• No results found

Archeologienota. Deinze, Moerstraat Verslag van Resultaten. Rapport Nr Rapport Nr

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologienota. Deinze, Moerstraat Verslag van Resultaten. Rapport Nr Rapport Nr"

Copied!
37
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J. Verrijckt Archeologie & Advies info@jverrijckt.be www.Jverrijckt.be

DLV info@dlv.be

Rapport Nr. 0737 Rapport Nr. 71

Deinze, Moerstraat Verslag van Resultaten

Archeologienota

(2)

J. Verrijckt Archeologie & Advies DLV

Rapport Nr. 0737 Rapport Nr. 71

Titel

Archeologienota Deinze, Moerstraat: Verslag van Resultaten Auteur(s)

Jeroen Verrijckt, Annelore Vromans Erkende archeoloog

2015/00053 Jeroen Verrijckt

Projectnummer J. Verrijckt 2020-1065

Projectcode DLV 2020_WV_202

Projectnummer Onroerend Erfgoed 2020B247

Plaats en datum

Beerse, 20 augustus 2021

© J. Verrijckt bvba; DLV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming.

(3)

Inhoud

1 Bureauonderzoek... 1

1.1 Beschrijvend gedeelte ... 1

1.1.1 Administratieve gegevens ... 1

1.1.2 Onderzoeksopdracht ... 4

1.1.3 Juridisch kader ... 4

1.1.4 Randvoorwaarden ... 5

1.2 Werkwijze en strategie... 6

1.3 Aanleiding ... 6

Huidige situatie en gekende verstoringen ... 6

Geplande werken en bodemingrepen ... 7

1.4 Assessmentrapport... 9

1.4.1 Topografische situering ... 9

1.4.2 Landschappelijke en hydrografische situering ... 9

1.4.3 Geologische situering ... 11

1.4.4 Bodemkundige situering ... 11

1.4.5 Extra informatie ... 12

1.4.6 Historische bronnen ... 16

1.4.7 Cartografische bronnen ... 16

1.4.8 Archeologisch bronnen ... 22

1.5 Besluit ... 25

1.5.1 Beantwoording onderzoeksvragen ... 25

1.5.2 Archeologische verwachting ... 26

1.5.3 Potentieel op kennisvermeerdering ... 27

1.5.4 Afweging noodzaak verder vooronderzoek ... 27

1.5.5 Samenvatting ... 29

2 Lijst met figuren ... 30

3 Lijst met tabellen ... 30

4 Plannenlijst ... 30

5 Bibliografie ... 33

(4)

1.1 Beschrijvend gedeelte

1.1.1 Administratieve gegevens

Projectcode J. Verrijckt 2020-1065

Projectcode DLV 2020_WV_202

Projectcode Onroerend Erfgoed 2020B247

locatie Provincie Oost-Vlaanderen

Gemeente Deinze

Deelgemeente Sint-Martens-Leerne

Straat Moerstraat

Kadastrale gegevens Gemeente Deinze

Afdeling 11 (Sint-Martens-Leerne)

Sectie A

Percelen 320A, 321B, 322A, 324A, 325A, 326A

Coördinaten Noordoost X: 94 963m

Y: 191 204m

Noordwest X: 94 656m

Y: 191 405m

Zuidoost X: 94 871m

Y: 191 069m

Zuidwest X: 94 583m

Y: 191 256m

Oppervlakte plangebied 53.873 m²

Oppervlakte bodemingreep 37.273,13 m²

Erkend Archeoloog 2015/00053 Jeroen Verrijckt

1 Bureauonderzoek

(5)

Figuur 1: Plangebied op topografische kaart1

1 AGIV 2021a

(6)

Figuur 2: Plangebied op kadasterkaart (GRB)2

2 AGIV 2021d

(7)

1.1.2 Onderzoeksopdracht

De aanleiding van het bureauonderzoek vormt de geplande ophoging van het terrein aan de Moerstraat in Deinze. Dit bureauonderzoek is de eerste stap in het archeologisch vooronderzoek met het oog op het bekomen van een bekrachtigde archeologienota in het kader van het Onroerenderfgoeddecreet (decreet van de Vlaamse Regering 12 juli 2013) en het Onroerenderfgoedbesluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014.

Hierbij wordt een archeologische verwachting opgesteld voor het plangebied. Deze verwachting wordt tezamen met de geplande bodemingrepen bestudeerd. Op basis hiervan wordt beoordeeld of eventuele archeologische waarden verstoord worden én of dat er een potentiële kenniswinst te behalen is bij verdere onderzoeken binnen het plangebied. Het uiteindelijke doel is het formuleren van een advies hoe deze mogelijke archeologische waarden beschermd of onderzocht dienen te worden, of dat het plangebied kan worden vrijgegeven. Dit advies is bindend van zodra de archeologienota in akte is genomen is door het agentschap Onroerend Erfgoed.

Om een gedegen advies op te stellen dienen minimaal volgende onderzoeksvragen beantwoord te worden:

- Wat zijn de gekende archeologische en historische gegevens en welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische potentieel van het terrein?

- Zijn er gegevens gekend dat de bodem (deels) verstoord is?

- Wat is de impact van de geplande werken?

- Is er via archeologisch onderzoek of waarnemingen op aanpalende of nabijgelegen percelen reeds info beschikbaar over de dikte en de opbouw van het aanwezige bodemarchief?

- Is er een archeologische site aanwezig? Zo ja, wat zijn de karakteristieken en de bewaringstoestand ervan? Wat is de relatie met het landschap? Welke waarde heeft de site?

- Wat is de te volgen strategie tijdens een eventueel verder onderzoek en welke bijkomende onderzoeksvragen moeten daarbij beantwoord worden?

1.1.3 Juridisch kader

In het kader van het Onroerenderfgoeddecreet (decreet van de Vlaamse Regering 12 juli 2013) en het Onroerenderfgoedbesluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, is de eigenaar en gebruiker van gronden waarop zich archeologische waarden bevinden verplicht deze waarden te behoeden en beschermen voor beschadiging en vernieling. In het licht van de bestaande wetgeving heeft de opdrachtgever beslist eventuele belangrijke archeologische waarden te onderzoeken voorafgaande aan de werken. Dit kan door behoud in situ, als de waarden ingepast kunnen worden in de plannen, of ex situ, wanneer de waarden onomkeerbaar vernietigd worden. Onderdeel van de archeologienota is dat er mogelijkheden gezocht worden om in situ behoud te bewerkstelligen en, indien dit niet kan, er aanbevelingen worden geformuleerd voor vervolgonderzoek. Om vast te stellen of bij werkzaamheden archeologische waarden zullen vernietigd worden, is een archeologisch onderzoek nodig. Er wordt een bureauonderzoek uitgevoerd. Op basis van bekende gegevens van bodemkaarten, uit cartografische en andere historische bronnen en eventueel voorgaand onderzoek in de directe omgeving van het projectgebied wordt een inschatting gemaakt van het archeologisch potentieel van het projectgebied. Indien uit deze desktopanalyse blijkt dat er een kans is op het

(8)

aantreffen van archeologische waarden binnen het projectgebied, zal de bodem onderzocht worden op gaafheid van het bodemprofiel en de aanwezigheid van archeologische indicatoren.

