• No results found

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Raad van de Europese Unie

Brussel, 28 januari 2021 (OR. en)

5732/21

EF 34 ECOFIN 77 DELACT 17

BEGELEIDENDE NOTA

van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door mevrouw Martine DEPREZ, directeur

ingekomen: 26 januari 2021

aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

nr. Comdoc.: C(2021) 331 final

Betreft: GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 26.1.2021 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met procedureregels betreffende door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan centrale

tegenpartijen uit derde landen of gelieerde derden opgelegde sancties Hierbij gaat voor de delegaties document C(2021) 331 final.

Bijlage: C(2021) 331 final

(2)

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 26.1.2021 C(2021) 331 final

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 26.1.2021

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met procedureregels betreffende door de Europese Autoriteit voor effecten en

markten aan centrale tegenpartijen uit derde landen of gelieerde derden opgelegde sancties

(Voor de EER relevante tekst)

(3)

TOELICHTING

1. ACHTERGRONDVANDEGEDELEGEERDEHANDELING

Op 12 december 2019 is Verordening (EU) 2019/2099 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters1 (de verordening Europese marktinfrastructuur of

“EMIR”) in het Publicatieblad van de Europese Unie2 bekendgemaakt.

Wat CTP’s uit derde landen betreft, zijn de wijzigingen van EMIR vooral bedoeld om te zorgen voor een robuuster en doeltreffender toezicht op in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (“CTP’s”) die in de Unie diensten verrichten, met onder meer een versterkte rol en extra taken voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”). In het kader daarvan is het comité voor toezicht op CTP’s opgericht dat besluiten voorbereidt die de raad van toezichthouders van de ESMA moet nemen, terwijl een nieuw college voor CTP’s uit derde landen erop zal toezien dat alle relevante belanghebbenden in de Unie correct worden geïnformeerd en betrokken. Daarnaast wordt met Verordening (EU) 2019/2099 een duaal systeem voor CTP’s uit derde landen ingevoerd, waarbij CTP’s die systeemrelevant zijn voor de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten (“tier 2-CTP’s”), EMIR-vereisten moeten naleven en aan toezicht door de ESMA zijn onderworpen. Tier 2- CTP’s in derde landen met vergelijkbare vereisten kunnen worden geacht EMIR-vereisten na te leven door de regels uit hun land van herkomst na te leven (“vergelijkbare conformiteit”).

CTP’s uit derde landen die niet systeemrelevant zijn (“tier 1-CTP’s”) zullen – net zoals vandaag – clearingdiensten in de Unie mogen aanbieden op basis van naleving van de regels uit hun land van herkomst die op grond van de uitvoeringshandeling van de Commissie gelijkwaardig zijn verklaard, maar zullen periodiek op hun systeemrelevantie worden getoetst.

Zowel aan tier 1- als tier 2-CTP’s kunnen geldboeten worden opgelegd indien zij geen informatie verstrekken, of onjuiste of misleidende informatie verstrekken, maar alleen tier 2- CTP’s kunnen worden onderworpen aan onderzoeken, inspecties ter plaatse of toezichtsmaatregelen en worden beboet als zij zich niet aan die maatregelen houden.

Eveneens kunnen dwangsommen worden opgelegd aan tier 1- en tier 2-CTP’s, en aan gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken, diensten of activiteiten hebben uitbesteed, om hen te dwingen in te gaan op verzoeken om informatie, en aan tier 2-CTP’s om hen te dwingen zich aan onderzoeken of inspecties ter plaatse te onderwerpen, of om een einde te maken aan een inbreuk. Overeenkomstig artikel 25 undecies en artikel 25 duodecies van EMIR is de ESMA gemachtigd om geldboeten aan CTP’s uit derde landen en dwangsommen aan CTP’s uit derde landen en gelieerde derden op te leggen. Overeenkomstig artikel 25 octodecies van EMIR kan de ESMA toezichtsmaatregelen aan tier 2-CTP’s opleggen.

