Inspectierapport
de 7 dwergen (KDV) Zwaardvegerstraat 124 8043DW Zwolle
Registratienummer 185321264
Toezichthouder: GGD IJsselland
In opdracht van gemeente: Zwolle
Datum inspectie: 26-03-2018
Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek
Status: Definitief
Datum vaststelling inspectierapport: 11-04-2018
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ... 2
Het onderzoek... 3
Observaties en bevindingen ... 4
Overzicht getoetste inspectie-items ...11
Gegevens voorziening ...15
Gegevens toezicht ...15
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum...16
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
Op grond van de bevindingen bij voorgaande inspecties en de invoering van de Wet IKK (Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang) zijn tijdens dit onderzoek de volgende inspectie-items onderzocht:
het pedagogisch klimaat;
de eisen aan het personeel;
het aantal beroepskrachten;
stabiliteit van de opvang voor kinderen;
het veiligheids- en gezondheidsbeleid;
de buitenspeelruimte.
Beschouwing
Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde inspectie. Na de feiten over
kinderdagverblijf De 7 dwergen en de inspectiegeschiedenis, volgen de bevindingen op hoofdlijnen.
Deze worden elders in het rapport uitgewerkt.
Feiten over KDV de 7 dwergen
Kinderdagverblijf de 7 dwergen is gevestigd in een gebouw aan de Zwaardvegerstraat in de wijk Stadshagen. De houder heeft naast deze locatie nog een locatie in Zwolle. Het KDV heeft de beschikking over 3 groepen voor in totaal 44 kindplaatsen.
Inspectiegeschiedenis
17 maart 2016 onderzoek voor registratie: Er is geen bezwaar vanuit de GGD tegen opname in het LRKP.
20 juni 2016 onderzoek na registratie: de getoetste voorwaarden voldoen aan de Wet kinderopvang.
25-09-2017 jaarlijks onderzoek: er zijn twee overtredingen geconstateerd met betrekking tot opvang in groepen en de beroepskracht-kind-ratio.
22-01-2018 nader onderzoek: de eerder geconstateerde overtredingen (25-09-2017) zijn hersteld.
Bevindingen op hoofdlijnen:
Tijdens dit jaarlijks onderzoek voldoen alle getoetste voorwaarden aan de eisen uit de Wet kinderopvang.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
Na overleg en overreding wordt er voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot het domein pedagogisch beleidsplan en het domein veiligheids- en gezondheidsbeleid.
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Tijdens het inspectiebezoek is de pedagogische praktijk getoetst in theorie en in de praktijk.
Bij de observatie van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het
Veldinstrument observatie kindercentrum (januari 2015). Daarin staan specifieke aspecten waarop wordt geobserveerd.
Het observatie-instrument bevat voor elke voorwaarde indicatoren. Deze worden gebruikt bij het beschrijven van de pedagogische praktijk.
Pedagogisch beleid
Bij kinderdagverblijf De 7 dwergen wordt een pedagogisch beleidsplan gehanteerd waarin het binnen de organisatie geldende beleid staat.
Niet alle getoetste voorwaarden waren volledig beschreven in het beleidsplan. Met de houder is na de inspectie afgesproken dat de ontbrekende punten aangevuld worden en dat deze worden gemaild naar de toezichthouder. De toezichthouder heeft op 3 april 2018 een mail met het aangevulde pedagogisch beleidsplan ontvangen.
Alle getoetste voorwaarden zijn nu voldoende beschreven in het beleidsplan. Zo is er aandacht voor de volgende onderwerpen:
De wijze waarop invulling gegeven wordt aan aspecten van verantwoorde dagopvang;
De wijze waarop de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd en gestimuleerd en wat de rol van de mentor hierin is;
Een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de groepen;
Een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep;
De wijze waarop invulling gegeven wordt aan het afwijken van de BKR;
Een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de stamgroep kunnen verlaten;
Een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van extra dagdelen;
Een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de opvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.
Verantwoorde dagopvang
Uitvoering pedagogisch beleidsplan
Uit het gesprek met de beroepskrachten blijkt dat zij op de hoogte zijn van het pedagogisch beleid.
Dit komt ook tot uiting tijdens de observatie. Ter illustratie van het oordeel worden door de toezichthouder een aantal van de basisdoelen toegelicht met een voorbeeld.
Bij het beoordelen van de observaties is uitgegaan van 4 basisdoelen vanuit de Wet kinderopvang waaraan de pedagogische praktijk minimaal moet voldoen:
emotionele veiligheid;
sociale competentie;
persoonlijke competentie;
overdracht normen en waarden.
