• No results found

De tekst met vragen: leren leerlingen lezen of vooral vragen beantwoorden? Een eye-trackstudie onder vwo-leerlingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De tekst met vragen: leren leerlingen lezen of vooral vragen beantwoorden? Een eye-trackstudie onder vwo-leerlingen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

33steHSN-Conferentie

302

Utrecht: College voor Toetsen en Examens.

Wurth, J., J. de Jong, H. Hulshof, E. Tigelaar & W. Admiraal (2016). “Naar een bete- re mondelinge taalvaardigheid, het belang van feedback!”. In: A. Mottart & S.

Vanhooren. Dertigste Conferentie Onderwijs Nederlands. Gent/Drongen: Skribis, p.

284-288.

Websites

• www.debatinstituut.nl

• www.debatunie.nl

• www.schooldebatteren.nl

Ronde 4

Patrick Rooijackers & Huub van den Bergh Universiteit Utrecht

Contact: p.j.h.rooijackers@uu.nl

De tekst met vragen: leren leerlingen lezen of vooral vragen beantwoorden? Een eye-trackstudie onder vwo-leerlingen

1. Inleiding

Het lezen van zakelijke teksten op het vwo is weinig bestudeerd. In 2008 bepaalde de commissie ‘Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen’ voor vwo bijvoorbeeld het eind- niveau voor zakelijk lezen voor vwo-6 (niveau 4F), maar bij gebrek aan schragend vooronderzoek spraken de voorzitters van de toenmalige ‘Expertgroep Taal’ van een educated guess (Robben 2008: 8).

De vraag is inderdaad of we momenteel inzicht hebben in het werkelijke leesgedrag van vwo-bovenbouwleerlingen. Belangrijkste dataverzameling over de vwo-lezer vormt het landelijk Centraal Schriftelijk Examen (CSE) vwo, dat genormeerd is op niveau 4F: de gemiddelde vwo-abituriënt zou in staat zijn teksten te begrijpen op niveau 4F.

Maar daarmee wordt verondersteld dat een leerling die een tekst goed bestudeert ook een hoger cijfer haalt op deze toets. Die relatie ligt in werkelijkheid aanmerkelijk com- plexer: we weten uit tal van publicaties dat de vooraf gestelde taak zelf een sterke

Conferentie 33_Opmaak 1 4/11/19 13:16 Pagina 302

(2)

10. Taalvaardigheid secundair onderwijs/voortgezet onderwijs

303

10

invloed heeft op de aard van het leesproces (o.a. Cerdan e.a. 2009; Yeari, van den Broek & Oudega 2015). Misschien lezen zesdeklassers op het CSE niet zozeer goed, maar weten ze vooral de vragen goed te maken – een vaak geuite kritiek bij het school- vak Nederlands op de zgn. ‘tekst met vragen’ (o.a. Bonset & Hoogeveen 1998).

Om in deze twee kwesties – het leesgedrag van de vwo-leerling én de relatie tussen lezen en het beantwoorden van vragen bij de tekst – meer duidelijkheid te brengen, onderzochten we in een eye-trackstudie de relatie tussen lees- en antwoordproces.

Tijdens het lezen van korte, zakelijke teksten werden de oogbewegingen van vwo- bovenbouwleerlingen gevolgd, waarna zij vragen over de tekst beantwoordden.

2. Theoretische uitgangspunten en onderzoekshypothesen

Sinds de jaren 1990 wordt eye-tracking steeds vaker ingezet om leesgedrag te bestude- ren. Eye-tracking verstoort het natuurlijke leesproces immers aanmerkelijk minder dan hardop denken (Bax 2013).

Maar hoe kan de kwaliteit van het lees- en antwoordproces met eye-tracking worden beschreven? We vertrokken vanuit de Constructie-Integratietheorie van Kintsch (1998). Volgens Kintsch is een tekst een netwerk van hiërarchisch samenhangende beweringen, waarin een lezer verbindingen construeert tussen woorden, zinnen (een microstructuur) en alinea’s (een macrostructuur). Zo ontstaat een ‘tekstbasis’ (een vrij letterlijke, mentale representatie van de tekst) en een ‘situatiemodel’, waarin de lezer de wereld van de tekst integreert in zijn eigen wereld. In deze laatste begripslaag ont- staat volgens Kintsch ‘diepere’ betekenis.