Deze archeologienota dient in akte genomen te worden door het agentschap Onroerend Erfgoed en vervolgens bij de aanvraag gevoegd te worden. Van zodra de archeologienota bekrachtigd is, is deze bindend.

Binnen het plangebied wordt een ophoging gerealiseerd. Hierbij bedraagt de totale oppervlakte van het plangebied 53.873 m² en bedraagt de bodemingreep 38.860,46 m². Het plangebied is niet gelegen in een beschermde archeologische site of gebied waar geen archeologische waarden te verwachten zijn.3

De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 5.000m² of meer. Hierdoor dient, volgens het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, een archeologienota te worden toegevoegd aan de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.

1.1.4 Randvoorwaarden

Vanwege het feit dat er nog onzekerheid is over het verkrijgen van de omgevingsvergunning, betreft het hier een archeologienota met uitgesteld vooronderzoek. Dit houdt in dat de ingreep in de bodem zoals gesteld in het programma van maatregelen op een later tijdstip, na het verkrijgen van zekerheid over de omgevingsvergunning uitgevoerd dient te worden.

3 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2021

(9)

1.2 Werkwijze en strategie

Hierbij wordt een archeologische verwachting opgesteld voor het plangebied. Deze verwachting wordt tezamen met de geplande bodemingrepen bestudeert. Op basis hiervan wordt beoordeeld of eventuele archeologische waarden verstoord worden én dat er een potentiele kenniswinst te behalen is bij verdere onderzoeken binnen het plangebied. Het uiteindelijke doel is het formuleren van een advies hoe deze mogelijke archeologische waarden beschermt of onderzocht dienen te worden, of wordt het plangebied vrijgegeven.

Informatie over de geplande werken werd aangeleverd door de initiatiefnemer om een zo duidelijk mogelijk zicht te krijgen van de geplande werken en hun impact.

Om een beeld te kunnen creëren van de fysisch-geografische situatie en landschappelijke ligging, is er beroep gedaan op de gekende geografische, geologische en bodemkundige bronnen.

- GRB/kadasterkaart - Topografische kaart - Orthofoto

- Tertiairgeologische kaart - Quartairgeologische kaart - Bodemkaart

Vervolgens wordt een historische en archeologische analyse van het plangebied uitgevoerd. Hierbij wordt zowel archeologische als historische vakliteratuur en het beschikbare historische en archeologische kaartmateriaal geraadpleegd. Dit historische kaart materiaal kan een beeld gegeven worden van de evolutie van het landgebruik in en in de omgeving van het plangebied.

Volgend archeologisch en historisch kaartmateriaal werd geconsulteerd:

- CAI-kaart - Ferrariskaart

- Atlas der Buurtwegen - Poppkaart

- Vandermaelenkaart

Het kaartmateriaal in deze archeologienota werd opgesteld met QGIS, dit is een vrij en open source geografisch informatiesysteem.

Er werden geen externe specialisten betrokken bij dit onderzoek en geen wetenschappelijke advisering ingewonnen bij derden.

1.3 Aanleiding

Huidige situatie en gekende verstoringen

Op heden is het volledige plangebied onbebouwd en in gebruik als akkerland.

(10)

Geplande werken en bodemingrepen

De opdrachtgever plant op het terrein een ophoging. De aard en omvang van de ingrepen worden hieronder beschreven.

Voor deze ophoging wordt de teelaarde eerst afgegraven, waarna met nieuw sediment zal opgehoogd worden. Dit zal met een maximum van 1m zijn. Daarna wordt de teelaarde opnieuw over het terrein gestrooid. De ophoging zal gebeuren in twee delen: op de volledige westelijke percelen 320A en 321B in het westen (14.672,84 m²) en het overgrote deel van de oostelijke percelen (22.600,29 m²). Alles samen wordt 37.273,13 m² opgehoogd.

Figuur 3: Aanduiding op te hogen gedeelte (groene arcering) westelijke percelen4

4 Plan aangebracht door initiatiefnemer.

(11)

Figuur 4: Aanduiding op te hogen gedeelte (groene arcering) oostelijke percelen5

Figuur 5: Aanduiding op te hogen gebied6 op kadasterkaart (GRB)7

5 Plan aangebracht door initiatiefnemer.

6 Plan opgemaakt door DLV op basis van plannen initiatiefnemer.

7 AGIV 2021d

(12)

1.4 Assessmentrapport

1.4.1 Topografische situering

De exacte locatie van het plangebied is weergegeven op Figuur 1 en Figuur 2. Het plangebied is gelegen aan de Moerstraat in Sint-Martens-Leerne, deelgemeente van Deinze in de provincie Oost- Vlaanderen. In het noorden wordt de gemeente begrensd door Drongen, in het oosten door Sint- Martems-Latem, in het zuiden door Deurle en Bachte-Maria-Leerne, in het westen door Vosselare.

De Leie loopt langs de westkant van de gemeente.

In het noorden wordt het plangebied begrensd door de Blauwpoortstraat, in het westen door de Moerstraat. Langs de andere zijden liggen landbouwpercelen.

1.4.2

Landschappelijke en hydrografische situering

De omgeving rond het plangebied is relatief vlak met uitsnijdingen in het landschap ter hoogte van de Leie in het oosten en het kanaal ten westen. Kleinere stromen zijn zichtbaar in het landschap die afstromen naar het kanaal of de Leie.

Het plangebied zelf bevindt zich volgens het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen (DHM) tussen 10 en 10,6 m + TAW. Dit wordt bevestigd door het plan opgemaakt door de landmeter bijgevoegd bij de bouwplannen.

Figuur 6: Plangebied op het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen (DHM)8

8 AGIV 2021b

(13)

Figuur 7: Plangebied en hoogteprofielen op het DHM9

In geomorfologisch opzicht bevindt het plangebied zich in de Vlaamse Vallei.10

De meeste kampementen van jager-verzamelaars kunnen verwacht worden in de zogenaamde gradiëntzone, die zich uitstrekt vanaf de gradiënt (de grens tussen ‘lage/natte’ en ‘hoge/droge’

bodems) tot ca. 200 à 250 m in het droge deel. Een verklaring voor deze relatie moet worden gezocht in de volgende factoren:

- Landschappelijke gradiënten worden gekenmerkt door het op korte afstand van elkaar voorkomen van een grote verscheidenheid aan vegetatie-typen. Dit brengt voor jager- verzamelaars met zich mee dat op dergelijke locaties een grote verscheidenheid aan voedselbronnen op korte afstand voorhanden is in de vorm van planten en dieren.

- Rivier- en beekdalen vormden markante en goed herkenbare elementen in het door bossen gedomineerde landschap. Met name in het laat-paleolithicum en mesolithicum vormden de dalen de belangrijkste transportroutes.

