• No results found

Beoordeling luchtkwaliteit Leidsche Rijn Hoge Weide

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beoordeling luchtkwaliteit Leidsche Rijn Hoge Weide"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beoordeling luchtkwaliteit Leidsche Rijn Hoge Weide

Conform: Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)

Kenmerk:

Datum: Vrijdag 19 maart 2010 Datum gewijzigd:

Projectnaam: Luchtbeoordeling Leidsche Rijn Hoge Weide Contactpersoon: Erik Boons (gemeente Utrecht)

Rekenmodel: CARII 8.0

Verkeersmodel VRU 2.0 UTR 1.0

SO Afdeling Milieu & Duurzaamheid

Postbus 8406 3503 RK UTRECHT

Telefoonnummer: 030 - 286 4283

Bezoekadres: Ravellaan 96

(2)

Inleiding

INHOUD

1. Inleiding - 3 -

1.1 Aanleiding - 3 -

1.2 Doel luchtkwaliteitsbeoordeling - 4 -

1.3 Gebiedsontwikkeling en -omschrijving - 4 -

1.4 Leeswijzer - 5 -

2. Wetgeving - 6 -

2.1 Wet luchtkwaliteit - 6 -

2.2 Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 - 8 -

2.3 Wijzing Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 - 9 -

2.4 Besluit gevoelige bestemmingen - 9 -

2.5 Beschouwde stoffen - 10 -

3. Onderzoeksopzet - 11 -

3.1 Uitgevoerde luchtberekeningen - 11 -

3.1.1 Berekeningsjaren - 12 -

3.1.2 Berekeningsmethode - 12 -

3.1.3 Verwerking invloed van snelwegen - 12 -

3.2 Invoergegevens - 13 -

3.2.1 Verkeersintensiteiten - 13 -

3.2.2 Overige invoergegevens - 13 -

4. Resultaten - 14 -

4.1 Inleiding - 14 -

4.2 Situatie in 2010 - 14 -

4.3 Situatie in 2015 - 15 -

4.4 Situatie in 2020 - 15 -

4.5 Bespreking resultaten - 15 -

5. Conclusie - 17 -

BIJLAGEN

Bijlage 1: (A t/m E) Invoergegevens CARII Bijlage 2: (A t/m C) Resultaten CARII Bijlage 3: (A t/m B) Wegvaknamen Utrecht Bijlage 4: Directe bijdrage NO2 en NOx

(3)

Inleiding

1. INLEIDING

1.1 Aanleiding

In opdracht van Projectbureau Leidsche Rijn is door de Afdeling Milieu & Duurzaamheid een beoordeling van de luchtkwaliteit verricht voor het plangebied Hoge Weide, dat onderdeel uitmaakt van Leidsche Rijn. Leidsche Rijn is een grote VINEX

ontwikkelingslocatie in de gemeente Utrecht. De ligging van Hoge Weide is weergegeven in onderstaande figuur (1.1). Voor het grootste deel van Hoge Weide, op een zuidelijk stukje na, geldt het bestemmingsplan Leidsche Rijn - Utrecht 1999. Voor het

noordwestelijke deel van Hoge Weide is een uitwerkingsplan opgesteld ten behoeve van het tijdelijke voorzieningencentrum. Voor deze twee delen moet een nieuw

bestemmingsplan worden gemaakt. Voor het middendeel geldt de bestemming

Gemengde Doeleinden uit het bestemmingsplan Leidsche Rijn – Utrecht 1999 en is geen nieuw bestemmingsplan nodig. Voor het gehele plangebied Hoge Weide is een

stedenbouwkundig plan vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Utrecht(16 februari 2010). Voor het plangebied Hoge Weide wordt één nieuw bestemmingsplan gemaakt. In dit bestemmingsplan wordt geen uitwerkingsplicht opgenomen.

De wijk Hoge Weide maakt deel uit van Leidsche Rijn en ligt nabij de oostelijk gelegen (landtunnel van) Rijksweg A2, ten noorden van de (verlengde) Langerakbaan en ten zuiden van Leidsche Rijn Centrum Zuid. Aan de zuidwest zijde wordt de wijk begrensd door het Park de Hoge Weide en de wijk Parkwijk.

Figuur 1.1 Ligging plangebied Hoge Weide, Leidsche Rijn.

In Leidsche Rijn zijn de afgelopen jaren al een groot aantal woningen, kantoren en voorzieningen gerealiseerd. Daarnaast is nog voorzien in de gefaseerde oplevering van woningen, kantoren en voorzieningen.

Deze rapportage zoomt in op de gevolgen van de ontwikkelingen op het gebied van luchtkwaliteit voor het deelgebied Hoge Weide (zie paragraaf 1.3).

(4)

Inleiding

1.2 Doel luchtkwaliteitsbeoordeling

Het doel van de luchtkwaliteitsbeoordeling is om inzicht te geven hoe de luchtkwaliteit de komende jaren zich ontwikkelt en tevens hoe deze zich verhoudt tot de mate van

blootstelling en de grenswaarden, waarbij toegespitst wordt op de wijk Hoge Weide.

