• No results found

De relaties tussen het BIBF en zijn leden en toekomstige leden (studenten en stagiairs) De relaties met de fiscale administratie Editoriaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De relaties tussen het BIBF en zijn leden en toekomstige leden (studenten en stagiairs) De relaties met de fiscale administratie Editoriaal"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Editoriaal

p. 2/ Slaagcriteria praktisch

bekwaamheidsexamen BIBF gewijzigd p. 5/ Financiële bijstand bij

overnamefinanciering

Editoriaal

Waarde confraters,

Op 17 mei 2015 werd het nieuwe Bureau van het BIBF geïnstalleerd. Een Instituut zoals het onze leeft en wordt in stand gehouden door de ervaring en de competentie van degenen die zich ervoor willen inzetten. Dat is de wijze waarop het BIBF zich al 22 jaar ontwikkelt en nu op kruissnelheid is. Daarom wil ik deze gelegenheid aangrijpen om hulde te brengen aan mijn voorgangers, voor het werk dat zij hebben verricht en de ervaring die zij ten dienste van het BIBF en zijn leden hebben gesteld met één doel voor ogen : de toekomst van ons beroep.

Het is intussen al meer dan zeven maanden geleden dat het nieuwe Bureau en de nieuwe mandatarissen hun functie in de verschillende organen van het Instituut hebben opgenomen. Zoals naar goede gewoonte in een verkiezingsjaar, heeft de nieuwe ploeg eerst de beslissin- gen van de uittredende Raad uitgevoerd, alvorens zijn eigen programma en zijn eigen doelstellingen voor de komende ambtstermijn uit te werken.

Hierna zou ik bondig de verschillende programmapun- ten en de verschillende gebeurtenissen willen opsommen die de voorbije maanden hebben gemarkeerd en waaraan het BIBF, alsook de Nationale Raad en het Bureau bijzon- dere aandacht dienden te besteden.

De relaties tussen het BIBF en zijn leden en toekomstige leden (studenten en stagiairs)

sche nieuwsbrief en de publicaties die hiervan al lang de hoeksteen vormen. Beslist werd om ook een ander beeld van de boekhouder-fiscalist bij de studenten te schetsen, en ervoor te zorgen dat het beroep van boek- houder aantrekkelijk wordt voor de jongeren die er willen instappen. Met dat doel voor ogen werden heel wat ontmoetingen belegd met docenten en studenten van de hogescholen, om hun uit te leggen wat het be- roep van erkend boekhouder(-fiscalist) inhoudt en hoe belangrijk het is voor de ondernemingen en de vrije beroepen. Wij willen onze leden er ook van overtuigen dat zij geen loutere boekhoudtechnici meer zijn, maar dat zij de adviseurs van hun cliënten zijn geworden. De verdieping van de opleiding van de stagiairs ligt ons ook nauw aan het hart en de uitwerking van de sta- gehandleiding tijdens de vorige legislatuur ging reeds die richting uit.

De relaties met de fiscale administratie

Het BIBF wil een constructieve partner zijn en, zowel met het kabinet van de minister van Financiën als met de FOD Financiën, een dialoog onderhouden die het ge- hele beroep ten goede komt over een aantal punten die van essentieel belang zijn voor de samenwerking tussen de fiscus en de economische beroepen. Eén punt daar- van is zeker de behoorlijke werking van de verschillende elektronische toepassingen. De storingen in bepaalde elektronische applicaties, die onze leden heel wat stress bezorgen en hun werk ontregelen, moeten zoveel moge- lijk worden vermeden. Daarom wordt de taks-cificatie,

(2)

mingen en de economische beroepen, voortgezet om te komen tot respectvolle relaties in het belang van alle be- trokken partijen.

De Commissie Anti-witwassen

Deze Commissie, die in februari 2015 werd opgericht, is ermee belast om controles te verrichten in de boek- houdkantoren met betrekking tot de naleving van de anti-witwaswetgeving en de kantoren bij te staan en te informeren aangaande hun verplichtingen ter zake. De Commissie heeft sindsdien een controleprotocol (hoe een controle moet verlopen en wat moet gecontroleerd wor- den) en een modelverslag dienaangaande opgesteld. On- dertussen werden de eerste controles uitgevoerd en zal de Commissie haar werk in 2016 verderzetten.