9 AGIV 2021b

10 DE MOOR & MOSTAERT 1993

(14)

- Langs eroderende oevers van rivieren en beken kunnen vuursteenhoudende terrasafzettingen aan het daglicht treden. In een begroeid zandlandschap kan een dergelijke ontsluiting een belangrijke bron van vuursteen zijn.

- Water geldt als constante en betrouwbare voedselbron door de aanwezigheid van vis.

- De nabijheid en bereikbaarheid van (drink-)water.

Op basis van bovenstaande bespreking van het digitale hoogtemodel kan geconcludeerd worden dat het plangebied niet gelegen is op een gradiëntzone. Het terrein is hoger gelegen en er zijn in de omgeving geen historische waterlopen aanwezig. De huidige waterlopen in de directe omgeving, waarvan er één doorheen het plangebied loopt, zijn niet te zien op de historische kaarten of op bodemkundige en geologische kaarten. Dit geeft aan dat deze waarschijnlijk relatief recent zijn aangelegd.

Figuur 8: Illustratie gradiëntzone

1.4.3

Geologische situering

Paleogeen en Neogeen (Tertiair)

De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door afzettingen van de Formatie van Tielt, meer bepaald het Lid van Kortemark. Dit bestaat uit grijze tot groengrijze klei tot silt, met dunne banken zand en silt.

Quartair 1/200.000

Op de Quartairgeologische kaart is het plangebied gekarteerd als Type 3. Hierbij bestaat de onderste laag uit fluviatiele afzettingen van het weichseliaan (laat-pleistoceen; FLPw). Daarboven komen mogelijk hellingsafzettingen van het quartair (HQ) en/of eolische afzettingen (zand tot silt) van het weichseliaan (laat-pleistoceen), mogelijk vroeg-holoceen (ELPw).

1.4.4

Bodemkundige situering

Op de bodemkaart van Vlaanderen is de bodem in het plangebied in het westen gekarteerd als Ldc, in het oosten als Ldcz.

- Ldc = Matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont

(15)

De waterhuishouding van deze groep matig gleyige zandleemgronden heeft enige beperkingen; ze zijn te nat in de winter en blijven lang fris in de lente. Een onderliggend zandig substraat oefent een zekere drainerende werking uit. Het omgekeerde doet zich voor bij het voorkomen van een klei of klei-zandsubstraat. Een mergelsubstraat, dat alleen in de Moervaartvallei voorkomt, zal gunstig de kalktoestand van de bodems beïnvloeden; verder is een veensubstraat geassocieerd met de meest natte component bij deze matig natte bodems. De bodems waarbij het Tertiair nagenoeg dagzoomt (. . x) hebben een zeer wisselvallige waterhuishouding. Te nat in de winter en te verdrogend in de nazomer. Rationeel gebruik als akkerland vraagt drainering en in die omstandigheden kunnen alle gewassen er goede opbrengsten geven. Ze zijn zeer geschikt voor weiland. De bodems met ondiep Tertiair (. . x) geven onregelmatige oogsten in functie van de verdeling van de neerslag. Het valt te overwegen deze bodems met niet bepaalde profielontwikkeling (. . x) in het bosareaal op te nemen. Mits verzorgde kunstmatige drainage zijn de bodems ook geschikt voor extensieve groenteteelt.

De z betekent dat de sedimenten dieper lichter of grover worden.

1.4.5 Extra informatie

Uit een archeologisch onderzoek net ten zuiden van het plangebied, uitgevoerd door Acke & Bracke Archeologie, kan de bodemkundige opbouw van nabijgelegen percelen weergegeven worden.11 Dit onderzoek bestond uit een bureauonderzoek, waarin proefsleuvenonderzoek werd uitgeschreven in uitgesteld traject. Bodemkundig gezien komen de gegevens aangegeven op de bodemkaart ook in grote lijnen overeen met de bestaande toestand, meer bepaald matig natte zandleembodem met een sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B-horizont (Ldc). Er kan algemeen gesproken worden van een matig droge tot matig natte textuur. Op het grootste deel van het terrein komt zand op beperkte diepte voor, waardoor Ldcz voorgesteld wordt als bodemtypering. Menselijke activiteiten hebben een sterke invloed gehad op de bewaring van het bodemarchief. Bij de van recente verstoring gevrijwaarde profielen is de B-horizont meestal verdwenen en komt een Ap –A/C – C profiel voor. Op beperkte delen van het terrein is wel nog een B-horizont aanwezig. Grote delen van het terrein bleken sterk vergraven en/of opgehoogd waardoor enkel nog diep bewaarde sporen aangesneden konden worden. Opvallend is dat op grote delen van het terrein een kalkrijk zandleempakket van ca. 20cm dikte voorkomt. Dit wijst op een nat, meers-achtig gebied. Onder deze kalkafzetting komt vaak zand voor.

11 Zie online link: https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/5943.

(16)

Figuur 9: Plangebied op de Tertiairgeologische kaart12

Figuur 10: Plangebied op de Quartairgeologische kaart 1:200.00013

12 DOV VLAANDEREN 2021b

13 DOV VLAANDEREN 2021c

(17)

Figuur 11: Kenmerken van de Quartairgeologische kaart 1:200.000 betreffende het plangebied14

Figuur 12: Plangebied op de Quartairgeologische kaart 1:50.00015

14 DOV VLAANDEREN 2021c

15 DOV VLAANDEREN 2021c

(18)

Figuur 13: Plangebied op de bodemkaart van Vlaanderen16

16 DOV VLAANDEREN 2021a

(19)

1.4.6 Historische bronnen

Het plangebied ligt in de huidige gemeente Deinze, meer bepaald in de fusiegemeente Sint- Maartens-Leerne.17 In de historische bronnen komt de gemeente pas voor in 1192, vermeld als Lederna, in 126 als Lederna Sancti Martini. De heerlijkheid ressorteerde onder de heren van Nevele.

Andere heerlijkheden hier waren deze van Hansbeke, Dentergem en Gampelare. In de 14de eeuw waren reeds verschillende belangrijke hoeven vermeld.

De geschiedenis van de kerk klimt zeker op tot 1206, en was toen in het bezit van het kapittel van Doornik. De tienden werden gelicht door de abt van Drongen, het kapittel van Doornik en de pastoor van de parochie. Bebouwingsverdichting nabij het kruispunt van de steenwegen Deinze-Gent en Nevele-Nazareth (het centrum met kerk aan de Leernsesteenweg) en in de landelijke wijk Engelenhoek. Laatste decennia geëvolueerd tot residentieel woondorp aan de Leie.