Hierbij is rekening gehouden met de gefaseerde ontwikkeling van Leidsche Rijn en in het bijzonder ook van Hoge Weide.

Het rapport dient ter onderbouwing inzake het aspect luchtkwaliteit bij de relevante ruimtelijke besluiten voor de beoogde ontwikkeling van Hoge Weide, met inbegrip van vaststelling van het bestemmingsplan Hoge Weide.

De ontwikkeling van het plangebied Hoge Weide is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Als IB-nr. 1310 is immers de "Ontwikkeling Leidsche Rijn" als IBM-project vermeld in het NSL. De realisatie van woningen en bijbehorende voorzieningen e.d. in Hoge Weide past binnen het in het NSL genoemde IBM-project. Op grond hiervan kan dus gesteld worden dat luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering vormen bij de relevante ruimtelijke besluiten voor de ontwikkeling van Hoge Weide. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom in dit kader strikt gezien juridisch niet verplicht.

Beschouwing van de luchtkwaliteit bij ruimtelijke planvorming is niettemin van belang in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Hierbij moet mede worden afgewogen of het realiseren van voorgenomen ontwikkeling op een bepaalde locatie aanvaardbaar is gelet op de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging (afweging

gezondheidsbelang). Hierbij kan ondermeer gedacht worden aan de ontwikkeling van maatschappelijke bestemmingen die specifiek bedoeld zijn voor groepen die extra gevoelig zijn voor luchtverontreiniging (zie ook hoofdstuk 2.4).

1.3 Gebiedsontwikkeling en -omschrijving

In het plangebied worden gefaseerd diverse ontwikkelingen gerealiseerd (zie figuur 1.3a en 1.3b). Het betreft met name woningen en appartementen, kantoren, commerciële, maatschappelijke en publieke voorzieningen. Voor het onderzoek is de volledige plansituatie doorgerekend, met andere woorden er is uitgegaan van de gefaseerde, maximale realisatie van alle woningen, kantoren en voorzieningen. In het onderzoek zijn de belangrijkste wijkontsluitingswegen en interne wijkwegen beschouwd (zie paragraaf 3.2 en bijlage 3).

Figuur 1.3a Werknamen plangebied Hoge Weide

(5)

Inleiding

Figuur 1.3b Functieschets plangebied Hoge Weide

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op het wettelijke kader, waarna in hoofdstuk 3 de voor de berekeningen gebruikte onderzoeksopzet en invoergegevens worden beschouwd. In hoofdstuk 4 worden de berekeningsresultaten gepresenteerd en besproken. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 afgesloten met de conclusie. De vier bijlagen geven gedetailleerd inzicht in de invoergegevens en rekenresultaten.

(6)

Wetgeving

2. WETGEVING

Dit hoofdstuk licht de regelgeving rond luchtkwaliteit toe. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), die op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking is getreden (ook wel genoemd de "Wet luchtkwaliteit"). De Wet luchtkwaliteit (Wlk) stelt de verplichting om de invloed van het plan op de luchtkwaliteit te beoordelen. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn

grenswaarden (luchtkwaliteitsnormen) opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Ten opzichte van de normen zijn in Nederland met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof kritisch. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Naast het wettelijk kader van de Wet milieubeheer staat in de Wet op de ruimtelijke ordening dat bestemmingsplannen ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden vastgesteld. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij ruimtelijke planvorming uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied en het voorkomen van situaties die vanuit het oogpunt van gezondheidsrisico's onwenselijk zijn.

2.1 Wet luchtkwaliteit

De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht, is opgenomen in de Wet luchtkwaliteit (Wlk) middels de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb 414, 2007). Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden. Deze wet is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen onder andere de volgende AMvB’s en Ministeriele Regelingen:

ƒ Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007);

ƒ Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);

ƒ Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007) alsmede de Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit (voor het laatst gewijzigd op 10 augustus 2009

ƒ Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007);

ƒ Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) staat een limitatieve

opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct

gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.

Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen, indien aannemelijk is gemaakt dat:

a) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);

b1) de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);

b2) bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);

c) de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen (lid 1 onder c);

(7)

Wetgeving

d) het voorgenomen besluit past binnen of is in elk geval niet in strijd met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Met andere woorden, luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

De luchtkwaliteitseisen zijn niet van toepassing in onderstaande situaties (toepasbaarheidsbeginsel art. 5.19 lid 2 Wm):

a) locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;

b) terreinen waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen, “waarop de arbo-wetgeving van toepassing is”;

c) de rijbaan van wegen en de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.

Inmiddels zijn op 1 augustus 2009 de Implementatiewet alsmede het Derogatiebesluit in werking getreden. Tevens is op deze datum het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit van kracht geworden.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten, dat erop is gericht om in gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald

(overschrijdingsgebieden) de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat daartoe een omvangrijk maatregelenpakket, met zowel landelijke, regionale als lokale maatregelen.

Op deze maatregelen rust een uitvoeringsplicht.

Het NSL heeft een looptijd van 5 jaar (tot augustus 2014). Vanwege de inwerkingtreding van het onderdeel Luchtkwaliteitseisen in hoofdstuk 5 titel 5.2 van de Wet milieubeheer, bekend als de 'Wet luchtkwaliteit', is in 2008 een aantal zaken rondom rapportage- en planplicht veranderd:

Saneringstool, Rapportagetool en Monitoringstool.

