• No results found

Wat vinden leerlingen van hun rekenlessen? Rekenen met plezier.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat vinden leerlingen van hun rekenlessen? Rekenen met plezier."

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[artikel: 4 pagina’s]

[Pijler] Rekenen-wiskunde [Chapeau] Rekenmotivatie

[Titel] Wat vinden leerlingen van hun rekenlessen?

[auteursinfo] Emilie Prast, Mare van Hooijdonk, Eva van de Weijer-Bergsma, Evelyn Kroesbergen en Hans van Luit werken aan de Universiteit Utrecht en zijn betrokken bij het project Gedifferentieerd Rekenonderwijs

[Openingsbeeld: foto meisje] [credits] Human Touch Photography [bijschrift] Leer kinderen ervaren dat inzet loont

[beeld tweede spread: jongen op de grond – hires volgt] [credits] Vincent van den Hoogen [bijschrift] Maak binnen de rekenlessen gebruik van actieve werkvormen

[intro] De motivatie van basisschoolleerlingen voor rekenen verschilt per moment, per kind en per dag. Het is van belang kinderen met een lage rekenmotivatie tijdig te identificeren.

Vervolgens kun je ze helpen om weer met plezier te gaan rekenen.

Motivatie is belangrijk. Als kinderen sterk gemotiveerd zijn, draagt dit bij aan een positieve leerhouding en betere prestaties (Boekaerts, 2005). De motivatie van kinderen voor school kan per vak verschillen: het kan dus best zijn dat een kind wel gemotiveerd is voor lezen, maar niet voor rekenen (Bong, 2004). Binnen een vak kan de motivatie ook nog verschillen per taak (Seegers & Boekaerts, 1993). Een kind kan cijferen bijvoorbeeld erg leuk vinden, terwijl het met veel tegenzin aan contextopgaven begint. Motivatie is dus een dynamisch construct, dat beïnvloed wordt door kenmerken van het kind en kenmerken van de taak.

Daarom is het interessant om de motivatie van kinderen te meten rondom specifieke lessen binnen het vak rekenen, in plaats van alleen de algemene motivatie.

[tk] Motivatie in kaart brengen

Een aantal jaar geleden hebben Crombach, Boekaerts en Voeten (2003) een instrument ontwikkeld waarbij de motivatie van basisschoolkinderen direct voorafgaand en na afloop van een bepaalde taak wordt gemeten. Geïnspireerd door dit instrument is binnen het

grootschalige onderzoek ‘Ieder kind heeft recht op gedifferentieerd rekenonderwijs’ dat wordt

(2)

uitgevoerd aan de Universiteit Utrecht (zie www.gedifferentieerdrekenonderwijs.nl), een vragenlijst ontwikkeld waarmee de motivatie van kinderen voor en na rekenlessen in kaart kan worden gebracht: de vragenlijst Motivatie Voor en Na de Rekenles (MVNR). Omdat de afname haalbaar moet zijn in de dagelijkse lespraktijk, is ervoor gekozen om de vragenlijst heel kort te houden: vijf vragen voor en vijf vragen na de rekenles (zie tabel 1). De vragenlijst is vijf dagen achter elkaar afgenomen, omdat verwacht werd dat de motivatie van een leerling per les kan verschillen. Bij het gebruiken van gemiddelde scores over de vijf dagen

vertekenen toevallige factoren (zoals één les die net heel moeilijk is) het beeld minder en wordt de meting betrouwbaarder.

Binnen het onderzoek is de MVNR afgenomen bij 745 leerlingen uit de groepen 4 tot en met 8 van zes scholen uit Abcoude, Ede, Epe, Hellendoorn en Nijmegen (waarvan twee scholen uit Nijmegen). De resultaten worden gebruikt om een beeld van de rekenmotivatie te schetsen op basis van de volgende vragen:

• Hoe is het in het algemeen gesteld met de rekenmotivatie van Nederlandse basisschoolkinderen?

• In hoeverre verschillen de antwoorden van de kinderen op de vragen voor de rekenles van de antwoorden op de vragen na de rekenles?

• Verschillen de antwoorden van dag tot dag, oftewel van rekenles tot rekenles?

• Zijn er verschillen tussen leerjaren wat betreft motivatie voor rekenlessen?

• Hoe hangen de antwoorden op de verschillende vragen met elkaar samen?

[tk] Voldoende gemotiveerd

De vragen en de gemiddelde scores over vijf dagen zijn per groep weergegeven in tabel 1. De gemiddelde scores zijn hoog, dus kinderen lijken over het algemeen voldoende gemotiveerd te zijn voor rekenen.