Het projectgebied maakt deel uit van de ankerplaats ‘Kasteeldomein van Sint-Martens-Leerne en omgeving’.18 Centraal in deze ankerplaats ligt het kasteeldomein van Sint-Martens-Leerne. Het kasteel ligt in een bosrijk park en rond het kasteel staan vele historische hoevetjes die een relatie met het domein hebben. Het landschap is er meer gesloten door het voorkomen van knotwilgen langs de percelen en populieren langs de wegen. De droge gronden komen op smalle en hoge (meer dan 10 meter) ruggen voor, parallel met de alluviale valleien (6 tot 7 meter). Aangezien hierop vaak koutertoponiemen voorkomen, spreekt men van kouterruggen. Dergelijke ruggen vindt men langs de rechteroever van de Kalevallei en langs de linkeroever van de Leievallei. De structuur van het cultuurlandschap, namelijk de kouters, bulken en meersengebieden, zijn duidelijk door de morfologie en bodemtypes beïnvloed. De ontginningsperiode is er eveneens nauw mee verbonden. De gemakkelijkst te ontginnen gronden waren de hoge, droge koutergronden. Hierop vestigden zich de oudste kernen van permanent gecultiveerd akkerland. De slechter gedraineerde gronden konden slechts ontgonnen worden toen in de 12de eeuw betere ontwateringstechnieken ontwikkeld werden.

Rondom het kasteel liggen vele oude hoevetjes met witgekalkte bakstenen gevels. Ze gaan terug op kernen uit de tweede helft van de 18de eeuw of begin de 19de eeuw. Dikwijls is het erf omhaagd en soms is een bakhuis aanwezig. Mogelijk is de noordelijk gelegen vastgestelde hoeve een voorbeeld hiervan.

1.4.7 Cartografische bronnen

Een belangrijke bron van informatie wordt geleverd door het historisch kaartmateriaal. Met deze bronnen kan nagegaan worden of er in historische tijden bebouwing is geweest op het terrein, of dat het landgebruik van het perceel is gewijzigd doorheen de tijd. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de eerste bruikbare kaarten pas vanaf de 16de eeuw of later voorhanden zijn.

Bovendien is de afwezigheid van bebouwing op kaarten geen garantie dat er geen bebouwing is geweest. In de beginperiode van de cartografie werden voornamelijk grotere nederzettingen en belangrijkere bouwwerken zoals kerken, kloosters en kastelen weergegeven en was er weinig of geen aandacht voor de burgerlijke architectuur. Pas vanaf de 19de eeuw verschijnen de eerste gedetailleerde topografische en kadasterkaarten. Mogelijk eerder aanwezige structuren kunnen intussen verdwenen zijn.

De Ferrariskaarten zijn een verzameling van 275 uiterst gedetailleerde topografische kaarten van de Oostenrijkse Nederlanden. Ze zijn opgemaakt tussen 1771 en 1778 onder leiding van

17 Agentschap Onroerend Erfgoed 2020: Sint-Martens-Leerne [online] https://id.erfgoed.net/themas/14242 (Geraadpleegd op 27-02- 2020)

18 Agentschap Onroerend Erfgoed 2020: Kasteeldomein van Sint-Martens-Leerne en omgeving [online] https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/135245 (Geraadpleegd op 27-02-2020).

(20)

veldmaarschalk Joseph de Ferraris. Het is de eerste systematische kartering van het Belgische grondgebied, hoewel soms lokale verschuivingen mogelijk zijn.

De Atlassen der Buurtwegen werden opgemaakt in uitvoering de wet van 10 april 1841. De atlas maakt een onderscheid in buurtwegen en voetwegen (sentiers). Per toenmalige gemeente werd een atlas opgemaakt, met uitzondering van een aantal stadskernen.

De kaarten Vandermaelen of Vandermaelenkaarten zijn een verzameling van historische kaarten van België, gemaakt door Philippe Vandermaelen (1795-1869). Deze kaarten geven een gedetailleerd beeld van heel België en worden beschouwd als de opvolger van de Ferrariskaarten uit de periode 1771-1778.

Met de Popp-kaarten wordt de verzameling van kadasterkaarten bedoeld die in de 19de eeuw uitgegeven werd door de Brugse drukker-uitgever Philippe Chrétien Popp (1805-1879).

Op de Ferrariskaart (Figuur 14) is te zien dat het plangebied open gebied is, in gebruik als akkerland waarbij de percelen van elkaar gescheiden zijn door hagen. De wegen in het noorden en westen zijn reeds aanwezig. Dit zijn de voorlopers van de huidige Moerstraat en Blauwpoortstraat. De Vandermaelenkaart en Atlas der Buurtwegen tonen dezelfde situatie als op de Ferrariskaart. Op de Poppkaarten worden de wegen duidelijk bij naam genoemd: Moerstraet en Blauwpoortstraat. Er is nog steeds geen bebouwing te bespeuren binnen de contouren van het plangebied.

Luchtfoto’s 1971, 1979, 2008-2011 en 2018

Moderne luchtfoto’s kunnen in groter detail de bouwgeschiedenis op het plangebied weergeven. Op alle luchtfoto’s is te zien dat er geen bebouwing aanwezig is doorheen de laatste decennia. De percelen zijn steeds in gebruik als landbouwgrond, meestal als akkerland.

Figuur 14: Plangebied op de Ferrariskaart19

19 GEOPUNT 2021c

(21)

Figuur 15: Plangebied op de Vandermaelenkaart20

Figuur 16: Plangebied op de Atlas der Buurtwegen21

20 GEOPUNT 2021d

21 GEOPUNT 2021b

(22)

Figuur 17: Plangebied op de Poppkaart22

22 GEOPUNT 2021e

(23)

Figuur 18: Plangebied op luchtfoto 197123

Figuur 19: Plangebied op luchtfoto 1979-199024

23 GEOPUNT

24 GEOPUNT

(24)

Figuur 20: Plangebied op luchtfoto 202125

25 GEOPUNT

(25)

1.4.8 Archeologisch bronnen

Binnen de contouren van het plangebied zijn er geen archeologische waarden gekend. Voor de ruime omgeving van het plangebied kunnen zowel de Centrale Archeologische Inventaris (CAI), als de archeologische gebeurtenissen, (vastgestelde) archeologische zones en goedgekeurde archeologienota’s geraadpleegd worden. Allereerst volgt hieronder een oplijsting van de gekende archeologische waarden zoals opgelijst in de archeologische databank van vindplaatsen in Vlaanderen (CAI).

- Net ten zuiden ligt de CAI-melding 218325, opgemaakt uit een archeologisch onderzoek (archeologienota ID 2652 en nota ID 5943).26 De archeologienota bestond uit enkel het bureauonderzoek. Er werd een tamelijk hoge archeologische waarde vanaf de bronstijd tot en met de postmiddeleeuwse periode toegeschreven aan het terrein en werd bijgevolg een proefsleuvenonderzoek in uitgesteld traject voorgesteld. De sporen hierbij aangetroffen wezen op een langdurig gebruik van het gebied vanaf de late middeleeuwen als landbouwzones waarbij de perceelstructuur ingedeeld werd volgens een NW-ZO oriëntatie, dwars gericht op de Moerstraat. Bewonings- of nijverheidssporen werden niet aangetroffen.