De Saneringstool vormt de rekenkundige onderbouwing van het NSL. De Saneringstool bevat daartoe prognoses van verkeersgegevens, omgevingskenmerken, projecten en maatregelen. De Saneringstool berekent de te verwachten luchtkwaliteit.

De jaarlijkse rapportage is een terugblik, bedoeld om een zo nauwkeurig mogelijk beeld te geven van luchtkwaliteit in het afgelopen jaar. Rapportage vindt plaats met behulp van de ‘Rapportagetool’, een rapportageversie van de Saneringstool. De Rapportagetool wordt gebruikt voor de (verplichte) nationale rapportage van de luchtkwaliteit in

Nederland aan de Europese Commissie. De resultaten worden eveneens ter beschikking gesteld aan gemeenten en provincies. In 2010 vindt de eerste monitoring van het NSL plaats. De rapportage over de luchtkwaliteit in 2009 vormt een onderdeel daarvan. De monitoring vindt plaats met behulp van de 'Monitoringstool'. De Rapportagetool en de Saneringstool worden dan geïntegreerd in één tool, de 'Monitoringstool', waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage

opgesteld. Als hieruit blijkt dat een maatregel minder effect heeft of een project juist meer vervuiling oplevert, vereist het NSL dat er extra maatregelen worden genomen.

Grenswaarden

In de Wet luchtkwaliteit en Bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijn stof), lood, koolmonoxide en benzeen. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel (derogatie) gekregen van de termijnen waarbinnen aan de grenswaarden moet worden voldaan. Het NSL heeft ter onderbouwing gediend van de derogatie. Vanaf 11 juni 2011 moet aan de norm voor fijn stof (PM10) worden voldaan en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2). De grenswaarden voor

stikstofdioxide ((jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) zijn met ingang van 1 augustus 2009 veranderd. Deze (tijdelijk verhoogde) grenswaarden zijn weergegeven in onderstaande tabel.

(8)

Wetgeving

Tabel 2.1: Normen uit de Wet milieubeheer t.a.v. de luchtcomponenten stikstofdioxide (NO2)en fijn stof (PM10)

Stof Toetsing van Grenswaarde Geldig vanaf Stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 μg/m³

40 μg/m³

1-08-2009

1-1-2015 uurgemiddelde concentratie max. 18 keer per kalenderjaar

meer dan 300 μg/m³

max. 18 keer per kalenderjaar meer dan 200 μg/m³

1-08-09

1-1-2015 Fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 μg/m³

40 μg/m³

1-08-09

11-06-2011 24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer per kalenderjaar

meer dan 75 μg/m³

max. 35 keer per kalenderjaar meer dan 50 μg/m³

1-08-09

11-6-2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

2.2 Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 zijn regels vastgelegd voor de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. In de regeling zijn het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit, de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 en de regeling Ozon geïntegreerd. De regeling bevat bepalingen over de plaats waar bij wegen of inrichtingen gerekend dient te worden. Eén van de belangrijkste punten in de regeling zijn de

vastgelegde meetafstanden voor NO2 en PM10. Bij het berekenen van de luchtkwaliteit langs wegen worden de concentraties stikstofdioxide en fijn stof bepaald op maximaal 10 meter van de wegrand. Als de rooilijn van bebouwing dichter bij de weg staat dan deze afstand dient de afstand vanaf de wegrand tot de rooilijn aangehouden te worden (zie figuur 2.2).

Figuur 2.2. Te hanteren afstanden voor NO2 en PM10.

Tevens is in de regeling vastgelegd met welke rekenmethode gerekend dient te worden.

Voor dit luchtkwaliteitonderzoek is gebruik gemaakt van standaardrekenmethode 1. Bij toepassing van deze methode voldoet de beschouwde situatie aan de volgende voorwaarden:

Afstand tussen wegrand en rekenpunt voor PM10 en NO2

= maximaal 10 meter (of korter indien afstand tussen gevel en wegrand < 10 meter)

Afstand tussen wegas en wegrand

wegas wegrand

wegrand

rekenpunt

(9)

Wetgeving

ƒ de weg ligt in een stedelijke omgeving;

ƒ de maximale rekenafstand is de afstand tot de bebouwing, met een maximum van 30 meter ten opzichte van de weg-as;

ƒ er is niet of nauwelijks sprake van een hoogteverschil tussen de wegen en de omgeving;

ƒ langs de weg bevinden zich geen afschermende constructies.

Concentraties van zwevende deeltjes (PM10) die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens kunnen in het onderzoek buiten beschouwing worden gelaten. Per gemeente is een aftrek voor het jaargemiddelde concentratie fijn stof gegeven. Voor de gemeente Utrecht bedraagt deze correctie

5 µg/m3. Voor het aantal overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde grenswaarde fijn stof is bepaald dat deze in heel Nederland met 6 dagen verminderd mag worden.

