• No results found

Tijd voor meer onderwijstijd. Tijd voor meer interactiekwaliteit. Maximaal Megataal in de kleuterklas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Tijd voor meer onderwijstijd. Tijd voor meer interactiekwaliteit. Maximaal Megataal in de kleuterklas"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ronde 1

Marlies Algoet Odisee, Brussel

Contact: Marlies.algoet@odisee.be

Tijd voor meer onderwijstijd. Tijd voor meer interactie- kwaliteit. Maximaal Megataal in de kleuterklas

In het schooljaar 2014-2015 voerde de hogeschool Odisee een onderzoek uit in 22 Vlaamse en Brusselse tweede en derde kleuterklassen. Het onderzoek ging uit van twee onderzoeksvragen:

• Hoe wordt de onderwijstijd bij de vier- en vijfjarigen besteed?

• Wat is de interactiekwaliteit bij deze leeftijdsgroep?

De antwoorden op beide onderzoeksvragen vormden in 2015-2016 de basis voor een publicatie (Algoet 2016), met bijhorende website en training rond het efficiënt inzet- ten van onderwijstijd enerzijds en het verhogen van interactiekwaliteit in de kleuter- klas anderzijds.

Het onderzoek naar tijdsbesteding in de tweede en derde kleuterklas bracht immers naar voren dat een klein derde van de eigenlijke onderwijstijd gaat naar wat we gemakshalve ‘routines’ noemen: aan tijd en/of ruimte gebonden, vaak terugkerende situaties op school die een fysieke nood lenigen (bijvoorbeeld: ‘tienuurtje’, ‘wc- bezoek’) of een overgangsmoment vormen (bijvoorbeeld: ‘verplaatsingen’, ‘schoenen aan- en uittrekken’). Dat is behoorlijk veel onderwijstijd.

Onderwijstijd per dag

(behalve woensdag) Onderwijsactiviteiten Routines

M SD M SD M SD

Alle kleuterklassen 306,25 11,763 190,5 22,394 115,7 20,906 2ekleuterklassen 305,25 14,372 190 15,166 115,2 10,533

3ekleuterklassen 307,25 9,045 191 28,683 116,2 28,396

Tabel 1 – Overzicht tijdsindeling kleuterklassen (in minuten).

Daarnaast valt op dat deze routines in de tweede en in de derde kleuterklas evenveel tijd in beslag nemen. Het is dus bijvoorbeeld niet zo dat, ondanks de te verwachten verder gevorderde zelfredzaamheid of motorische vaardigheid van de vijfjarige, het tie-

(2)

nuurtje, het wc-bezoek, de verplaatsingen, enz. sneller verlopen. Bovendien sluiten enkele van deze tijdrovende routines weinig aan bij de te stimuleren ontwikkelingsken- merken van vier- en vijfjarigen. Markant is ten slotte ook dat de kleuters tijdens deze routines veel op elkaar (moeten) wachten.

De tweede onderzoeksvraag peilde naar interactiekwaliteit. De interactiekwaliteit in de kleuterklas is een proximale determinant van de ontwikkelingsuitkomsten van de kleu- ters (Curby, Rimm-Kaufman & Abry 2013; Slot 2014). Interactie in een kleuterklas kent een hoge kwaliteit, wanneer aan twee (groepen van) voorwaarden is voldaan:

de leerkracht stimuleert de algemene taalvaardigheid, door te focussen op een uitda- gend taalaanbod, veel spreekkansen en een rijke talige feedback.

de leerkracht zet deze talige groeimiddelen in om de kleuters te leren plannen, redene- ren, probleemoplossend en flexibel te denken. Kortom: om de hogere talige denkvaar- digheden van de kleuters te stimuleren.

De leerkracht behoort dus over een grote set belangrijke interactievaardigheden te beschikken en speelt een cruciale rol in het verhogen van de taal- en denkvaardigheid van de kleuters.

De interactiekwaliteit is onderzocht aan de hand van de CLASS Pre-K (Classroom Assessment Scoring System Pre-Kindergarten) en blijkt over het algemeen laag (M = 2,57 op een schaal van 1 tot 7; SD = 0,55). Opvallend: tijdens routinemomenten ligt de interactiekwaliteit systematisch lager dan tijdens onderwijsmomenten. Tijdens routi- nes wordt met andere woorden bijzonder weinig tot niet ingezet op het stimuleren van taal-denkvaardigheid. Er is geen significant verschil tussen de interactiekwaliteit in de tweede en de derde kleuterklas.

Algemene IK IK onderwijsactiviteiten IK routines

M SD M SD M SD

Alle kleuterklassen 2,57 0,55 2,76 0,72 1,73 0,55

Tabel 2 – Overzicht interactiekwaliteit (IK).

Interactiekwaliteit

M SD

Alle kleuterklassen 2,57 0,55 2ekleuterklassen 2,50 0,573 3ekleuterklassen 2,63 0,550

Tabel 3 – Overzicht interactiekwaliteit kleuterklassen.