Het projectgebied heeft recent een aanzienlijke impact op het bodemarchief ondergaan waarbij een groot deel van het terrein vergraven en opgehoogd is. Enkel diep bewaarde sporen konden hier nog aangesneden worden. Naast de CAI-melding, is het terrein nu ook aangeduid als een GGA-zone (Gebied Geen Archeologie).

- In het noorden (971107) en in het zuidoosten (972046) zijn via historisch onderzoek respectievelijk een kapel uit de 19de eeuw en een site met walgracht uit de 17de eeuw aangeduid. Archeologisch onderzoek ter plaatse heeft er niet plaatsgevonden.

Tabel 1: Archeologische waarden in de CAI in de onmiddellijke omgeving van het plangebied.27

CAI-NR TOPONIEM OMSCHRIJVING DATERING BRON

971107 KAPEL VAN OLV- IN NOOD KAPEL 19DE EEUW HISTORISCH ONDERZOEK28

972046 KASTEEL VAN

CROMBRUGGHE

SITE MET WALGRACHT 17DE EEUW HISTORISCH ONDERZOEK29

218325 MOERSTRAAT 30 LANDBOUW LATE

MIDDELEEUWEN ARCHEOLOGIENOTA + NOTA30

In de directe omgeving zijn er slechts twee andere goedgekeurde (archeologie)nota’s terug te vinden:

- Langsheen de Moerstraat werd door Stad Gent een archeologienota met beperkte samenstelling opgemaakt.31 Deze kaderde in een aanvraag tot stedenbouwkundige handelingen voor wegenis- en rioleringswerken. De aard van de bodemingrepen maakten

26 Acke B., M. Bracke & K. Van Quathem 2017: Archeologienota Deinze Moerstraat, Zelzate.

https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/2652 + Acke B., M. Bracke & K. Van Quathem 2017: Nota Deinze Moerstraat, Zelzate. https://id.erfgoed.net/archeologie/notas/5943.

27 CAI 2018

28 Lavent L., 1988, Het kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw-in-nood te Vosselare, Land van Nevele, Jrg. XIX, afl. 1, pp. 58-62.

29 Bollaert A., S, De Groote, M, Demolder, D, Pieters 2002: Sint-Martens-Leerne, een Leiedorp in het Land van Nevele, Het Land van Nevele, Jaargang XXXIII, aflevering 3, pp, 197-276. + Bouwen door de eeuwen heen, 12n3, 1991, p 2-244.

30 Acke B., M. Bracke & K. Van Quathem 2017: Archeologienota Deinze Moerstraat, Zelzate.

https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/2652 + Acke B., M. Bracke & K. Van Quathem 2017: Nota Deinze Moerstraat, Zelzate. https://id.erfgoed.net/archeologie/notas/5943.

31 Zie online link: https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/5573.

(26)

dat het kennispotentieel quasi nihil was, waardoor werd gekozen om geen verder onderzoek voor te stellen.

- Langsheen de Noordhoudstraat in Drongen werd ook door Stad Gent een archeologienota opgemaakt.32 Het betrof hier eveneens wegenis- en rioleringswerken. Verder archeologisch onderzoek zou geen kenniswinst betekenen.

Figuur 21: Plangebied en omgeving op de CAI-kaart33

32 Zie online link: https://loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/archeologienotas/617.

33 CAI 2021

(27)

Figuur 22: Goedgekeurde (archeologie)nota’s in de omgeving van het plangebied34

34 CAI 2021

(28)

1.5 Besluit

1.5.1 Beantwoording onderzoeksvragen

- Wat zijn de gekende archeologische en historische gegevens en welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische potentieel van het terrein?

Op basis van het uitgevoerde cartografisch en lucht fotografisch onderzoek kan gezegd worden dat er doorheen de laatste paar eeuwen geen bebouwing is geweest.

Net ten zuiden van het plangebied heeft er reeds in 2017 een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden, uitgevoerd door Acke & Bracke. Daaruit kwam dat het onderzochte terrein gelegen is in een vrij nat gebied en pas vanaf de 12de eeuw ontgonnen werd.

- Zijn er gegevens gekend dat de bodem (deels) verstoord is?

Op basis van het uitgevoerde cartografisch en lucht fotografisch onderzoek kan gezegd worden dat er doorheen de laatste paar eeuwen geen bebouwing is geweest. Het is wel steeds in gebruik geweest als landbouwgrond, waaronder als akkerland. Het is mogelijk dat deze landbouwbedrijvigheid heeft gezorgd voor verstoring of aanvoer van vreemde sedimenten (bemesting).

Archeologisch onderzoek toont dat de net ten zuiden gelegen percelen onderhevig geweest zijn aan relatief recente verstoring van afgraving en ophoging. Op basis van de DHM is te zien dat deze percelen inderdaad hoger gelegen zijn dan het plangebied zelf. Mogelijk draagt het plangebied geen sporen van dit soort verstoring.

Historisch onderzoek toonde aan dat deze zone pas vanaf de 12de eeuw in ontginning genomen werd door de ontwikkeling van betere ontwateringsmethodes. De aangetroffen sporen in het archeologisch proefsleuvenonderzoek ondersteunen dit: binnen het plangebied werden enkel ontwaterings- of perceelsgreppels aangesneden. Mogelijk werd het natte landschap binnen de depressie van de Moervaart niet geschikt bevonden voor andere activiteiten dan (extensief) landbouwgebruik.

- Wat is de impact van de geplande werken?

De opdrachtgever plant op het terrein een ophoging. Voor deze ophoging wordt de teelaarde eerst afgegraven, waarna met nieuw sediment zal opgehoogd worden. Dit zal met een maximum van 1m zijn. Daarna wordt de teelaarde opnieuw over het terrein gestrooid. De ophoging zal gebeuren in twee delen: op de volledige westelijke percelen 320A en 321B in het westen (14.672,84 m²) en het overgrote deel van de oostelijke percelen (22.600,29 m²). Alles samen wordt 37.273,13 m² opgehoogd.

- Is er via archeologisch onderzoek of waarnemingen op aanpalende of nabijgelegen percelen reeds info beschikbaar over de dikte en de opbouw van het aanwezige bodemarchief?

Historisch onderzoek toonde aan dat deze zone pas vanaf de 12de eeuw in ontginning genomen werd door de ontwikkeling van betere ontwateringsmethodes. De aangetroffen sporen in het archeologisch proefsleuvenonderzoek ondersteunen dit: binnen het plangebied werden enkel ontwaterings- of perceelsgreppels aangesneden. Mogelijk werd het natte landschap binnen de depressie van de Moervaart niet geschikt bevonden voor andere activiteiten dan (extensief) landbouwgebruik.

(29)

- Is er een archeologische site aanwezig? Zo ja, wat zijn de karakteristieken en de bewaringstoestand ervan? Wat is de relatie met het landschap? Welke waarde heeft de site?