De relaties met onze confraters van het IAB en het IBR

Onder het motto «Eendracht maakt macht» geeft het In- terinstitutencomité, het overlegorgaan bij uitstek tussen de drie Instituten, ons de kans om eensgezinde stand- punten te verdedigen ten overstaan van de overheid en de bevoegde diensten.

De Instituten zijn ook van plan om bij de betrokken politieke autoriteiten te pleiten voor het bekomen van bepaalde specifieke faciliteiten bij het elektronisch in- dienen van de belastingaangiften voor de juridische en economische beroepen.

De relaties met onze cliënten

De rol van de leden van het BIBF als bedrijfsadviseur zal, dankzij relevante opleidingsseminars, nog verder worden verfijnd. De Beurs Ondernemen, waarop het BIBF een stand houdt, heeft onder meer tot doel om de aandacht van onze leden en stagiairs te vestigen op dit aspect van ons beroep. In samenwerking met gespecia- liseerde instellingen heeft het BIBF al seminars ten be- hoeve van de ondernemers georganiseerd om de onder- nemers bewust te maken van de problemen die zij tijdens hun beroepsactiviteit kunnen ondervinden. Dit initiatief zal zeker worden verdergezet.

Dienaangaande wil ik ook onderstrepen dat het BIBF professionele relaties onderhoudt en aanknoopt met een aantal sponsors. Zonder dergelijke sponsoring zou het immers onmogelijk zijn om bepaalde events (studieda- gen, academische zitting, ...) te organiseren. Bij deze hou ik er dan ook aan om hun te danken voor hun steun.

Ik sluit dit editoraal af met een woord van dank, waarde confraters, voor de steun die wij en het Instituut in het afgelopen jaar van u mochten ontvangen. Samen met alle mandatarissen en medewerkers van het Instituut wensen wij u en uw dierbaren een zalig 2016 en veel geluk, gezondheid en voorspoed.

Mirjam VERMAUT Voorzitter

Slaagcriteria praktisch

bekwaamheidsexamen BIBF gewijzigd

In het Belgisch Staatsblad van 23  november 2015 (bl.  70071) werd het koninklijk besluit van 27  septem- ber 2015 gepubliceerd betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch be- kwaamheidsexamen van de erkende boekhouders en er- kende boekhouders-fiscalisten. Dit KB vervangt het be- sluit (met dezelfde titel) van 20 januari 2003.

Hoewel er werd geopteerd voor een volledig nieuwe tekst van het besluit, zijn de wijzigingen aan de reglemente- ring met betrekking tot de praktische modaliteiten van het examen, dat de stage afsluit bij het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten, eerder beperkt.

Behoudens enkele technische aanpassingen zijn de aan- gebrachte wijzigingen in vergelijking met de vroegere tekst voornamelijk terug te vinden bij de slaagcriteria voor het schriftelijk en mondeling gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen. Deze bijdrage zal zich dan ook in essentie toespitsen op deze wijzigingen als- ook op het overgangsregime dat werd weerhouden. Te noteren valt immers dat de hieronder besproken wijzi- gingen slechts in werking zullen treden vanaf het eer- ste examen dat het BIBF organiseert in 2017 (in con- creto dus vanaf het schriftelijk examen van april/mei 2017).

(3)

Materies van het praktisch bekwaamheidsexamen

Dit examen, dat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte bestaat, heeft tot doel na te gaan of de stagiair aan het einde van zijn stageperiode in staat is om zijn theoretische kennis in de beroepspraktijk van een er- kend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist toe te passen alsook of hij in staat is het beroep uit te oefenen met inachtneming van de wetten en de regels van plich- tenleer.