2.3 Wijzing Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

Op 19 december 2008 is de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 gewijzigd. Met deze wijziging werd een aantal nieuwe elementen geïntroduceerd. Het gaat dan om het

toepasbaarheidbeginsel (zie paragraaf 2.1; inmiddels in de Wm opgenomen) en het blootstellingcriterium (relatie tussen de duur van de blootstelling en de te toetsen norm).

Het blootstellingcriterium is vastgelegd in artikel 22, lid 1 onder a: “waaraan de bevolking kan worden blootgesteld gedurende een periode die in vergelijking met de middelingstijd van de betreffende luchtkwaliteiteis significant is”. Met andere woorden: jaargemiddelde grenswaarde toetsen bij langdurige blootstelling, uurgemiddelde grenswaarde toetsen bij kortstondige blootstelling.

Op 10 augustus 2009 is de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2009 opnieuw gewijzigd.

Belangrijkste wijziging is de wijze van berekening van de luchtkwaliteit bij gescheiden rijbanen. Dit onderzoek is uitgevoerd met inachtneming van de bovengenoemde wijzigingen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

2.4 Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Dit Besluit is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer.

Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof en stikstofdioxide, met name kinderen, ouderen en zieken. Het Besluit beoogt de realisering van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke provinciale en rijkswegen tegen te gaan, als op de locatie in kwestie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit voor fijn stof of stikstofdioxide.

Voor een rijksweg speelt een onderzoekszone van 300 meter en voor provinciale wegen 50 meter, vanaf de rand van de weg. Binnen deze zone moet worden onderzocht of sprake is van een (dreigende) overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit.

Kort samengevat geldt dat, indien sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden in een onderzoekszone, een gevoelige bestemming ofwel niet gerealiseerd mag worden (bij nieuwbouw) ofwel niet mag worden uitgebreid (bij bestaande bouw).

Het Besluit richt zich dus formeel op gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke provinciale en rijkswegen. Gelet op de bescherming van kwetsbare groepen geeft de

"GGD-richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid (RIVM rapport 609330008/2008)" aan om gevoelige bestemmingen (inclusief buitenverblijfruimten) bij voorkeur op een voldoende afstand van drukke wegen te situeren. In deze richtlijn worden richtafstanden en -intensiteiten aangehouden waarvan gemotiveerd kan worden

(10)

Wetgeving

afgeweken. Minstens 300 meter van de snelweg is het meest wenselijk en minder dan 100 meter van de snelweg wordt sterk afgeraden. Tevens adviseert de GGD-richtlijn om geen gevoelige bestemmingen te vestigen binnen een afstand van 50 meter van de rand van (binnenstedelijke) wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 10.000

motorvoertuigen per dag.

Een dergelijke verkeersintensiteit is geprognosticeerd voor de Stadsbaan (ten oosten van het plangebied) en de verbindingsweg tussen Langerakbaan en Stadsbaan (Verlengde Langerakbaan ten zuiden van het plangebied). Binnen een afstand van 50 meter van de rand van de Stadsbaan en van de Verlengde Langerakbaan, op diverse locaties in de

"Levendige Rand" zijn gevoelige bestemmingen geprojecteerd (al dan niet via wijzigingsbevoegdheden). Het betreft met name scholen en kinderopvang.

2.5 Beschouwde stoffen

De nadruk in deze rapportage ligt op NO2 en PM10. Overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide vinden in Utrecht niet plaats.

Door TNO zijn met het model CAR II (test)berekeningen uitgevoerd voor een situatie waarin de verkeersintensiteiten en het aandeel vrachtverkeer sterk zijn overschat (TNO, 2007). Uit deze berekeningen op basis van het Beleid Global Economy scenario (BGE, maart 2007) volgt dat de concentraties koolmonoxide, benzeen en zwaveldioxide zich (ruim) onder de grenswaarden bevinden. Onder deze omstandigheden worden door het programma CAR II 7.0 voor de jaren 2004, 2010 en 2015, geen overschrijdingen voor koolmonoxide, benzeen en zwaveldioxide gerapporteerd. Omdat de

achtergrondconcentraties voor de genoemde stoffen in Nederland niet sterk variëren is bovenstaande algemeen geldig.

Er zijn in dit onderzoek, behalve voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), niettemin wel berekeningen uitgevoerd voor benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP).

CAR II biedt geen mogelijkheden voor berekeningen van de concentratie lood. In het Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2002 van het RIVM is aangegeven dat de concentraties lood langs wegen al jaren geen probleem meer zijn door de invoering van loodarme en loodvrije benzine.

(11)

Onderzoeksopzet

3. ONDERZOEKSOPZET

In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet voor de luchtkwaliteitsbeoordeling uitgewerkt.

Aan de orde komen de beschouwde (snel)wegen, de (zicht)jaren waarvoor een luchtkwaliteitberekening is uitgevoerd en de berekeningsmethodiek.

3.1 Uitgevoerde luchtberekeningen

De rekenresultaten geven inzicht in de luchtkwaliteit, waardoor dit aspect meegenomen kan worden bij de afweging van het gezondheidsbelang bij de ruimtelijke planvorming in Hoge Weide (in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’). Ook maakt het

inzichtelijk in hoeverre de luchtkwaliteit in de woonwijk voldoet aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit een modelvariant van het verkeersmodel VRU 2.0 UTR 1.0. Bij de berekening is rekening gehouden met de gefaseerde planning van de volledige realisatie van Leidsche Rijn (maximaal programma).

