• No results found

Stap 1: arm wapenen achter en boven het hoofd. (foto links)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Stap 1: arm wapenen achter en boven het hoofd. (foto links)"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Tactieken

Bij deze sport komt er veel tactisch inzicht kijken. De kennismaking met de sport verloopt altijd stroef. De nieuwe spelers weten nog niet goed wat juist de bedoeling is en op welke manieren dit allemaal kan behaald worden. Daarom is tactiek bij deze sport zeer belangrijk.

Dit wordt hieronder besproken zowel de tactiek van de aanval als van de verdediging.

1.1 Aanval

Bij de aanval zijn er verschillende mogelijkheden om tot een doelpoging te komen. Hieronder worden de verschillende opstellingen en worpen die gebruikt kunnen worden besproken.

Uiteraard zijn er meer worpen dan de drie onderstaande worpen. De spelers zijn hier vrij in en kan kiezen hoe men de bal gooit op het frame. Maar deze drie worpen zijn de efficiëntste en gemakkelijkste worpen om tot succes te komen.

1.1.1 Slagworp

De slagworp staat bekend voor de worp bij handbal en wordt bijna altijd gebruikt voor het rondspelen naar elkaar. Dit omdat er dan voldoende snelheid in het spel zit en makkelijk te hanteren is.

TECHNISCHE OMSCHRIJVING:

 Gekruiste coördinatie: bij rechtshandige staat het linkerbeen voor en andersom.

 In de voorbereidingsfase van de beweging wordt de bal met beide handen voor het lichaam tot ca. schouderhoogte van de werparm gebracht.

 De werphand brengt de bal met een licht gebogen arm naar achter om de bal te

“wapenen”.

 De werphand blijft volledig achter de bal en in deze fase wordt ook het lichaamsgewicht op het rechterbeen gebracht (rechtshandige)

 Hiermee gelijktijdig wordt de linkervoet als rem gebruikt en werkt blokkerend.

 In de hoofdfase wordt de schouder krachtig naar voor gebracht zodat er een werpbeweging van de arm volgt.

 In de eindfase wordt het lichaamsgewicht op het linkerbeen over gebracht

Stap 1: arm wapenen achter en boven het hoofd. (foto links)

Stap 2: werparm bruusk naar voor gebracht, waardoor gewicht op linker been komt. (foto rechts)

(2)

Oefenvormen:

Figuur 1: per twee achter elkaar tegenover een ander duo. Speler A met bal speelt de bal over met een slagworp (uit stand of met drie steunen) en sluit aan bij de andere groep. De andere doen net hetzelfde.

Figuur 2: één bal per drie spelers. Waarbij de

middenspeler telkens de bal vangt en doorspeelt naar de andere kant. De buitenspelers vangen en gooien terug naar de middenspeler.

Figuur 3: Net hetzelfde als figuur 2 maar hier speelt men in een driehoek rond de halve cirkel (gevoel van

tchoukball te spelen). Hier kan er ook in een driehoek rond gespeeld worden zonder telkens de middenspeler opnieuw te gebruiken.

figuur 4:

Per 4 waarbij de bal vertrekt waar er twee leerlingen staan. De leerlingen gooien de bal naar de volgende waarna er ook de bal gevolgd wordt.

Figuur 5:

Dezelfde oefening als figuur 4, maar hier wordt op het (fluit)signaal van kant gewisseld.

Er is ook altijd de mogelijkheid om de intensiteit te verhogen dmv een na-actie in te voeren (zie hieronder).

Na-actie:

Als de oefening te statisch is waardoor de leerlingen niet veel moeten bewegen en niet actief meer bezig zijn en enkel en alleen al staande het gooien en het vangen inoefenen kunnen er na-acties ingevoerd worden. Let wel op dat dit niet ten koste gaat van de techniek. Want het vangen en gooien van de slagworp is cruciaal en een basistechniek om over te kunnen gaan naar het spel zelf.

(3)

Enkele voorbeelden van een na-actie:

- Na het spelen van de bal moet de leerlinge de lijn achter hen tikken.

- Na het spelen van de bal moet de leerling de achterstaande kegel lopen.

- Na het spelen van de bal moet de leerling de tennisbal van de ene kegel naar de andere leggen.

- Na het spelen van de bal moet de leerling door de hoepel kruipen.

Figuur 6:

De leerlingen spelen de bal rond in een vierkant vertrekkend bij de twee leerlingen.

