i.i
XW
De ouderdom
Het bereiken van
eennieuwe
faseIn
de levensgang van de menswordt
elke periode voorafgegaàr Een over-door een overgangsfase, een
tijd
van verwarring en soms zelfsvan
gangsfase ontreddering.We
zagenhet in
het bijzonderbij de
overgang naarde
puberteitsleeftijd.Maar het geldt voor elke
fasein de
levens- gang. En zo is er ook een overgangsfase van de volwassenheid naarde
ouderdom. Somskomt er
dan een gevoelvan 'haast' over
de mens, een 'paniekter
elfderure'. Er
is nog zo veel denkt men, dat gedaan moet worden en detijd is
nog maarzo kort.
Zoveelis
er dat isblijven
liggen, waar men nooit aan toe gekomenis.
Ookis
er een besef van'is
dat nu hetleven.' 'Is
dat nu alles.' Men voelt het.Men
kanniet
meer zoals voorheen. Soms heeft men dat gevoel albetrekkelijk jong. Vooral
neurotische persoonlijkhedenlijden
er aan. Ze voelen zich vroeg oud; verliezenvrij
spoedig de vreugde in de ontwikkeling des levens. Een heel enkele keer kandit
besef een andere oorzaak hebben. Een wezenlijk diep religieus besef, dat niet neurotisch is.Men gaat zich werpen op het
werk.
Menwil
het niet overgeven.Soms
werkt
menzó,
dat men als het ware al hijgend de eindstreep haalt. Te moe om verder te gaan. Menwil
nog wat doen, moet nog veel doen. Menwil
nog mee kunnen, nog niet oudzijn,
niet aan de kant geschoven worden.Niet
staan aan dezijlijn
des levens. Soms spreekt men hetuit:
"Watis
het geweest. Was dathet
leven. Wasdat alles."
Somswordt
menhet zich
met een schok bewust; weet men, dat men niet veel meerte
verwachten heeft van het leven.In
het bijzonder als men
alleenis. En dan komt het
eindevan
het2Kor. 5:17
Een goede ouderdom
Mark. 10:45 Matth. 20:28
De periode van het afzien
Dn oupznpou
werk.
Abrupt veelal. De mogelijkheid en de bewustheid om naardit
afscheid heen te leven ontbrak,of
men wilde het niet zien.Het kan ook zo zijn:
menwordt oud en ziet
terugop
een ge- slaagd leven. Maar wat is dat, een geslaagd leven. Het is het groot- ste ongelukdat
onskan
overkomen.Een
vernieuwdleven, dat
iswat
anders."Het oude is
voorbijgegaan,zie, het is alles
nieuw geworden."
Dat is het Wonder. Een vernieuwd leven dat ookin
onswerk
openbaar komt, als een geschonken Wonder.Een
goede ouderdom.Wat is dat. Zou het niet
vaakzo zijn,
zoals eens een oudemM zei,
toen men hem vroegwat hij
gedaanhad. Hij
antwoordde: "Verkeerd gedaan." Toch
hadhij wat
men noemt een gewoon levengeleid, dat wel. Die
mankon ook
nietverder
ziendan:
verkeerd gedaan.Hij kon ook niet
stamelen van een overname. Toch zághij
het: verkeerd gedaan.Maar
alsop
dat 'verkeerd gedaan' geen ontzaglijk Wonder mag volgen, een genade- wonder, danblijft het
'verkeerd gedaan' staan, alleenhet
'verkeerd gedaan'.Een goede ouderdom.
De
bekende Schotse leraar Robert Bruce mocht zeggerl: "Toenik jong
was, mochtik
de Heere dienen, maarnu ik
oud geworden ben,nu is Híj
gekomenom mij
te bedienen. "Hij
sprak hetuit
als een Wonder; een mens bediend door de Heere.Alsof hij
zeggenwilde:
"De Zoon des mensenis
niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen."
De Rust van de Kerk.John Scrimger, een
vriend
van de bekende Schotse leraar JohnLivingstone zei tot deze, toen hij
geteisterddoor
niersteen van kamerin
kamer vluchttevan de pijn:
"John,je
weetdat ik
altijd eenruwe,
norse vent geweest ben, maar nuik
oud ben, bezoekt de Heeremij
met ziekte en nu maaktHij
nog een lam vanmij."
We
willen in dit
laatste hoofdstuk enkele dingen zeggen over het ouderworden.
Dezetijd is wel
genoemd de periodevan 'het
af- zien'. Een psycholoog heeft eens gezegd, dat het bekende hoofdstukuit het
boek Predikerover de
ouderdom,het
zwaarmoedigste ge-schrift is dat ooit
geschrevenis over
dezeleeftijd.
Ouderdom, dewinter
van het leven:"Het
seizoenis
gesloten."
Een ander dichtte:"Elke stap brengt
mij
nader,bij
het Huis vanmijn
Vader. "Aan
de ene kant kan men alles idealiseren.Men
kanwijzen
opde
schoonheidvan de
ouderdoffi,op de rust die er
genoten kan 476Dz
oapsRDouworden na
het
inspannende, moeitevolle leven,op
dewijsheid
dieuit kan
gaanvan de
ouderdom.Dat kan
allemaalwel waar ziin,
maardat
neemtniet weg,
dat de ouderdom de laatste periode vande
mensis. En dat is toch wel iets om over na te
denken. De laatste periodehier op
aarde.De
laatste fasevoor
de eeuwigheid,waar
"geen veranderingof
schaduw van omkering meer is."
Waar hetlot
voor eeuwig beslistis.
Eeuwig rechtvaardigbezegeld.En
als men dat dannooit
kan geloven,nooit
mag geloven. Rechtvaardig, nooit geloven. Eeuwig, nooit geloven.Oud
gewordenen
dan geenBorg voor de
schuld.Oud en
dan nooit eens Anderen gewordenzijn.
Hoe is het mogelijk dat de mens nietverstijft
van ontzetting.Wie
kan de doodstaat van de mens naar waarheid tekenen,buiten het Woord
des Heeren.Een
gezegende ouderdom, zegt men dan. Een ontzettende ouderdom. Zoveel jaren volkomen tegengestaan. Alleen maar tegengestaan. "En gU hebt nietgewild", wat er ook in het
leven gebeurd mogezijn. Hoe kan
de oude mens dan nog leven, maarook:
hoe kan dejonge
mens dannog
steedsverder gaan. Al die jaren een vijand
gebleven. En misschienin
de laatstejaren
vanzijn
leven het meestvijandig. Al die jaren in zichzelf
gebleven.Nooit
eensAnderen
geworden.Nooit. Als ik
me dat enigermate voorstellenkon,
maar datkan ik niet,
die mogelijkheid hebik niet.
De eeuwigheid kan doormij
niet doordachtworden. Dat
gaatmijn begrip
volkomente boven. Ik
moet daar niet aan denken en
ik
moeter altijd
aan denken.Niet
aan denken dat hiernamij
de eeuwigheid wacht.Misschien ze5t
v wel: "Maar ik
denker
veel aan."
Maarwilt
u danwel
bedenken, datu
danwel
denkt aan een dragelijke eeuwig- heid, en dieis er niet.
Dan denktu
aan een te doordenken eeuwig-heid, en die is er ook niet. Dan
denkt eentijdelijk sto{e
aan een eeuwigheiden dat
kanniet. Het begrip
eeuwigheid moet ons vaneen
anderezijde
geleerdworden. Het is
geen menselijk begrip.Daarbij komt: het is altijd.een
eeuwigheid met een inhouden
die inhoudis nooit te
doordenken. Daar hebbenwij
geenbegrip
van.De
inhoud van de eeuwigheidis
door ons denken nooitte
kennen.Die moet ons
getoondworden, door ons ervaren worden.
