• No results found

Uitspraak /1/R4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Uitspraak /1/R4"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitspraak 201011226/1/R4

DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 18 juli 2012

TEGEN de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp PROCEDURESOORT Eerste aanleg - meervoudig

RECHTSGEBIED Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Zuid- Holland

201011226/1/R4.

Datum uitspraak: 18 juli 2012 AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker- Nootdorp,

3. [appellant sub 3], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

4. [appellant sub 4] en anderen, allen wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker- Nootdorp,

en

de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp, verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord"

vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 november 2010, [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State

ingekomen op 20 december 2010, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, en [appellant sub 4] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2012, waar [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, van wie [gemachtigden] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen en R van den Bosch, zijn verschenen.

Voorts zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid AM Wonen B.V., vertegenwoordigd door R. Eikelenboom, bijgestaan door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, en Nationale maatschappij tot behoud ontwikkeling en exploitatie van industrieel erfgoed, vertegenwoordigd door ing. J. Elmendorp MSc, als partij gehoord.

2. Overwegingen Ontvankelijkheid

2.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

(2)

[14 appellanten sub 2] hebben geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.

Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het

ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

Deze omstandigheid doet zich niet voor. Geen rechtvaardiging is gelegen in de door hen gestelde omstandigheid dat het bestemmingsplan is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Daarbij betrekt de Afdeling dat het bestemmingsplan met betrekking tot het deelproject Eilanden 4 en 5 van Craeyenburch voorziet in een wijzigingsbevoegdheid om het deelproject te wijzigen zoals was voorgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt derhalve niets anders mogelijk dan het ontwerpbestemmingsplan, zodat van de appellanten die geen zienswijze naar voren hebben gebracht verwacht kon worden dat zij een zienswijze tegen het

ontwerpbestemmingsplan naar voren zouden brengen. Het beroep van [appellant sub 2]

en anderen is niet-ontvankelijk voor zover dit is ingesteld door [14 appellanten sub 2].

Planbeschrijving

2.2. Het betreft een conserverend plan waarbinnen een beperkt aantal ontwikkelingen mogelijk wordt gemaakt, onder meer het realiseren van enkele woningen.

Het beroep van [appellant sub 1]

2.3. Het beroep van [appellant sub 1] richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen", met een maximaal toegestane goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter voor zover het het perceel tussen het

Windlusthof en de Kortelandseweg betreft.

2.4. [appellant sub 1] voert aan dat door de maximale bouwhoogte van 11 meter afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke typisch landschappelijke lintbebouwing aan de Veenweg en de Kortelandseweg, die wordt gevormd door vrijstaande woningen en twee- onder-een-kapwoningen gelegen achter een vaart op ruime afstand van de weg. Ook vreest hij dat zijn woning in de ochtenduren vooral in het voor- en najaar aanzienlijk minder zonlicht zal ontvangen door de schaduwwerking van de nieuw te bouwen woningen. Daarnaast vreest hij voor aantasting van de privacy doordat door de hoogte van de nieuw op te richten woningen ver in de omliggende woningen en tuinen kan worden gekeken.

2.4.1. De raad acht de bouwhoogte van 11 meter passend in het karakter van het lint van de Kortelandseweg en in de omgeving. Deze bouwhoogte is hoger dan de

bouwhoogte van de bestaande woningen door de eisen die het Bouwbesluit 2003 aan nieuwe woningen stelt.

2.4.2. Ingevolge artikel 20, lid 20.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor

"Wonen" aangewezen gronden bestemd voor wonen met inbegrip van beroep-aan-huis.

Ingevolge lid 20.2.2, onder b, bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte.

Op het perceel tussen het Windlusthof en de Kortelandseweg rust de aanduiding

"maximale bouwhoogte elf meter".

Ingevolge lid 20.2.2, onder m mag de goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter, doch in ieder geval niet meer dan 0,25 meter boven de bouwvloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

(3)

2.4.3. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de maximale bouwhoogte van elf meter past bij het karakter van het lint van de Kortelandseweg en bij de omgeving. Daarbij betrekt de Afdeling dat de nabijgelegen woningen een bouwhoogte van 6 tot 9 meter hebben en de achtergelegen woningen een bouwhoogte van 10 tot 13 meter. Bovendien zijn de bouwvlakken door middel van hoogtescheidingslijnen verdeeld in een deel waarbinnen het hoofdgebouw, met een maximale bouw- en goothoogte van 11 onderscheidenlijk 6 meter, is toegestaan en een deel waarbinnen aan- en uitbouwen, met een maximale bouw- en goothoogte van 5 onderscheidenlijk 3,5 meter, zijn toegestaan.