De procedureregels voor het nemen van toezichtsmaatregelen en het opleggen van geldboeten zijn vastgelegd in artikel 25 decies. Krachtens artikel 25 decies, lid 7, van EMIR is de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedureregels voor de bevoegdheid tot het opleggen van sancties, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsook van de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

1 PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(4)

De gedelegeerde handeling moet worden vastgesteld in overeenstemming met artikel 82 van EMIR en artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2. RAADPLEGING VOORAFGAAND AAN DE AANNEMING VAN DE HANDELING

Procedurele aspecten

Op 24 september 2019 heeft de Commissie de ESMA om haar standpunt (“technisch advies”) gevraagd over een gedelegeerde handeling van de Commissie die in overeenstemming met artikel 25 decies, lid 7, van EMIR moet worden vastgesteld, tot nadere bepaling van de procedureregels voor sancties die aan CTP’s uit derde landen worden opgelegd. Het verzoek om technisch advies had ook betrekking op mogelijke wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 667/2014 wat betreft de procedureregels voor door de ESMA aan transactieregisters opgelegde sancties, met inbegrip van bepalingen over het recht van verweer en termijnbepalingen, om rekening te houden met de via EMIR Refit3 in EMIR aangebrachte wijzigingen.

De ESMA heeft over haar ontwerp voor een technisch advies een openbare raadpleging georganiseerd die van 13 december 2019 tot en met 18 januari 2020 liep. Vijf respondenten op de raadpleging hebben publiek feedback gegeven en één respondent reageerde op vertrouwelijke basis. De niet-vertrouwelijke reacties op de raadpleging zijn op de website van de ESMA gepubliceerd4. Op 31 maart 2020 keurde de ESMA haar definitieve technische advies goed.

Tussen 28 september en 12 oktober 2020 heeft de Commissie de deskundigengroep van het Europees Comité voor het effectenbedrijf (“EGESC”) schriftelijk geraadpleegd over de voorlopige inhoud van deze gedelegeerde handeling. De Commissie heeft van de leden van de EGESC geen opmerkingen ontvangen over de door haar voorgestelde aanpak.

Standpunten van belanghebbenden

De respondenten gingen meestal akkoord met of maakten geen bezwaar tegen het voorstel van de ESMA voor zover het betrekking had op de procedureregels tot het opleggen van sancties door de ESMA aan CTP’s uit derde landen en gelieerde derden.

Raadpleging van autoriteiten uit derde landen

De respondenten waren van mening dat de ESMA de autoriteit van de betrokken CTP uit het derde land moet raadplegen alvorens sancties op te leggen, om tegenstrijdige instructies te vermijden en het beginsel van internationale beleefdheid en wederzijdse eerbiediging van regelgeving te respecteren.

Een van de respondenten was van mening dat het niet passend zou zijn om de procedureregels voor CTP’s uit derde landen, die buiten de Unie zijn gevestigd, af te stemmen op de huidige regels die van toepassing zijn op transactieregisters die in de Unie zijn gevestigd.

3 Verordening (EU) 2019/834 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de clearingverplichting, de opschorting van de clearingverplichting, de rapportagevereisten, de risicolimiteringstechnieken voor otc- derivatencontracten die niet door een centrale tegenpartij worden gecleard, de registratie van het toezicht op transactieregisters en de vereisten voor transactieregisters (PB L 141 van 28.5.2019, blz. 42).

4 https://www.esma.europa.eu/press-news/consultations/consultation-ccp-penalties#TODO

(5)

Het recht om te worden gehoord

Sommige opmerkingen hadden betrekking op het recht om te worden gehoord. De respondenten voerden met name aan dat niet alle feiten die in een antwoord op de mededeling van bevindingen worden genoemd, met bewijsmateriaal hoeven te worden onderbouwd en dat de betrokken personen zonder beperkingen opmerkingen zouden moeten kunnen maken over nieuwe mededelingen van bevindingen (opmerkingen hoeven niet beperkt te blijven tot nieuwe feiten of bevindingen). Eén respondent was van mening dat de ESMA niet mag afwijken van de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, aangezien de ESMA niet bevoegd is om zelf onderzoeken uit te voeren of het onderzoek van de onderzoeksfunctionaris te sturen. Eén respondent voerde aan dat een hoorzitting een recht moet zijn, en niet naar eigen goeddunken van de onderzoeksfunctionaris of de ESMA mag plaatsvinden. Eén respondent verzocht het begrip “gekwalificeerde persoon” te verduidelijken en vroeg met name of de opmerkingen en getuigenissen van externe deskundigen (waaronder vertegenwoordigers van de autoriteiten van derde landen) zouden worden toegestaan tijdens hoorzittingen.