De materies waarover de beroepskennis moet aange- toond worden zijn :

1° algemene boekhouding;

2° wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;

3° algemene beginselen van het financieel beheer;

4° het opstellen, de analyse en de kritische beoordeling van de jaarrekening;

5° organisatie van de boekhoudingsdiensten en van de administratieve diensten van de onderneming;

6° belasting op de toegevoegde waarde;

7° personenbelasting;

8° vennootschapsbelasting;

9° belastingsprocedures;

10° vennootschapsrecht en de wetgeving in verband met ondernemingen in moeilijkheden;

11° beginselen van registratie- en successierechten;

12° organisatie en beheer van een boekhoudkantoor;

13° beginselen van het arbeids- en sociaal zekerheids- recht;

14° plichtenleer van de erkende boekhouders en boek- houders-fiscalisten met inbegrip van de beginselen inzake de wetgeving tot voorkoming van het ge- bruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

In vergelijking met de oude tekst kan men vaststellen dat de zeer specifieke materie «beginselen inzake douane en accijnzen» niet langer werd weerhouden en dat vol- gende examenmateries werden toegevoegd : «organisatie en beheer van een boekhoudkantoor» alsook «beginselen inzake de wetgeving tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme».

De 4 bestaande «clusters» binnen de 14 vakdomeinen werden behouden :

Boekhoudkundige/financiële cluster: materie 1° tot 5°

Fiscale cluster: materie 6° tot 9° + 11°

Juridische cluster: materie 10° en 13° aangevuld met organisatie boekhoudkantoor (materie 12°).

Deontologie: materie 14° (aangevuld met anti-witwas- wetgeving)

Schriftelijk gedeelte van het examen

Alvorens men tot het mondelinge examengedeelte wordt toegelaten moet men eerst slagen voor het schriftelijk gedeelte.

De schriftelijke proef van het praktisch bekwaamheids- examen voor de toegang tot de titel van erkend boekhou- der of erkend boekhouder-fiscalist bestaat uit het oplos- sen van één of meer praktische toepassingsgevallen met betrekking tot de hierboven omschreven materies.

Om te slagen en toegelaten te worden tot de mondelinge proef voor het bekomen van de titel van «erkend boek- houder» dient men tenminste:

– 60% van de punten op de boekhoudkundige cluster te behalen;

– 50% van de punten op de fiscale cluster te behalen (nieuw !);

– 50% van de punten op de juridische cluster te behalen (nieuw !)

– 60% van de punten voor materie 14 ° (deontologie en anti-witwaswetgeving) te behalen (nieuw !).

Men dient in totaal minstens 60% van de punten te beha- len. Momenteel is dit 50 %.

Indien de kandidaat bovendien 60% van de punten be- haalt op de fiscale cluster, wordt hij toegelaten tot het mondeling gedeelte van het examen voor het bekomen van de titel van «erkend boekhouder-fiscalist».

Nieuw is ook dat de stagiair die slaagt in de schriftelijke proef (hetzij voor de beroepstitel van erkend boekhouder hetzij voor deze van erkend boekhouder-fiscalist) ervoor kan opteren om dit resultaat «mee te nemen» naar een volgend mondeling examen. Deze vrijstellingsmogelijk- heid is slechts een optie en geen verplichting en betreft het volledig resultaat en geen deelcluster ervan. Zo kan een stagiair die op het schriftelijk examen slaagt als erkend boekhouder (en niet lukt in het mondeling exa- men dat daarop volgt), voor een volgend praktisch be- kwaamheidsexamen ervoor opteren om zich direct in te schrijven op het mondeling gedeelte van dit examen als erkend boekhouder. Hij kan er niet voor opteren enkel de fiscale cluster van het schriftelijk gedeelte opnieuw af te leggen om desgevallend te kunnen deelnemen aan het mondeling gedeelte voor het bekomen van de titel van

«erkend boekhouder-fiscalist». Het betreft dus een alles of niets keuze inzake de vrijstelling.

Mondeling gedeelte van het examen

De mondelinge proef omvat de bespreking van de schrif- telijke proef en een ondervraging over de beroepsprak-

(4)

De stagiair die 60% behaalt op het mondeling gedeelte wordt toegelaten tot de beroepstitel van erkend boekhou- der. De stagiair die daarenboven – na een minimumscore van 60 % voor het schriftelijk gedeelte – ook op het mon- deling gedeelte 60% scoort op de het fiscale luik van het mondeling examen wordt toegelaten tot de beroepstitel van erkend boekhouder- fiscalist.