De raad heeft zich gelet op het voorgaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] voor zover het betreft zijn woning slechts beperkt wordt aangetast door de in het plan voorziene woningen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de afstand tussen de woning van [appellant sub 1] en de bouwvlakken van de voorziene woningen niet zodanig klein is dat de raad ervan uit had moeten gaan dat er een onevenredige kans is op inkijk in de woning van [appellant sub 1]. Dat er vanuit de voorziene woningen zicht op de tuin van [appellant sub 1] is, heeft de raad, gelet op de stedelijke omgeving waarin het plangebied is gelegen, ook in redelijkheid aanvaardbaar kunnen achten.

Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Voor zover moet worden geoordeeld dat een inspraakverplichting is geschonden, heeft dit daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het

bestemmingsplan.

2.4.4. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen

2.5. [appellant sub 2] en anderen keren zich tegen de wijzigingsbevoegdheden 5 en 6, die het mogelijk maken om in plaats van tweemaal 8 vrijstaande woningen 34

appartementen en een zorgcomplex te realiseren op de zogeheten eilanden Ameland en Schiermonnikoog.

2.6. [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat bij gebruik van de

wijzigingsbevoegdheid de volumes en de maximale bouwhoogten worden vergroot.

Zij betogen dat het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid voor het 'eiland' Ameland om daar appartementen te realiseren in strijd is met de stedenbouwkundige visie. Zij verwijzen naar de plantoelichting waarin staat dat vrijstaande woningen passen in de parkachtige setting van de zorginstelling Craeyenburch. Wanneer appartementen worden gerealiseerd zal het plan volgens hen in tegenspraak met zichzelf zijn. In dat geval zullen er tevens minder doorkijkmogelijkheden zijn. Dit strookt volgens hen niet met de

beoogde ruimtelijkheid. De bouwhoogte moet naar hun mening worden afgestemd op de omliggende bebouwing.

Zij vrezen voor aantasting van hun woon- en leefklimaat wanneer na het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van het 'eiland' Ameland appartementen zullen worden opgericht en stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Zij

betogen dat een groter aantal woningen zal leiden tot meer bewoners en meer verkeer en dat de toegestane bouwhoogte zal leiden tot verlies aan privacy door inkijk en een verlies aan daglichttoetreding. Verder zal volgens hen het karakter van de buurt

veranderen, omdat de appartementen zijn bedoeld voor starters op de woningmarkt en de vrijstaande woningen voor doorstromers.

(4)

Zij vrezen dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal leiden tot een tekort aan parkeerplaatsen, omdat meer woningen betekent dat er meer auto’s komen en de bewoners van de appartementen hun auto’s bovendien op straat moeten parkeren, terwijl bij de vrijstaande woningen parkeerplaatsen op eigen terrein waren voorzien.

[appellant sub 2] en anderen voeren aan dat de raad onvoldoende heeft aangetoond dat de herontwikkeling naar appartementen door de economische omstandigheden

noodzakelijk is.

2.6.1. De raad betoogt dat [appellant sub 2] en anderen uitgaan van een onjuiste locatie van de doorzichten. De doorzichten blijven volgens de raad gehandhaafd. Volgens de raad is de keuze gemotiveerd en gebaseerd op een zorgvuldige belangenafweging. Ten behoeve van de appartementen worden volgens de raad in de omgeving voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. De hogere bouwhoogte komt voort uit het Bouwbesluit 2003 dat andere eisen stelt aan de laag tussen de verdiepingen bij appartementen.

2.6.2. De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 26 april 2011 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknr. 201011226/2/R1) deze bezwaren inhoudelijk behandeld en is op grond van de in die uitspraak opgenomen overwegingen tot een voorlopig rechtmatigheidsoordeel gekomen. De Afdeling ziet in hetgeen in de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren is gebracht geen grond om tot een ander oordeel over de rechtmatigheid te komen dan de voorzitter in de uitspraak van 26 april 2011. Deze beroepsgronden falen.

2.6.3. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van [appellant sub 3]

2.7. [appellant sub 3] heeft de beroepsgrond die betrekking had op het plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" tussen de woonblokken aan de Friendshipring tussen de nummers 12-14, 24-26, 116-118 en 128-130. ter zitting ingetrokken.

2.7.1. [appellant sub 3] keert zich tegen de omvang van de aanduiding "bouwvlak" en de maximale bouwhoogte in het plandeel met de bestemming "Gemengd-1" op het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp.