Emotionele veiligheid
Indicator: ‘De beroepskrachten communiceren met de kinderen.’
Observatie
De beroepskrachten hebben vanzelfsprekend en gepast lichamelijk contact met kinderen. Zij hebben een professionele werkhouding in situaties die vragen om c.q. horen bij lichamelijk contact.
Bij iedere vorm van fysieke intimiteit laat de beroepskracht zich leiden door de reactie van het kind.
Tijdens het tafelmoment zijn de kinderen rustig hun cracker aan het eten. Een kind dat op de hoek van de bank zit valt van de bank en begint te huilen. De beroepskracht ziet het gebeuren en tilt het kind op. De beroepskracht neemt het kind op schoot en troost hem. Het kind wordt weer rustig op de schoot van de beroepskracht.
Ontwikkeling van de persoonlijke competentie
Indicator: ‘Kinderen hebben de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen dankzij de groep, spelmateriaal, activiteitenaanbod en inrichting.’
Observatie 1
Het programma bestaat uit vrij spel en gestructureerde activiteiten. De activiteiten zijn gevarieerd en stimuleren diverse ontwikkelingsgebieden.
Kinderen hebben er plezier en zin in; zij voelen zich uitgedaagd. Ieder kind krijgt leer- /ervaringskansen.
Na het eten van de cracker pakt de beroepskracht een liedjesmap. De beroepskracht laat een plaatje van een spin zien. Ze vraagt aan de kinderen wat er op het plaatje staat. De kinderen zeggen dat er een spin op staat. De beroepskracht vraagt aan de kinderen of ze een spin kunnen maken van hun hand. De kinderen doen de beroepskracht na en maken een spin van hun hand.
Ondertussen zingen ze een lied over een spin.
Observatie 2
Tijdens het moment van vrij spel zet de beroepskracht muziek aan. Een aantal kinderen begint te dansen op de muziek. De beroepskracht danst mee en de andere kinderen op de groep zien dit en beginnen ook mee te dansen.
Ontwikkeling van de sociale competentie Indicator: ‘De kinderen zijn deel van de groep.’
Observatie
De beroepskrachten betrekken de kinderen actief bij verzorgende en organisatorische taken zoals opruimen en dingen klaarzetten. De beroepskrachten geven de kinderen positieve feedback en waardering als zij zich actief betrokken en verantwoordelijk tonen.
Twee kinderen spelen in de ballenbak. Er ligt ook ander speelgoed in de ballenbak. De beroepskracht loopt naar de kinderen in de ballenbak toe en vraagt of ze willen helpen met opruimen. De beroepskracht zegt tegen het kind: "Geef maar aan mij." Het kind geeft het speelgoed aan de beroepskracht. De beroepskracht geeft positieve feedback aan het kind door te zeggen: "Goed zo, heel goed."
Overdracht waarden en normen
Indicator: ‘Afspraken, regels en omgangsvormen zijn herkenbaar aanwezig en worden toegepast.’
Observatie 1
Beroepskrachten hanteren de afspraken, regels en omgangsvormen op eenduidige en consequente wijze. Daarbij blijven zij rekening houden met de situatie; hun optreden sluit aan bij gedrag en behoefte van individuele kinderen.
Tijdens de inspectie zitten de kinderen aan tafel met een cracker en drinken. Een kind wil graag nog een cracker en zegt dit tegen de beroepskracht. De beroepskracht zegt tegen het kind dat hij al twee crackers heeft gehad en dat er altijd twee crackers gegeten worden aan tafel.
Observatie 2
Een kind is aan het smeren met zijn beker. De beroepskracht ziet dit en zegt tegen het kind dat er niet gesmeerd wordt en dat hij netjes moet drinken.
Voorschoolse educatie
De voorwaarden aangaande voorschoolse educatie zijn niet beoordeeld, aangezien op deze locatie geen gesubsidieerde voorschoolse educatie aangeboden wordt.
Conclusie
De getoetste voorwaarden bij het domein pedagogisch klimaat zijn conform de Wet kinderopvang.
Gebruikte bronnen:
Observaties (pedagogische praktijk)
Website (http://www.de-7-dwergen.nl)
Pedagogisch beleidsplan
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang
De beroepskrachten en stagiaire die werkzaam zijn bij kinderdagverblijf De 7 dwergen hebben een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG).
Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen
De beroepskrachten die werkzaam zijn bij kinderdagverblijf De 7 dwergen beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang en de cao welzijn en maatschappelijke dienstverlening is opgenomen.
Aantal beroepskrachten
Op verschillende groepen zijn de presentielijsten bekeken. De verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep is conform de Wet kinderopvang.
