74 T i j d s ch r i f t v o o r p r a k t i j k o n d e r s te u n i n g j u n i 2 0 0 8 | n r 3
F A R M A C O T H E R A P I E
Betere patiëntenzorg door samenwerking met Lareb
Bijwerkingen:
vraag ernaar!
Jaap van der Laan, Christine Weenink en Anneke Passier
Geneesmiddelen worden gebruikt omdat ze een bepaalde werking hebben. Zo verlaagt een antihypertensivum de bloeddruk en een anti- bioticum doodt of verstoort de groei van bacte- riën. Geneesmiddelen hebben naast de gewenste werking echter ook meestal bijwerkingen. Een bijwerking is een ongewenste werking van een volgens voorschrift gebruikt geneesmiddel.
Bijwerkingen kunnen de therapietrouw nadelig beïnvloeden. Vraag daarom bij controles naar bijwerkingen en meld belangrijke en onverwach- te bijwerkingen bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb.
Soorten bijwerkingen
Er zijn verschillende soorten bijwerkingen; hier noe- men we een aantal voorbeelden. Een van de meest bekende bijwerkingen is wel de jeukende rode huid- uitslag die bij een aantal patiënten ontstaat na het gebruik van penicilline. Deze bijwerking komt regel- matig voor en wordt veroorzaakt door een allergie.
Iemand die een allergie voor penicilline heeft, moet geen penicillines meer gebruiken omdat dezelfde huiduitslag opnieuw kan optreden. Een andere beken- de bijwerking bestaat uit maag-darmklachten na het
gebruik van een NSAID. Dit komt doordat de NSAID het slijmvlies van de maag beschadigt. Ouderen zijn extra vatbaar voor maagdarmklachten en zij moeten daarom bij een NSAID een maagbeschermer zoals omeprazol voorgeschreven krijgen om een maagbloe- ding te voorkomen. Ook veel andere geneesmiddelen prikkelen maag en darm en zorgen daardoor voor diarree of buikklachten: metformine heeft regelmatig diarree als bijwerking, soms zelfs zodanig dat het mid- del niet toegepast kan worden. Soms zijn bijwerkingen het gevolg van verminderde afbraak doordat de lever niet goed functioneert, of van onvoldoende uitschei- ding doordat bijvoorbeeld de nier niet goed functio-
neert. Vooral ouderen hebben hier last van.
Een ander voorbeeld is kriebelhoest bij het gebruik van een ACE-remmer, die voorkomt bij 7-15% van de gebruikers.1 Deze bijwerking noodzaakt vaak tot stoppen met de behandeling en tot overgaan op een ander antihypertensivum. Ook kunnen ACE- remmers in het begin van het gebruik duizeligheid veroorzaken, maar deze bijwerking verdwijnt in het algemeen weer na voortgezet gebruik.
Speciale aandacht verdient geneesmiddelengebruik tijdens de zwangerschap. Het gebruik van sommige
75
T i j d s ch r i f t v o o r p r a k t i j k o n d e r s te u n i n g j u n i 2 0 0 8 | n r 3
geneesmiddelen kan de ongeboren vrucht beschadi- gen. Bij geneesmiddelengebruik tijdens borstvoeding is het belangrijk om na te gaan of het middel in de moedermelk terechtkomt in voor de baby schadelijke hoeveelheden.
Farmacotherapeutisch Kompas
In de bijsluiter van een geneesmiddel en in het Farma cotherapeutisch Kompas (www.fk.cvz.nl) staan de bijwerkingen die bij een bepaald middel kunnen voorkomen. Dat zijn echter alleen de bij- werkingen die bekend zijn. Dat betekent dat van een middel dat nog niet zo lang op de markt is, alleen de meest voorkomende bijwerkingen zijn beschre- ven, namelijk die bijwerkingen die al ontdekt zijn bij de onderzoeken die nodig waren voor registratie van het middel. Als een middel langer op de markt is en langer en door meer mensen is gebruikt, ook door kwetsbare groepen, komen ook de minder vaak voorkomende bijwerkingen aan het licht. Als zorgverleners en patiënten alert zijn op deze nieuwe bijwerkingen en ze actief melden aan Lareb (zie kader), kunnen deze snel worden herkend en worden ze opgenomen in de productinformatie en in het Farma cotherapeutisch Kompas, zodat patiënten en professionals daarmee hun voordeel kunnen doen.