2

(3)

De conclusie van dit onderzoek is tweeërlei. Ten eerste hebben opleidingen en werk- veld er baat bij om de interactievaardigheid van leerkrachten (in spe) te trainen en te vergroten, ten voordele van de kleuters. Onderzoek toont aan dat dit een moeilijk, maar niet onmogelijk proces is (Fukkink &Tavecchio 2010; Henrichs & Leseman 2013). Instructie en training met video-opnames en supervisie geven goede resultaten (Zan & Donega-Ritter 2014). Verder dringt reflectie over de aanpak van routines zich op, aangezien deze veel tijd in beslag nemen, weinig aansluiten bij de ontwikkelings- kenmerken van de vier- en vijfjarigen en een zeer lage interactiekwaliteit vertonen.

Om aan beide conclusies tegemoet te komen, werd in 2015-2016 Maximaal Megataal ontwikkeld. Maximaal Megataal bestaat uit een handboek, website en een trainings- traject.

Van de meest voorkomende routines van de tweede en derde kleuterklas is in de publi- catie onderzocht of ze ontwikkelingskenmerken van de oudste kleuters stimuleren.

Sommige routines, zoals ‘schoenen aan- en uittrekken’, doorstaan de test en verdienen de onderwijstijd die ze innemen. Voor deze routines zijn tips voorzien om ze nog ont- wikkelingsstimulerender te maken en om de interactiekwaliteit ervan te maximalise- ren. Routines, zoals ‘wc-bezoek’, die de ontwikkelingsnoden van de oudere kleuters onvoldoende of niet stimuleren, worden sterk in tijd beperkt en/of krijgen een (extre- me) make-over.

Hoewel ze geen voorwerp van onderzoek waren, zijn in de publicatie en website ook onderwijsactiviteiten met kenmerken van routines onder de loep genomen en aange- pakt. Belangrijke onderwijsmomenten, zoals ‘het onthaal’, ‘het keuzemoment’, ‘de terugblik’, enz. zijn – net zoals de eigenlijke routines – vaak terugkerende situaties die aan tijd en/of ruimte gebonden zijn. Zij lopen het risico ‘routineus’ te worden inge- vuld, niet (meer) (volledig) te congrueren met de te stimuleren ontwikkelingskenmer- ken van de oudere kleuters en wachttijd te veroorzaken. De publicatie en website bevatten tips om deze valkuilen te vermijden.

Voor het bevorderen van interactiekwaliteit wordt vertrokken vanuit de MISC-impul- sen van P.N. Klein. MISC staat voor More Sensitive and Intelligent Child of Mediational Intervention for Sensitizing Caregivers en is in Vlaanderen vooral bekend geworden via Albert Janssens. De MISC-impulsen vertonen grote gelijkenissen met het gedachte- goed achter CLASS, dat echter een uitgebreidere waaier aan interactievaardigheden verzamelt. Beide methodes beklemtonen het bevorderen van hogere (talige) denkvaar- digheden. Dit past perfect bij de typische weetgierigheid van oudere kleuters en van het proces van taalverwerving waarin ze zich bevinden.

Voor het bevorderen van de interactiekwaliteit wordt gewerkt met ‘de taal-denkhand’.

De taal-denkhand is een visualisatie van de MISC-impulsen, aangevuld met het

(4)

CLASS-gedachtegoed. Met dit handige, mnemotechnische instrument neemt de kleu- teronderwijzer (in spe) zijn eigen interactiekwaliteit ‘in handen’.

Elke vinger van de taal-denkhand staat voor een aantal interactievaardigheden, die enerzijds taal of feedback bieden en/of spreekkansen uitlokken, en anderzijds de denk- vaardigheid stimuleren. De taal-denkhand herinnert de kleuteronderwijzer eraan om naast de taal van de kleuters ook systematisch hun denken te bevorderen, de hele dag door.

Terwijl het boek en de website beide onderzoeksvragen behandelen, concentreert de training zich vooral op het aanleren van een grote set van taal-denkbevorderende inter- actievaardigheden. Internationale literatuur en ervaring leren dat het niet eenvoudig is om zich deze interactievaardigheden eigen te maken. Weten dat ze bestaan, is in ieder geval geen garantie dat ze ook worden toegepast. Daarom bestaat de training uit een herhaald proces van uitproberen en zelfobservatie via video-opnames en supervisie.

Voor meer informatie, zie: http://maximaal-megataal.odisee.be.

Referenties

Algoet, M. (2015). Optimaal MaxiTAAL! Onderzoek naar de maximaal mogelijke inzet van taal- en denkstimulerende interactievaardigheden in de tweede en derde kleuterklas [niet-gepubliceerd onderzoeksrapport]. Brussel: Odisee.

Algoet, M. (2016). Maximaal Megataal. Een boek vol tips voor meer taal, meer denken en meer onderwijstijd in de tweede en derde kleuterklas. Antwerpen: Garant.