Op het moment van de inspectie zag de beroepskracht-kindratio er als volgt uit:
ochtend middag
groep 0 jr 1 jr 2 jr 3 jr aantal leidsters 0 jr 1 jr 2 jr 3 jr aantal leidsters
Bengels 1 4 1 5 11/2 1 4 - 5 10/2
Binkies 1 3 3 5 12/2 1 2 1 6 10/2
Hummels 4 5 - - 9/2 4 5 - - 9/2
Er mag per dag ten hoogste drie uur afgeweken worden van de beroepskracht-kindratio. Deze tijden zijn door de houder vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan.
Stabiliteit van de opvang voor kinderen Er wordt gewerkt met drie stamgroepen, te weten:
Hummels: kinderen in de leeftijd van 0-2 jaar;
Bengels: kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar;
Binkies: kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar.
De kinderen in de leeftijd tot één jaar worden aan ten hoogste twee vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van deze kinderen.
Aan een kind van één jaar of ouder worden ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van dat kind.
Aan ieder kind is een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en
bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Op KDV de 7 dwergen worden de kinderen geobserveerd bij 2,5 jaar en bij 3,5 jaar. De ouders krijgen een kopie van het
observatieverslag mee en er wordt een gesprek aangeboden om de ontwikkeling van het kind te bespreken. Zo nodig wordt er vaker met de ouder(s) van een kind gesproken. Tevens is de mentor voor de ouders aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind. Er wordt op dit moment gekeken of de kinderen op de babygroep ook al geobserveerd kunnen
worden. De pedagogisch coach observeert ook alle kinderen. Tijdens de kleine teamvergaderingen, één keer in de drie maanden, worden alle geobserveerde kinderen besproken.
Conclusie
De getoetste voorwaarden bij het domein personeel en groepen zijn conform de Wet kinderopvang.
Gebruikte bronnen:
Interview (beroepskracht)
Verklaringen omtrent het gedrag (steekproef)
Diploma's beroepskrachten (steekproef)
Presentielijsten
Personeelsrooster
Veiligheid en gezondheid
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
De houder heeft voor dit kindercentrum een beleid dat er toe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er tijdens de opvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.
Niet alle getoetste voorwaarden waren volledig beschreven in het veiligheids- en
gezondheidsbeleid. Met de houder is na de inspectie afgesproken dat de ontbrekende punten aangevuld worden en dat deze worden gemaild naar de toezichthouder. De toezichthouder heeft op 3 april 2018 een mail met het aangevulde veiligheids- en gezondheidsbeleid ontvangen.
Alle getoetste voorwaarden zijn nu voldoende beschreven in het veiligheids- en gezondheidsbeleid.
Zo is er aandacht voor de volgende onderwerpen:
Een beschrijving van het continue proces van implementeren, evalueren en actualiseren;
De voornaamste risico's ten aanzien van veiligheid, gezondheid en grensoverschrijdend gedrag en er is hier een plan van aanpak voor opgesteld;
De beschrijving van de wijze waarop de houder de opvang zodanig organiseert dat een beroepskracht of stagiaire de werkzaamheden kan verrichten terwijl deze gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene;
De beschrijving waarop de achterwacht geregeld is.
In de praktijk is gebleken dat de beroepskrachten goed op de hoogte zijn van het veiligheids- en gezondheidsbeleid. De beroepskrachten hebben het veiligheids- en gezondheidsbeleid ontvangen en doorgelezen. Tijdens een teamvergadering is het hele beleid besproken. Tijdens de grote teamvergaderingen, eens in de drie maanden, worden diverse onderwerpen uit het beleid
besproken. De beroepskracht kon voorbeelden noemen van risico's, zoals het vallen op de groep en het ziek worden van kinderen. De beroepskracht kon hierbij ook maatregelen noemen om de risico's te verkleinen of uit te sluiten. Zo zijn er afspraken gemaakt dat er op de groep niet gerend mag worden, dat er gelet moet worden op de instelling van de airco wanneer de kinderen spelen op de groep en dat er goed gelet moet worden op de hygiëne op de groep.
De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de opvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de Regeling Wet kinderopvang.
Conclusie
De getoetste voorwaarden bij het domein veiligheid en gezondheid zijn conform de Wet kinderopvang.
Gebruikte bronnen:
Interview (beroepskracht)
Veiligheidsverslag (januari 2018)
Gezondheidsverslag (januari 2018)
EHBO-certificaten (steekproef)
Accommodatie
Eisen aan ruimtes
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum.