Hoewel er over het algemeen hoog gescoord is op de vragen, bestaan er natuurlijk individuele verschillen. In iedere klas zullen er kinderen zitten die de rekenlessen niet leuk of heel

moeilijk vinden. De MVNR kan een handig hulpmiddel zijn om deze uitschieters te signaleren. Figuur 1 en 2 geven de verdeling weer van de gemiddelden op de vragen ‘Hoe leuk vond je de rekenles?’ en ‘Hoe moeilijk vond je de rekenles?’. Wederom tonen deze verdelingen dat kinderen over het algemeen de lessen erg leuk en niet erg moeilijk vonden.

Een score van 1 of 2 op de vraag ‘Hoe leuk vond je de rekenles?’ en een score van 3 of 4 op

(3)

de vraag ‘Hoe moeilijk vond je de rekenles?’ zijn daarom afwijkend en kunnen duiden op een lage rekenmotivatie.

[hier tabel 1 plaatsen, zie onder] [bijschrift (als credit) Tabel 1: Gemiddelde scores per groep Gemiddelde score van

leerlingen uit groep:

Vraag 4 5 6 7 8

Vragen voor de rekenles

PreV1. Lijkt deze rekenles jou leuk?ª 3.3 3.2 2.9 2.9 2.8 PreV2. Hoe moeilijk denk je dat deze rekenles wordt?b 1.6 1.8 1.9 2.2 2.2 PreV3. Als je goed je best zou doen, hoe goed kun je de

sommen in deze les dan maken? c

8.9 8.7 8.5 8.3 8.2

PreV4. Hoe ga je je best doen in dezeles?c 9.2 9.0 8.6 8.7 8.6 PreV5. Als ik mijn best doe maak ik mijn sommen…f 3.5 3.0 2.8 2.8 2.8

Vragen na de rekenles

PostV1. Hoe leuk vond je deze rekenles?ª 3.5 3.4 3.0 3.0 2.9 Post V2. Hoe moeilijk vond je deze rekenles?b 1.5 1.6 1.7 1.9 2.0 PostV3a. Heb je vandaag meer of minder sommen goed

gemaakt dan anders?d

4.3 4.0 3.6 3.4 3.4

Post V4. Hoe goed heb je je best gedaan in deze les?c 9.2 8.9 8.6 8.7 8.5 PostV5. Stel dat je nog beter je best had gedaan, had je de

sommen dan nog beter kunnen maken?f

3.3 2.8 2.4 2.3 2.1

Noot: Na PostV3a volgt vervolgvraag PostV3b: Waardoor kwam dit?e

[kleiner corps, onder de tabel]

Antwoordmogelijkheden:

a Helemaal niet leuk (1) – niet leuk (2) – leuk (3) – heel leuk (4)

b Helemaal niet moeilijk (1) – niet zo moeilijk (2) – best wel moeilijk (3) – heel moeilijk (4)

c Score van 1 t/m 10 (1 = onvoldoende; 10 = zeer goed)

d Veel minder goed (1) – iets minder goed (2) – evenveel goed (3) – iets meer goed (4) – veel meer goed (5)

e (Niet) goed geprobeerd – (niet) goed in rekenen – sommen waren makkelijker/moeilijker.

f Helemaal niet beter – een beetje beter – best veel beter – heel veel beter

(4)

[/kleiner corps]

[Op dezelfde spread onderstaande figuren plaatsen (hoeft niet per se meteen onder de tabel).

Ik heb geen andere bestanden, dus kun je ze eventueel namaken als deze bestanden niet goed zijn?] [bijschrift figuur 1 (links)] Figuur 1: Verdeling vraag ‘Hoe leuk vond je de rekenles?’

[bijschrift figuur 2 (rechts) Figuur 2: Verdeling vraag ‘Hoe moeilijk vond je de rekenles?’

[tk] Zelfbeeld beschermen

De gevonden verschillen tussen de vergelijkbare vragen voor en na de rekenles zijn klein. Na de rekenles beoordelen de kinderen de les als iets leuker en makkelijker dan voor de rekenles verwacht. Daarnaast geven ze aan iets minder hun best gedaan te hebben dan van tevoren aangegeven. De kinderen die bij de vragen na de rekenles aangeven meer fouten in hun rekenwerk te hebben gemaakt dan de vorige keer, geven vaker aan dat dit komt doordat de sommen moeilijker waren dan dat ze dit wijten aan hun eigen (gebrek aan) vaardigheid. Dit geldt omgekeerd voor kinderen die aangeven meer rekenopgaven goed te hebben dan anders:

zij geven juist aan dat ze goed zijn in rekenen en verwijzen hierbij minder naar de

moeilijkheidsgraad van de sommen. Dit toeschrijven van positieve resultaten aan de eigen persoon en negatieve resultaten aan externe factoren kan een manier zijn om het zelfbeeld te beschermen (Weiner, 2011).