Bogaert, E., J. Boeckx, L. Bylois, I. Estercam, E. Gheeraert & V. Peeters (VBB-OCB) (2012). Minimaal Maxitaal. Een boek vol talige tips bij routines in de onthaalklas en eerste kleuterklas. Antwerpen: Garant.

Curby, T.W., S.E. Rimm-Kaufman & T. Abry (2013). “Do emotional support and classroom organization earlier in the year set the stage for higher quality instruc- tion?”. In: Journal of School Psychology, 51 (5), p. 557-569.

Fukkink, R.G. & L.W.C. Tavecchio (2010). “Effects of Video Interaction Guidance on early childhood teachers”. In: Teaching and Teacher Education, 26 (8), p. 1652- 1659.

Henrichs, L. & P. Leseman (2013). “Academische taal in de kleuterklas. Effecten van een korte leerkrachtinterventie”. In: Tijdschrift voor Orthopedagogie, 52 (2), p. 46- 56.

Janssens, A. (2009). MISC: Mediërende tussenkomst bij baby’s, peuters en kleuters.

Basistekst MISC 2009. Lubbeek/Bodegraven: CeSMOO bvba/StiBCO.

2

(5)

Pianta, R.C., K.M. La Paro & B.K. Hamre (2012). Classroom Assessment Scoring System. Manual Pre-K. Baltimore: Paul H. Brookes Publishing co.

Slot, P.L. (2014). Early Childhood Education and Care in the Netherlands. Quality, Curriculum en Relations with Child Development. [proefschrift]. Leiden:

Universiteit Leiden.

Zan, B. & M. Donega-Ritter (2014). “Reflecting, Coaching and Mentoring to Enhance Teacher–Child Interactions in Head Start Classrooms”. In: Early Childhood Education Journal, 42 (2), p. 93-104.

Ronde 2

Arjanne Hoogerman

Uitgeverij Malmberg, ‘s Hertogenbosch Contact: arjanne.hoogerman@malmberg.nl

Leesbevordering en literatuureducatie in het basisonder- wijs

“Kinderen die leesplezier hebben, lezen meer. Kinderen die meer lezen, lezen beter”

(Stichting Lezen).

1. Inleiding

Wetenschappelijk onderzoek toont telkens weer aan dat kinderen die meer lezen zich beter ontwikkelen op het gebied van taal. En taal staat aan de basis van alle kennisop- name. Het is dus belangrijk dat leesbevordering structureel verankerd wordt in het beleid op scholen. Maar hoe zorg je ervoor dat leesbevordering een vaste plek krijgt in de les? Leesbevordering is immers niet alleen een kwestie van beleid, maar vooral een kwestie van doen. Daar is een uitgewerkt plan voor nodig, want leesbevordering is te belangrijk om het er “even bij te doen”.

Verschillende onderzoeken en publicaties onderstrepen het belang van leesbevordering en literatuureducatie:

• Nederlandse kinderen houden niet erg van lezen. In vergelijking met leeftijdsge- nootjes uit 48 landen scoren ze laag op de ‘leesattitude’ waarvoor ze stellingen moe- ten beantwoorden als ‘Ik vind lezen leuk’ en ‘Ik lees alleen als het moet’ (Gille, Loijens, Noijons & Zwitser 2010).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door intensief voor te lezen en daarnaast een rijk activiteitenaanbod binnen het thema te voorzien, verhoogden we de kans dat kleuters vanzelf nieuwe woorden oppikken.. Daarnaast

 Regeling door corona: De kleuters verzamelen per klas beneden aan de poort van de crèche met hun boekentas. De kleuters die niet opgehaald worden, zetten hun boekentas nadien in

 Hoeveel opleidingen met meer dan tien studenten uit een geselecteerde steekproef bij de bekostigde instellingen hebben voldoende of onvoldoende onderwijstijd geprogrammeerd

rechtvaardigen als zij kan aantonen dat dit onvermijdelijk was en haar niet kan worden verweten. Alleen als sprake is van onvoorzienbare omstandigheden kan hierin

2.6 Verschillen in contacttijd tussen en binnen croho-sectoren 16 2.7 Niet gerealiseerde contacttijd volgens opleidingsmanagers 18 2.8 Tijd voor zelfwerkzaamheid en stage

Omdat genderverschillen culturele verschillen zijn, zijn ze natuurlijk heel gevoelig voor verschillen tussen culturen. Kinderen en ouders met een andere cultuur brengen dan soms

Toch maken kleine en grote tournee het voor de schoolplichti- ge kinderen niet makkelijk om op school te gaan.. „De ouders zijn vaak heel laat thuis en de kinde- ren draaien mee in

Als het personeelslid niet een zelfstandig bevoegde BIG- geregistreerde is en dat voor zijn functie ook geen vereiste is, kunnen voorbehouden handelingen alleen beroepsmatig op