien
er nietgeregeld aan
voortgewerkt
zal kunnenworden,
daar anderwerk,
zoodra deo o o 7
Commissie zelf nieuwe
gegevens zal hebben
verzameld,
voor zal moetengaan.
De Heer Melvillb, die
bij
de Commissie tevens ook alsphotograat optreedt,
hield het toezichtbij
het doen der keuze van deinstrumenten,
die aan-geschaft
moesten worden. Er werden nogpogingen gedaan
een camera, voor-liet doel
geschikt,
in leen tekrijgen,
maar er moest besloten worden een nieuwe tekoopen,
waarmededaarop dadelijk
een aanvang werdgemaakt
met het aan-leggen
eener serie opnamen.Inde allereerste
plaats
werden daarvoor inaanmerking gebracht
debeelden van de
Tj. Toempang,
welke in het Museum van het BataviaaschGenootschap
van Kunsten enWetenschappen zijn
opgenomen, ziephoto 1,2, 3,
s—B
(No.
4 viel nietgoed uit,
tengevolge
van de slechtebelichting,
waarinnog niet
tegemoet
kon wordengekomen,
daar het beeldingemetseld
is euniet
verplaatst
konworden).
Daarna werdendadelijk
ook de beeldengephoto- grapheerd
die te vindenzijn
inde Chineescheklenteng bij Goenoeng sari,
hetoude woonhuis van Van Imhopp
(?),
ziephoto
9 tot en met 18. Deze werden daar-om vooral op den
voorgrond gebracht,
omdatzij
vlak onder het bereiklagen,
en ten
gevolge
daarvan wel eens weer op denachtergrond
kondengeraken. Op
den zolder van het huis werden
aangetroffen
de tweetrapvleugels, photo 17,
ende
wapensteen, photo 18,
van F. I.Coyett,
Ao. 1736. Deze driestukken,
dieniet als de anderen ter
vereering opgesteld
waren, werden daarna welwillendafgestaan
aan het BataviaaschGenootschap.
Eenebeschrijving
van al deze beeldenwerd door den Heer Knebel
gereed gemaakt,
maar was nog nietvoltooid,
toende Commissie Weltevreden verliet om naar de
Tjandi Toempang
te gaan.Dit
geschiedde
den 3enAugustus.
Den 6en werd inden morgen een aan-vang
gemaakt
met de opname, om eenwerkplan
vast te stellen. Yan Dr. Yee- beek’splattegrond
van detjandi,
zooals die voorkomt inden 2en druk vanYeth’s
Java,
waren er van te voren door den Heer Melvilleeenige vergroote copieën gemaakt,
waardoor hetgemakkelijk
was zich te orienteeren. Hetbleek,
dat het monument zoo
goed
alsgeheel vrij ligt,
zoodat in ditgeval
er slechtsweinig
kosten voor hetdeblayeeren
zullenzijn,
iets wat wel niet hetgeval
zalzijn
3
niet de
nabijgelegen Tjandi Kidal,
waar erontgravingen
overeenvrij groot
terrein zullen moeten
plaats
hebben. DezeTjandi
kon door de welwillende tusschenkomst van den controleur vanToempang,
den Heer K. A. Baron vanBeede van
Oudtshoorn,
op den Bsten8stendaaraanvolgende
door de commissieworden
bezocht,
watgeschiedde
met het oog op latereonderzoekingen,
en voorhet
geval
dat er om de een of andere reden in het werk aan deTjandi
Toem-pang
stagnatie
mocht ontstaan.Op
den avond van diendag
werd hetwerkplan
voor die
Tjandi vastgesteld,
en den morgendaarop
door de Heeren Knebel enMelville met het
eigenlijk
werk eenbegin gemaakt, terwijl
de voorzitterTjandi Singasari ging bezoeken,
met een eender doel alsbij Tjandi Kidal,
en om zichweer huiswaarts te
begeven.
Uit de
weekrapporten, ingesteld
omgeregeld
op dehoogte
van denvoortgang
van den arbeid teblijven, blijkt
dat dehoofdteekeningen
van hetmonument
vervaardigd zijn
en een nieuwebeschrijving
er van a vue inconcept gereed
is. Deze laatste kan eerst dan als voltooid beschouwdworden,
als devele
photographische
opnamen, die van deTjandi
genomen zullen moetenworden,
klaar zullenzijn,
enzij
aan de hand van dat materiaal zalzijn gecontroleerd. Volgens
eenglobale berekening
is degezamenlijke strekking
vande tableaux en
relief,
die invijf
banden om het monument te vindenzijn,
ongeveer 200 Meter.