2.7.2. [appellant sub 3] voert aan dat wat betreft het bouwvlak voor de verkeerstoren in de zienswijzennotitie is vermeld dat dit bouwvlak zal worden gewijzigd. Het bouwvlak op de verbeelding is echter groter dan het bouwvlak op de kaart die behoort bij het besluit van 23 september 2010. Volgens [appellant sub 3] komt daardoor het zicht op de hoek van de toren te vervallen. Een aanbouw tot acht meter hoogte maakt inbreuk op de beleving van de toren.

Daarnaast is volgens hem abusievelijk de bouwhoogte van de verkeerstoren gewijzigd in 14 meter en is de goothoogte komen te vervallen. Volgens hem is de toren 12,9 meter hoog, zodat de opgenomen bouwhoogte van 14 meter niet juist is. Deze wijziging was niet opgenomen in de nota van wijzigingen.

2.7.3. Ter zitting heeft de raad erkend dat het bouwvlak zoals dit is aangebracht op de verbeelding niet overeenstemt met het bouwvlak zoals dit is weergegeven op de kaart die behoort bij het besluit van de raad van 23 september 2010. De Afdeling overweegt dat de raad, gelet hierop, het bestreden besluit, voor zover het betreft de aanduiding

"bouwvlak" in het plandeel met de bestemming "Gemengd-1" op het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.

(5)

De raad heeft voorts de feitelijke hoogte van de toren willen vastleggen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkeerstoren 13,5 meter hoog is en de raad heeft de gemeten hoogte naar boven afgerond tot 14 meter. Niet is gebleken dat deze hoogte onjuist is.

2.7.4. In hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dit ziet op de aanduiding "bouwvlak" in het plandeel met de bestemming "Gemengd-1" op het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond.

Het beroep van [appellant sub 4] en anderen

2.8. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming

"Verkeer-Verblijfsgebied" ten noordoosten van de Verkeerstorenlaan.

2.8.1. Volgens [appellant sub 4] en anderen is het besluit op dit punt onzorgvuldig voorbereid, is het in strijd met de reguliere procedure genomen en is het in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Zij voeren aan dat met betrekking tot het bestreden besluit geen inspraak mogelijk was en het evenmin mogelijk was een zienswijze in te dienen, terwijl het plan aan de kant van de Verkeerstorenlaan waar bewoning

plaatsvindt, de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" toekent.

Volgens hen is er onvoldoende onderzoek gedaan naar de feitelijke situatie. Hiertoe voeren zij aan dat het talud schuin afloopt en dat op deze plaats een voetpad en een zichtlijn zijn gelegen, die zouden worden onderbroken door de parkeerplaatsen. De aanleg van de parkeerplaatsen op deze locatie ligt daardoor niet voor de hand en is technisch ingewikkeld. Zij betogen voorts dat er meer parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd dan nodig is voor de gewenste ontwikkeling.

Zij voeren daarnaast aan dat er geen gedegen onderzoek naar alternatieven is gedaan.

Zo blijkt volgens hen uit het "Uitwerkingsplan Vliehors-Nootdorp" dat er meer parkeerplaatsen zijn gerealiseerd dan volgens dit uitwerkingsplan nodig is voor de bezoekers van het woongebied. Een aantal parkeerplaatsen wordt dan ook niet gebruikt.

Ook kunnen naar hun mening aan de Verkeerstorenlaan zes parkeerplaatsen in de lengterichting worden gerealiseerd, zonder dat de groenstrook wordt gewijzigd.

Zij betogen dat de verkeersproblematiek in strijd met het ingediende amendement wordt afgewenteld op de wijk. Daartoe voeren zij aan dat groen, rust en uitzicht verdwijnen. Zij vrezen voor het naar binnen schijnen van koplampen en voor overlast van vertrekkende bezoekers.

Zij zijn van mening dat aan de belangen van de exploitant van de verkeerstoren ten onrechte meer belang wordt gehecht dan aan de belangen van vele bewoners.

Zij voeren aan dat de bewoners parkeerplaatsen moeten aanleggen op hun eigen grond, maar de exploitant van de verkeerstoren niet.

Ten slotte vermelden zij dat de exploitant zich heeft teruggetrokken.

2.8.2. De raad betoogt dat binnen de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied"

parkeerplaatsen mogelijk zijn. De aanleg van parkeerplaatsen is pas aan de orde als het college ontheffing verleent voor een horecabedrijf in de verkeerstoren met een

oppervlakte van 250 m² in plaats van een oppervlakte van 200 m² zoals op grond van de bestemming "Gemengd-1" ten behoeve van horeca wordt toegelaten. De benodigde parkeergelegenheid behoeft niet in de groenstrook aangelegd te worden, maar het is wel mogelijk, aldus de raad.