(5)

[tk] Verschillen van dag tot dag

Voor iedere klas is bekeken in hoeverre de scores van de leerlingen op de verschillende dagen van elkaar verschillen. Hoewel de scores op dezelfde vraag op verschillende dagen wel matig tot sterk met elkaar samenhangen (correlaties tussen .26 en .68 op een schaal van 0 tot 1), verschillen de exacte scores wel van dag tot dag. Alleen de scores op de vragen ‘Hoe ga je je best doen in deze les?’ en ‘Stel dat je nog beter je best had gedaan, hoe goed had je dan de vragen kunnen maken?’ blijven min of meer onveranderd. Bij de rest van de vragen scoort 18 tot 42 procent van de klassen significant verschillend over de dagen. De meeste verschillen tussen dagen zijn gevonden bij de vragen ‘Hoe moeilijk vond je deze rekenles?’, ‘Als ik mijn best doe, maak ik mijn sommen (beter – even goed – minder goed) dan anders’, ‘Lijkt deze rekenles jou leuk?’ en ‘Als je goed je best doet, hoe goed kun je je sommen dan maken?’. De verschillen van dag tot dag waren het grootst bij de vragen over hoe leuk de kinderen de rekenles vonden. De andere effecten waren van matige sterkte. Naast de ‘basismotivatie’ lijkt er dus sprake te zijn van variatie van dag tot dag. Mogelijk ontstaat deze variatie onder invloed van verschillende rekentaken en/of manieren van instructie die de leerkracht toepast.

Bij het uitproberen van alternatieve instructiemethodes kan het daarom interessant zijn om de MVNR af te nemen om te kijken wat deze nieuwe aanpak met de rekenmotivatie van de kinderen doet.

[tk] Verschillen tussen de leerjaren

In tabel 1 vallen de verschillen tussen de jonge en oudere kinderen op. Jonge kinderen vinden de rekenles leuker en minder moeilijk dan kinderen uit hogere groepen. Dit kan verklaard worden doordat jonge kinderen hun eigen vaardigheden over het algemeen overschatten. Ook al zijn de prestaties ver beneden peil, ze denken desalniettemin dat ze goed kunnen rekenen (Boekaerts, 2005). Daarnaast illustreren de scores op vraag 3, 4 en 5 uit de vragen voor de rekenles en 4 en 5 uit de vragen na de rekenles dat kinderen uit de lagere groepen beter hun best zeggen te doen en hier ook meer waarde aan hechten. Dit heeft te maken met een enigszins naïeve houding van deze jonge kinderen met betrekking tot inzet. Jonge kinderen denken dat als ze maar hard genoeg hun best doen, dit zeker zal leiden tot succes. Door eigen ervaringen, vergelijking met medeleerlingen en de toenemende druk van de omgeving op bekwaamheid verandert dit beeld als kinderen ouder worden. Ze krijgen een nauwkeuriger zelfbeeld en een meer realistische kijk op inzet. Vanaf de leeftijd van ongeveer negen jaar wordt inzet niet meer gezien als de belangrijkste bron voor succes (Boekaerts, 2005).

(6)

[tk] Verbanden tussen de vragen

Uit de scores blijkt over het algemeen dat de vragen positief met elkaar samenhangen, wat betekent dat kinderen die de rekenles leuk vinden ook beter hun best doen, meer waarde hechten aan inzet en daarnaast aangeven de rekenopgaven goed te hebben gemaakt. De vragen over de moeilijkheid van de les hangen negatief samen met de andere vragen. Oftewel, kinderen die de les moeilijker vinden rapporteren over het algemeen meer fouten, vinden de les minder leuk, doen minder goed hun best en hechten minder waarde aan een hoge inzet.

Een kind dat keer op keer is geconfronteerd met falen, kan de aandacht alleen nog richten op wat het niet kan in plaats van op de leeractiviteit zelf (Boekaerts, 2005). Dit beïnvloedt uiteraard de motivatie voor het rekenen en daarmee de prestaties. Dit negatieve verband tussen hoe moeilijk en leuk leerlingen de les vinden is nog sterker ná de les dan ervoor.