Cruciaal in Kintsch’ theorie is de idee dat aandachtige lezers, die een passend situatie- model willen opbouwen, automatisch extra belang aan tekstgedeelten met een hoog topisch gehalte toekennen; dat ze hoofd- en bijzaken scheiden. Meerdere onderzoeken toonden inderdaad aan dat geoefende lezers meer leestijd besteden aan kernzinnen dan aan niet-kernzinnen (Kintsch 1998; Yeari, van den Broek & Oudega 2015).

Met een eye-tracker is daarom bij 17 vwo-2-, 16 vwo-4- en 19 vwo-6-leerlingen (n=

52) op één Nederlandse school gekeken (a) in hoeverre deelnemers tijdens het lezen hoofd- en bijzaken onderscheiden en (b) in hoeverre er een relatie is waar te nemen tussen dit ‘kernzingedrag’ en het antwoordproces. We vertrokken (onder meer) ten aanzien van het ‘leesproces’ vanuit de hypothese dat de deelnemers kernzinnen meer aandacht (= meer leestijd) zouden geven dan niet-kernzinnen, en ten aanzien van de relatie ‘leesproces-antwoordproces’ dat leerlingen die tijdens het lezen kernzinnen onderscheiden, tijdens het antwoorden beter de ‘vraagrelevante’ tekstdelen zouden onderscheiden van de ‘vraagirrelevante’ tekstdelen.

Conferentie 33_Opmaak 1 4/11/19 13:16 Pagina 303

(3)

3. Methode

Deelnemers werden vooraf geïnstrueerd om de teksten zeer uitvoerig te bestuderen. Ze lazen op een beeldscherm vier korte, zakelijke, opiniërende of uiteenzettende teksten, elk gevolgd door een beperkt aantal vragen. De tekst bleef steeds raadpleegbaar. Vragen en tekst varieerden sterk in moeilijkheidsgraad. Tijdens het lezen en het maken van de vragen werden de deelnemers continu ge-eye-trackt. Na het eye-trackexperiment volgde een kort retrospectief stimulated recall interview (Bax 2013).

In de oogbewegingendata is, aan de hand van multilevel-analyse, bekeken (a) in hoe- verre leerlingen tijdens tekstlezing meer tijd aan kernzinnen besteden dan aan niet- kernzinnen en (b) in hoeverre deze kernzindiscriminatie samenhangt met het ant- woordgedrag. Aanvullend werd in het retrospectieve interview per vraag geïnventari- seerd in hoeverre leerlingen na vraaglezing blijk gaven van een apert aanwezige tekst- basis (wisten ze waar het antwoord stond?) en een apert aanwezig situatiemodel (wis- ten ze meteen wat het antwoord was?).

4. Resultaten

De bevindingen voor het leesproces: deelnemers uit de drie jaarlagen onderscheiden kernzinnen inderdaad positief van niet-kernzinnen. Er is evenwel in kernzingedrag geen verschil aantoonbaar tussen de drie jaarlagen. Er zijn duidelijke indicaties dat leerlingen, ongeacht nadrukkelijke instructie om vooraf de tekst terdege te bestuderen, grotendeels lineair lazen en weinig gebruikmaakten van de leesstrategieën van expert- lezers (Pressley & Afflerbach 1995).

Voor het antwoordproces geldt dat leerlingen aanmerkelijk meer leestijd spendeerden aan zinnen in het antwoordproces dan aan zinnen in het initiële leesproces. Leerlingen besteden de meeste tijd aan de vraag en ze kijken over het algemeen langer naar ant- woord-relevante tekstdelen dan naar antwoord-irrelevante tekstdelen. Er zijn binnen het antwoordproces duidelijke verschillen te vinden tussen de jaarlagen.

Wat de relatie tussen lees- en antwoordproces betreft: leerlingen die tijdens initiële lezing kernzinnen onderscheiden, vertonen noch adequater antwoordgedrag, noch hebben ze vaker een goed antwoord. Leerlingen gaven bij het retrospectieve interview aan vaak te weten waar in de tekst het antwoord ongeveer te vinden was (tekstbasis).

We konden echter geen situatiemodelrelatie aantonen tussen het initiële leesproces en het antwoordproces. Dieper begrip leek vooral pas tijdens het antwoordproces te ont- staan.