Luchtberekeningen zijn uitgevoerd voor de belangrijkste wijkontsluitingswegen en een aantal interne wijkwegen in Hoge Weide (zie figuur 3.2 en bijlagen 1 & 3).

Figuur 3.2: Beschouwde wegvakken Hoge Weide (linker afbeelding: wegvakken

"Hollandsestraat"; rechter afbeelding: Stadsbaan en de (Verlengde) Langerakbaan).

In het berekeningsjaar 2010 is de Stadsbaan buiten beschouwing gelaten, aangezien deze dan nog niet gerealiseerd is. Voorjaar 2010 is de Verlengde Langerakbaan aan de zuidzijde van Hoge Weide wel gereed voor veilig verkeer voor bewoners, zowel te voet, te fiets, met de auto als met de bus. Aangezien de ingebruikname van de landtunnel van rijksweg A2 pas eind 2010 is voorzien, is alleen bij de berekeningen voor de zichtjaren 2015 en 2020 uitgegaan van de aanwezigheid van de landtunnel. De voor dit onderzoek gebruikte verkeersgegevens worden in paragraaf 3.3 verder besproken.

(12)

Onderzoeksopzet

3.1.1 Berekeningsjaren

De berekeningen zijn verricht voor een representatieve plansituatie in 2010, 2015 en 2020. Het jaar 2010 geldt als uitgangssituatie (vermoedelijke jaar van vaststelling bestemmingsplan), met de aantekening dat bij de beschouwing van de concentraties fijn stof in relatie tot de grenswaarden, de (definitieve) grenswaarden die gelden per 11-06- 2011 zijn gehanteerd. Het jaar 2015 is doorgerekend vanwege de inwerkingtreding van de definitieve grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide. Het jaar 2020 is doorgerekend als doorkijk naar de toekomst. Bij de berekening is rekening gehouden met de gefaseerde planning van de volledige realisatie van Leidsche Rijn (maximaal programma).

3.1.2 Berekeningsmethode

De berekeningen t.b.v. de bepaling van de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met CARII, versie 8.0 (SRM1). Met dit model worden de concentraties schadelijke stoffen berekend

uitgaande van drie componenten: de achtergrondconcentratie, de lokale bijdragen en de bijdrage van het onderhavige plan.

3.1.3 Verwerking invloed van snelwegen

De achtergrondconcentraties die door het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) worden geleverd, zijn gebaseerd op een grofmazige invoer van bronnen (1 bij 1 kilometer en bevatten niet de specifieke bijdrage van snelwegen. Omdat Utrecht ingesloten ligt door een drietal snelwegen (A2, A12 en A27) en ook aan de noordkant door een zeer drukke weg (Noordelijke Ring Utrecht) is er regelmatig sprake van onderschatting van de concentraties in de directe omgeving van deze snelwegen.

TNO heeft daarom in opdracht van de gemeente Utrecht de invloed van de snelwegen en de noordelijk ring bepaald met behulp van Pluim Snelweg. De resultaten zijn verwerkt in nieuwe achtergrondconcentraties inclusief bijdrage van de snelweg, alsmede in directe NO2- emissies en NOx-emissies. (100 bij 100 meter). Hierdoor is een gedetailleerdere (afstandsafhankelijke) directe NO2- en NOx-emissie-berekening verkregen, waarin de bijdrage van het snelwegverkeer is meegenomen. TNO heeft deze berekeningen uitgevoerd voor de jaren 2010, 2015 en 2020. Op basis van deze herberekende

achtergrondconcentraties zijn de berekeningen inzake de luchtkwaliteit voor Hoge Weide uitgevoerd.

Deze werkwijze is door de Afdeling bestuursrechtspraak (zie uitspraak van 4 juni 2008, nr. 200703489/1) niet als onjuist beoordeeld.

In bijlage 4 zijn gedetailleerdere (afstandsafhankelijke), directe bijdragen voor NO2 van de snelwegen ter plaatse van de beschouwde hoofdwegen voor de onderzoeksjaren 2010, 2015 en 2020 opgenomen.

Zowel uit het "Windtunnelonderzoek luchtkwaliteit zuidelijke tunnelmond Stadswegtunnel Leidsche Rijn (rapportnummer FL 18795-1 d.d. 6 oktober 2008) " van bureau Peutz bv.

als uit het "Windtunnelonderzoek naar de NO2- en fijn stof concentraties bij de

tunnelmonden van de A2 Leidsche Rijn tunnel bij Utrecht (rapportnummer TNO-034-UT- 2009-00562_RPT-ML van maart 2009) van TNO, blijkt dat wordt voldaan aan de

grenswaarden voor PM10 en NO2 uit de Wet milieubeheer langs Stadsbaan c.q. langs de Rijksweg A2. Alleen bovenop de zuidelijke tunnelmond van de A2 zelf, achter het

bedieningsgebouw, wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van NO2

in 2015 nog tot op maximaal 55 meter afstand van de tunnelmond overschreden.