Conclusie
De getoetste voorwaarde bij het domein accommodatie is conform de Wet kinderopvang.
Gebruikte bronnen:
Observaties (buitenspeelruimte)
Overzicht getoetste inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder draagt er zorg voor dat in de dagopvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.
(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd en gestimuleerd en daarbij naar een doorlopende
ontwikkellijn met het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang wordt gestreefd, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de wijze waarop:
- met toestemming van de ouders kennis over de ontwikkeling van het kind wordt overgedragen aan de school bij de overgang van het kind naar het basisonderwijs en aan de buitenschoolse opvang bij de overgang van het kind naar de buitenschoolse opvang;
- bijzonderheden in de ontwikkeling van het kind of problemen worden gesignaleerd en ouders worden doorverwezen naar passende instanties voor verdere ondersteuning.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop de mentor de verkregen informatie over de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders bespreekt en de wijze waarop aan de ouders en het kind bekend wordt gemaakt welke beroepskracht de mentor is van het kind.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de werkwijze, maximale omvang en leeftijdsopbouw van de stamgroepen.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 2 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de tijden waarop er minder beroepskrachten worden ingezet dan vereist is op basis van het aantal
aanwezige kinderen, alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken en wordt voldaan aan de beroepskracht-kindratio. De afwijkende inzet van het minimum aantal beroepskrachten dat op grond van de beroepskracht-kindratio vereist is, kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de aard en de organisatie van de activiteiten waarbij kinderen de stamgroep of de stamgroepruimte kunnen verlaten.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van het beleid ten aanzien van het gebruik kunnen maken van dagopvang gedurende extra dagdelen.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het pedagogisch beleidsplan bevat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de taken die beroepskrachten in opleiding, stagiairs en vrijwilligers in de dagopvang kunnen uitvoeren en de wijze waarop zij hierbij worden begeleid.
(art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder d Besluit kwaliteit kinderopvang)
Verantwoorde dagopvang
In het kader van het bieden van verantwoorde dagopvang, draagt de houder er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:
a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt
geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;
b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;
c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en
vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;
d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.
(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:
a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;
b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een
uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;
c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;
d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;
e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.
Voor zover het natuurlijke personen betreft is een ieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang, bedoeld in artikel 1.48d van de Wet. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang niet ouder dan twee maanden.
Voor personen die op 28 februari 2018 op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register en register buitenlandse kinderopvang (zoals dat geldt op 28 februari 2018) continu worden gescreend geldt een overgangsbepaling en verwerkt de minister de gegevens in het personenregister kinderopvang in de periode die loopt van 1 maart 2018 tot 1 juli 2018.
(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang; art 17d Regeling Wet kinderopvang; art 18a Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang)
Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen
Beroepskrachten beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding. De
beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken die voor beroepskrachten worden genoemd in de meest recent aangevangen cao kinderopvang en cao welzijn en maatschappelijke dienstverlening (cao sociaal werk) worden aangemerkt als beroepskwalificatie-eisen en bewijsstukken voor een passende opleiding.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 1 Regeling Wet kinderopvang)
Aantal beroepskrachten
De verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep (beroepskracht-kindratio) wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1a, onderdeel a bij het besluit en de daarbij behorende rekenregels.
Gebruik kan worden gemaakt van de rekentool op de website www.1ratio.nl
Indien bij dagopvang per dag ten minste tien aaneengesloten uren opvang wordt geboden, kunnen in afwijking van het vereist aantal minimaal in te zetten beroepskrachten, voor ten hoogste drie uren per dag minder beroepskrachten worden ingezet. Dit met inachtneming van de in het pedagogisch beleidsplan vastgestelde tijden waarop minder beroepskrachten kunnen worden ingezet dan minimaal vereist op grond van de beroepskracht-kindratio alsmede de tijden waarop in ieder geval niet daarvan wordt afgeweken.
Gedurende de uren dat minder beroepskrachten worden ingezet wordt ten minste de helft van het aantal vereiste beroepskrachten ingezet. De afwijkende inzet kan op de dagen van de week verschillen, zij het dat de afwijkende inzet niet per week verschilt.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 3 onder a en 7 lid 1, 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Stabiliteit van de opvang voor kinderen
Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een kind wordt opgevangen in één stamgroep. De maximale groepsgrootte wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1a, onderdeel a van het Besluit kwaliteit kinderopvang.
Het vereiste van opvang in één stamgroep geldt niet:
- indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de stamgroep verlaten;
- voor een kind dat blijkens de overeenkomst tussen de houder en de ouders van het kind, gebruik maakt van dagopvang op dagen die per week verschillen;
- indien met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders het kind gedurende een tussen houder en ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep dan de vaste stamgroep.