De eeuwigheidis nooit te
doordenkenin
haar ontzetting. Eeuwigheid.Dan zal
gedragen moeten wordenwat
ondraaglijkis. En dat
laatzich nooit
indenken.Dat is
eenaltijd
sterven entoch niet
kunnenVergelijk Jac. L:17
Een gezegende ouderdom, een ontzetten- de ouderdom
Matth.23:37 Lu,k. L3:.34
Eeuwigheid
ËêË4i#
3iÉt {Ëê:
.*itil :êsl*t$i
:*ïi
t*;9
1Cq!l
7;!i
ts
*ffg!:&!:
ds^
#,i.
'is 65t
gFi-:
&ii
i*:9::
14.".l*:r
I *];1{-t-
!ffà*
li&:!:
1#ii ifr,l d:t.6t;
ïËiF.-;
*à?Ë;i ffiït!:1 IF:$s.
rn:s g.:tï
iË,
í.;1
s:;&:c:
&:5
&---;
aei!
trdr s"
*:iei-
*!:!g-":
s*5giï
i?aï
Ëi?
&;:
ËË
&e !
ftH ËË {:i:
a!Ël
ËËi
LKor.2:9
Spr.11:4
Kol. 3:3
Oud-zijn
De ouonnoou
sterven. Een ondergaan onder de
toorn
Gods. Steeds ontzettender.Een
diepte zondeÍ bodem. Een zeevan toorn
zonderoever.
Een eeuwige nachtvan
ontzetting zondereinde,
zonder morgenstond.En
aande
anderezijde - en ook dat is in
geen enkel opzicht te doordenken, alleen te aanbidden-:
een mogen beleven van "hetgeenhet
oogniet heeft
gezien enhet oor niet
heeft gehoord,en in
het hart des mensen nietis
opgeklommen".En
geldt het niet van beidezijden,
vande
eeuwige ontzetting énvan
de eeuwige heerlijkheid:er is
geen begrip van te vormen. Deze zaken moeten de mens ge- toond worden. En ook door de mens toegeëigend worden. Daarvoormoet hem het geloof
geschonkenworden. Dan mag men
zien:"Goed doet geen
nut
ten dage der verbolgenheid, maar de gerech- tigheid redt van den dood." En
anders, dan kan er veel gebeurdzijn in
ons leven, dan kaner
álles gebeurdzijn,
behalve dat ons leven"met Christus verborgen
is in God". En
waaris
dan de Gerechtig- heid, Die voor God bestaat (Luther).Jê,
zeggenwe, het is wat: oud-zijn. Maar is dat
probleemwerkelijk wel zo groot op de oude
dag.Zou de
ontzetting ervan psychologisch gezien niet eerder liggenin
detijd
dat onswerk,
ons leven afbrokkelt. Zou dáár, psychologisch gezien, de ontzetting niet veel sterker op ons af komen. Want het valt toch niet te ontkennen, de periode van de ouderdomis
de periode van afname,ook in dit opzicht. Onze
functies nemenaf, ook ons
vermogenvan willen
doordenken. Alles verliest toch aan kracht, aan intensiteit.'Nog niett, tniet meert, 'toch'
Iemand heeft eens gezegd: "De jeugdige
kent
de woorden: nogniet." 'Nog niet' getrouwd, 'nog niet'
gekomentot
een bestem-ming,
'nogniet'
gevonden hetwerk
dat op hem wacht.Altijd is hij
gericht op het toekomende.'Nog niet.'
De oude van dagen kent hetwoord
en de zaak:'niet meer.'
Vaak moet men dan zeggen:mijn vrouw is er 'niet meer', of: mijn
manis er 'niet meer'. Mijn
werkis er
'nietmeer', mijn
vriendenzijn er 'niet
meer' enmijn
gezond- heid iser
'niet meer'.Schoner
en
oneindig waarachtigeris het
gezegdin het
Woord des Heeren,in
de HeiligeSchrift,
met de woordenuit
Prediker 12.Het
licht is er
niet meer: r'Eer dan de zon en hetlicht,
en de maan Pred. L2:2-4478
DE oUDERDoM
en de
sterren verduisterd worden." De kracht is er niet
meer:"'Wanneer
de
wachters des huizeszullen beven.' Het gezicht
is afgenomen:"De twee
deuren naarde
straatzullen
geslotenwor-
den.
" Men leze
dat wondervolle hoofdstukuit
GodsWoord.
Dat hoofdstukuit
de HeiligeSchrift,
dat door een psycholoog genoemdwerd:
"Het zwaarmoedigste geschrift datooit
is geschreven over de oude dag." Maar
latenwe
dantoch in
het bijzonderniet
vergeten het vers waarmeedit
hoofdstukbegint: "En
gedenk aanuw
Schep-per in de
dagenuwer
jongelingschap,eer dat de kwade
dagen komenen
dejaren
naderen,van
dewelkegij
zeggenzult: Ik
heb geen lustin
dezelve. "Als
de ouderdom daaris,
dan veranderter
ietsin
de mens. Beteris
hette
ze1gen: de mens verandert. Wantook
deze verandering is een totale verandering. De oude mens kan niet meer dooidringenin
verschillende zaken.Hij mist
de kracht daartoe.Hij
kanniet
meer komentot
het wezender
dingen.Hij mist
vaak de doorzetting om daartoe te komen. Ook vaak de wens. De ontzaglijkheid der dingenis
van hem geweken. Vaakook
de ontzetting.Zo
ontstaat vaak de meegaandheiddie
kenmerkendis voor veel
ouderen.Men
laat de dingenover zich
heen komen.Men komt niet
meertot
handelen,ook niet
meertot
nadenken.Alles
gaatzich
afspelenop
een lager niveau.Daar
was een oude man.Hij
had geluisterd naar eenlezing
in een bejaardenoord. Toenkwam hij
naarde
sprekertoe. Hij
zei:"Deze dingen
heb ik
gehoord toenik jong was. Ja, toen.
Daarnaniet meer." En hij
ging weer verder.Men ziet
de afgrondelijkteidder
dingen veelalniet
meer. Spantzich
daartoeook niet
meer in.En
nu weetik wel,
het Goddelijk geheimenis laat zich niet bemach- tigen door ons denken door ons handelen, door onswillen. Maar,
is het erom vragen ook niet verdwenen.Er is
eenvorm
van berusting over de mens gekomen. Het doodsprobleem dringt ook niet meer zo alsin
dejaren
van devirilitas,
de volwassenheid. Psychisch gezien wasdie
bekommernisin die leeftijd
intenserdan in de
oude dag doorgaans.De virilitas is toch de tijd van de
bezinningop
het leven.Oud worden.
Alle
vermogens nemenaf.
Maar weet de oude van dagendan niet dat de
eeuwigheidwacht. Dat weet de
oude van dagenwel.
Dat weet ook de jeugdigewel.
Maar is het niet vaak zo,"En gedenk aan uw Schepper' PreÀ. I2:I
Een totale verandering
Meegaandheid
Berusting
Gen.32:26
'Zíe,lk
maak alle dingen nieuwn Openb. 21:5
Dz ouonnnou
dat de jeugdige er mee leven kan, ondanks alles.