Dit is op ruime afstand van het plangebied. Overigens wordt in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit een oplossing voor deze

grenswaardenoverschrijding gezocht door de wegbeheerder (RWS). Voor de locatie direct achter het bedieningsgebouw geldt overigens het toepasbaarheidsbeginsel.

(13)

Onderzoeksopzet

3.2 Invoergegevens

Deze paragraaf geeft de belangrijkste invoergegevens weer. De complete invoergegevens zijn opgenomen in bijlage 1.

3.2.1 Verkeersintensiteiten

Voor de berekening van de luchtkwaliteit is de invoer van verkeersgegevens een belangrijk onderdeel. De gebruikte verkeersintensiteiten zijn afkomstig van het

verkeersmodel VRU 2.0 UTR 1.0 van de gemeente Utrecht. Het verkeersmodel VRU 2.0 is opgesteld in opdracht van het Bestuur Regio Utrecht. Binnen dit model is een variant gemaakt voor de Utrechtse situatie waarin de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad Utrecht (met inbegrip van Leidsche Rijn) meer gedetailleerd en geactualiseerd zijn opgenomen. Het model houdt rekening met de gefaseerde planning van de volledige realisatie van Leidsche Rijn (maximaal programma).Hierbij zijn de ruimtelijke

programma's (sociaal economische ontwikkelingen (inwoners, arbeidsplaatsen)) voor 2010, 2015 en 2020 meegenomen. Het verkeersmodel heeft vervolgens uit de

inwonersaantallen en arbeidsplaatsen (aan de hand van reismotief, zoals woon-werk, studie, zakelijk, recreatief) het aantal autoritten berekend.

De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen zijn daarbij:

ƒ ontwikkeling Leidsche Rijn (met inbegrip van Parkwijk);

ƒ ontwikkeling Stationsgebied;

ƒ overige stedelijke ontwikkelingen zoals As Kanaleneiland, Merwedekanaalzone.

3.2.2 Overige invoergegevens

De overige invoergegevens betreffen de input van het rekenmodel CAR. Het gaat om zaken als wegvaklengte, percentages vrachtverkeer, bebouwing, wegtype, snelheidstype, stagnatiefactor, bomenfactor, parkeerbewegingen e.d. Bijlage 1 geeft een toelichting op en inzicht in de gebruikte parameters.

(14)

Resultaten

4. RESULTATEN

4.1 Inleiding

Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling "Leidsche Rijn" als zodanig als In Betekende Mate (IBM) project is opgenomen en beschreven in het Nationaal

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, namelijk als IB-nr. 1310. De omvang van het totale IBM project betreft onder andere 23.100 nog te realiseren woningen en 581.000 m2 nog te realiseren bvo kantoor en voorzieningen. De realisatie van (ca. 1500) woningen en kantoren en voorzieningen (ca. 37.500 m2 bvo) in Hoge Weide past binnen het in het NSL genoemde IBM-project. Op grond van artikel 5.16 Wm (lid 1 onder d) kan dus gesteld worden dat luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering spelen bij de relevante ruimtelijke besluiten voor de ontwikkeling van Hoge Weide.

Beschouwing van de luchtkwaliteit bij ruimtelijke planvorming is niettemin van belang in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Middels berekeningen is daarom de luchtkwaliteit in Hoge Weide en nabij de belangrijkste ontsluitingen van de wijk in kaart gebracht.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Er zijn in dit onderzoek berekeningen uitgevoerd voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP). Voor het onderzoeksgebied geldt dat in geen van de onderzochte jaren een overschrijding van de normen voor de stoffen benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP) is geconstateerd. Evenmin is er sprake van overschrijdingen van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2.

Bijlage 2 vermeldt de berekeningsresultaten voor alle onderzochte wegvakken voor stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde concentratie) en fijn stof (PM10, jaar- en

daggemiddelde concentratie). De resultaten voor fijn stof zijn inclusief zeezoutaftrek (5 μg/m³). De onderstaande paragrafen vatten de berekeningsresultaten samen.

4.2 Situatie in 2010

In tabel 4.2 zijn de resultaten weergegeven voor het jaar 2010 (maximale waarden per weg). De resultaten voor fijn stof zijn inclusief zeezoutaftrek (5 μg/m³).

Tabel 4.2: Resultaten 2010

NO2 PM10 PM10-dag maximale

waarde

maximale waarde

maximale waarde

grenswaarde μg/m³ 60 40* 35*

Langerakbaan 32,4 21,4 13

Stadsbaan-Langerakbaan (verbindingsweg) 47,9 24,8 23

Wegvakken Hollandsestraat 56,5 26,6 31

2010

* Bij de toetsing van zowel de jaargemiddelde als de 24-uursgemiddelde grenswaarden voor fijn stof (PM10) is uitgegaan van de grenswaarden die gelden per 11-06-2011.

(15)

Resultaten

4.3 Situatie in 2015

In tabel 4.3 zijn de resultaten weergegeven voor het jaar 2015 (maximale waarden per weg). De resultaten voor fijn stof zijn inclusief zeezoutaftrek (5 μg/m³).