De eis ten aanzien van de maximale groepsgrootte geldt niet indien kinderen bij activiteiten als beschreven in het pedagogisch beleidsplan de groep verlaten.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang) Aan een kind in de leeftijd tot één jaar worden ten hoogste twee vaste beroepskrachten
toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van dat kind. Indien er vanwege de grootte van de stamgroep met drie of meer beroepskrachten
tegelijkertijd gewerkt wordt dan worden er ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen aan een kind in de leeftijd tot één jaar.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Aan een kind van één jaar of ouder worden ten hoogste drie vaste beroepskrachten toegewezen, waarvan per dag ten minste één beroepskracht werkzaam is in de stamgroep van dat kind. Indien er vanwege de grootte van de stamgroep met drie of meer beroepskrachten tegelijkertijd gewerkt wordt dan worden er ten hoogste vier vaste beroepskrachten toegewezen aan een kind van één jaar of ouder.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen. De mentor is een beroepskracht van het kind en bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders. Tevens is de mentor voor de ouders aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en het welbevinden van het kind.
(art 1.50 lid 1 en 2; art 9 lid 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Veiligheid en gezondheid
Veiligheids- en gezondheidsbeleid
De houder heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de dagopvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het veiligheids- en gezondheidsbeleid samen met de
beroepskrachten een continue proces is van het vormen van beleid, implementeren, evalueren en actualiseren.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de risico’s die de opvang van kinderen van het desbetreffende kindercentrum met zich brengt, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:
- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de veiligheid van kinderen;
- de voornaamste risico’s met grote gevolgen voor de gezondheid van kinderen;
- het risico op grensoverschrijdend gedrag door beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers, overige aanwezige volwassenen en kinderen.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin in concrete termen is aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen, teneinde deze voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid, gezondheid en het risico op grensoverschrijdend gedrag in te perken en de handelswijze indien deze risico’s zich verwezenlijken.
De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op
grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder c Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een beschrijving in algemene zin van de wijze waarop kinderen wordt geleerd om te gaan met risico’s waarvan de gevolgen voor de veiligheid en
gezondheid van kinderen beperkt zijn en welke derhalve niet zijn aan te merken als voornaamste risico’s met grote gevolgen betreffende veiligheid en gezondheid en als risico op
grensoverschrijdend gedrag.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder d en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een concrete beschrijving van de wijze waarop de houder er zorg voor draagt dat het actuele veiligheids- en gezondheidsbeleid en de evaluaties daarvan inzichtelijk zijn voor de beroepskrachten, beroepskrachten in opleiding, stagiairs, vrijwilligers en ouders.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder e Besluit kwaliteit kinderopvang)
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat, indien van toepassing, een concrete beschrijving van de wijze waarop de achterwacht is geregeld indien er met inachtneming van de beroepskracht- kindratio of bij het afwijken van de inzet van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op grond van de beroepskracht-kindratio, slechts een beroepskracht op het kindercentrum aanwezig is.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder f, 7 lid 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang)
De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen conform de in de Regeling Wet kinderopvang aan deze kwalificatie gestelde nadere regels.
(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 8 Regeling Wet kinderopvang)
Accommodatie
Eisen aan ruimtes
Een kindercentrum beschikt over ten minste 3m² vaste buitenspeelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind. De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kindercentrum. Voor kinderen van twee jaar of ouder is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw waarin het kindercentrum is gevestigd.
(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 10 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang)
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : de 7 dwergen
Website : http://www.de-7-dwergen.nl
Vestigingsnummer KvK : 000034018204
Aantal kindplaatsen : 44
Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee Gegevens houder
Naam houder : T.A. Waaijer - van Dijk
KvK nummer : 08193224
Aansluiting geschillencommissie : Ja
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD IJsselland
Adres : Postbus 1453
Postcode en plaats : 8001BL ZWOLLE
Telefoonnummer : 038-4 281 686
Onderzoek uitgevoerd door : Manon Korenromp Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Zwolle
Adres : Postbus 10007
Postcode en plaats : 8000GA ZWOLLE
Planning
Datum inspectie : 26-03-2018
Opstellen concept inspectierapport : 10-04-2018
Zienswijze houder : Niet van toepassing
Vaststelling inspectierapport : 11-04-2018 Verzenden inspectierapport naar houder : 12-04-2018 Verzenden inspectierapport naar
gemeente : 12-04-2018
Openbaar maken inspectierapport : 26-04-2018
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.