En
is het vaak niet zeker zo, dat de oude van dagenstil
doorgaat. Toch maar doorgaat.Soms
lijkt
hetwel,
zonder enige bekommernis. Soms onbegrijpelijkvoor
degenendie
hem vroeger gekend hebben, toener nog
enigeernst over hem lag. En nu oud
gewordengaat
diezelfde mens daarheen,stil
en gerust."En
gedenk aanuw
Schepperin
de dagenuwer
jongelingschap,eer
datde
kwade dagen komenen
de jaren naderen, van dewelkegij
zeggenzult: Ik
heb geen lustin
dezelve. "Onze
vermogens nemenaf, we
zagenhet. Alle
vermogens.Inderdaad
alle
vermogens.Het inleven in de dingen. Ook in
de wezenlijke zaken.Het
besefvan die
zaken.Van de
diepte ervan.Van de
ontzettingervan. Alles
neemtaf. En bijgevolg ook
het pogen.In
zeker opzichthet: "Ik
zalU
niet laten gaan, tenzij dat Gijmij
zegent."
Het berustenis
gekomen.De
ontzettingwordt
wegge- nomen. De kwade dagen komen. Juistin
dezeleeftijd.
Gods'Woord zegt het. En hetwordt
ervaren: vaakis
men al gestorvenvoor
men sterft.Toch,
daarblijft
iets dat haar glans nooitverliest.
Een 'Wonder zo groot.En
als dat weer levend gemaaktwordt,
dan komt het met een nieuwekracht, met
een ontzaglijke,wonderlijke
beleving. En vaakjuist zo stil. Dan
zienwe
dat niets afneemt vandit
Wonder.Niets. Dáár
wordt
niets minder. Niets. Eénblik
vanU
en de liefde glanst weer terug. Eén ogenblik en het heimwee naarU,
DrieënigeHEERE, is er weer, als
een GoddelijkWonder.
Onuitsprekelijk.Slechts één
Woord
enhet
geheugenis er weer. De
kennisis
nietweg. Maar ze wordt groter, onbegrijpelijker, nimmer te
vatten.Daar
is
geen leeftijd die daar over beslist. Daaris
geen afname van onze functiesdie
daar invloedop heeft.
Daaris het: "Zie."
Tochweer: "Zle", als
een eeuwigWonder. En het
gaatverder: "Zie,
Ik." O
God,wat
een Wonder. Wat een Wonder. Tochweer:
"Zie,Ik
maakalle
dingen nieuw." Ook hier op
aarde.Ook in de
grijze ouderdom.Als
alles ons verlaat."Zie, Ik
maak alle dingen nieuw. "Dank
U,
eeuwige Drieënige God. Dat we het met eerbied mochten uitdrukken. Eeuwig dank,U, o
God de Vader voorUw
verkiezendeLiefde. Dank,
eeuwig dank,U, o
God de Zoonvoor Uw
eeuwige Verlossing.Dank,
eeuwigdank, U, o
God deHeilige
Geest voorUw
eeuwige toepassing. Eeuwig dank enere. "(J
alleen,U
lovenwu."
Ps. 75:1 ber.
480
Dn ovpznoou
Het kan ook zijn - en dat is
een zeeronbegrijpelijk
Wonder, hoewel niet groter danbij
eenkind
van één dag,want
allesis
een onbegrijpelijk Wonder- het kan ook zijn:
gehuurdter elfder
ure.Toch nog
gehuurd. Onbegrijpelijk Wonder:ter elfder ure. En
hetloon,
het volkomen genadeloon,het
eerst uitgekeerd.Het kan
ookzijn
als aan hetkruis:
"Heden zu\t gij met MUin
het paradijs zijn."Eeuwige verwondering. Eeuwige bewondering. Eeuwige
stilte.
"De lofzangis in
stilheidtot U, o
God,in
Sion." Wie
zal er zo verwon-derd zijn, wie
zaler zo
mogen aanbidden.Wie zal zo de
kroon mogen neerwerpen aande
voeten des Lamsen zingen: "Gij
hebtons
Gode gekochtmet Uw
dierbaarBloed, o Lam Gods."
Terelfder ure
geroepen.Wie zal er zo loven en prijzen tot in
aller eeuwen eeuwigheid. Gekochtvoor zo'n dure prijs. Nooit uit
tespreken. "Gods toorne voor eeuwig door Gods Bloed
geblust. "Nooit
meertoorn. Nooit
meer. Betaald, alles betaald.Voor
eeuwig betaald.Door Hem,
Gods eniggeboren geliefdeZoon. Door
Hem,in
Wien de VaderZijn
welbehagen heeft.Ouder worden. Men
gaatnog wel wat door, maar het
levenwordt
meer en meer een planteleven. Een zichwat
koesterenin
de zon. Een wat bescherming zoeken tegen de koude. Een wat genoeg-lijk
keuvelen, als dat nog mogelijkis,
over vroeger. Misschien een wat veÍzachtend praten over wat komt. Maar vaakis
de helderheid, de ontzetting van het wezenlijk mens-zijn weggenomen.De
scherp-heid zijn we kwijt.
Een zekere gemoedelijkheid, een zekerc relati- veringwordt
ons deel, de gemakkelijkheid, de vergoelijking van de oude dag. We nemen de dingen niet meer zo absoluut.De
spanning als eensin
de puberteit, als eensin
de periode vande
volwassen- heid,is voorbij.
John Livingstone spreekt ergens over een gemeentedie hij
mocht dienen.Een
gemeentedie nog
dejeugdige
frisheid had ende
scherpte derjeugd. Niet het
ingedommelde dat ouderen vaak zo weinig doordringend doet zijn.Ouder worden. Het
wordt,
als menwat
gezondblijft,
meer een kabbelend voortgaan.Als
men ziekwordt of
sukkelend,wordt
men vaak eerder wat mopperiger dan ernstiger.En
als men dan nog wat ernstigwil doen,
dan zegt men dat men dankbaaris,
dat men nog zois.
Het zelÍbedrog verlaat de mens niet snel.Ouder worden,
het is
een onafivendbaar reizen naarhet
einde.Het is het op weg
zijn
naar de dood. Naar de oordeelsdag. Naar de eeuwigheid.Wat
menzich ook
moge voorstellen. Onafivendbaar.Toch nog gehuurd- Matth. 20:9
Luk.23:43 Ps.65:2
Vergelijk Openb. 5:9
Vergelijk Ies. 42:L Matth. 3:17
De ontzetting weggenomen
Reizen naar de e.euwigheid
Ps. 90:1.
Het afnemen van de vermogens
'Dan ga ik
op tot Gods altarenn Ps. 43:4 ber.
Ons leven verliezen Matth. 1.6:25
Luk.9:24
Luk.6:37
Dz
oupznpontNu
kan men zeggen: "Ja, maar."
En we slaan dan de negentigste psalmop
enwe
lezen: "Heere,Gij zijt
ons geweest een Toevluchtvan
geslachttot
geslacht." Maar is dit voor
onswaar
geworden.Werkelijkheid geworden.
Is dit voor
ons waar gemáákt.Is dit
ons geschonken,dit door
Goddelijk Bloed verworven wonder. Medite- ren daarover is niet zomoeilijk.
En met een beppald gevoeler
door getroffente
wordenook niet.
Maarhet is
tochwel
een geheel an- dere zaak, hetin
geloofsvertrouwen te kennen en te mogen m|nen.We
zettenze
nog even naast elkaar.Het
afnemenvan al
orzevermogens,
van al
onze activiteiten,van al
onze eapaciteiten en daarnaast dat Wonder,zo
onuitsprekelijkgroot. Te
grootvoor
een mens.Nooit te
gelovendoor
een mens,dan
alleendoor
een ge- schonkengeloof. Door
een geloof als gave Gods.En
anders nooitte verkrijgen door
een mens.En dat is de
blijdschapvan
GodsKerk.