Het Farmacotherapeutisch Kompas is een goede bron van informatie over de meest voorkomende bijwerkin- gen. Bij de nieuwere middelen staat aangegeven hoe
vaak een bijwerking voorkomt; het Farmacotherapeu- tisch Kompas gebruikt daarbij de volgende indeling:
• Vaak: bij 1-10% van de gebruikers.
• Soms: bij 0,1-1% van de gebruikers.
• Zelden: bij 0,01-0,1% van de gebruikers.
Bij middelen die al erg lang op de markt zijn, is deze gradering in frequentie niet aangegeven. Soms staat er wel vermeld dat een bijwerking frequent voorkomt.2 Naarmate je meer ervaring opdoet met geneesmid- delengebruik, krijg je ook meer inzicht in welke
bijwerkingen kunnen optreden en welke daarvan zo vervelend zijn dat patiënten het middel liever niet meer gebruiken.
Bijwerkingen op het spreekuur
Naast het informeren naar therapietrouw zou je bij controles ook standaard kunnen vragen naar bij- werkingen van de voorgeschreven geneesmiddelen.
Niet alle patiënten melden namelijk spontaan bij- werkingen. Als een patiënt vertelt last te hebben van een bijwerking, kun je in het Farmacotherapeutisch Kompas nagaan of deze bijwerking bij dit genees- middel is beschreven. Sommige bijwerkingen ver- dwijnen weer bij langer durend gebruik. Zo kan een patiënt na het starten met een statine als bijwerking spierpijn noemen. Bij voortgezet gebruik verdwijnt deze bijwerking vaak weer. Als dat niet het geval is, kan bij een statine een dosisvermindering nodig zijn.3 Bij een ernstige bijwerking kan het nodig zijn om te stoppen met het middel en/of te zoeken naar een alternatief geneesmiddel. Overleg met de huisarts als sprake is van een voor de patiënt vervelende bijwer- king waarbij aanpassing van het gebruik gewenst is en/of wanneer de therapietrouw in het geding komt.
Dan kan het probleem opgelost worden en draag je bij tot een betere therapietrouw van je patiënten.
Bovendien kun je bijdragen tot betere patiëntenzorg voor alle patiënten in Nederland, door relevante bij- werkingen te melden bij Lareb.
Lareb
Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb (Lareb staat voor Landelijke Registratie Evaluatie Bijwerkingen) is in Nederland de instantie die alle informatie over bijwerkingen van geneesmiddelen verzamelt, in opdracht van het College ter Beoorde- ling van Geneesmiddelen (CBG). Het CBG is de instantie die de toelating van nieuwe geneesmiddelen regelt. In de afgelopen jaren is een grote databank opgebouwd van meldingen van zowel zorgverleners als patiënten. Door de alertheid van melders die opmerken dat een bepaalde klacht mogelijk wordt veroorzaakt door een geneesmiddel, kan Lareb op het spoor gezet worden van een nieuwe bijwerking.
Lareb is afhankelijk van dergelijke meldingen. Het is dan ook essentieel dat iemand de opmerkingen van de patiënt over een mogelijke bijwerking oppakt en dat onbekende, nieuwe en ernstige bijwerkingen daadwerkelijk worden gemeld. De praktijkondersteu- ner is de aangewezen persoon om deze meldersfunc- tie te vervullen: dat is immers degene die rechtstreeks contact heeft met de patiënt.
Foto: Hilz / Peter / Hollandse Hoogte
76 T i j d s ch r i f t v o o r p r a k t i j k o n d e r s te u n i n g j u n i 2 0 0 8 | n r 3
De ene bijwerking is de andere niet
Uiteraard is het niet de bedoeling dat elk pijntje van elke patiënt wordt doorgegeven. Maar welke bijwer- kingen zijn nu waardevol om te melden bij Lareb?
Het antwoord hierop is kort gezegd: als het gaat om een belangrijke en/of onverwachte bijwerking.
• Onbekende bijwerkingen die niet in de bijsluiter of het Farmacotherapeutisch Kompas genoemd worden.
• Ernstige bijwerkingen, dat wil zeggen wanneer sprake is van ziekenhuisopname, aangeboren afwijkingen, blijvende arbeidsongeschiktheid of invaliditeit, een levensbedreigende situatie of over- lijden. Sinds de nieuwe geneesmiddelenwet van 2007 is de arts verplicht ernstige bijwerkingen te melden bij Lareb.