Beroepstitel «fiscalist»: bijkomende kansen

Goed om te weten is tevens dat de «bestaande vrijstel- ling» voor erkende boekhouders die de bijkomende titel van erkend boekhouder-fiscalist wensen te bekomen, inte- graal werd behouden.

Deze situatie kan zich voordoen in volgende gevallen : – zij vroegen deze titel niet aan tijdens het overgangsre-

gime in 1999;

– zij beschikten voorheen niet – en nu wel – over een diploma dat toegang geeft tot deze bijkomende titel;

– of zij slaagden voorheen niet in het examen erkend boekhouder-fiscalist maar enkel in dit van erkend boekhouder.

Deze erkende boekhouders dienen enkel een mondeling examen af te leggen voor de examencommissie en dit enkel over de vakken opgenomen in de fiscale cluster.

Hierop moeten zij 60% van de punten moeten behalen

om de titel van erkend boekhouder-fiscalist te bekomen.

Zij moeten dus geen bijkomende stage en evenmin een schriftelijke proef af te leggen.

Overgangsregime

Het besproken koninklijk besluit zal 10 dagen na publi- catie in het Staatsblad in werking treden met uitzonde- ring van (de belangrijkste) bepalingen betreffende:

– de gewijzigde examenmateries;

– de slaagcriteria op de schriftelijke en mondelinge proef;

– de vrijstellingsregeling voor de schriftelijke proef;

Deze treden slechts in werking vanaf de eerste schrifte- lijke proef van het bekwaamheidsexamen die georgani- seerd wordt vanaf 1 januari 2017. Dit betekent in concre- to het eerste examen van 2017 dat doorgaans plaatsvindt in de maand april/mei van 2017. Tot dan blijven de oude bepalingen betreffende de examenmateries en de slaag- criteria gelden.

Schematisch overzicht slaagcriteria

Rekening houdend met de gewijzigde slaagcriteria en de overgangsperiode tot 2017 is het nuttig om deze even schematisch weer te geven in onderstaande tabel. De wij- zigingen in de nieuwe regeling staan in het vet aange- duid.

(*) Tot en met laatste examen 2016 Vanaf eerste examen 2017

SCHRIFTELIJK EXAMEN

=> Boekhouder minstens 50% van de totaal te behalen punten

+ minstens 60% op cluster boekhou- ding/financiën

+ minstens 50% op vak deontologie

minstens 60% van de totaal te behalen punten

+ minstens 60% op cluster boekhou- ding/financiën

+ minstens 50 % op fiscale cluster + minstens 50 % op juridische cluster + minstens 60% op vak deontologie en anti-witwaswetgeving

=> Boekhouder-fiscalist minstens 50% van de totaal te behalen punten

+ minstens 60% op cluster boekhou- ding/financiën

+ minstens 60% op fiscale cluster + minstens 50% op vak deontologie

minstens 60% van de totaal te behalen punten

+ minstens 60% op cluster boekhou- ding/financiën

+ minstens 60 % op fiscale cluster + minstens 50 % op juridische cluster + minstens 60% op vak deontologie en anti-witwaswetgeving

=> Vrijstelling? Niet mogelijk Mogelijk

MONDELING EXAMEN

=> Boekhouder minstens 60% minstens 60%

=> Boekhouder-fiscalist minstens 60% minstens 60% in totaal en 60% op fis- cale cluster

(5)

Conclusie

De slaagcriteria voor het praktisch bekwaamheidsexa- men van het BIBF werden enerzijds aangescherpt op- dat de moderne erkende boekhouder(-fiscalist) van de toekomst nog meer zou kunnen beantwoorden aan de nodige kwaliteits- en kennisgaranties om zijn rol van be- drijfsadviseur te vervullen. Anderzijds wordt er een vrij- stellingssysteem ingevoerd, als men aan de slaagcriteria

heeft voldaan van het schriftelijk examen. In dit geval kan men deelnemen aan een volgende mondelinge proef zonder de schriftelijke proef opnieuw te moeten afleg- gen. De wijzigingen treden slechts in werking vanaf het voorjaar van 2017.