Dat Wonder: "Dan gaik
optot
Gods altaren. "Tussen deze BNee zaken
ligt
een onderscheid,zo veÍ als
het West verwijderdis
van het Oosten. Oneindigver. Maar
doorgaansis
dat verschilvoor
onsniet
zogroot.
Omdatwij
de ontzaglijkheid ervan weggedrongen hebben.Of
misschien niet eens weggedrongen.We zijn er nooit van
overtuigd geworden.Niet in het minst.
We zijner
nooitdoor stil
gezet.En
dan formuleren we weer verkeerd.Deze dingen zetten ons nooit
stil.
Het leven zet ons nietstil.
Nooit.Het
doet ons onze gangwel
eens evenwat
verminderen.Maar
stil zetten,wezenlijk stil
gezetworden komt niet van ons. Als
eenDrieënig God dat niet doet, dan
gaanwij altijd door. Men
kanzeggen "Toen en toen is de wereld voor mij ingestort", en
hetklinkt
geweldig, maarhet is
doorgaans tochwel
een leugen. Inge- stort. Dat betreft veelal dan onze vooruitzichtenof
facetten van ons leven. Maar niet ons levenin zijn
absoluutheid. We geven het leven er niet door op. We verliezen er ons leven niet wezenlijkdoor.
Ons leven verliezen kanin
wezenlijke zin maar alleen, als we het mogen verliezen, zoals de Heere Jents zegt:om Zijnentrvil. Dan zijn
we ons levenkwijt.
Danzijn we
ons leven verloren. Dan mochten we het verliezen.En
anders houden we het vast. Kan het niet met onze handen, dan met onze tanden, maar we houden vast.Zo
lang,tot in
ons leven magklinken,
als een wonder vanvrije
Genade: "Laat los, en gUzult
losgelaten worden."
Danis
dat verliezenvoor
ons enkelwinst.
Een.uitrusten.Dan is het
verliezen een ontzaglijke weldaad482
De oapawou
die geschonken
wordt. Dan is
ons verliezen een vanHoofd
mogen veranderen, eenvan Koning
mogen veranderen.Dan
komen weonder een
andere heerschapprj.Dan heeft de duivel
geen heer- schappijmeer over ons. Dan zal de
zondeover ons niet
meerheersen. Dan worden we ontnomen aan onze vader, de duivel. Dan worden
we
gezet onder een andereVorst,
de Heere des hemels ender
aarde.Dán is
onzewereld ingestort,
afgebroken, somsvrij
plotseling, soms steenvoor
steen, maarin
beide gevallen volledig,totaal, volkomen. Dan is er een
genadewonder geschiedt. Danweten we uit
genadevan
een hellevaarten uit
genadevan
een hemelvaart.In
beide gevallen wel helder beleefd en gekend. "W'aaris dan de
roem?Hij is
uitgesloten." Daar vangt de lofzang
aan:"Door U,
doorU
alleen, om't
eeuwig welbehagen. "De aftakeling
De
aftakeling. Misschien spreekt men daarwel wat
te makkelijkover, wat te vroeg.
Vaakhoort men: "Hij is niet
meerde
oude. "Of:
"Jekunt
zien dathij
ouder wordt." Of:
"Vaderwordt
oud,hij
spreekt zoveel over vroeger."Er is
sprake van een afname van het gehoor, vanhet
gezichts- vermogen, enzovoort. Daardoor komt menwat
afzijdig te staan vanalle
gebeuren.Het
gesprekis moeilijk te volgen. Toch is het
datniet
alleen.Er is ook
sprake van een geringere deelname aan het gesprek.Wil
men nogwel
luisteren.Is er
nogwel
interesse voor het gesprokene.En
dat gebrek aan interesse komtniet
alleen omdat het veelal de moeite niet waard is wat menhoort,
maar hetis
meer een afname van de belangstellingin het
algemeenin wat
de anderzegt. Er zijn niet
zoveel mensen,die bij het oud worden
tochblijvend
geïnteresseerd kunnen luisteren naar een ander.De
ouderekan wel
zeg9endat hij vele
dingenniet
meerkan volgen,
maar heefthij er
nog interessevoor, wil hij
ze nogwel
horen. Vreest hijniet,
datbij
het horen ervanzijn kleine,
rustige leventje verstoordwordt,
datzijn rust
verbrokenwordt. Zou
hetook niet zo
kunnenzijn,
dat door de afname van de belangstelling het gehoor ook vaak minderwordt. Het
afnemen van het gehoor kanwel
heel belangrijkzijn. Het
zet de ouder wordende menswat
buiten dekring.
Maarwordt dit
beleefdals
ietsergs,
als menniet al te
nieuwsgierig is.De wereld is toch een
anderewereld
geworden.Een
vreemdeVergelijk Rom.6:12-14 en foh. 8:44 Afgebroken
Rom. 3:27 Ps. 89:8 ber.
Afname van de interesse
De ouonnoou
wereld.
Eenwereld, waarin
menzich in
zeker opzichtniet
meer thuisvoelt. De
interessevoor
de omgeving neemtaf. Of
de omge- vingwordt
ondergeschikt gemaakt aan het eigen wereldje. De ouder wordende mens heeft niet meer de neiging zich ergenswerkelijk
en met alzijn
krachtin
te verdiepen.Hij wil
niet meer doordringen tothet
wezenlijkeder dingen. Hij wil
doorgaansde
zakenook
niet meertot
een oplossing brengen.veranderde Vaak
benadertmen bij het
ouderworden de
dingenmeer
en waarneming meervanuit
zichzelf. Daardoorwordt ook
de waarneming anders.Men
neemtniet
meer nauwkeurigwaar. Men vindt dat ook
niet nodig. Men interesseert zich niet meerin
die mate als vroeger. Men laat veel dingen langs zich heen gaan. En doordat men niet meer zo nauwkeurig waarneemt,worden de
dingenook minder goed
ge- kend.En
omdat ze minder goed gekend worden,wordt het
subjec-tieve in de
waarneming overheersender.En door dit
subjectieve element,wordt
het vroegere leven vaak verheerlijkt. Ook de herin- neringis
veelal sterk persoonlijk gekleurd.Vooral
de aantrekkelij-ke,
aangename dingenzijn
bijgebleven.Men
herinnertzich
vooralwat prettig was. Men gaat er
verhalenbij maken. De
verhalen worden steeds mooier.Het
verledenwordt
steeds meer opgepoetst,terwijl het
tegenwoordigewat
aande
oudere mensvoorbij
gaat.Daar hangt
nog
iets mee samen.Men krijgt t[d.
Daardoor neemtook
de neigingtot
het naar binnen keren toe.En ging
het nu maar om wezenlijke dingen. Maar vaakis
dat niet zo. Juistbij
het ouder worden kan het gebeuren, dater
een zekerewrok
zich gaat ontrvik- kelen tegenover anderen. Een gevoel van gepasseerd worden. Oude mensen kunnenzo lastig worden. Door het bezig zijn en
steedsweer bezig zijn met
dezelfde dingen.De
oude menskan ze
niet meervan zich
afzetten.Hrj blijft er in
rondtobben.Door die
ver- hoogde introversie,die
versterkte betrokkenheidop de
eigen per-soon, blijft men maar
doorgravenen
neemtmen ook alles bij
zichzelf. waar.Men let
steeds meer op kleinighedenwat
de persoonzelf betreft,
zonder dat hettot
enige verdiepingleidt.
Veelalis
het meer een betrekkingop
alleen de buitenkant.Men komt niet
meertot
de diepteder
dingen.Kan er niet
meer toe komen.Wil er
ook niet toe komen. Misschienis dit
ookwel
de oorzaak ervan, dat de oudere indrukkenblijven
en dat de nieuwe indrukken minder vastworden
gehouden.De
interesseis er niet
meervoor. Een
mens onthoudtveel
dingenniet, omdat hij ze nooit
nauwkeurig heeft484
Dz
ovosRDouwaargenomen. We laten ze niet op ons
in
werken. Omdat ons levener
nietbij
betrokkenis.