Daar,
deze reliefs allesprekend zijn,
d. w. z. illustratiesvan verhalen en
verhaaltjes,
zoo zullenzij
alle dienen te wordengephoto- grapheerd.
Ook daarmedeis,
evenals met het opnemen van hetgroote Amogha- pafa-beeld,
één derKala-koppen,
en anderefragmenten,
een aanvanggemaakt.
Met het in het net teekenen der
teekeningen
kon nog nietbegonnen worden,
omdat de aan de commissie
toegevoegde
teekenaarzijne
werkzaamheden nog niet heeft kunnen aanvaarden.De reden daarvan was, dat het
wenschelijk
was eenwijziging
aan tevragen van het artikel in het G. B. van 18 Mei
1901,
No.4,
waarinzijne bezoldiging geregeld
was. Eerst daarna kan debeschikbaarstelling
worden aan-gevraagd, terwijl
dekennisgeving,
dat dat isgeschied,
nog nietontvangen
werd voor den
afloop
van het kwartaal Juli—Sept.
1901.De
vervaardigde werk-teekeningen zijn:
Zij-aanzicht
in 5bladen,
achteraanzicht in 2bladen,
vooraanzicht in 2bladen,
dwarsdoorsnede in 2bladen, lengtedoorsnede
in 4bladen, plattegrond
in
21/4 bladen, dwarsproffillen
in 3 bladen.Met
zijne beschrijving
van deTjandi Toempang gereed gekomen,
verza-melde de Heer Knebel ook de
gegevens voor een
voorloopige beschrijving
vanTjandi
Kidal(zooals
deze thans is waar tenemen)
enTjandi Singasari.
Ook onder-zocht
hij
verschillende op zich zelf staande oudheden(beelden, enz.)
indeomgeving,
zooals o.a..
terhoofdplaats Malang,
en hadhij
inopdracht
eenplan
te
concipieeren
voor het verdereonderzoek,
inde eersteplaats
van de residentiePasoeroean,
waar thansgewerkt
wordt.De voorzitter der Commissie in Ned.-lndië voor
oudheidkundig
onderzoek op Java en
Madoera, («'. y.)
De. J. Brandes.Oct. 1901.
Driemaandelijkse!! Rapport
over
October,
November en December 1901VAX DE
Commissie in Ned.-Indië
voorOudheidkundig onderzoek
op Java
enMadoera.
Einde
September
berichtte de Heer Knebbl overeen beschrevensteen,
hem aangewezen door den Heer K. A. Baron van Rebde van
Oudtshooen,
teLawa
djati,
die een bleek tedragen
vanMpu Sindok,
van(jaka
851.Daar de steen
omgevallen
was, heeft men tot nog toe slechts vaneenzijde
een afdruk kunnen maken.
De
indertijd
ten Oosten of achter deTj. Toempang
te vindentjandi
isgeheel weggedragen.
Deplaats
er van werdvermoedelijk teruggevonden
indeplek,
waar daar nu nog deonafgewerkte
kala ofbanaspati-koppen liggen.
Het
schijnt
wel dat men aannemen mag, dat dezetempel opgezet,
maar nog nietgeacheveerd
versierd was,vgl.
dentempel
teSingasari.
De arbeid aan
Tjandi Toempang
was met het einde van hetvorige
kwar-taal nog niet
voltooid,
al was ook de Heer Knebel van het terrein vertrokken.Hij
werd door den Heer Mblvileegeregeld voortgezet,
tot op hetoogenblik,
dat de voorzitter der commissie weer ter
plaatse
konzijn,
wat zoogoed
als samen-viel met het
beëindigen
er van, en inbegin
Novemberplaats
had. Naoverleg
hadden er nogeenige
aanvullendeopmetiugen
en opnamenplaats,
enwerd door het graven vaneen
geul
verticaal op eenderlange zijden
van hetmonument
getracht
uitte vinden of detempel
eenduidelijk afgebakend tempel- plein
heeftgehad.