Figuur 7:

De leerlingen spelen de bal rond en gebruiken telkens de middenspeler. De middenspeler krijgt telkens de bal gespeeld en speelt hem ook direct terug.

(4)

1.1.2 De sprongworp

Deze worp wordt het meest gebruikt om aan te vallen

en een doelpoging te ondernemen. De sprongworp is gevaarlijk omdat de bal van hoog in het frame wordt geworpen en de terugkaatsende bal laag in het speelveld zal belanden. Dit is voor de verdedigers zeer moeilijk om te vangen. De verdedigers moeten hierbij zich hurken of op hun knieën gaan zitten. De balbanen bij de verschillende worpen worden hieronder ook uitgelegd.

TECHNISCHE OMSCHRIJVING

 Voor de speler de bal ontvangt is hij al in beweging.

 Na het vangen van de bal volgen nog drie passen. Voor een rechtshandige:

links/rechts/links. Voor een linkshandige: rechts/links/rechts. Als de bal in de zweeffase van de speler wordt gevangen dan is de landing een nulcontact en heeft de speler nog drie passen met de bal in de handen over. Vangt hij de bal wanneer hij in contact staat met de grond dan heeft hij nog maar twee steunen over.

 Er gebeurt een krachtige afstoot die mede mogelijke gemaakt wordt door het optrekken van het zwaaibeen.

 Tijdens de afstoot wordt de bal volledig gewapend- de bal wordt boven en achter het hoofd gebracht waardoor een boogspanning in de romp ontstaat.

 Het werpen gebeurt op het hoogste punt van de zweeffase door het naar voor brengen van de werpschouder en het krachtig naar voor trekken van de werparm- gelijktijdig wordt het zwaaibeen krachtig achterwaarts gestrekt.

 De landing is altijd op het afstootbeen.

Verschillende fases sprongworp

Bij de sprongworp zijn er verschillende fases die er moeten doorlopen worden om tot een goede uitvoering te komen. Hieronder worden de fases besproken en worden ondersteund door foto’s.

Fase 1:

De speler ontvangt de bal met twee handen in de lucht en zet zijn linkervoet neer als steun (rechtshandig).

(5)

Fase 2:

De speler zet zijn tweede steun. Voor een rechtshandige is dit de

rechtervoet. Voor een linkshandige is dit de linkervoet.

De bal wordt nu ook vastgehouden met één hand.

Fase 3:

De speler zet zijn laatste steun, voor een rechtshandige is dit de linkervoet.

Deze steun is net voor de halve cirkel en wordt krachtig ingezet om een afstoot te bekomen.

(6)

Fase 4:

De speler heeft zich net krachtig afgestoten en brengt hier de bal naar achter en boven het hoofd (wapenen van de arm). De speler springt naar het frame toe en gooit de bal wanneer de speler op het hoogste punt hangt.

Fase 5:

De speler heeft net geworpen met een bruuske beweging van de arm die naar voor en onder gebracht wordt. De speler landt op zijn steunbeen aangezien die het laagste blijft tijdens de hele

uitvoering. Deze komt dus het eerste op de grond. De schok wordt opgevangen door goed door de knie te buigen.

(7)

1.1.3 De slingerworp

Deze worp wordt vaak gebruikt bij een doelpoging waarbij de bal in de andere hoek wordt geplaatst. Het is de bedoeling om de bal langs en op het frame te laten “slicen”. Het woord

“slicen betekent dat de bal langs het frame glijdt. De bal schuurt als het ware langs het frame en maakt een lang en zacht contact. De aanloop hiervoor is volledig aan de zijlijn in het verlengde van het frame. De bal wordt onderhands van achter naar voor gegooid. Het is een soort van rolbeweging in de lucht. Hier is het wapenen niet meer van toepassing, maar is de zachte polsbeweging zeer belangrijk. Als dit goed wordt uitgevoerd gaat de bal scherp en net buiten de 3-meter lijn belanden.

Foto slingerworp met sprong:

De speler voert een slingerworp uit waarbij er vooraf gesprongen wordt. Dit wordt gedaan om korter bij het frame te zijn bij het

uitvoeren van de worp. Hierdoor kan de doelpoging preciezer uitgevoerd worden en is er een groter verrassingseffect.

Foto slingerworp uit stand:

De speler staat met gekruiste coördinatie (rechtshandig staat linkervoet voor) klaar om een slingerworp uit te voeren.

(8)

Fase 1: slingerworp

De speler heeft de bal in zijn handpalm liggen en brengt de werparm laag naar achter.