Tabel 4.3: Resultaten 2015

NO2 PM10 PM10-dag maximale

waarde

maximale waarde

maximale waarde

grenswaarde μg/m³ 40 40 35

Stadsbaan 37,3 24,5 22

Langerakbaan 27,2 19,8 9

Stadsbaan-Langerakbaan (verbindingsweg) 35,0 22,5 16

Wegvakken Hollandsestraat 25,8 24,0 21

2015

4.4 Situatie in 2020

In tabel 4.4 zijn de resultaten weergegeven voor het jaar 2020 (maximale waarden per weg). De resultaten voor fijn stof zijn inclusief zeezoutaftrek (5 μg/m³).

Tabel 4.4: Resultaten 2020

NO2 PM10 PM10-dag maximale

waarde

maximale waarde

maximale waarde

grenswaarde μg/m³ 40 40 35

Stadsbaan 30,9 22,7 16

Langerakbaan 21,9 18,2 6

Stadsbaan-Langerakbaan (verbindingsweg) 27,5 20,5 11

Wegvakken Hollandsestraat 20,6 21,9 15

2020

4.5 Bespreking resultaten

In de onderzochte jaren 2010, 2015 en 2020 zijn er voor stikstofdioxide en fijn stof geen overschrijdingen van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Bij de toetsing aan zowel de jaargemiddelde als de 24-uursgemiddelde grenswaarden voor fijn stof (PM10) in het jaar 2010 is uitgegaan van de (strengere) grenswaarden die pas gelden per 11-06-2011.

Aangezien in het jaar 2010 al wordt voldaan aan de (strengere) grenswaarden is het dan aannemelijk dat hieraan ook in het jaar 2011 wordt voldaan.

De hoogst berekende waarden worden aangetroffen langs een wegvak van de Hollandsestraat (berekeningsjaar 2010). Dit is toe te schrijven aan het

concentratieverhogende effect door de zeer nabije ligging van Rijksweg A2 (zie toelichting paragraaf 3.1). Aangezien de ingebruikname van de landtunnel van Rijksweg A2 pas eind 2010 is voorzien, is voor dit jaar nog niet uitgegaan van de

aanwezigheid van de landtunnel. De afname van de (maximaal berekende) concentraties in 2015/2020 ten opzichte van 2010 is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de afscherming door de landtunnel. De hoogst berekende waarden in de berekeningsjaren 2015 en 2020 worden aangetroffen langs de Stadsbaan en de Verlengde Langerakbaan.

Dit is met name het gevolg van de (relatief) hoge verkeersintensiteiten op deze weg.

Niettemin blijven de berekende grenswaarden ook langs deze wegen onder de grenswaarden.

(16)

Resultaten

De afnemende trend in concentraties is met name toe te schrijven aan de verschoning van het wagenpark. Deze trend wordt het beste geïllustreerd aan de hand van de

concentraties in 2015 en 2020 (omdat in de vergelijking het effect van de landtunnel niet meer meespeelt): een afname in concentraties voor stikstofdioxide van circa 19% en een afname van circa 9% voor fijn stof.

Afweging gezondheidsbelang

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) richt zich formeel op gevoelige bestemmingen in de nabijheid van drukke provinciale en rijkswegen. Het onderzoek wijst uit dat aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan op alle locaties in het plangebied waar gevoelige bestemmingen mogelijk zijn (binnen de in het Besluit gevoelige

bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) genoemde onderzoekszone van Rijksweg A2).

Gelet op de bescherming van kwetsbare groepen geeft de "GGD-richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid (RIVM rapport 609330008/2008)" aan om gevoelige bestemmingen (inclusief buitenverblijfruimten) bij voorkeur op een voldoende afstand van drukke wegen te situeren. Daarbij adviseert de GGD-richtlijn om geen gevoelige bestemmingen te vestigen binnen een afstand van 50 meter van de rand van (binnenstedelijke) wegen met een verkeersintensiteit van meer dan 10.000

motorvoertuigen per dag. Een dergelijke verkeersintensiteit is geprognosticeerd voor de Stadsbaan (ten oosten van het plangebied) en de verbindingsweg tussen Langerakbaan en Stadsbaan (Verlengde Langerakbaan ten zuiden van het plangebied). Binnen een afstand van 50 meter van de rand van de Stadsbaan en van de Verlengde Langerakbaan, op diverse locaties in de "Levendige Rand" zijn gevoelige bestemmingen geprojecteerd (al dan niet via wijzigingsbevoegdheden). Het betreft met name scholen en kinderopvang.

De ontwikkeling van gevoelige bestemmingen in de levendige rand is daarmee niet in overeenstemming met de richtafstanden voor drukke gemeentelijke wegen, zoals

genoemd in de GGD-richtlijn. Wel kan volgens deze richtlijn van deze richtafstanden en - intensiteiten gemotiveerd worden afgeweken; De concentraties fijn stof en stikstofdioxide bevinden zich hier onder de grenswaarden (ca. 42 – 49 % voor fijn stof en ca. 13-34 voor stikstofdioxide in de periode 2015-2020).