Daar dit geendadelijk
succesgaf,
werd ditonderzoek,
inverband met den
tijd
van hetjaar
en de beschikbaregelden,
weergestaakt,
doch een andere
uitgraving daarentegen krachtig voortgezet,
want ondertusschenwas er een
aanwijzing gedaan,
dat het voetstuk van hetgroote
beeld,
achter detjandi,
op het terreinzelf, indertijd hij
het in ordebrengen
vaneen
slokan,
indengrond ingegraven
was. Ruim 3 Meter indengrond
werd het
statige, majestueuse,
en toch van vorm enlijn
zooeenvoudige,
maardaardoor ook te indrukwekkender voetstuk inderdaad
aangetroffen
endaarop
weder te
voorschijn gebracht,
om het daarna voor detjandi
eenplaatste
geven.Het
voorgedeelte
van het terrein om het monument isnamelijk uitgekozen
om er, in twee
reeksen,
terweerszijden
van dentempel,
de losaangetroffen
beel-den en
fragmenten
teplaatsen
en uittestallen,
zooals te zien is op dephoto’s,
die genomen werden vóór dat het terrein verlaten
werd,
omaanschouwelijk
te maken welke
schikkingen
ergetroffen zijn
om orde op hetgeheel
te stellenhij
hetheengaan.
Daarvoor moest ook dienen een bamboepagër
om hetterrein,
welkevervaardigd
werd van hetmateriaal,
dat voor denwerkstijger gebruikt
was,terwijl
behoudens de opnamen, die van dentempel
enzijne
onder-deelen qua talis werden
gemaakt,
ook die losse stukkengroepsgewijze
of afzon-derlijk,
al naar aangewezenbleek, gephotographeerd
werden.Op
eenduidelijke plaatswas
een bordaangebracht
met dehierondervolgende mededeelingen
inhet Javaansch en het Maleisch:
o
* o O o OQ- O O O /O
IIitJivjnukrjcm i\ nsijifji w un turi tut (hwm cci ihtji \ 7jun innmh thonn nsn nru-n
o o o G) Cy s o
rui vutcutik
ti/rjjitsiitut mrt fM amr^JI m ui (ijiimmrj cm
<~n\
vjjvj(Uj(irr^
cm \ ~.uisnnmirviji 6 1901"
Tjandi Djago, Toempang,
inipekarangan koelilinguja tjandi,
tida boledi tanemi
palawidja
atawakitren,
sebab soedahdjadi sengkeranja negri,
soedahmasoek
gambar,
dipriksa tanggal
6Augustus
1901.Een enkel
fragment
vaneen terracotta ornament, meer werd er nietgevonden,
werdaangeboden
aan het BataviaaschGenootschap
van Kunstenen
Wetenschappen,
om het daar indeverzameling
oudheden eenplaatste
geven.
Behalve de
teekeningen,
die in hetvorige rapport genoemd zijn,
werder met het oog op het
groote
aantalphoto’s,
die genomen moesten worden(no. I—B, 19—237),
nevens verschillendedetail-teekeningetjes,
ook eenplatte- grond ontworpen
terorienteering bij
hetbezichtigen
derafbeeldingen.
Het ten
gevolge
van dezeverrichtingen gedwongen langere verblijf bij Tj. Toempang,
werd benut voor een herhaald bezoek aanTj. Kidal, Tj. Singasari,
en
Malang.
Bij Tj.
Kidal konbij
dezegelegenheid
het bestaan vaneen oude bad-plaats,
met drie ineensteenachtigen
wandingemetselde
oudespuiers,
gecon-stateerd
worden,
die van het terrein uitte zienis,
en op hare beurt een ver-rukkelijk gezicht
op hetTjandi-terrein
aanbiedt. Niet minder interessant washet vaststellen van het voorhanden
zijn
van minstens drieandere,
in restanten,inde
onmiddellijke nabijheid
vanTjandi
Kidal nogaanwezige
of aan tewijzen tjandi’s,
of den onderhouw daarvan.Op
hettempelterrein,
dat door de restenvaneen
roodsteenen' ommuring
nu noggrootendeels afgebakend
is en van7
grooten
omvang was, zal straks veel gegraven moeten worden. Het onderzoek vooral van de roode baksteenfragmenten
zal uiterstzorgvuldig
moetengeschieden,
daar de stukken veel kleiner
zijn
dan wanneer er metnatuurlijken
steengebouwd is,
en deverbrijzeling
ook veelgemakkelijker
enspoediger plaats
heeft. Ook hierwerden nog een paar
photo’s (No.
246—249)
genomen, omdadelijken
steunte hebben
bij
het in ordebrengen
derbeschrijving
vanTj. Toempang,
enbij
die
gelegenheid
tevens dein de medaillons aan dentempel
ten volle uit voor-komende makara’s of olifantvisschen
voorloopig
vast teleggen.