Fase 2: slingerworp

De speler brengt de bal naar voor, zoals een bowling worp. Op het laatste moment, wanneer de arm volledig voorwaarts gestrekt is geeft de speler de bal een polsslag mee om extra richting en snelheid te geven aan de bal. Al het gewicht is tijdens deze fase op het linkerbeen.

Wanneer de bal gegooid wordt stapt de aanvaller over naar zijn rechter been.

(9)

1.1.4 Werpmogelijkheden en balbanen

Aangezien er verschillende mogelijkheden zijn om te gooien in het frame zal de bal ook verschillende hoeken en balbanen maken om er terug uit te komen. Dit hangt allemaal af van de hoek van waaruit de speler gooit, het een sprongworp is of vanuit stand gegooid werd.

Hieronder worden de worpen die hierboven werden omschreven uitgetekend en wordt er duidelijk welke balbaan zij maken wanneer ze terugkaatsen uit het frame.

De bal zal in twee vlakken zijn hoek maken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de horizontale worpen of de verticale worpen.

Foto: hoek verticale worp

Foto: hoek horizontale worp

(10)

Slingerworp:

De bedoeling bij de slingerworp is dat de bal zo gegooid wordt dat er een hoek van bijna 180°

wordt gemaakt.

Foto slingerworp + balbaan

(11)

Foto sprongworp + balbaan

Foto slagworp vanuit stand + balbaan

(12)

Foto slingerworp + balbaan:

Als er een slingerworp gedaan wordt wanneer de speler voor het frame staat zal er uiteraard een andere hoek gemaakt worden als wanneer de speler de slingerworp uitvoert aan de zijkant van het frame.

Hier wordt de bal onderhands in het frame gegooid waardoor hij terug omhoog stuit en een grote boog maakt. Deze worp is enkel nuttig wanneer de aanvaller over de verdedigers wilt gooien.

Tekening balbanen verticale worpen

Tekening A:

Wanneer de bal van hoog in het frame wordt gegooid gaat de bal laag landen.

Tekening B:

Wanneer de bal van hoog maar te recht omlaag gegooid wordt gaat de bal laag en snel (in de halve cirkel) landen.

Tekening C:

Wanneer de bal van ver en hoog in het frame wordt gegooid gaat de bal een grote boog maken waardoor de verdedigers veel tijd hebben om de bal te vangen.

Tekening D:

Als de bal laag in het frame wordt gegooid, gaat de bal een zeer hoge boog maken. Deze worp kan eens gebruikt worden om over de verdedigers te spelen in de vrije zone.

(13)

Tekening: balbanen horizontale worpen

Hoe schuiner de aanvaller zich positioneert om te gooien in het frame, hoe schuiner de bal aan de andere kant van het frame zal vallen (1). Wanneer de aanvaller recht in het midden staat zal de bal ook zo geen grote hoek maken (4).

(14)

1.1.5 Tactische tips voor de aanval

Voor de aanval is het belangrijkste om de tegenspelers uit positie te spelen. Ze laten lopen van de ene kant van het veld naar de andere en van links naar rechts zal het

scoringsvermogen doen stijgen. Hier bestaan er twee aanvalsopbouwen voor, nl:

1. Zijwaarts passen tot laatste pas die een cross is over het terrein naar de andere kant.

Hierdoor moeten de tegenspelers snel lopen naar de overkant. De eerste pas is altijd de nulpas.

2.Het passen zijwaarts (breedte) van de ene kant van het frame naar de andere kant. Hier is het belangrijk dat de aanvallers telkens dreigen om aan te vallen en desnoods met een sprongworp als laatste ‘faken’

waardoor de verdedigers op het verkeerde been worden gezet.

Bij deze aanval heeft de middenspeler een belangrijke rol. Na de nulpas volgt hij zelf de bal. Hij past naar een

vleugelspeler en loopt de bal achterna, want de middenspeler wordt de aanvaller van dienst die moet afwerken.

Tips

1

2 3

4 0

1

(15)

 Tracht de bal nauwkeurig door te spelen. De nauwkeurigheid primeert, omdat je door balverlies ook de scoringskans verspeelt. Daarom aanvankelijk geen verre passen geven!

Foto niet te verre passen (goed):

Hier worden de verschillende posities gebruikt om tot aan de overkant te komen. Waardoor de kans dat de passen aankomen heel groot is.

Foto te verre passen (fout):

Op deze tekening worden er passen gegeven die te ver zijn en risicovol. De kans dat de pas niet aankomt stijgt.