Geert Lenaerts Algemeen Directeur BIBF

Financiële bijstand bij overnamefinanciering

1. Inleiding

Bij de overname van een onderneming is de haalbaarheid van het project vaak afhankelijk van de financiering van de operatie. Door optimalisatie van de bankfinanciering kunnen de kapitaalinjectie en de persoonlijke zeker- heidsstellingen door de overnemer wel worden gemini- maliseerd.

Naast het theoretisch vermogen tot terugbetaling van het voor de financiering van de operatie benodigd kre- diet verlangt de bank nog andere zekerheden tot dek- king van het risico op mislukking van de overname of ontoereikende toekomstige resultaten.

Om te kunnen genieten van de vrijstelling van de roeren- de voorheffing op de dividenden en van het stelsel van de definitief belaste inkomsten (dbi) worden de aandelen, in de meeste gevallen, ingekocht door een holding.

De enige zekerheidsstelling die de verkrijgende vennoot- schap aan de bank kan aanbieden, is vaak enkel het aan- delenpakket van de overgenomen vennootschap.

Een logisch alternatief bestaat erin andere zekerheden te zoeken, met name op de materiële activa van de overgeno- men vennootschap, zoals gebouwen, een handelszaak of liquide middelen. Indien de overgenomen vennootschap op haar eigen activa zekerheden stelt ten behoeve van de door de verkrijgende vennootschap aangegane financie- ring, valt deze verrichting onder de rechtsfiguur die door de praktijkmensen «financiële bijstand» wordt genoemd.

Een deel van het bankkrediet kan in de overgenomen vennootschap worden ondergebracht met eventuele ze-

vennootschap moet de door de overgenomen vennoot- schap gefinancierde bedragen kunnen terugkrijgen door een dividenduitkering of een kapitaalvermindering te haren bate, met naleving van de door de wet en de fiscus gestelde termijnen en inachtneming van een cohe- rent uitkeringsbeleid.

Maar een dividenduitkering of een kapitaalverminde- ring «verarmen» de overgenomen vennootschap door een evenwaardige vermindering van haar eigen vermo- gen en stellen haar bloot aan het risico van een minder gunstige solvabiliteitsanalyse. Een andere wijze waarop de overgenomen vennootschap het geleend geld kan verschaffen, is de toekenning van een voorschot aan de holding, maar ook het voorschieten van middelen valt onder «financiële bijstand».

Tot 1 januari 2009 was «het voorschieten van middelen, toestaan van leningen of stellen van zekerheden door een onderneming met het oog op de verkrijging van haar aan- delen of van haar winstbewijzen of met het oog op de ver- krijging of de inschrijving door een derde van certificaten die betrekking hebben op aandelen of winstbewijzenmid- delen» verboden.

Het koninklijk besluit van 8  oktober 2008 tot wijzi- ging van het Wetboek van Vennootschappen ingevol- ge Richtlijn 2006/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6  september 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG van de Raad met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, be- kendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 oktober 2008 en in werking getreden op 1 januari 2009, heeft de regels op het vlak van de financiële bijstand echter

(6)

Hierna zullen wij de mogelijkheden van het gebruik van deze procedure, maar ook de vereisten van de wettelijke bepalingen ter zake, bespreken.

2. Juridisch kader

a. Algemeen

De modaliteiten inzake de financiële bijstand worden voor de besloten vennootschappen met beperkte aan- sprakelijkheid vastgesteld door artikel  329 W.Venn.

en voor de naamloze vennootschappen door artikel 629 W.Venn.

Artikel  629, §  1 van het Wetboek van Vennootschap- pen bepaalt : «Het voorschieten van middelen, toestaan van leningen of stellen van zekerheden door een naamlo- ze vennootschap met het oog op de verkrijging van haar aandelen of van haar winstbewijzen of met het oog op de verkrijging of de inschrijving door een derde van certifica- ten die betrekking hebben op aandelen of winstbewijzen, moet voldoen aan de volgende voorwaarden :

1° de verrichtingen gebeuren onder de verantwoordelijk- heid van de raad van bestuur en tegen billijke markt- voorwaarden, met name wat betreft de rente die de vennootschap ontvangt en de zekerheid die aan de ven- nootschap wordt verstrekt. De kredietwaardigheid van iedere betrokken tegenpartij moet nauwgezet onder- zocht worden;

2° de verrichting is onderworpen aan een voorafgaand besluit van de algemene vergadering, genomen met in- achtneming van de in artikel 558 bepaalde voorschrif- ten inzake quorum en meerderheid;

3° de raad van bestuur stelt een verslag op waarin de rede- nen voor de verrichting, het belang dat de vennootschap bij het aangaan van een dergelijke verrichting heeft, de voorwaarden waartegen de verrichting wordt aange- gaan, de aan de verrichting verbonden risico’s voor de liquiditeit en de solvabiliteit van de vennootschap en de prijs waartegen de derde geacht wordt de aandelen te verkrijgen, worden vermeld.