We vinden ze, vaak ten onrechte, niet meerde
moeitewaard. We willen niet meer verontrust worden.
Iets nieuws doorleven, daartoe achtenwe
onsniet
meerin
staat. Soms kunnenwe het ook niet
meer verwerken,en
somswillen we
hetniet
meerook.
Dat nietwillen
verwerken, kanook
voortkomenuit
een verontwaardiging, omdatalle
waarden,die we
eens erkendenen toch ook
liefhadden,nu met
een vanzelfsprekendheid terzijde geschovenworden. Wat verdwijnt er niet dagelijks. En daar zit verdriet in. Maar het kan ook als
oorzaak hebbenhet niet
meer gestoordwillen
worden in ons leventje.Is er
dan geen afname van de vermogens.Natuurlijk wel.
Maarer is ook een
veránderingvan de
vermogens.Een
wonderlijke verandering. De gevoelssterkte neemt aan de ene kant af en aan een anderekant
neemtze toe. Het
gevoelricht zich ook op
andere zaken. Vaak staat men tegenover alleswat
onverschillig en dat kante
maken hebbenmgt
een neigingtot
zelÍbehoud.Toch
wenst deoude mens wél dat er rekening
gehoudenwordt met hem.
De egocentriciteitwordt
steeds groter en daardoor ook de wangunst, de afgunst, vaak de hebzucht,de
zwaarmoedige zelÍbeschouwing, die vaak met ernst, met religie verwardwordt.
Soms openbaart zich ten opzichtevan
zichzelf eengrote
spilzucht.Er
kunnenook
ontrem-mingen
plaatsvinden. Zodoendekan de oudere mens
gevaarlijkworden, voor
zichzelfen voor de
naaste.Er kan ook
een onge- remdheidin het
spreken komen.Bij het
ouder worden mogen we wel blijven bidden:"Zet,
HEERE, een wacht voor mijne lippen. "Oud-zijn
enYermoeid-zijn
Vaak is de
oudevan
dagen vermoeid. Vermoeiddoor
zorgen, door verdriet. Vermoeid door dingen diehij
niet dragen kan en diehij
niet verwerken kan, diehij
niet vanzich
afzettenkan. Hij blijft er
mee bezig.Hij
kaner niet
meer tegen op.Zo
vermoeid kan de oude menszijn,
dathij
bezoek niet meer verdragen kan. Soms zelfsniet
meervan de
kinderen.Hij kan er van te voren
dagen lang tegenop zien en het toch niet
kunnen missen.Hij kan er
naarhunkeren en
er
naar uitzien ener
toch niet meer tegen op kunnen.Vaak
laat daarom het bezoek een grote onvoldaanheidbij
hem na.Er niet bij betrokken
Veront- waardiging
'Zet, IIEERE,
een wacht voor mijne lippen"
Ps. 141:3 ber.
Vermoeid
486
I
t:I :r::
t!::l!
$-!;:
r-i:,
ti
t;
Ir r=
lft,i,
*,,:
.F::
#
!-
*
t
5, IrIt-f:.
É:I Ë;1l
I
ti:*!,1T
F:
r
TI
ftrrI {"
t
I l
T.
ÍI
ï.
f:'
1::!-:
t:' f:r
;:::
i::j
Ë::;
*":, t t Í
t:
F
t,"
Ít.
F:i Fi w
Doelloosheid
Dromen dromen
Ygl. IcÉ'l 2:28
Dz oapnnpou
Een teleurstelling, een
stil
verdriet. Een verdriet dat soms ook ont- staat door het van elkaar weggroeien. Het bezoek aan oude mensen moet veelal een kort bezoek zijn.Hoe
komt
het toch dat de oude menszo
vermoeidis. Door
deleeftijd. Zeker. Door het
afnemenvan de
vermogens. Natuurlijk,ons
lichaam verzwakt.Maar is het
alleen daardoor?Zou het
ook kunnenzijn,
dat onze vermoeidheid ontstaat door hetniet
zien van dezin
des levens.Door
onze doelloosheid. Doordat we zo leegzijn
geworden.Doordat
onze vooruitzichtenons ontvallen zijn.
Onze idealen verdwenenzijn.
Haddenwe nog
een ideaal,dan zou
het vermoeidheidsverschijnsel waarschijnlijkwel
afnemen.Dan
leefden we nog ergensvoor.
Maar door de leegheid van ons bestaan, neemt onze schijnbare vermoeidheid toe. Haddenwe
nog maar iets waar- voor we ons konden inzetten. En waarvoor we ons wilden inzetten.Daarom
zijn
ook onze jongelui tegenwoordig zo spoedig moe. Had- denze nog
maar ietswaar ze wafm voor
kondenlopen. Iets
dat wezenlijk de moeite waardis. Zou
datook
niet zozijn bij
de oude mens. Iets mogen vinden dat heel ons hart erbij
betrekt en heel onswillen. Zou het
danniet zo zijn,
datwe in
de ouderdomnog fris
zoudenzijn. Als
ons leven het ontzaglijke voorrecht, de wezenlijke, geschonken hunkeringzou
mogen kennen,van te
reizen naar het nieuwe Jeruzalem. Danis er
een heimwee,ja
zeker, maar ook een verlangen daaruitdat kracht geeft. Hangt
deze vermoeidheid nietook
samen met het ontbreken van een bestemming.En
zou het ook nietzo zijn,
dat ze ten dele ontstaatdoor
suggestieof door
inbeel-ding. Door
een aangepraatzijn.
Iedereen praater
immersover.
Ende
mensis
vatbaarvoor
suggestie; dan moetenwe wel
meedoen.Zou het ook zo
zijn
als we ons bewust werden van het nog moeten volvoeren van een taak. Want de oude mens heeft een taak. Zeker.Maar hij verwlt ze
doorgaansniet. De
ouden hebben dromen te dromen.Natuurlijk,
hetis zo
dat de onlugtgevoelens toenemen en dat de interessewat
afneemt.Maar
zouhet niet zo zijn, dat
doelgericht- heid de vermoeidheidverdrijft
en dat niet door een verdringen vandie
vermoeidheid, maar als eenvorïn
van uitrusten. Vermoeidheidhangt wel
samenmet
geheelons
levensbesef.Als we maar
een toekomst hadden, dan zou onze vermoeidheidwel
geringerzijn.
Als we maar een doel hadden.Dz ouonnpou
Verdwijnt
nujuist
niet vaak de doelgerichtheiduit
ons levenbij het
ouder worden.De
doelloosheid overheerst.Men
heeft alles en menmist
alles.We
kunnen tegen elkaar zeggen;"Wat
hebben we het toch nog goed. Nog samen. Geen gebrek."
En toch. Vaakis
de moedeloosheidzo groot.
Maar waaris
de mens dandoor
ontmoe-digd. Wie
schonk hem die moedeloosheid. Hebben wehet niet
zelf over ons gehaald. Waarom klagenwe
dan. De Heilige Schrift geefteen
andereraad. Een
geheiligderaad. Deze: "Een ieder
klagevanwege
zijn
zonden.' Wat is het toch eenwonderlijk
groot myste-rie,
met de moordenaar aan hetkruis te
mogen zeggen,te
mogenbeleven: "En wij toch
rechtvaardiglijk,want wij
ontvangen straf, waardig hetgeenwij
gedaan hebben; maar Dezeheeft
niets onbe-hoorlijks
gedaan." Wat
zoudener
veel klachten verstommen.Alle
klachten."Wij
toch rechtvaardiglljk."En
datte
mogen toeëigenen.Zonder enige terughouding. Overmocht zijnde.