Singasari
bevindt zich ineendeplorabelen
toestand. Detjandi
zelf is erwel niet erger aan toe dan inden laatsten
tijd
hetgeval
was, maar van hetoverige, tenzij
ook hier indengrond
nog het en anderverborgen zit,
rest erniet veel meer. De
Tj. Wajang,
inde desaPagëntan,
even om de zuid vanTj.
Singasari,
is zoogoed
alsgeheel weggebroken;
men vindt daar nog slechtsenkele
gedeelten
van defundamenten,
die in het binnenwerk uitpadas (wadas, tjadas)
blokkenblijken
bestaan te hebben. Degeornamenteerde
stukken of orna-mentblokken,
die er nog werdenaangetroffen, wijzen
er allen op, dat ook dezetempel,
waarnevens ook roodsteenen bouwwerken moeten hebbengestaan,
evenalsde
groote tempel
vanSingasari,
welopgezet,
maar nietafgewerkt
was. Vanfijnere versiering,
van reliëfwerk ofgraveersel,
werd geen spoor ontdekt. Alleeneen zeer
beschadigd
voetstuk trokdadelijk
deaandacht,
in verband met het teTj. Toempang
weer tevoorschijn gebrachte
van hetAmoghapafa-beeld,
en hette
eigenlijk gezegd Singasari
nogvoorhandene,
in vorm zooeigenaardige,
metzijn
17 vierkanteverzinkingen.
Het Chineesche kerkhof te
Malang
is een waar museum. Er werd eensituatieschets van in
gereedheid gebracht,
waaruit o. a.blijkt
dat er meer dan160 beelden en ornamentstukken
staan,
dieongelukkig gedeeltelijk
werdenbij- gewerkt.
Dat is o. a. ookgeschied
met eenGanefa-beeld,
op welksrogge-
stuk de Heer Melvillb Oud-Javaansch schrift constateerde. Er bleek het einde van
een oorkonde
op te
staan,
en wel hetvervolg
en slot van de nietafloopende acte,
die men aantreft op den
steen,
welkeindertijd
inGang
Batoetoelis te Weltevreden stond en thans onder No. 54 voorkomt in het Museum te Batavia. Dat stuk isuit 813
(j'aka
en dateert dus uit den oudstentijd
van het Hindoeleven op Oost-Java. De beidefragmenten
sluitennetjes bij
elkander aan, zoo dat heteerste
eindigt
met eenafgebroken woord,
waarvan de staart hetbegin
van hetandere
gedeelte
is. Deeigenaar,
de Chinees HanLiang Twan,
stond welwillend toe het stuk eldersnauwkeuriger
te onderzoeken en er een afdruk van te nemen,en
gaf
het daarna tengeschenke,
waarom aan het BataviaaschGenootschap
inoverweging
is gegeven het op te vragen en inzijn
Museum teplaatsen.
Eennauwkeurig
onderzoek van de op dat kerkhof voorhanden ornamentstukkenschijnt
zeer
gewenscht..
Er werd elders reeds opgewezen, hoe vooral het oudereonder de restanten op Oost-Java
(Kediri, Soerabaja, Pasoeroehan, enz.)
vermoe-delijk
wel hetmoeilijkste gedeelte
van de te bestudeerenobjecten
zal uitmaken.Wat op dit
oogenblik
heteigenlijke onderwerp
vanbehandeling
voor de Commissieheeft
uitgemaakt,
is van veeljongeren
datum en levert verschillendedingen niet,
ofgeheel anders,
dan men ze op Midden-Java te aanschouwenkrijgt.
Inhoeverre er
op Oost-Java
nog ruïnen worden
aangetroffen,
diewerkelijk
totden ouderen en den oudsten
tijd
van dezekunstuitingen behooren,
is der Com-missie
nog
niet,
of nog zoogoed
als nietbekend,
want het haar niet vreemdemateriaal van deze soort bestaat slechts uit
opschriften
en beschreven steenen,waarvan er
eenigen
intusschengeornamenteerd zijn.
Hoewel het makara-ornament inden
jongeren tijd
ook daar nietgeheel ontbreekt,
bestaan er zekereaanwijzingen
om teveronderstellen,
dat de ornamentstukken dieop het kerkhot te
Malang,
enbijv.
ookbij
dewoning
van den assistent-resident aldaar gevon- denworden,
en den makara- ofolifantvischkop
geven, uit die oudereperiode afkomstig
zullenzijn.