Uit het archeologisch proefsleuvenonderzoek net ten zuiden van het plangebied, kan de bodemkundige opbouw van nabijgelegen percelen weergegeven worden. Bodemkundig gezien komen de gegevens aangegeven op de bodemkaart ook in grote lijnen overeen met de bestaande toestand, meer bepaald matig natte zandleembodem met een sterk gevlekte en verbrokkelde textuur B-horizont (Ldc). Er kan algemeen gesproken worden van een matig droge tot matig natte textuur.

Op het grootste deel van het terrein komt zand op beperkte diepte voor, waardoor Ldcz voorgesteld wordt als bodemtypering. Menselijke activiteiten hebben een sterke invloed gehad op de bewaring van het bodemarchief. Bij de van recente verstoring gevrijwaarde profielen is de Bhorizont meestal verdwenen en komt een Ap –A/C – C profiel voor. Op beperkte delen van het terrein is wel nog een B-horizont aanwezig. Grote delen van het terrein bleken sterk vergraven en/of opgehoogd waardoor enkel nog diep bewaarde sporen aangesneden konden worden. Opvallend is dat op grote delen van het terrein een kalkrijk zandleempakket van ca. 20cm dikte voorkomt. Dit wijst op een nat, meers- achtig gebied. Onder deze kalkafzetting komt vaak zand voor.

Historisch onderzoek toonde aan dat deze zone pas vanaf de 12de eeuw in ontginning genomen werd door de ontwikkeling van betere ontwateringsmethodes. De aangetroffen sporen in het archeologisch proefsleuvenonderzoek ondersteunen dit: binnen het plangebied werden enkel ontwaterings- of perceelsgreppels aangesneden. Mogelijk werd het natte landschap binnen de depressie van de Moervaart niet geschikt bevonden voor andere activiteiten dan (extensief) landbouwgebruik.

Gezien het feit dat dergelijke activiteiten niet beperkt blijven tot de contouren van een onderzocht terrein, is het veilig te stellen dat de conclusies uit het archeologisch onderzoek ook door te trekken zijn naar het plangebied, dat net ten noorden grenst aan dit onderzochte terrein.

- Wat is de te volgen strategie tijdens een eventueel verder onderzoek en welke bijkomende onderzoeksvragen moeten daarbij beantwoord worden?

Doordat de geplande werken een impact zullen veroorzaken en de eventueel aanwezige archeologische waarden niet in situ kunnen bewaard worden, is verder onderzoek nodig.

1.5.2 Archeologische verwachting

Het plangebied ligt in de huidige gemeente Deinze. De oudste vermelding van Deinze dateert van midden 11de eeuw. Op historisch kaartmateriaal is het plangebied steeds gelegen in een uitgestrekt landbouwlandschap en is (minstens) doorheen de laatste eeuwen onbebouwd geweest. Hierdoor is de verwachting op archeologische sites uit de nieuwe tijd en nieuwste tijd laag.

De omgeving rond het plangebied is relatief vlak met uitsnijdingen in het landschap ter hoogte van de Leie in het oosten en het kanaal ten westen. Kleinere stromen zijn zichtbaar in het landschap die afstromen naar het kanaal of de Leie. Het plangebied zelf bevindt zich volgens het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen (DHM) tussen 10 en 10,6 m + TAW. Op de bodemkaart van Vlaanderen is de bodem gekarteerd als matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont. Er is geen sprake van podzolbodems. Gelet op de landschappelijke ligging, ver weg van waterlopen en op hoger gelegen terrein, is er een lage verwachting voor steentijdartefactensites aanwezig.

Het plangebied zelf kent geen archeologische en historische gegevens. Net ten zuiden heeft er reeds een archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Historisch onderzoek toonde aan dat deze zone pas vanaf de 12de eeuw in ontginning genomen werd door de ontwikkeling van betere ontwateringsmethodes. De aangetroffen sporen in het archeologisch proefsleuvenonderzoek

(30)

ondersteunen dit: binnen het plangebied werden enkel ontwaterings- of perceelsgreppels aangesneden. Mogelijk werd het natte landschap binnen de depressie van de Moervaart niet geschikt bevonden voor andere activiteiten dan (extensief) landbouwgebruik.

De ruime omgeving van het plangebied kent weinig archeologische vondstlocaties. Naast deze voorgenoemde locatie, zijn er nog een 17de-eeuwse site met walgracht en een 19de-eeuwse kapel te vinden. Deze twee zijn via historisch onderzoek aan het licht gekomen. Op basis van de gekende archeologische en historische waarden, is er een matige verwachting voor sites vanaf de metaaltijden.

De opdrachtgever plant op het terrein een ophoging. Voor deze ophoging wordt de teelaarde eerst afgegraven, waarna met nieuw sediment zal opgehoogd worden. Dit zal met een maximum van 1m zijn. Daarna wordt de teelaarde opnieuw over het terrein gestrooid. De ophoging zal gebeuren in twee delen: op de volledige westelijke percelen 320A en 321B in het westen (14.672,84 m²) en het overgrote deel van de oostelijke percelen (22.600,29 m²). Alles samen wordt 37.273,13 m² opgehoogd.

De impact hierbij is zeer groot te noemen. Niet alleen kunnen mogelijke archeologische niveaus bloot komen te liggen bij het afschrapen van de teelaarde, ze kunnen ook verminkt worden door de bewegingen van de kraanbak bij dit afschrapen. Daarna zal er compactie optreden ten gevolge van het extra gewicht van de aangevoerde grond.

Op basis van bovenstaande vaststellingen kan er een matige verwachting opgesteld worden voor sites vanaf de metaaltijden.

1.5.3 Potentieel op kennisvermeerdering

Op basis van bovenstaande archeologische verwachting kan een potentieel op kennisvermeerdering geformuleerd worden. Omdat de mogelijkheid bestaat dat er zich op het terrein archeologische waarden bevinden, is de kans op kenniswinst ook hoog.

1.5.4 Afweging noodzaak verder vooronderzoek

Na een uitgebreide bureaustudie waarbinnen historische, cartografische, geologische, geografische en bodemkundige bronnen werden onderzocht en teruggekoppeld aan het hedendaagse terreingebruik en de bouwplannen van de opdrachtgever, kan geconcludeerd worden dat tot op heden onvoldoende informatie gegenereerd is om de mogelijke impact van de geplande werken op een eventueel archeologisch vondsten- en sporenbestand aan te tonen.

Uit bovenstaande onderzoek kan niet met zekerheid gesteld worden dat er een, goed bewaarde, archeologische site aanwezig is en dat deze archeologische site bedreigt wordt door de geplande werkzaamheden. Gelet op de gekende gegevens uit de omgeving van het plangebied is de kans aanwezig dat er een archeologische site uit de metaaltijden, Romeinse periode en middeleeuwen aanwezig is. De aanwezigheid en bewaringstoestand van eventuele archeologische sites, alsook de potentiële bedreiging, kan enkel bevestigd worden door de uitvoering van een landschappelijk booronderzoek en eventuele vervolgonderzoeken. Hierbij moeten volgende vragen beantwoord worden:

Bodem

- Welke bodemhorizonten worden in de boringen of profielen aangetroffen en wat is de genese ervan? Welke zijn de bodemprocessen die hiermee geassocieerd worden?