Dit verslag wordt bekendgemaakt overeenkomstig arti- kel 74.

Wanneer een bestuurder van de moedervennootschap of de moedervennootschap zelf de begunstigde is van de verrichting, dan bevat het verslag van de raad van bestuur bovendien een specifieke verantwoording van de genomen beslissing, rekening houdend met de hoe- danigheid van de begunstigde, alsook met de vermo- gensrechtelijke gevolgen van de verrichting voor de vennootschap;

4° het voor die verrichting uitgetrokken bedrag moet over- eenkomstig artikel 617 voor uitkering vatbaar zijn. De vennootschap neemt aan de passiefzijde van haar ba- lans een niet voor uitkering beschikbare reserve op, ten bedrage van de totale financiële bijstand;

5° wanneer een derde met financiële bijstand van de ven- nootschap overeenkomstig artikel 622, § 2, vervreemde aandelen van de vennootschap verkrijgt, of op in het kader van een verhoging van het geplaatst kapitaal uit- gegeven aandelen inschrijft, vindt die verkrijging of in- schrijving plaats tegen een billijke prijs.»

b. Wettelijke voorwaarden

Het Wetboek van Vennootschappen somt de voorwaar- den op waaraan moet voldaan worden om financiële bij- stand te kunnen verlenen :

1. De verrichtingen gebeuren onder de verantwoor- delijkheid van de raad van bestuur en tegen billijke marktvoorwaarden, met name wat betreft de rente die de vennootschap ontvangt en de zekerheid die aan de vennootschap wordt verstrekt. Deze voorwaarde im- pliceert dat de uittredende bestuurders van de over- genomen vennootschap betrokken zijn bij en mede aansprakelijk zijn voor de verrichting inzake de fi- nanciële bijstand.

2. De verrichting is onderworpen aan een voorafgaand besluit van de algemene vergadering, genomen met inachtneming van de in artikel  558 bepaalde voor- schriften inzake quorum en meerderheid, met name de meerderheid voorzien voor een statutenwijziging.

3. De raad van bestuur stelt een bijzonder verslag op met vermelding van :

– de redenen voor de verrichting;

– het belang dat de vennootschap erbij heeft;

– de voorwaarden waartegen ze wordt aangegaan;

– de eraan verbonden risico’s voor de liquiditeit en de solvabiliteit van de vennootschap; en

– de prijs waartegen de derde geacht wordt de aande- len te verkrijgen.

Om aan dit laatste voorschrift te voldoen, volstaat het niet enkel de methode voor de bepaling van de prijs te vermelden, maar moet in het verslag van het bestuurs- orgaan de prijs zelve worden aangegeven.

Dit verslag moet ter griffie van de rechtbank van koop- handel worden neergelegd en in de Bijlagen tot het Bel- gisch Staatsblad worden gepubliceerd. Deze openbaar- makingsverplichting kan in de praktijk tot problemen leiden. Vooral de verplichting tot bekendmaking van de verkoopprijs van de aandelen is een heikele kwestie.

De verkopers zien er vaak tegenop om die prijs bekend te maken… Daarenboven moet de totale prijs worden ver- meld, ongeacht het bedrag waarop de financiële bijstand betrekking heeft.

4. De voor die verrichting uitgetrokken bedragen moe- ten voor uitkering vatbaar zijn overeenkomstig arti- kelen 617 W.Venn.