Daarom worden deze passen enkel gebruikt indien er gespeeld wordt op een hoog niveau. Het voordeel van deze pas is dat er een extra pas kan gebruikt worden.

Uiteraard moet er gezorgd worden dat de slagworp voldoende beheerst wordt bij de leerlingen. Dit is ook nodig voor de korte passen. Daarom moet er zeker hierop voldoende geoefend worden. Hier enkele oefeningen om de slagworp in te oefenen:

(16)

De uitleg van deze oefeningen staan ook bij het hoofdstuk tactieken: aanval met slagworp.

(17)

 Speel de bal snel door. Zo verander je doorlopend het spelbeeld en wordt de organisatie van de verdedigingsacties bemoeilijkt.

Bij deze oefening werpt een aanvaller (blauw) de bal naar de verdediger (rood) die op de middenlijn staat. De verdediger vangt de bal en legt deze stil op de grond neer. Wanneer de verdediger de bal stil legt moet de andere verdediger de middenlijn tikken en mag hierna mee komen verdedigen aan het frame. De aanvallers gaan zo snel mogelijk de bal halen en zetten een aanval op.

Wanneer de aanvallers snel rond spelen en snel aanvallen hebben de verdedigers bijna geen tijd om zich goed te positioneren. Hier wordt dus snel spelen gepromoot.

(18)

 Werp alleen naar het frame als je vlakbij de cirkel staat of wanneer je lopend (maximum 3 steunen) aan de cirkel kunt geraken.

Tekening waar de aanvallers goed kort bij de halve cirkel staan. Hierdoor is er een grote slaagkans in hun doelpoging.

(19)

Tekening geïsoleerde aanval:

Per veld gaan er twee of drie aanvallen (rood) en worden er drie andere verdedigers (blauw). De aanvaller past de bal naar de derde verdediger. Deze speelt de bal terug naar de aanvaller voorbij de kegel, in de loop van de speler. De aanvaller probeert te scoren terwijl de

verdedigers dit proberen te beletten. Na de worp neemt de aanvaller zijn bal terug mee en schuift de aanvaller door naar de andere groep.

De verdedigers blijven even op hun plaats. Na enkele minuten wisselen de verdedigers met de aanvallers. Zodat iedereen zowel heeft kunnen aanvallen als verdedigen.

Deze oefening leert de leerlingen van kortbij aanvallen. Door de kegel daar te zetten worden ze gedwongen om van kort bij een doelpoging te ondernemen. Ook leren de spelers bij deze oefening om de bal in de loop te vangen waarbij er drie steunen (vangen in de lucht) of twee steunen (vangen met voet(en) op de grond) gebruikt kunnen worden. Ook wordt hier nog eens de aanval en de verdediging zelf ingeoefend.

(20)

 Val niet te vaak centraal voor het frame aan. De terug stuitende bal blijft dan ook centraal en is daardoor gemakkelijk te verdedigen.

Tekening: aanval centraal

De balbaan is hierdoor voor de verdedigers voorspelbaar en door dit soort aanval moeten de verdedigers ook niet lopen.

Daarom is het veel beter om over en weer te spelen met de twee flankspelers (aanvallers) waardoor de verdedigers heen en weer moeten lopen met de halve cirkel mee.

Hierdoor kunnen de verdedigers die aan de halve cirkel staan uit verband gespeeld worden.

Deze fout wordt door veel beginnende spelers gemaakt en moet daarom ook de nodige aandacht krijgen om dit weg te werken. De leerlingen hebben meestal nog maar net kennis gemaakt met het frame en voor vele is het niet gemakkelijk om gericht te gooien in het frame. Daarom wordt er voor zekerheid gekozen en worden de worpen allemaal uitgevoerd recht voor het frame. Hierdoor is het raakvlak veel groter en is de kans op een goede uitvoering groter.

Daarom is het noodzakelijk om de leerlingen voldoende framegewenning te geven.

Tekening: oefening framegewenning.

Deze oefening moet zeker in de eerste lessen

plaatsvinden. Hierdoor leren leerlingen kennis maken met het frame, snelheid van de terugkaatsende bal en de balbaan van de terugstuitende bal.

Daarom is het aangewezen om de leerlingen eerst recht op het frame te laten gooien voor framegewenning en vertrouwen.

Hierna kan er overgegaan worden op schuin gooien naar elkaar. De leerkracht moet tijdens deze oefening vragen welke worp veel moeilijker is om te vangen. De leerlingen zullen het eens zijn dat schuin gooien veel moeilijker is om te vangen voor de verdedigers.