Het doet erweinig
aan toe of er onder die stukkenzijn,
die niet mooi
zijn. Zij
moeten en zullenvermoedelijk
ook wel kunnen dienenom ons iets nader te
brengen bij
deoplossing
van dit naar het zich aan laat zienzeer
moeilijke probleem,
dat zich niet minderdadelijk opdringt bij
debeschouwing
der beelden van Oost-Java. Doch ook dezen
zijn
ten eenemale nog niet metho- disch onderzocht ofvergeleken,
en het kan de vraagzijn
of de residentiePasoeroehan daarvoor wel het
geschikte
terrein zalzijn.
Dat er in die oudereperiode
ook daargebouwd
moetzijn,
kan men met zekerheid hieruitafleiden,
dat het aantal
prajasti’s
opsteen,
inschrift,
intaal,
en inspelling homogeen
en correct naar de
tijdsomstandigheden,
ook daar uit de oudereperiode
nietontbreken,
waar evenwel het onderzoek vaneen anderezijde
in dezerichting
weer
bemoeilijkt
wordt door depracasti’s
op metaal metlagere jaarcijfers,
omdat dezen
duidelijk
de sporen vertoonen van furtief tezijn,
d. w. z. inlaterentijd vervaardigd,
ofopnieuw
weergesteld,
watjaren geleden
reeds werdgeconstateerd,
en sedert wel
zijne bevestiging gevonden
heeft in het bericht indeNagara- krëtagama,
datHayamwuruk
depiagem’s
heeft laten onderzoeken en vernieuwen.Als
bijzonderheid zij
hiervermeld,
dat de Heer Berger teMalang
inzijn
bezit heeft een zodiak-beker met denvogel
en hetjaartal
1253(A.
D.1331),
twee
bokor’s,
dieindertijd
aan denradja
van Lomboktoebehoorden,
en uit wittensteen
gesneden
modellen ofminiatuurreproducties
van deraksasa’s,
denGanefa,
en den Nandi van
Singasari,
benevens een ditoBuddhabeeldje.
Wat die bokor’s betreftblijkt
dat uit hetopschrift
datzij dragen,
bolcvr darmee idaIfokonla
, en9
met die witsteenen
stukjes
kan menvergelijken
dereproductie
van den beschreven steen vanNgantang, aanwezig
indeverzamelingen
van deopgeheven
inrich-ting
voor deopleiding
van ambtenaren te Delft, en de miniatuur-modellen vanTjandi Kidal,
diegenoemd zijn
inTijdschr.
Ind. ï. L. enVk.,
IX(1859),
hl. 1(5.Bij
hethospitaal
teMalaug
werd op dengrooten
weggevonden
eenvrouwebeeld en
face,
infila-houding gezeten
op een rund enprofil (ParwatiV),
met nog een ander onkenbaar stuk.
Even voor het
oogenblik
dat de voorzitterMalang
weer verlaten zou,toen de werkzaamheden op
Toempaug
zoo vergevorderd
waren, datzijne tegenwoordigheid
niet meer vereischtwerd,
werd deheuchelijke tijding
ont-vangen, dat de
Regeering
iu Ned.-Indiëgoedgunstig
eenbeschikking
hadgenomen in verhand met het
schrijven,
dat devoorzitter,
onder ddo. 5September
1901, aan den Directeur van het
Dept.
van O. E. en N. hadgericht,
totblootlegging
van denhachelijken toestand,
waarin decommissie,
die de haaropgelegde
taak desnietteminbegonnen
was uitte voeren, zich bevond door hetgeringe bedrag,
dat haar terverwerking
was toegestaan. Wel is waar kwamO O cj' O o
de
beschikking laat,
maarzij
maakt degeregelde dadelijke afwerking
van het-geen in 1901 verzameld kon worden,
mogelijk,
en verzekerde denvoortgang
van den arbeid in het
volgende jaar
zoo, dat zich alsdan dezelfdenijpende moeilijkheden
niet weder zullen voordoen. Dat de commissieintusschen,
hoe-wel
matig
envoorzichtig,
het werk onbevreesd isblijven
voortzetten, hadzij
te danken aan een
royale toezegging,
devoorwaardelijke beschikking
overeenzeker
bedrag,
dat de Directie van het BataviaaschGenootschap
voor het doelten dienste van den voorzitter stelde, de reden waarom
deze,
op het einde vandit
kwartaal,
te Weltevredenteruggekeerd,
aan dieDirectie,
namens de Com-missie, mededeeling
deed van diegoedgunstige beschikking,
onderdankzegging
voor den
grooten
moreelen steun van haren kant gegeven,bij
het inzetten vande
geregelde oudheidkundige • onderzoekingen
hier in Nederlandsch-Indië.De
terugreis
naar Midden-Java werd om de zuidgemaakt,
door denvoorzitter
bepaaldelijk
omTj.