(7)

Overeenkomstig dit artikel  617 «mag geen uitkering geschieden indien op de datum van afsluiting van het laatste boekjaar het netto-actief, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, is gedaald of ten gevolge van de uitkering zou dalen beneden het bedrag van het gestorte of, indien dit hoger is, van het opgevraagde kapitaal, vermeerderd met alle reserves die volgens de wet of de statuten niet mogen worden uitgekeerd. Onder netto-actief moet wor- den verstaan : het totaalbedrag van de activa zoals dat blijkt uit de balans, verminderd met de voorzieningen en schulden.

Voor de uitkering van dividenden en tantièmes mag het eigen vermogen niet omvatten :

1° het nog niet afgeschreven bedrag van de kosten van op- richting en uitbreiding;

2° behoudens in uitzonderingsgevallen, te vermelden en te motiveren in de toelichting bij de jaarrekening, het nog niet-afgeschreven bedrag van de kosten van onderzoek en ontwikkeling.»

5. De vennootschap moet aan de passiefzijde van haar balans een onbeschikbare reserve opnemen ten be- drage van de totale financiële bijstand.

Dit impliceert dat, indien de vennootschap in staat is om deze onbeschikbare reserve aan te leggen, zij in staat zal zijn om dezelfde bedragen uit te keren aan de verkrij- gende vennootschap. Het verschil ligt in het effect op het resterend eigen vermogen van de overgenomen ven- nootschap en, bijgevolg, op het bedrag van de notionele interest.

c. Wettelijke uitzonderingen

De hier hoger beschreven voorwaarden en procedure zijn niet van toepassing :

1. op verrichtingen in de gewone bedrijfsuitoefening die plaatshebben onder de voorwaarden en tegen de zekerheden die normaal voor soortgelijke verrichtin- gen worden geëist, van ondernemingen die worden beheerst door de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

2. op de voorschotten, leningen en zekerheden toege- kend aan leden van het personeel van de vennootschap of van een met haar verbonden vennootschap voor de verkrijging van aandelen van de vennootschappen of van certificaten die betrekking hebben op aandelen van die vennootschappen;

3. op de voorschotten, leningen en zekerheden toege- kend aan vennootschappen waarvan ten minste de helft van de stemrechten in het bezit is van leden van het personeel van de vennootschap, voor de verkrij- ging door die vennootschappen van aandelen van de vennootschap of van certificaten die betrekking heb-

d. Sancties

De niet-inachtneming van artikel 629 W.Venn. brengt de nietigheid van de verrichting, en in principe, de absolute nietigheid met zich mede. Dit betekent dat, op grond van het gemeen recht, de bestuurders ervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld.

e. Aansprakelijkheid

Het toestaan van financiële bijstand gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur. De raad van bestuur dient zich ervan te vergewissen dat de wet- telijke voorwaarden niet alleen formeel, maar ook te gronde worden nageleefd.

De voorafgaande goedkeuring door de algemene verga- dering vormt geen kwijting van aansprakelijkheid.

Om de bestuurders-vertegenwoordigers van de verkoper kwijting te kunnen verlenen van hun eventuele aanspra- kelijkheid met betrekking tot het verlenen van financiële bijstand, werd al gesuggereerd om het verlenen van de financiële bijstand te laten plaatsvinden na de totstand- koming van de aankoop door de bestuurders-vertegen- woordigers van de nieuwe aandeelhouders. Aldus zou de overgenomen vennootschap, na de overdracht van de aandelen, een lening kunnen toestaan aan de koper, om een gedeelte van de bankfinanciering die vóór de ver- richting werd aangegaan onmiddellijk terug te betalen (waardoor die bankfinanciering beperkt wordt tot een overbruggingskrediet). Op zich lijkt niets zich tegen deze oplossing te verzetten, tenminste mits ze aan de door artikel 629 W.Venn. gestelde voorwaarden voldoet.

En wanneer een bestuurder van de moedervennootschap of de moedervennootschap zelf de begunstigde is van de verrichting, moet het verslag van de raad van bestuur bo- vendien een specifieke verantwoording van de genomen beslissing bevatten, rekening houdend met de hoedanig- heid van de begunstigde, alsook met de vermogensrechte- lijke gevolgen van de verrichting voor de vennootschap.

3. Case

Hypothesen :

• Een over te nemen vennootschap is eigenaar van een gebouw en is schuldenvrij. Dit gebouw draagt voor een aanzienlijk aandeel bij tot de door de verkoper ge- vraagde prijs.