Mocht
de oude mens nog maar eens alleenzijn.
Maar vaak doet men alles enwordt
alles gedaanom
datte
voorkomen.Mocht
de bejaarde mens nog maar een bidvertrek hebben,al
was het nog zoklein. Al
washet
maar een stoel.En
danvragen:
"Zone Davids,ontferm U mijner!" Mocht hij daar maar blijven in dat
kleinevertrekje. Met
zichzelf alleen.En wonder als het niet
alleen zou mogenzijn. En wonder, áls het
alleenzou
mogenzijn. In
eenruimte'waar niet altijd om
hem heen gepraatwordt.
Waarde
stilteis. Een stille,
eenzame, gemeenzame omgangmet de
Heere. Dat zou een gezegende ouderdomzijn.
Andersblijft
het maar een doel-loos
voortjakkeren naarhet
einde. Andersblijft het
eenreis,
een samenzijn zonder oponthoud. Andersblijft het
een eindevan
onsleven dat gevuld moet worden. Met
gezelligheid,met onzin
en zogenaamde hulpvaardigheiden
meelevenmet
elkaar.Met
verpo-zing, met
gezelligheid.En dat in de
uiterste noodvan
een mens.Met
bemoediging waar geen bemoediging gegeven kan worden en waarer
ook niet om gevraagdwordt. Met
een zoet houden, en een aftrekken van het enige nodige.Men
meentzo
vaak:de
oudevan
dagen moetuit de stilte
ge-haald worden, bezig
gehoudenworden. In het rumoer
gebrachtworden, in het
gepraat opgenomen worden.Maar
haal hemuit
de stilte enhij wordt
alleen. Laat hem opgaanin
alles waar iedereenin
opgaat enhij wordt
ontdaan van het eigene. Laat hem deel nemenKlazgl.3:39
"Wij toch rechwaar-
diglijk' Luk.23:41
"Zone Davids, ontferm U mijner!"
Luk. 18:39
De religie een sociaal gebeuren
Contemplatie en meditatie verdwenen
De stilte
Dn ouonnoou
aan
de
gesprekken enzijn
mondwordt
gesloten.En zo wordt hij
alleen gemaakt.Maak van de religie
een sociaal gebeurenen
geontneemt hem
zijn
laatste mogelijkheid.Oud zijn. Alleen het
middelmatigeblijft over. De
dieptepunten en de hoogtepunten zijnvoorbij.
Zoblijft
men over. Ontdaan van al het wezenlijke. Ontdaan van het Wonder. Ontdaan van de middellij- ke weg. T,osgemaakt van de Voorzienigheid als het ware.Men
gaat voelendat
menniet
meer meekan.
Een gevoel van overbodigheid gaatkwellen.
Somsblijft de
oude menstoch
maar aandacht vragen. Menblijft
maar doorkeuvelen. Oude mensenzijn nog wel
eens langdradig.En
dejonge
mensen luisterennog
wel, maar met de gedachte:"Vooruit
maar." En
daardoor luisteren ze, met een haastin
zich om verder te gaan.De
vermoeidheidkomt ook door
minderwaardigheidsgevoelens.Ze
worden de oude mens ingeplantbij
elke stap.Hij wordt
aflran-kelijk
gemaaktin elk
opzicht enhij
laat zichdit
vaak gaarne welge-vallen,
meenter
mogelijk zelfs recht op te hebben. Daardooris hij
tenslottetot
niets meerin
staat. HU kan niets meer omdathij
niet meer behoeft te willen.Ook
kunnen de contemplatie (overdenking) en meditatieuit zijn
leven verdwijnen.Dat
is een vreselijke zaak.Hij
kan dan niet meermet
zichz,elf alleenzijn. We
moetenzo lang mogelijk
deelnemen aan het leven. We moeten opgaanin
alles waarin iedereen opgaat.Ouderdom:
destilte en
dewijsheid
Het
wordt stiller
om de oude mens. De wereld sluit zichwat
af.De
oudevan
dagenkeert wat tot
zichzelfin. Ook om
hem heenwordt het stiller. Voor
velenis dit wat moeilijk te
verdragen. Een bepaalde eenzaamheid omhulthen,
een buitengeslotenworden.
Te vaak meent men, dat die stilte doorbroken moet worden. Vaak isdit toch niet nodig. Dikwijls is
men zeer gehecht aandie stilte.
\Melblijft het
eengroot verschil of men de
oudedag te
zamen mag beleven,of
dat men de reis alleen moet voortzetten.Mag
men nog samenzijn, dan geeftde stilte
vaak een ontspanning, tenminste als de onderlinge verhouding van dien aardis,
dat het gesprek eigenlijk alleen maar bestaatuit
eenwoord;
eenwoord dat
eenhele
zaak oproept. Danzijn
erniet
zoveel woorden nodig. Danwordt
de stilte488
DE oUDERDaM
vaak alleen nog onderbroken door een opmerking
- in
het bijzonderover
de kinderen-
en misschien, als een wonder,wordt de
mond geopend overhet
geheim der eeuwigheid. Soms misschienover
denadering van de dood. Over de
eeuwigheidszorgen.Over
het moeten stervenen het niet kunnen sterven. Over de
ontzettingdaarvan. Misschien, als een onuitsprekelijke
genade,over
hetBorgtochtelijk lijden van de
Heere JezusChristus, met als
een fluistering daarna: "En datvoor mij,
en datvoor mij." "Niet
alleen anderen, maarook mij,
vergevingder
zonden, eeuwige gerechtig- heid en zaligheid van God geschonken,uit
louter genade, alleen om der verdienste van Christus' wil."
Dan zalhetwel
stil worden.Een enkele maal mag het
ook
voorkomen dat men komttot
eenwat
diepere beschouwing der dingen. Soms kan menin
een zekere vreugde stilstaan-
ondanks alles- bij
het naderen van het voorjaar, verwonderd gadeslaan het uitbotten. der takken en horen het zingen der vogelsin
de vroege morgen, als de slaap gewekenis. "Zo
weet dan dathet
voorjaarnabij
is."
Somsmerkt
men de herhaling der dingenop.
Dejaarlijkse
terugkeer. Somshoort men,
ondanks het dover worden,het
vallen van de regen, waar men misschien vroe-ger
geen achtop gaf.
Getroffen kan men wordendoor
de schoon-heid
van dezon, die
haar laatste stralenwerpt op
de bomen rondhet huis;
tenminste, als men daarnog
mag vertoeven.Vooral
hetvoor-
en najaartrekt
de oudere mens.Het
begin vanhet
leven en het sterven. De winter en de zomer worden te uitgesproken vankli-
maat.
Maar toch,
als de mens niet méér heeft mogen leren,wat
is dan toch het leven een grote ontzetting. Reizen naar de eeuwigheid, en dan met een zekere vreugde.Zou
iemand wezenlijke blijdschapkennen, indien zijn ziel niet is
geborgen"in het
bundelken der levenden". Is dan toch niet alles verdringing.Er
kan toch geen rust, geen blijdschap, geen vredezijn
dan alleen door enin
het Bloed deskruises. Alleen in
een verzoende, DrieënigeGod. Alleen in
U, HEERE, andersbluft
de nacht tochaltijd
nacht, om ons enin
ons.Soms, maar
toch
zelden,kan er
een zekerewijsheid over
de mens komen.De wijsheid van
de ouderdom.Te
vaak neemt men deze wijsheid aan als een gave van de ouderdom. Tochkomt
dezewijsheid
maar sporadischvoor. De wijsheid is niet
verbonden aande grijsheid. Vaak
is
hetjuist
het tegendeel. Ouder worden,wat
ishet in
zichzelf anders dan een volgehouden tegenstanden
vijand-Heid. Cat.