(21)

Tekening: oefening symmetrische aanval

Naarmate de lessen vorderen kunnen de leerlingen ook wedstrijdvormen spelen waarbij ze verplicht schuin moeten gooien.

Aanvaller A (rood aan frame) past de bal naar aanvaller B(middenlijn). Na het inspelen van de bal loopt aanvaller A rond de gele kegel en spelen de aanvallers samen en proberen te scoren. Er kan alleen gescoord worden als de bal via het frame aan de andere kant van de lijn belandt. De aanvallers worden dus verplicht om schuin te gooien. De verdedigers (blauw) vertrekken op de middenlijn en mogen na het geven van de eerste pas zich positioneel opstellen aan hun kant van het veld om de aanval te kunnen vangen. Wanneer de bal

gevangen wordt mogen de verdedigers een tegenaanval inzetten en draaien de rollen om tot het punt is uitgespeeld. De aanvallers vallen vier keer aan en daarna worden de rollen omgedraaid. Ook de aanvallers zelf wisselen van plaats na elk punt.

Ook kan de oefening geïsoleerde aanval van toepassing zijn om deze fout er geleidelijk aan uit te halen. Hieronder nog eens de tekening ervan.

Tekening: oefening geïsoleerde aanval

Hier worden de aanvallers ook verplicht om schuin aan te vallen.

(22)

 Varieer de werptrajecten. Tracht de bal zó tegen het frame te werpen dat hij niet steeds in dezelfde zone terecht komt. Denk aan de weerkaatsingshoek. Probeer ook de hoeken en de zijkanten van het veld te bereiken.

Hier wordt er duidelijk verwezen naar 6.1.4 werpmogelijkheden en balbanen. Bij dit hoofdstuk worden er de verschillende worpen (slingerworp, slagworp en sprongworp) verduidelijkt en uitgelegd.

De bedoeling is daarom ook om te kijken waar de verdedigers zich positioneren en de vrije ruimte op te zoeken en daar de bal in te spelen.

 Blijf niet te lang aan één frame. Zorg voor een snelle en verrassende overstap naar het andere frame.

Tekening: wedstrijdvorm waarbij er verplicht het ander frame moet opgezocht worden

Tijdens een wedstrijdvorm wordt er een regel toegevoegd: De leerlingen mogen niet gooien in het frame waar het laatst in gegooid is geweest.

Wanneer een aanval is gevangen door de verdediging worden de verdedigers dus verplicht om de tegenaanval aan het andere frame te doen.

(23)

 Wissel harde en zachte worpen af.

Wanneer leerlingen na verloop van tijd en oefenen steeds dezelfde worp uitvoeren gaat dit na een tijd makkelijk worden voor de verdedigers. De verdedigers aan het frame kunnen positie nemen en op voorhand al ongeveer weten waar de bal gaat komen. Daarom is het nuttig om regelmatig van worp te veranderen, zodat de leerlingen ook kennismaken met de andere mogelijkheden en worpen bij tchoukball. Dus moet er gezorgd worden voor variatie in het spel.

Tekening: Geïsoleerde aanval met verschillende doelen

De aanvallers (rood) staan aan de zijkant en hebben elk één bal vast. Aanvaller A past de bal naar de pasgever (blauw) en krijgt de bal in de loop terug. Hier wordt ook weer gehamerd op de twee of drie steunen die gebruikt kunnen worden door de aanvaller.

De aanvallers proberen de bal eerst in vak 1 te gooien en zo op te bouwen naar vak 4.

Doorschuifsysteem:

Na het gooien in het frame gaat de aanvaller op de plaats van de pasgever staan en gaat de pasgever de bal halen en sluit aan in de andere groep aan de overkant.

Variatie mogelijkheden:

1. Leerlingen gaan per twee staan waarbij de eerste aanvaller zegt in welk vak de bal moet gespeeld worden. Beide aanvallers proberen dit te doen. Hierna schuiven de aanvallers aan in de andere groep aan de overkant en worden de rollen omgedraaid.

2. Leerlingen proberen zoveel mogelijk punten te halen. Elke mat of vierkant staat in voor een bepaald aantal punten (gekozen door leerkracht). Na enkele worpen kan de leerkracht de punten veranderen of aanpassen.

(24)

 Stuur elkaar en doe aan teamcoaching. Roep de informatie door. Moedig elkaar aan.