33steHSN-Conferentie

304

Conferentie 33_Opmaak 1 4/11/19 13:16 Pagina 304

(4)

5. Besluit

De vraag rijst of leerlingen in deze studie tijdens het lezen van de tekst een adequaat tekstbegrip opbouwden. Op het niveau van het situatiemodel gedragen lees- en ant- woordproces zich als twee gescheiden werelden. De simpele relatie die men bij de taak

‘tekst met vragen’ vaak veronderstelt – de kwaliteit van het leesproces bepaalt de kwa- liteit van het antwoordproces – konden wij niet aantonen. Met andere woorden: het is zeer de vraag of deze taak wel stimuleert tot lezen met dieper tekstbegrip. Leerlingen lijken vooral vragen bij een tekst te leren beantwoorden.

Op dit moment domineert de individuele taak ‘tekst met vragen’ de leeslessen en lees- toetsen in het schoolvak Nederlands. De vraag vanuit deze studie is of deze dominan- tie wenselijk is. Aandacht zou veeleer kunnen uitgaan naar taakvormen die het leespro- ces zelf centraal stellen (bv. ‘sorteertaken’ en ‘mental model-taken’) of taakvormen die leerlingen uitnodigen op hoofdlijnen een tekst te begrijpen en te doorgronden (bv.

‘samenvattingstaken’ en ‘synthesetaken’). Ook alternatieve invullingen van de ‘tekst met vragen’ (na initiële grondige lezing wordt de tekst opgehaald en ontvangt de leer- ling vragen) lijken te prefereren.

Referenties

Bax, S. (2013). “The cognitive processing of candidates during reading tests: Evidence from eye-tracking”. In: Language Testing, 30 (4), p. 441-465.

Cerdán, R., E. Vidal-Abarca, T. Martinez, R. Gilabert & L. Gil (2009). “Impact of question-answering tasks on search processes and reading comprehension”. In:

Learning and Instruction, 19 (1), p. 13-27.

Hoogeveen, M. & H. Bonset (1998). Het schoolvak Nederlands onderzocht: Een inven- tarisatie van onderzoek naar onderwijs Nederlands als eerste en tweede taal in Nederland en Vlaanderen. Antwerpen: Garant.

Kintsch, W. (1998). Comprehension: a paradigm of cognition. Cambridge: Cambridge University Press.

Pressley, M. & P. Afflerbach. (1995). Verbal protocols of reading: The nature of construc- tively responsive reading. Hillsdale NJ: Erlbaum.

Yeari, M., P. van den Broek & M. Oudega (2015). “Processing and memory of central versus peripheral information as a function of reading goals: Evidence from eye- movements”. In: Reading and writing, 28 (8), p. 1071-1097.

.

10. Taalvaardigheid secundair onderwijs/voortgezet onderwijs

305

10

Conferentie 33_Opmaak 1 4/11/19 13:16 Pagina 305

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

middenstand de prijzen hoog houden en het leven duurmaken. Want met den boer zijn zij de kern van het Duitsche volk. Daarom worden zij ook vernietigd door den wil en

Om deze vraag te beantwoorden gaat er met behulp van een regressieanalyse het verschil in verwachtingen in kaart gebracht worden tussen de variabelen gevonden in

84 Chapter 5: Conclusion – Platform hegemonies and counter-hegemonies With this thesis, I have aimed to provide a window into the functioning of memes as “resonance machines”

Het convenant stelt ten aanzien van deze regionale kantorenfondsen: Provincies, Gemeenten en IVBN, Vastgoed Belang, NEPROM, CoreNet en FMN kunnen binnen een Kantorenregio, of een

Hoe dat zal veranderen kan niemand voorspellen, maar dat het veel complexer zal zijn dan alleen maar een uitbouwen van onze kennis, daarvan ben ik overtuigd.Naar een

De aanpak waarmee je leerlingen uitdaagt om zelf vragen te formuleren en daarmee aan de slag te gaan, sluit aan bij de natuurlijke manier van leren bij kinderen.. Jonge

We present two experiments focusing on the final steps of the model from substrate contact to dislodgement in four tropical seagrass species (Cymodocea rotundata, Halophila

Het tweede deel van dit rapport is bedoeld voor schoolleiders, leraren in het voortgezet- en basisonderwijs en andere geïnteresseerden die meer willen weten over de opbrengsten en