Antw.2L
De jaarlijkse terugkeer
L Sam.25:29
De wijsheid van de ouderdom
Ps.111:10 Spr.9:10
"Liefgehad tot het einde"
Ioh. 13:L
Dn oaoznoou
schap tegen de Heere. Een voortdurende onverenigdheid met leven
en sterven. Met ten
laatsteeen
gevoelloos doorgaan.De
echtewijsheid spruit voort uit de vreze des Heeren. "De vreze
desHEEREN is het
beginselder
wijsheid." Als
dezewijsheid
zou mogen geschonkenzijn, wat zal
dandie
oude van dagenstil
zijn;soms verwonderd beschouwend
de leiding
des Heerenin de
gang des levens.En
alshij
dan bepaald mag wordenbij
het Woorduit
de HeiligeSchrift:
"Liefgehadtot
heteinde",
dan zal erwel
geenwoord
meer overzijn,
omdit in
verwonderinguit te
spreken.Dan
zaler
als het waretoch
eenstille
glimlachvan
onuitsprekelijke verheuging, on- danks alles, over het gelaat trekken.Toch: "Zo
heeftHij
henlief-
gehadtot het
einde." Het zal toch
onbegrijpelijkzijn
en onbegrij-pelijk blijven
als dat plaats mag vinden.Het
laat zich indenken dat iemandin
alle schuchterheid zeggen mag: "Lieve God, trouwe God, trouwe lieve God, God van alUw
kinderen.Wij
zeggenUw
Naamdank." Daar is het
alleenZljnweg.
Daarwordt het
verlangen zogroot. Daar is de
verwondering ongekend van ontzaglijkheid doorhet
geheimenisdes
Heeren.Dan komt er
soms eeuwigheidslicht over alletijdelijke
zaken. Dan mag men somsin
de stilte de proble- men van de dag opheffen, ook voor diegenen die misschien nog een ogenblik op bezoek mogen komen. Dan kan hetzijn
dat de losma-king
van alle aardse dingenwordt
ervaren. Een zachte, geleidelijke losmaking.Een
losmaking, waarvooraltijd zo
gevreesdwerd.
Endie nu
beleefd magworden als
eenstille, lieflijke loslating.
Een loslating zonder smart. Maar wel met verheuging en verwondering.Het
kanook zijn
dat menzo
soberin
woordenwordt,
dat men gaat zwugen. Ook omdat menzijn
woord niet meerkwijt
kan. Om-dat er
geen klankbodem meervoor is. De
woordenworden
niet meer verstaan,niet
meer overgenomen.Het
verstaander
dingen is geweken. Soms draagt de oude van dagen daar zelf de schuld van.Het kan voorkomen dat
hij
te vroegis
gaanzwijgen. Te
gemakke-lijk
daartoe gekomenis.
Misschiendoor te veel
tegenstand.Mis-
schiente snel de
moed opgegevenom de
anderte
bereiken, te waarschuwen, heente wijzen. Vaak is de
soberheidder
woorden,die
eengroot
goedis, tot zwijgen misbruikt. Men verweert
zich niet meer.Men
verzet zichniet
meer. Men waarschuwtniet
meer.Men
wijst
niet meer.Men -
en hetis
tochzo'n
grootwoord -
menSober in woorden
490
Dn oaoznoou
getuigt
niet meer "van
de hoopdie in
hemis". En toch ligt
mis- schienjuist
de taak van de oude van dagen daarin, dathij
iets mag zeggenvan het
Wonder des Heeren, dathij door
onuitsprekelijke genadeheeft mogen leren
kennen.Die
wonderendie van
zo'n ontzagl[jke krachtzijn,
omdat ze door de HEERE geschonken zijn.En die
met een enkelwoord
trachtente
benaderenvoor
de kinde-ren, voor
de kleinkinderen, die vaak niets meer horen van de wer-ken des
AlmachtigenGods.
Somsvraagt het kind daar
zonder woorden naar,ook
als het ouder gewordenis. Ook
soms alser
eenafivijzing
schijntte zijn.
Juist de oude mens zouhet
leven kunnen tonenvan de voorbije
dagen.Van de tijden van de bloei van
deKerk
des HEEREN.Samen
oud of
alleenWat maakt dat een groot verschil. Samen oud worden,
of
alleen.Het is wel
eengroot
voorrecht als man envrouw
samen de oude dag mogen ingaan. Samen de vreugde des levens genoten, samen de droefenis ondergaan.Nog
beidente
zamen.Met
een gezamenlijkleven.
Gemeenschappelijke herinneringen. Samenoud. Vaak is
er dan sterk een niet missen kunnen van elkander.Men
heeft ook nog aanspraakaan elkander. Men deelt de
wederzijdsezorgen
en moeiten.Dikwijls komt er, als
mennog te
zamen magzijn,
een aandoenlijke zorgvoor
elkaar.Men is
elkaartot
steun, mag elkaartot
een hand en een voetzijn. Men wlt
elkander aan.Ook in
hetwerk
van elke dag, voorzoverdit
nog verricht kan worden.De
kinderenzijn
hethuis uit. Ze zijn
nietuit
de gedachten, datniet. Eigenlijk nooit.
Maar tochis
het anders geworden. Men hoortniet
alles meer, men ziet niet alles meer.Er is
doorgaans een veel sterkere gerichtheid op elkaar gekomen, als ze er al niet was.Soms
wordt
ingezien,dat
mende
anderin
vroegerjaren
wel eens veronachtzaamdheeft. Dat
mende
ander onrecht aangedaan heeft.Dat
men verschillende zaken teveelop de
schouders van deman of de vrouw
gelegdheeft.
Somszijn de moeilijke
zaken te gemakkelijk overgegeven aande
ander. Misschienwas hij of
zijdaar beter
voor
geschikt. Toch kan er dan soms het gevoelzijn,
dat men de anderte
z.Naar belast heeften
zichzelf als nutteloos bezien heeft. Maar men behoeft dat niette
zeggein.Alle
dingenzijn
verge- ven. En vaak loopt men en vaak staat men en vaakzwijgt
men.Vergelijk 1 Petr. 3:15
Gericht op elkaar
De alleen- staande
Ouds mensen
in een jong park
Dn oapenpou
En
zo kan hetzijn
dat men lang samen geleefd heeft enhet
sa-men goed gehad heeft en dat men tóch
niet durft
sprekenover
de zaken van het allergrootste belang. Ook niet als deze dingenzo
na-derbij komen. Zou het niet zo zijn,
datjuist voor de
zaken der eeuwigheid,voor
de dingen van hetKoninkrijk
Gods, en datin
het bijzonder alshet
gaatover
de eigenziel, de
mond geopend moet worden,in
het bijzondervoor
degenendie
ons het meestlief
zijn.Zou het niet
zo zijn,
datwe
danjuist
zwijgen,terwijl
het kan zijn, dat de ander er naar hunkert, datjuist dit
woord gesproken wordt.Alleen. De
echtgenootof
echtgenoteis
gestorven.Het
sterven van de één, was een grote schok voor de ander. Doorgaans een niet medr te herstellen gebeurtenis. Danis
de eenzaamheid groot gewor- den. Misschien weet devrouw
zich dan wat beter te redden dan de man. Ze heeft misschien haar huisnog.
Haar bezigheden.De
manblijft
alleen a'chter.Is
misschienook
hulpbehoevender, hoewelhij
gezond magzijn.