• De bank stelt voor om de aandelen in pand te nemen maar verlangt ook een hypotheek op het gebouw dat in de overgenomen vennootschap is ondergebracht.

• De vennootschap beschikt over een aanzienlijk kapi- taal, maar dat bestaat hoofdzakelijk uit in het kapitaal opgenomen reserves.

• Het gebouw is zo goed als volledig afgeschreven (zon-

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

Kan men gebruik maken van financiële bijstand ?

Niets verzet zich hiertegen. Maar het bedrag van de ze- kerheidsstelling die de overgenomen vennootschap kan verlenen op haar gebouw is beperkt tot de beschikbare reserves en de overgedragen winst.

Bij de vorming van de door de wet voorgeschreven on- beschikbare reserve mag immers geen rekening worden gehouden met de in het kapitaal opgenomen reserves (de kapitaalvermindering kan enkel tot stand worden ge- bracht door terugbetaling en kan geen aanleiding geven tot wedersamenstelling van een beschikbare reserve) en de niet afgeschreven herwaarderingsmeerwaarde.

Maar omdat het bedrag bepaald door de eisen in verband met de vorming van de onbeschikbare reserve te gering was en de koper weigerde om de modaliteiten van de overname openbaar te maken en zijn aansprakelijkheid als bestuurder op te nemen, zagen de partijen af van de gebruikmaking van financiële bijstand.

Uiteindelijk heeft de bank aan de overgenomen vennoot- schap krediet met hypotheekstelling verleend teneinde de dividenduitkering en de kapitaalvermindering te fi- nancieren. Deze uitkeringsverrichting had een negatief effect op het eigen vermogen van de overgenomen ven- nootschap. Vervolgens werd, om het eigen vermogen opnieuw te verhogen, een herwaarderingsmeerwaarde geboekt.

Wegens de toepassing van dit systeem van dividenduit- kering en kapitaalvermindering heeft de verkrijgende vennootschap een overbruggingskrediet moeten aan-

gaan om het tijdsverloop te financieren tussen de beta- ling van de overgenomen aandelen en de ontvangst van de dividenden van de overgenomen vennootschap (bij- eenroeping van een algemene vergadering en bezitsduur van een jaar vereist voor de vrijstelling van de roerende voorheffing) en de terugbetaling van het kapitaal door de overgenomen vennootschap (bijeenroeping van een buitengewone algemene vergadering voor de notaris, naleving van de wettelijke termijn van twee maanden vóór de storting van het kapitaal en bezitsduur van een jaar vereist voor de vrijstelling van de roerende voorhef- fing).

4. Conclusie

Sinds 1 januari 2009 zijn de in de artikelen 329 en 629 van het Wetboek van Vennootschappen opgesomde ver- richtingen, strekkende tot «financiële bijstand», niet langer verboden. Deze verrichtingen worden thans door dezelfde artikelen geregeld, met name door ze te onder- werpen aan bepaalde eisen op het vlak van transparan- tie en aansprakelijkheid. Maar voorzichtigheid moet de sluitsteen blijven. Ten slotte, evenwel, zal de verplichting tot het opnemen van een onbeschikbare reserve in be- paalde gevallen de aanwending van deze procedure be- perken.

Christian ALLEMAND Accountant

Pascal CELEN Bedrijfsrevisor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Wat dan wèl de drijvende krachten waren, welke theore- tische winst, om maar een voor de hand liggende factor te noemen, bijvoorbeeld verwacht werd van de recente stap

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

Een eerste, bijna intuïtieve gedachte is dat deze extra kosten opgebracht kunnen en moeten worden door een (extra) heffing over de door de eigenaar/gebruiker genoten voordelen

2.2 Het motief: eenvoud en doelmatigheid 2.2.1 Inleiding In de literatuur wordt regelmatig verwezen naar het duo eenvoud en doelmatigheid als motief voor het gebruik van een

Overigens was de rechter evenmin gecharmeerd van de stelling dat de blote eigendom te gelde gemaakt zou moeten worden indien er geen andere bezittingen aanwezig zouden zijn waaruit