- Wat is de relatie tussen deze bodemhorizonten en het omliggende landschap?

(31)

- Vertegenwoordigen deze horizonten relevante archeologische niveaus?

- Indien deze horizonten relevante archeologische niveaus omvatten:

o Wat is de aard van dit niveau?

o Heeft dit niveau een duidelijke begrenzing?

o Kan dit niveau gedateerd worden?

o Zijn er aanwijzingen dat dit niveau geassocieerd kan worden met een archeologische site?

o Wat is de bewaringstoestand van dit niveau?

o Wat is de impact van de geplande graafwerken op dit niveau?

Sporenbestand

- Zijn er sporen aanwezig? Wat is de aard en de datering van de sporen?

- Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

- Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

- Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

- Wat is de relatie tussen de bodem, de archeologische sporen en de landschappelijke context?

- Kunnen archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)? Is er een relatie met omliggende vindplaatsen?

- Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats?

- Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

Impact geplande bodemingrepen

- Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?

- Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling: hoe kan deze bedreiging weggenomen of verminderd worden (maatregelen behoud in situ)?

Motivatie en bepalingen mogelijk verder archeologisch onderzoek

- Voor waardevolle archeologische vindplaatsen die bedreigd worden door de geplande ruimtelijke ontwikkeling en die niet in situ bewaard kunnen blijven:

o Wat is de ruimtelijke afbakening (in drie dimensies) van de zones voor vervolgonderzoek?

(32)

o Welke aspecten verdienen bijzondere aandacht, zowel vanuit methodologie als aanpak voor het vervolgonderzoek?

- Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?

- Zijn er voor de beantwoording van deze vraagstellingen natuurwetenschappelijke onderzoeken nodig? Zo ja, welke type staalnames zijn hiervoor noodzakelijk en in welke hoeveelheid?

- Wat is de financiële impact van eventueel vervolgonderzoek?

Volgens bovenstaande kan gesteld worden dat er niet voldoende informatie aanwezig is over de eventuele aan- of afwezigheid van archeologische sites. Er is wel voldoende informatie aanwezig om te beoordelen dat eventuele archeologische sites voldoende kenniswinst opleveren. Gelet op de toekomstige bouwwerkzaamheden, is verder archeologisch onderzoek noodzakelijk.

1.5.5 Samenvatting

Naar aanleiding van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in Deinze aan de Moerstraat heeft J. Verrijckt BV / DLV een archeologienota opgemaakt.

De opdrachtgever plant op het terrein een ophoging.

Bij deze ophoging wordt de teelaarde afgegraven en nieuw sediment aangevoerd. Daarna wordt dit opnieuw afgedekt met de teelaarde. Landschappelijk gezien bevindt het terrein zich op hoger gelegen – geen podzol – gronden en relatief ver van waterlopen. Deze ligging was niet interessant voor mensen in de steentijden, maar kan gunstig geweest zijn voor occupatie in de regio tijdens verschillende periodes in het verleden, gaande vanaf de metaaltijden tot en met de middeleeuwen.

Uit historisch kaartmateriaal kan afgeleid worden dat de plaats van de geplande werken steeds gelegen is in open gebied, waardoor er geen indicaties zijn voor grote structurele verstoringen van de bodem en eventueel aanwezige archeologische sites intact gebleven zijn. Op basis van bovenstaande gegevens is er voor het plangebied een matige archeologische verwachting toe te schrijven voor sites vanaf de steentijden tot en met de middeleeuwen (vroege, volle en late). Er is een lage verwachting voor eventuele archeologische sites uit de recentere perioden. Daarnaast is er een hoog potentieel op kennisvermeerdering waarbij verder onderzoek kennis kan toevoegen over het gebruik van het landschap en de menselijke aanwezigheid. Er werd dan ook beslist verder archeologisch vooronderzoek te adviseren.

(33)

Figuur 1: Plangebied op topografische kaart ... 2

Figuur 2: Plangebied op kadasterkaart (GRB)... 3

Figuur 3: Aanduiding op te hogen gedeelte (groene arcering) westelijke percelen... 7

Figuur 4: Aanduiding op te hogen gedeelte (groene arcering) oostelijke percelen ... 8

Figuur 5: Aanduiding op te hogen gebied op kadasterkaart (GRB) ... 8

Figuur 6: Plangebied op het Digitaal Hoogtemodel van Vlaanderen (DHM) ... 9

Figuur 7: Plangebied en hoogteprofielen op het DHM ... 10

Figuur 8: Illustratie gradiëntzone ... 11

Figuur 9: Plangebied op de Tertiairgeologische kaart ... 13

Figuur 10: Plangebied op de Quartairgeologische kaart 1:200.000 ... 13

Figuur 11: Kenmerken van de Quartairgeologische kaart 1:200.000 betreffende het plangebied ... 14

Figuur 12: Plangebied op de Quartairgeologische kaart 1:50.000 ... 14

Figuur 13: Plangebied op de bodemkaart van Vlaanderen ... 15

Figuur 14: Plangebied op de Ferrariskaart ... 17

Figuur 15: Plangebied op de Vandermaelenkaart ... 18

Figuur 16: Plangebied op de Atlas der Buurtwegen ... 18

Figuur 17: Plangebied op de Poppkaart ... 19

Figuur 18: Plangebied op luchtfoto 1971 ... 20

Figuur 19: Plangebied op luchtfoto 1979-1990 ... 20

Figuur 20: Plangebied op luchtfoto 2021 ... 21

Figuur 21: Plangebied en omgeving op de CAI-kaart ... 23

Figuur 22: Goedgekeurde (archeologie)nota’s in de omgeving van het plangebied... 24

Tabel 1: Archeologische waarden in de CAI in de onmiddellijke omgeving van het plangebied... 22

Plannenlijst Deinze, Moerstraat Projectcode bureauonderzoek 2020B247

Plannummer Figuur 1

Type plan Topografische kaart

Onderwerp plan Plangebied op topografische kaart.

