De schepping en de
rechtvaardigen
Romeinen 8:
17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en
medeerfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.
18 Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de
heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden.
Kolossenzen 1:
24 Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat
ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente.
Romeinen 8:
19 Want met reikhalzend verlangen wacht de
schepping op het openbaar worden van de zonen Gods.
20 Want de schepping is aan de zinloosheid
onderworpen, niet vrijwillig, maar door hem die haar daaraan onderworpen heeft,
21 in de hoop dat ook de schepping zelf zal bevrijd worden van de slavernij van het verderf om te
komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God.
Hebreeën 3:
6 Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij tenminste de
vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden.
Hebreeën 10:
35 Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten.
36 Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van Gods doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.
Genesis 28:
12 Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder.
13 En zie, de HERE stond bovenaan en zeide: Ik ben de
HERE, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak;
het land, waarop gij ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven.
14 En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des
aardbodems gezegend worden.
15 En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij gaat, en Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik u heb toegezegd.
16 Toen Jakob uit zijn slaap ontwaakte, zeide hij:
Waarlijk, de HERE is aan deze plaats, en ik heb het niet geweten.
17 En hij vreesde en zeide: Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis Gods, dit is de poort van de hemels.
Genesis 6:14
Maak u een ark van goferhout; met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en van buiten
met pek bestrijken.
Maak u een ark van goferhout; met nesten zult gij de ark maken, een huis bedekt van binnen en van buiten met asfaltdek
rpk
trpk
16 Toen Jakob uit zijn slaap ontwaakte, zeide hij:
Waarlijk, de HERE is aan deze plaats, en ik heb het niet geweten.
17 En hij vreesde en zeide: Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis Gods, dit is de poort des hemels.
18 De volgende morgen vroeg nam Jakob de
steen die hij onder zijn hoofd gelegd had, stelde die tot een opgerichte steen en goot er olie bovenop.
19 En hij noemde die plaats Betel, maar tevoren was de naam der stad Luwz.
!b
!ba
rots/steen zoonzwl xwl
Luwz
Luwach (stenen)tafelen
20 Jakob legde een gelofte af en zei: Als God met mij zal zijn en mij zal beschermen op deze weg,
waar ik op ga, en mij brood zal geven om te eten en kleren om aan te trekken,
21 en ik in vrede in het huis van mijn vader zal
terugkeren, dan zal de HEERE mij tot een God zijn.
22 Deze steen, die ik als gedenkteken overeind gezet heb, zal een huis van God zijn. En van alles wat U mij geven zult, zal ik U zeker het tiende deel geven.
Genesis 35:
14 En Jakob zette een opgerichte steen ter plaatse, waar Hij met hem gesproken had, een stenen zuil, en hij stortte een plengoffer erover uit en goot er olie op.
hbcm
staande gedenksteenGenesis 35:
14 En Jakob zette een opgerichte steen ter plaatse, waar Hij met hem gesproken had, een stenen zuil, en hij stortte een plengoffer erover uit en goot er olie op.
hbcm tbcm
staande gedenksteen staande steen die staat
!ba
Genesis 35:
14 En Jakob zette een opgerichte steen ter plaatse, waar Hij met hem gesproken had, een stenen zuil, en hij stortte een plengoffer erover uit en goot er olie op.
hbcm tbcm
Staande gedenksteen Steen staande steen
!ba
Romeinen 8:
17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en
medeerfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn
verheerlijking.
19 Want met reikhalzend verlangen wacht de
schepping op het openbaar worden van de zonen Gods.