[tk] Implicaties voor de praktijk

Met dit onderzoek is de motivatie voor rekenlessen van honderden basisschoolkinderen in kaart gebracht. De kinderen gaven over het algemeen aan dat zij de rekenlessen leuk vonden, goed hun best deden en verwachtten de sommen met succes te kunnen maken. Echter, een klein deel van de kinderen was minder positief. Juist gezien de positieve antwoorden van de meeste kinderen, is het een teken van lage rekenmotivatie als een kind aangeeft de les

‘helemaal niet leuk’ of ‘heel moeilijk’ te vinden. Om te voorkomen dat kinderen in een vicieuze cirkel van negatieve zelfinschatting, negatieve prestaties en negatieve ervaringen met de rekenlessen terecht komen, is het daarom van belang deze kinderen tijdig te identificeren om de lage rekenmotivatie aan te pakken.

De MVNR kan gebruikt worden om in korte tijd een beeld te krijgen van de motivatie van basisschoolkinderen voor (specifieke) rekenlessen. Hiermee is het mogelijk om een idee te krijgen van hoe leuk en moeilijk de kinderen de rekenles vinden en kunnen eventuele motivatieproblemen gesignaleerd worden. Ook kan de lijst gebruikt worden om te kijken of een verandering in de manier van instructie leidt tot veranderingen in de rekenmotivatie van de leerlingen. Als je interesse hebt om MVNR te gebruiken in je klas, kun je de vragenlijst aanvragen door een email te sturen naar Emilie Prast (e.prast@uu.nl).

[Kader In de praktijk]

Tips om de motivatie te verhogen

• Maak binnen de rekenlessen gebruik van actieve werkvormen waarbij alle kinderen gestimuleerd worden om mee te denken en mee te doen: de meeste kinderen vinden

(7)

actief meedoen leuker dan op hun beurt wachten, en deze betrokkenheid vergroot het leereffect.

• Bied kinderen keuzemogelijkheden door bij hetzelfde rekendoel verschillende

opdrachten aan te bieden of gebruik diverse verwerkingsvormen. Kiezen uit een aantal opties geeft kinderen een gevoel van controle.

• Leer kinderen ervaren dat inzet loont. Voor kinderen die structureel zwak presteren is het belangrijk om succeservaringen te creëren met behulp van taken die zij zeker succesvol tot een goed einde kunnen brengen, zodat zij weer het gevoel krijgen dat ze wel degelijk een opdracht goed kunnen maken. Voor sterke rekenaars is het juist essentieel om uitgedaagd te worden met extra moeilijke opdrachten. Zo leren ze dat het normaal is (en geen teken van zwakte) om je in te moeten spannen om een opdracht tot een goed einde te brengen. Denk er wel aan dat ook sterke rekenaars begeleiding nodig hebben als ze werken aan opdrachten op hun eigen niveau.

• Prijs leerlingen die goed hun best doen voor hun inzet, ook als dit (nog) niet leidt tot de juiste oplossing. Uiteraard moet daarnaast ook feedback over de rekeninhoud worden gegeven.

[/kader]

[Verder lezen]

• Kijk op http://rekenspel.slo.nl/ voor rekenspellen die de rekenstof op een actieve manier aan de orde brengen.

• Het Ruud de Moor centrum onderzocht hoe leerkrachten de motivatie van hun leerlingen kunnen beïnvloeden. Lees voor veel praktische handreikingen het

onderzoeksrapport via http://www.ou.nl/documents/14300/fee4dbdd-7213-4daf-8b77- 2ebd346ca1cd.

[literatuur]

[icoon website] De literatuurlijst kun je downloaden op www.jsw-online.nl/jsw/downloads

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Oude Rijnzone tussen Woerden en Bodegraven bestaat uit hoge gronden -de zogenaamde oeverwallen- met boerderijlinten aan weerszijden van de Oude Rijn.. Daarachter ligt het

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden. “(…) maar nogal wat journalisten weten die spagaat om te zetten in een mooi

Bij bestuurders van lokale verenigingen ligt de taak om met regelmaat bij zichzelf te rade te gaan in hoeverre hun club voldoet aan de criteria voor goed bestuur. Ga met het

Het feit dat hier expliciet genoemd moet worden dat de ander kleurloos moet zijn, kost veel ll.. dit

Goede doorstroming van junioren naar een van de selectieteams is nodig, daarom wordt de trainer van JO19 bij het eind van de competitie uitgenodigd om mee te kijken welke spelers

Een bijdrage leveren aan het verbeteren van winkelcentrummanagement door het benutten van businessplannen waarmee institutionele beleggers hun middelgrote winkelcentra (7.000 –

Leraren volgen en begeleiden leerlingen  Op ruim 90 procent van de speciale basisscholen volgen de leraren de ontwikkeling van de leerlingen voldoende tot goed, analyseren

VGZ Zorgt Tand Goed VGZ Zorgt Tand Beter VGZ Zorgt Tand Best geen vergoeding 100% tot maximaal € 1.500 voor de. hele looptijd van de aanvullende