• Bijwerkingen op nieuwe geneesmiddelen (midde- len die korter dan twee jaar op de markt zijn).
• Bijwerkingen die mogelijk door interactie van meerdere geneesmiddelen zijn ontstaan.
• Bijwerkingen bij kinderen.
• Bijwerkingen van vaccins, zelfzorgmedicatie en alternatieve middelen.
Vaak is het niet zeker of de klacht echt door het geneesmiddel wordt veroorzaakt. Maar ook dan geldt: toch graag melden, want alleen als een nog onbekende bijwerking vaker bij Lareb wordt gemeld, kan de relatie met het geneesmiddel echt worden gelegd. Een bijwerking kun je melden via het gele meldformulier dat achterin de boekuitgave van het Farmacotherapeutisch Kompas is bijgevoegd, maar ook via de website www.fk.cvz.nl (bij elk geneesmid- del kun je in de rechterkolom ‘meldformulier bij- werkingen’ aanklikken), en uiteraard bij Lareb zelf, via www.lareb.nl. Lareb stuurt altijd een terugkop- peling naar de melder, met een samenvatting van de informatie die Lareb heeft kunnen vinden over de gemelde bijwerking.
Wat doet Lareb met een melding?
Als een melding bij Lareb binnenkomt, wordt daar gezocht naar nadere informatie over de mogelijke relatie tussen geneesmiddel en bijwerking. Lareb kijkt of de bijwerking eerder is gemeld in Neder- land, of misschien elders in de wereld. Na het code- ren en beoordelen van de gegevens in de melding wordt deze ingevoerd in de databank. Bijzondere meldingen worden uitvoerig besproken en zo nodig nader geanalyseerd. Een dergelijke analyse mondt bijvoorbeeld uit in een artikel voor een medisch tijdschrift, zodat andere artsen en apothekers zo snel mogelijk worden geïnformeerd over de nieuwe bijwerking. Een andere mogelijkheid is dat Lareb advies uitbrengt aan het CBG (College ter Beoor- deling van Geneesmiddelen) voor aanpassing van de bijsluitertekst. In uitzonderlijke gevallen, als er sprake is van een zeer ernstige bijwerking, kunnen meldingen bij Lareb aanleiding zijn tot het van de markt halen van het verdachte geneesmiddel (door het CBG). Dit gebeurde in 2001 met het middel cerivastatine, omdat het bij een kleine groep patiën- ten die ook fibraten gebruikte aanleiding gaf tot een ernstige vorm van spierafbraak.
www.lareb.nl
Meer meldingen, meer mogelijkheden Bijwerkingen die bij Lareb gemeld worden, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een veiliger gebruik van geneesmiddelen. Hoe meer bijwerkingen gemeld worden, hoe eerder een nieuwe bijwerking kan worden opgespoord. In de praktijk blijkt echter dat een aanzienlijk deel van de artsen en apothekers in Nederland zelden of nooit bijwerkingen meldt bij Lareb. Hier is dan ook een belangrijke taak weg- gelegd voor de praktijkondersteuner. Tijdens de con- troles kan de praktijkondersteuner immers als eerste de aanwijzingen voor mogelijke nieuwe bijwerkingen signaleren.
Literatuur
1 Fletcher AE, Palmer AJ, Bulpitt CJ. Cough with angiotensin converting enzyme inhibitors: how much of a problem?
J Hypertens 1994;12(suppl 2):S43-7.
2 Commissie Farmaceutische Hulp van het College voor zorgverzekeringen. Farmacotherapeutisch Kompas.
www.fk.cvz.nl.
3 Puijenbroek E, Härmark L. Statines en het risico op ern- stige spierklachten: Eenmaal veilig, altijd veilig? Pharm Weekbl 2006;141(1):19-20.
Auteursgegevens
Jaap van der Laan en Christine Weenink zijn huisarts in Utrecht. Anneke Passier (farmaceut) werkt als wetenschappelijk medewerker bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb.
Correspondentieadres: Info@praktijkbinnenstad.nl Mogelijke belangenverstrengeling: JvdL is lid van de Wetenschappelijke Advies Raad van LAREB.
CW en AP: niets gemeld.