Aanmaakschaal 1:10.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 2

Type plan Kadasterkaart

Onderwerp plan Plangebied op het GRB (kadasterkaart)

Aanmaakschaal 1:250

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 3

Type plan Orthofoto

Onderwerp plan Plangebied en toekomstige inplanting op orthofoto

Aanmaakschaal 1:2.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 6

Type plan Digitaal Hoogtemodel

2 Lijst met figuren

3 Lijst met tabellen

4 Plannenlijst

(34)

Onderwerp plan Plangebied op DHM Vlaanderen

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 7

Type plan Kadasterkaart

Onderwerp plan Plangebied op DHM met hoogteprofiellocaties

Aanmaakschaal 1:250

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 9

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op tertiairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:50.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 10

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op quartairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:200.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 12

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op quartairgeologische kaart

Aanmaakschaal 1:50.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 10

Type plan Geologische kaart

Onderwerp plan Plangebied op bodemkaart

Aanmaakschaal 1:20.000

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 14

Type plan Historische kaart

Onderwerp plan Topografische kaart van de Oostenrijkse

Nederlanden, opgeteld door Joseph de Ferraris

Aanmaakschaal 1:11.520

Aanmaakwijze Analoog

Aanmaakdatum 1771-1778

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 15

Type plan Historische kaart

Onderwerp plan Topografische kaart, opgesteld door Philippe Vandermaelen

Aanmaakschaal 1:20.000

Aanmaakwijze Analoog

Aanmaakdatum 1846-1854

(35)

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 16

Type plan Historische kaart

Onderwerp plan Atlas der Buurtwegen

Aanmaakschaal 1:20.000

Aanmaakwijze Analoog

Aanmaakdatum 1843-1845

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 17

Type plan Historische kaart

Onderwerp plan Plangebied op Poppkaart

Aanmaakschaal 1:2.500

Aanmaakwijze Analoog

Aanmaakdatum 1842-1879

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

Plannummer Figuur 21

Type plan Centraal Archeologische Inventaris

Onderwerp plan Plangebied op CAI-kaart

Aanmaakschaal 1:1

Aanmaakwijze Digitaal

Aanmaakperiode 2001-2016

Datum 27/02/2020 (raadpleging)

(36)

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2019. Code van goede praktijk voor de uitvoering van en rapportering over archeologisch vooronderzoek en archeologische opgravingen en het gebruik van metaaldetectoren (versie 4.0), Brussel.

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2021. Geoportaal. Available at:

https://geo.onroerenderfgoed.be.

AGIV, 2021a. AGENSTSCHAP GEOGRAFIE INFORMATIE VLAANDEREN: Topografische Kaart NGI 1:10000 raster, klassieke reeks. Available at: http://www.geopunt.be.

AGIV, 2021b. AGENTSCHAP GEOGRAFIE INFORTMATIE VLAANDEREN: Digitaal Hoogte Model.

AGIV, 2021c. AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN: Bodemerosiekaart.

Available at: http://www.geopunt.be.

AGIV, 2021d. AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN: Grootschalig Referentiebestand (GRB).

AGIV, 2021e. AGENTSCHAP GEOGRAFISCHE INFORMATIE VLAANDEREN: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, meest recent, Vlaanderen. Available at:

http://www.geopunt.be.

BEYAERT, M. et al., 2006. België in kaart. De evolutie van het landschap in drie eeuwen cartografie, Brussel: Uitgeverij Lannoo.

CAI, 2021. Centraal Archeologisch Inventaris. Available at: http://cai.onroerenderfgoed.be/.

CARTESIUS, 2021. Cartesius. Available at: www.cartesius.be.

DE MOOR, G. & MOSTAERT, F., 1993. Geomorfologische kaart van België 1:50000. Kaartblad Oostende, Leuven.

DOV VLAANDEREN, 2021a. Databank Ondergrond Vlaanderen, Bodemkaart. Available at:

https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-bodemverkenner#ModulePage.

DOV VLAANDEREN, 2021b. Databank Ondergrond Vlaanderen, Neogeen/paleogeen (Tertiair).

Available at: https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public- bodemverkenner#ModulePage.

DOV VLAANDEREN, 2021c. Databank Ondergrond Vlaanderen, Quartair. Available at:

https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=public-bodemverkenner#ModulePage.

GEOPUNT, 2021a. GEOPUNT VLAANDEREN.

GEOPUNT, 2021b. GEOPUNT VLAANDEREN: Atlas der Buurtwegen Vlaanderen (ca1840).

Available at: http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021c. GEOPUNT VLAANDEREN: Ferrariskaart (1777). Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021d. GEOPUNT VLAANDEREN: Kaart Vandermaelen (1846-1854). Available at:

http://www.geopunt.be [Accessed August 2, 2016].

5 Bibliografie

(37)

GEOPUNT, 2021e. GEOPUNT VLAANDEREN: Popp-kaart Vlaanderen (1842-1879). Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021f. Toelichting: Atlas Der Buurtwegen (1843-1845). Available at:

http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/8264f16f-45d2-4eae-bc77-f003c7830b20.

GEOPUNT, 2021g. Toelichting: Vandermaelen (1846-1854). Available at:

http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/93795cd6-66d3-4310-83b2-5443adfee403.

GEOPUNT, 2021h. GEOPUNT VLAANDEREN: Luchtfoto 1971. Available at: http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021i. GEOPUNT VLAANDEREN: Luchtfoto 1979-1990. Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021j. GEOPUNT VLAANDEREN: Luchtfoto 2008-2011. Available at:

http://www.geopunt.be.

GEOPUNT, 2021k. GEOPUNT VLAANDEREN: Luchtfoto 2018. Available at: http://www.geopunt.be.

GULLENTOPS F., PAULISSEN E. EN VANDENBERGHE N. (1996) Toelichtingen bij de Geologische kaart van België – Vlaams Gewest, Kaartblad

IOE, 2021. Inventaris Onroerend Erfgoed. Available at: https://inventaris.onroerenderfgoed.be.

KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK VAN BELGIË, 2016. Toelichting: Ferraris (kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden). Available at: http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpFerraris_nl.html.

DE MOOR, G. & MOSTAERT, F., 1993. Geomorfologische kaart van België 1:50000. Kaartblad Oostende, Leuven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de biomassa gaf de ID-dop alleen voor de laagste dosering Betanal Trio (1/lha) gecombineerd met bij 0,5 l/ha Actirob B een significant slechter bestrijdingsresultaat. Dit

infestans Via genetische studies worden de mutaties in de vatbare planten opgespoord om zo te achterhalen welke genen mogelijk een sleutelrol spelen bij resistentie. Met

Alleen op locatie KR2-MF wordt in Corbicula’s de norm overschreden, van locatie KV3-MF zijn geen Corbicula’s gemeten voor PCB’s.. Gehalten som 7 PCB’s in sediment en

Op basis van de gesprekken in de regio’s en van de gedachte dat versterking van natuur en landschap op een streekeigen wijze moet worden ingevuld, wordt in dit hoofdstuk een

Uit de gesprekken met de biologische boeren kwam in elke regio naar voren dat ze gemotiveerd zijn om een vast, voor de streek specifiek pakket van natuur- en

halfheester en een prima bodembedekker voor vochtige schaduwrijke locaties. Hij groeit na aanplant niet snel dicht, maar blijft daarna jaren goed. terminalis ’Green

Uit bovenstaande visie heeft de kerngroep 2003 de hoofd- vraag voor de onderzoeksstrategie voor 2004 - 2008 gefor- muleerd: hoe kan Wageningen UR bijdragen aan het onder- bouwen van

Mechanisch stuursysteem door middel van gewasgeleiding: Onkruidbestrijding tussen de rijen vindt plaats met drie ganzenvoeten die ieder voor zich bevestigd zijn aan een