(17)

Conclusie

5. CONCLUSIE

Geconstateerd kan worden dat de ontwikkeling "Leidsche Rijn" als In Betekende Mate (IBM) project is opgenomen en beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, namelijk als IB-nr. 1310. De realisatie van woningen, kantoren en

voorzieningen e.d. in Hoge Weide past binnen het in het NSL genoemde IBM-project. Op grond van artikel 5.16 Wm (lid 1 onder d) kan dus gesteld worden dat luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering spelen bij de relevante ruimtelijke besluiten voor de ontwikkeling van Hoge Weide. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom in dit kader strikt gezien juridisch niet verplicht.

Beschouwing van de luchtkwaliteit bij ruimtelijke planvorming is niettemin van belang in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’. De luchtkwaliteitsbeoordeling geeft inzicht hoe de luchtkwaliteit de komende jaren zich ontwikkelt en hoe deze zich verhoudt tot de mate van blootstelling en de grenswaarden. Middels berekeningen is daarom de

luchtkwaliteit in Hoge Weide en nabij de belangrijkste ontsluitingen van de wijk in kaart gebracht.

Bij de beschouwing en beoordeling van de luchtkwaliteit is gekozen voor de (zicht)jaren 2010, 2015 en 2020. Daarbij is uitgegaan van de volledige realisatie van Hoge Weide zoals gepland. In het gebruikte verkeersmodel is deze gefaseerde planning van de realisatie van Leidsche Rijn opgenomen.

Uit de berekeningen volgt dat op geen enkel wegvak een overschrijding van de

grenswaarden van fijn stof en stikstofdioxide optreedt. In de beschouwde periode 2010 - 2020 verbetert de luchtkwaliteit, als gevolg van de verschoning van het wagenpark en de realisatie van de landtunnel voor de Rijksweg A2. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er dan ook géén belemmeringen voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.

Het onderzoek wijst uit dat aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan op alle locaties in het plangebied waar gevoelige bestemmingen mogelijk zijn (binnen de in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) genoemde onderzoekszone van Rijksweg A2). De concentraties fijn stof en stikstofdioxide bevinden zich hier onder de grenswaarden (ca. 42 – 49 % voor fijn stof en ca. 13-34 voor stikstofdioxide in de periode 2015-2020).

Wel zijn hoge verkeersintensiteiten (meer dan 10.000 motorvoertuigen per dag)

geprognosticeerd voor de Stadsbaan en de Verlengde Langerakbaan. Binnen een afstand van 50 meter van de rand van deze wegen zijn op diverse plaatsen in de "Levendige Rand" gevoelige bestemmingen geprojecteerd (al dan niet via wijzigingsbevoegdheden).

Het betreft met name scholen en kinderopvang. Ter bescherming van de gezondheid van (voor luchtverontreiniging) kwetsbare groepen zijn aanvullende maatregelen en/of

inspanningen nodig (bijvoorbeeld afscherming, situering gebouwen en

(buiten)verblijfruimtes, ventilatie aan niet-belaste zijde e.d.) om te waarborgen dat de blootstelling van gevoelige bestemmingen aan verkeersgerelateerde luchtverontreiniging afdoende wordt beperkt.

Eindconclusie

De realisatie van woningen en bijbehorende voorzieningen e.d. in de woonwijk Hoge Weide past binnen de totale omvang van het IBM project “Ontwikkeling Leidsche Rijn (IB- nr 1310) en derhalve binnen het NSL. De effecten hiervan op de luchtkwaliteit zijn reeds meegenomen in de gebiedsgerichte programma’s van het NSL. In dit kader wordt dan ook primair voldaan aan artikel 5.16, lid 1 sub d Wm.

Tevens kan op basis van de uitgevoerde berekeningen worden geconcludeerd dat

realisatie van de wijk Hoge Weide niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden. In dit kader wordt dan ook secondair voldaan aan artikel 5.16, lid 1 onder a Wm.

(18)

Conclusie

Uit oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. Wel dient ter bescherming van kwetsbare groepen extra aandacht te worden besteed aan de gevoelige bestemmingen in de "Levendige rand".

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

deren zijn beter geschikt voor het afvangen van fijn stof (figuur 2) dan bomen met grote brede bladeren, doordat ze meer turbulentie veroorzaken. Bomen met grote

Deze voorschriften zien op het tot stand komen van een besluit dat op transparante wijze weergeeft wat de effecten zijn van een nieuwe ontwikkeling, welke maatregelen worden

Voor fijn stof geldt dat de jaargemiddelde concentraties en het aantal dagen per jaar waarop de daggemiddelde concentratie fijn stof de grenswaarde overschrijdt in 2012, 2015 en

Ten slotte maken ze zich zorgen om het scheefwonen: ouderen kunnen niet doorverhuizen naar een kleinere woning en houden grotere woningen daarmee bezet, waardoor het voor jongeren

[r]

Gegeven de fijnstofproblematiek bij veehouderijen in Asten en Nederweert en de hiervoor benodigde gebiedsgerichte aanpak heeft de gemeenteraad op 20 december 2011 een motie

(sw-vab) specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bebouwing

Middels de NIBM-tool wordt aangetoond dat het onderhavige plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit: de maximale bijdrage aan PM 10 en NO 2