Weetzich
minderte
redden.Dan lijkt het
levenvoorbij. Het kan ook zijn dat
men alleenis
gebleven omdat men nooittot
eenhuwelijk
kwam. Vaakis
het zo dat de getrouwde manof vrouw
die alleenoverblijft
nog steunvindt
aan de kinderen.Dit
mist de alleenstaande. Maar misschien is hetwel zo,
dat de kennis- senkringvan de
alleenstaandewat
uitgebreideris.
Misschien wasbij de
gehuwden de manof
devrouw
de verhinderingtot
kennis- making gedurende het samenzijn.Toch
blijft
het een gaan naar het einde.Er is
een schilderij dat heet: 'Oude mensenin
eenjong park'.
Men ziet twee oude mensen,die in
een pas aangelegdpark
wandelen. Ze houden elkaar als hetware vast.
Gearmd.Ze
steunen elkaar, ondersteunen elkaar. Tochoud, in
een nieuwpark. In
een vervreemdewereld. In
een wereld,waarin ze
zichniet
meerthuis
gevoelen.Toch nog
sa.men. Soms kan het samenzijn zo intenszijn,
dater
geen woorden meer behoe- ven gesprokente
worden.Dat de
stilteher omringd. Maar het
iseen stilte
zonder spanning.Een stilte die toch niet tot
vervelingleidt.
Integendeel. Samenworden de
dingen gedaan.Rustig,
wat langzaam. De inspanning mag ook niet te grootzijn.
Een langzamerritme wordt
opgebouwd. Het jachten heeftde
menswat
verlaten.Meer
en meerleidt
menhet
eigen leven. Uitzichtloos? Vaak wel.Doorleefd? Misschien ook wel.
492
I I
Dn oaoznnou
Daar was een oude man.
Zijn vrouw
lag kreunendin
de bedstee.Die oude man was wel een kind des Heeren. Hij hoorde zijn vrouw. Hij vroeg:
"Hebje zo'n pijn." Toen zei hij: "Stil
maarmoeder, nog even, dan
zijn we
Thuis."
Rutherford mocht zeggen:"In
fmmanuëlsland."
Maar vaakis
alles uitzichtloos. En men schijnt daar verzoend meete zijn. Er
mee verzoend? Verzoendis
mis- schien hetwoord niet,
maar de mogelijkheid van een wonderis
alshet ware voorbij. Zo
gaat menverder. Eigenlijk
ontzettend. Nee:ontzettend!
Is
menhet zich
bewust.Vaak is de
openstaande con- sciëntie reeds gesloten. Onbegrijpelijk? Tochis
hettlikwijls zo.
De schreeuwis uit
het leven van de oude mens verdwenen.Men
staat op,.men heeft zijn
bezigheden.In de
middagrust men wat.
De schemeringkomt.
Misschien het moeilijkste gedeelte van de dag.In de
avondzit
mente
zamen. Dankomt de
nachtweer. Het
slapenwordt minder. Het wakker
liggen brengt geen gedachten met zich mee.Het lijkt wel of
men enigermate verdoofdis. De
ochtenduren krijgen eenmoeilijk
start. Maar zo langzamerhand gaat het dan toch weer wat. En zo gaan de dagen voorbij.De kinderen
De kinderen. Die
kunnen eengrote
vreugdezijn. En ook de
Kinderen enkleinkinderen kunnen de oude dag opvrolijken. Maar ook vaak is
er
kl"inkind.renhet denken aan dat ene
kind.
Juist aan die ene.Die
een andere weg gegaanis, terwijl er
geen andere wegis.
Juist dat enekind
neemtzo
vaak de gedachtenin
beslag. Soms zelfszo, dat
menhet
vele goede dat men nog mag genieten,voorbij
ziet.Soms
zijn er
meer kinderendie de weg die de
ouders gingenverlieten, die de
wegen des Heeren verlieten.We
kennende
ge- schiedenis vanEli
en van SamuëI.We
zienDavid. We
zien Adam enEva. En
dan kunnenwe
denken dathet
onze verdiensten zijn, als onze kinderen nog enigszinsin
de oude padenblijven
lopen. Enwe
denkendat
zeker.En we
nemen daarop
een verschrikkelijke manier genoegen mee.We zijn er blij
mee. Terecht. Want het nietmeer
samen kunnen gaanin
dezedingen, is
een ontzetting. Een zwaarkruis, dat
alleen ervarenwordt
alsmen znlf dit kruis
moet dragen.En
vaakblijven we
dan maar trachten allesbij
elkaar te houden ten koste van alles. En zo kan hetzijn
dat door het afwijken van één, andere kinderen meegetrokken worden.Het
slechte voor-I
I
Iob L3:26
"Ik gedenk
heden aan mijn zonden"
Gen. 41:9
Het verlies van een kind
Dn oaoznooa
beeld is altijd
sterkerdan het
goede,want het sluit
aanbij
de verdorvenheid van ons mens-zijn.Het kan
zijn
dat een kind zich vergooit. Enwe
staan er hopeloos tegenover.Het kan zijn
datjuist het liefste kind het
verste wegdrijft.
Gelukkig hetkind
dat nog van goedmaken weet, dat nog naar vergeving vraagt. Gelukkig de ouders die het nog mogen schenkenin
waarheid desharten. Het is wat als er
eenverloren zoon of
dochter nog thuis mag komen. En daarnaast
is er
ook dat stillekensafglijden. Men is het
dan nogwel met de
hoofdzaken eens, zegt men, maar niet metal
die kleinigheden, diefranje.
Maar ondertus- senheeft men met het
badwater,het kind
weggeworpen. Soms bewust, soms onbewust.Het
kanzijn
dat de kinderen ons verlaten en datwij
hen niet kunnen verlaten.Het kan ook
zijn
dat we moeten beleven:"Gij
doetmij
erven de misdaden mijner jonkheid."
Dan komt de schuld weer op de oudersaf.
Een onvergeven, en soms een vergeven schuld.Het is ook
wat als men zeggen moetof mag: "Ik
gedenk heden aanmijn
zonden."Zoals die man, die door
zijn
zoon aanzijn
haren naar de deur ge- sleeptwerd,
maar toenmocht
zeggen:"Niet
verdermijn
jongen, wanttot
zover benik ook
gegaan metmijn vader.' "Gij
doet mij erven de misdaden mijner jonkheid."
Vermanen en niet kunnen ver- manen,door de
schulddie op
onsligt,
en tochte
moeten verma- nen. Dan wordt het vermanen met een dubbel leed.Soms ook
zijn
de kinderen de ouders voorgegÍum op reis naar de eeuwigheid. Naar de eeuwigheid.Dat is wat. Wat
zou het dan eenwonder zijn als we met John Eliot, de
apostelder
Indianen in Amerika, mgchten zeggen, toen ookzijn
zesde zoon gestorven was en men hem vroeg hoehij dit
kon dragen: "MUn wens was, dat zij de Heere dienen zoudenop
aarde, maar als de Heere wenst datzii Hem in de
hemelzullen
dienen, danheb ik daar
geen bezwaar tegen.Zijn wil
geschiede.Ik
heb zes kinderen gehad enik loof
den Heere voorZijn vrije
genade;zij
zijnof
met Christus,of in
Chris- tus enmijn
geest is betreffende henin
ruste. "Het
verliezenvan
eenkind.
F;en zeersmartelijk verlies.
Een verlies datwel wat slijt
door detijd,
maar dat nooitverdwijnt.
Dat soms met hevige kracht weer terugkomt.
Soms najaren.
Soms ook dàgelijks.:,
a
494