Bij wedstrijdvormen waarbij er wisselspelers zijn moet er tijdig doorgeschoven worden zodat iedereen voldoende aan bod komt en kan oefenen. Dit wil echter niet zeggen dat de tijd als wisselspeler een verloren tijd is. Benut deze tijd nuttig door de

wisselspelers in te schakelen als teamcoach of als scheidsrechter. Hierbij leren de wisselspelers zelfs zonder te spelen bij en kunnen de veldspelers bijgestuurd worden.

Hier heeft iedereen baat bij.

 Probeer te werpen van hoog boven het frame. De bal zal dan laag uit het frame terugstuiten en is daardoor moeilijker te vangen.

Foto sprongworp:

De bal maakt hoe dan ook een hoek vanuit het frame. Wanneer er van bovenuit in het frame wordt gegooid gaat deze de hoek maken naar onder en belandt de bal laag en kort na de halve cirkel. Dit is zéér moeilijk om te verdedigen.

(25)

 Houd steeds een overzicht over het speelveld. Je moet blindelings weten waar medespelers en tegenspelers staan.

Tekening: goede opstelling + zones aanvallers (rood)

De leerlingen moeten na enkele keren spelen weten in welke opstelling er plaats moet genomen worden. Wanneer alle leerlingen de juiste positie innemen wordt er bij een aanval bijna blindelings gepast.

De leerlingen weten waar iemand staat en waar de bal naar toe moet.

De bovenstaande tekening geeft de verschillende zones aan voor aanvallers.

Zone 1 = aanvaller rechts boven Zone 2 = aanvaller rechts onder Zone 3 = aanvaller links boven Zone 4 = aanvaller links onder

Zone 5 = middenspeler van de aanvallers

Deze zones zijn richtlijnen wanneer de ploeg in balbezit is.

Tekening: goede opstelling + zones verdedigers (blauw)

De verdediging werkt aan een frame per twee om te verdedigen (in blok). Dit hangt natuurlijk af van de aanvallers en de balpositie.

Als leerkracht kunnen deze zones duidelijk gemaakt worden door kegels te zetten ter hoogte van de lijnen.

Zone 1 = verdedigers rechts Zone 2 = verdedigers links

Zone 3 = middenspeler van de verdedigers

(26)

 Tracht om vlak voor je worp nog even te kijken waar de vrije zones op het veld zijn.

Topspelers slagen er in om na hun sprong, zwevend in de lucht, over hun schouder snel het veld te overzien. Ze kunnen dan zelfs hun worp nog aanpassen aan die informatie.

Deze tip is enkel van toepassing bij leerlingen die het spel al zien en de technieken ook al goed beheersen.

Tekening: geïsoleerde aanval met verschillende doelen

Wanneer aanvaller A de bal speelt naar de pasgever en terugkrijgt, roept de pasgever een nummer waar de bal moet gespeeld worden terwijl de aanvaller zijn aanloop inzet. Hierdoor moet de aanvaller klaar zijn om de verschillende

mogelijkheden open te houden.

Ook kan de pasgever na het terugspelen van de bal zo snel mogelijk in een zone gaan staan waarbij de aanvaller deze zone zeker niet of net wel moet proberen te raken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zo is vanaf 11 mei buiten sporten in groepen voor alle leeftijden toegestaan, als er 1,5 meter afstand tot elkaar kan worden gehouden; het uitoefenen van de meeste contactberoepen

Dat betekent dat degene die de begeleiding van het kind op zijn schouders heeft genomen met name een pedagogische taak heeft, van waaruit hij/zij er op toeziet dat de normen

Er zijn ook veel meer goedkopere opties in Kiruna dan het ijshotel — dan kun je en het Noorderlicht zien én nog allerlei andere winteractiviteiten ondernemen, zoals

Ten aanzien van de auto heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een schenking van [onder bewind gestelde] aan [appellante] maar dat ook deze schenking onder invloed van

De bewoners van deze huurwoningen maken zich niet al te druk, hun belangen zijn anders.. Deels vallen zij onder de categorie waarvoor U de plannen

14 april 2015 Raadsvergadering bestuurlijke toekomst Winsum, waarin de raad instemt met een herindeling van Winsum met de gemeenten Bedum, De Marne en

Gebruik de knoppen I î , ï I om de gewenste functie te selecteren en druk vervolgens op de knop Play/Pause ( √»)1. 3 MODE

De inhoud van deze Helpgids kan zonder kennisgeving worden gewijzigd als gevolg van updates in de specificaties van het product.. Deze Helpgids is vertaald via een