2.8.3. Ingevolge artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor

"Gemengd-1" aangewezen gronden bestemd voor horecabedrijven uit ten hoogste

categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat een restaurant

(6)

met bezorg- en/of afhaalservice niet is toegestaan, waarbij geldt dat ten hoogste 200 m² voor horeca mag worden gebruikt.

Ingevolge artikel 6, lid 6.4.1, aanhef en onder b, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van lid 6.1, onder b, om horecabedrijven van ten hoogste 250 m² toe te laten, indien aangetoond is dat er voldoende parkeergelegenheid is.

2.8.4. De Afdeling overweegt dat vast staat dat, wanneer met betrekking tot de

verkeerstoren gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van de maximale oppervlakte van 200 m² voor horeca ten behoeve van het toelaten van een horecabedrijf van 250 m², een tekort ontstaat van zes parkeerplaatsen. De Afdeling overweegt dat de gronden met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" ten

noordoosten van de Verkeerstorenlaan ruimte bieden aan meer dan zes parkeerplaatsen.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het verkeerskundig gezien niet wenselijk is de parkeerplaatsen aan te leggen binnen het profiel van de weg, maar heeft dit

standpunt niet nader onderbouwd. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet deugdelijk gemotiveerd dat aan de gronden ten noordoosten van de Verkeerstorenlaan de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" moet worden toegekend.

2.8.5. In hetgeen [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dit ziet op het plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" voor zover dit betrekking heeft op de gronden ten noordoosten van de Verkeerstorenlaan te Nootdorp niet deugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is in zoverre gegrond.

Conclusie

2.9. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen voor zover dit is ingesteld door [14 appellanten sub 2] is niet-ontvankelijk. Het beroep van [appellant sub 3] is gedeeltelijk en het beroep van [appellant sub 4] en anderen is geheel gegrond. Het besluit van 23 september 2010 dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd, voor zover het het bouwvlak in het plandeel met de bestemming "Gemengd- 1" op het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp en het plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" voor zover dit betrekking heeft op de gronden ten noordoosten van de Verkeerstorenlaan te Nootdorp betreft. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het beroep van [appellant sub 1] is geheel en de beroepen van [appellant sub 2] en anderen en [appellant sub 3] zijn voor het overige ongegrond.

Proceskosten

2.10. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 3] op na te melden wijze tot

vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 4] en anderen is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken. Ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [14 appellanten sub 2] niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 3] gedeeltelijk en het beroep van [appellant sub 4] en anderen geheel gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp van 23 september 2010, kenmerk 2010.11194, voor zover het betreft de aanduiding "bouwvlak"

die rust op het plandeel met de bestemming "Gemengd-1" voor zover betrekking

(7)

hebbend op het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp en het plandeel met de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" voor zover betrekking hebbend op de gronden ten noordoosten van de Verkeerstorenlaan te Nootdorp;

IV. bepaalt dat het gearceerde deel van het bouwvlak in het plandeel met de bestemming

"Gemengd-1" wat betreft het perceel van de verkeerstoren aan de Verkeerstorenlaan te Nootdorp vervalt, zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;

V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van de raad van 23 september 2010, kenmerk 2010.11104, voor zover het betreft het onder IV genoemde plandeel;

VI. verklaart het beroep van [appellant sub 1] geheel, het beroep van [appellant sub 2]

en anderen voor zover ontvankelijk en het beroep van [appellant sub 3] voor het overige ongegrond;

VII. veroordeelt de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp tot vergoeding van bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen

proceskosten tot een bedrag van € 8,72 (zegge: acht euro en tweeënzeventig cent);

VIII. gelast dat de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 3] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 4] en anderen vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. J.

Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.

w.g. Van Sloten w.g. Bijleveld voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012 433.

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat het vastgestelde bestemmingsplan volgens [appellanten] nadeligere gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat dan het plan dat de Woningbouwvereniging eerder heeft

In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan, dat het realiseren van 13 woningen

In hetgeen De Smidse heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek naar de geluidbelasting vanwege het industrieterrein onvolledig

In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet

Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen voorzien in de opslag

In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het

Hetgeen [appellant sub 3], [appellanten sub 4], [appellant sub 6] en [appellant sub 5] verder hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet

In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad het plan niet in deze vorm had mogen vaststellen.. Het