Panataran tezien, die hij
nog nietkende,
enom daar
vergelijkende
studiën te maken ten bate van dein het onderzoek reeds betrokkentjandi’s bij Malang, Tj. Toempang, Tj. Singasari
enTj.
Kidal. Hetresultaat was eendeels zeer
belangwekkend,
maar vaneen anderen kantgaf
hetbezoek veel
teleurstelling.
In verband met het Gouvernement» besluit van 22 Juli190U,
No.18,
zie Not. B. G. XXXYII(1899),
bl.78,
XXXVIII(1900).
bl. (54, is nl. de
hoofdtempel
van Panatarangerestaureerd.
Daaromtrent wordt nader bericht ineenaparte
nota van het CommissielidKnebel, die,
omdathij
deze
tjandi
van vroegergoed kende,
men zie slechtszijne beschrijving
iuTijdschr.
Ind. T. L. enYk., XLII,
inopdracht kreeg
haar ook in harentegen- woordigen
staat op te nemen en daaroververslag
te doen. Van bouwkundigen° o
aard waren de
bevindingen,
die zouden kunnen strekken tottoelichting
van deTj. Toempang,
behoudens wat betreft hetuiterlijk
van het te Panatarannog
bestaande,
dan ookluttel,
maar zooveel te ruimer en interessanter warenzij
wat de reliefstableaux
aangaat.
De bovenste reeks van Panataran(nl.
die omhet 2e
terras) wijst
toch weluit,
dat deinterpretatie
van deweinige reliefs,
die nog voorhanden
zijn,
aan het lichaam van heteigenlijk gezegde tempel- gebouw
van deTj. Toempang,
als zouden deze illustratieszijn
van stukkenvan de
Krësnayana,
nietonjuist
is. Ookgeeft
het strekkende onder- en boven- bandornament almede weer meer lichtdaarover,
en vindt men inde wolken-tooneelen van de vierkante
Ramayana
tafreelen van het onderste terras, mis- schien wel deverklaring
voor de veleonduidelijke,
en devoorstellingen
ver-onduidelijkende krullen,
die menbij
de reliefs aan deTj. Toempang
zoo drukziet
aangebracht.
Vindt men aan de Baraboedoer in zoovele tableaux de openvlakken,
den hemel of hetluchtruim, sierlijk,
smaakvol en metfijn overleg, gevuld
met op wolkenstatig
aanvarendehemelingen, bloemenregens
in lossebloemen en in
tuiltjes,
in kransen en in snoeren, hier heeft de kunste-naar daarvoor
gekozen
dewolkengezichten,
zooalszij
zichbijv.
inden avond-stond
impressionistisch vertoonen,
en een ieder ze kent. Men zietleeuwen,
apen,
slangen, olifanten,
reuzen en wat al niet meer door het zwerkjagen
en.op zich
afstormen,
nu eens enprofil,
dan weer entroisquarts,
dan weer enface. Dezelfde
tableaux,
allenzijn impressionistisch,
met slechts hier en daal-de
noodzakelijke lijnen scherp
enduidelijk getrokken,
maar hetoverige
inwattige, volle,
bolle vormen enkrullen,
vindt men dan weer in ’tgroot, grootsch, grotesque,
dan weer in kleinereafmetingen.
Men vindt ze volgetee- kend, duidelijker, sprekender,
en dan weer in enkelsierlijnen aangebracht,
als warenhet slechts
bloemstukken, arabesken, verloopen
dood ornament. Maar wie eenblik heeft op die
lijnen,
en een open oog voor dit zich nimmer verloochenendetransponeeren
der Indischekunstenaars,
in hun kunst en in hunkunstuitingen,
die kan daar
genieten,
evenals een ieder daar school zal kunnen gaanen een les nemen om de Hindu-ornamentiek naar haar wezen te
begrij-
pen en te waardeeren. Bet is niet
mogelijk
die tableaux in woorden tebeschrijven,
slechtsgoede afbeeldingen
zouden in staatzijn
er eenbehoorlijk
ideevan te
geven. Van Kixsbf.rgen's
photo’s
latenhier,
het moetgezegd worden,
den beschouwer