De belanghebbenden steunden het voorstel dat het door de onderzoeksfunctionaris bij de ESMA in te dienen dossier niet alleen zijn definitieve mededeling van bevindingen mag bevatten, maar ook de aanvankelijke mededeling op basis waarvan de opmerkingen waren ingediend. Eén belanghebbende vroeg echter om meer duidelijkheid over de gevolgen van de beperking van de verplichting om de aanvankelijke mededeling van bevindingen alleen op te nemen als die “materieel gewijzigd” is.

Dwangsommen voor gelieerde derden

Eén respondent voerde aan dat het ongepast zou zijn om dwangsommen aan derden op te leggen.

Voorlopige besluiten

Wat betreft de procedureregels voor voorlopige besluiten op grond waarvan de ESMA besluiten kan nemen zonder de betrokken personen vooraf te horen indien dringend moet worden opgetreden om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen, waren de respondenten van mening dat de betrokken personen het recht moeten hebben om opmerkingen in te dienen voordat de ESMA een voorlopig besluit neemt. Eén respondent voerde aan dat de bevoegdheid van de ESMA om voorlopige besluiten te nemen zonder de betrokken personen vooraf te horen, geen gevolgen mag hebben voor het recht om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord. Eén respondent stelde voor dat de betrokken personen zo snel mogelijk toegang tot hun dossier moeten krijgen, voordat de ESMA een voorlopig besluit neemt, om de betrokken personen zoveel mogelijk tijd te geven om hun verweer voor te bereiden. De respondenten vroegen ook om meer duidelijkheid over de betekenis van “aanzienlijke en dreigende schade”.

Verjaringstermijnen

Eén respondent opperde dat de verjaringstermijn, in geval van een handeling van de ESMA, alleen voor de betrokken inbreuk opnieuw mag worden gestart en dat een eenzijdig besluit van de ESMA om het bedrag van de geldboeten of dwangsommen te wijzigen, geen reden mag zijn om de verjaringstermijn opnieuw te laten starten. Eén respondent vroeg om voorbeelden van hoe de verjaringstermijnen in de praktijk zouden werken.

(6)

3. EFFECTBEOORDELING

Overeenkomstig artikel 25 decies, lid 7, van EMIR moet de Commissie de procedureregels voor het opleggen van sancties door de ESMA aan CTP’s uit derde landen nader bepalen, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsook van de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

De Commissie heeft een zorgvuldige afweging gemaakt van alle zienswijzen die zij heeft ontvangen, met inbegrip van het technisch advies van de ESMA, de reacties op de openbare raadpleging van de ESMA en de feedback van de EGESC. Op basis daarvan stelt de Commissie voor om op grond van artikel 25 decies, lid 7, van EMIR de gedelegeerde handeling vast te stellen tot nadere bepaling van de procedureregels voor de bevoegdheid tot het opleggen van sancties, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, alsook van de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties. Om verschillende redenen is er geen afzonderlijke effectbeoordeling opgesteld.

Ten eerste zijn de belangrijkste beginselen van de procedureregels voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen aan CTP’s uit derde landen en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed, waaronder het recht van verweer, vastgesteld in artikel 25 decies tot en met artikel 25 quindecies van EMIR. Deze gedelegeerde handeling voorziet derhalve alleen in een nadere bepaling van de in EMIR vastgestelde regels met betrekking tot de inhoud van het dossier dat de onderzoeksfunctionaris de ESMA moet toezenden, het recht om door de onderzoeksfunctionaris en de ESMA te worden gehoord (ook als de ESMA reeds voorlopige besluiten heeft genomen), het gebruik van documenten die via toegang tot het dossier werden verkregen, en verjaringstermijnen. Het advies van de ESMA had bijgevolg betrekking op de procedurele aspecten en bevatte daarom geen beoordeling van de verschillende beleidskeuzen, aangezien een dergelijke beoordeling reeds was uitgevoerd in het kader van de vaststelling van Verordening (EU) 2019/2099 tot wijziging van EMIR.

Ten tweede voorziet deze gedelegeerde handeling in een nadere bepaling van de procedureregels, wat beperkte gevolgen voor de kosten met zich brengt voor personen die aan een onderzoek of procedure worden onderworpen. EMIR bepaalt de methode om sancties te berekenen en het tijdstip waarop die kunnen worden opgelegd. Daarom heeft de ESMA geen kosten-batenanalyse uitgevoerd. Ook de kwantitatieve gegevens over de kosten en baten van de procedureregels zijn beperkt.

De Commissie heeft het technisch advies van de ESMA gevolgd. Desondanks worden in deze afdeling de door de Commissie overwogen beleidskeuzen voorgesteld.

Raadpleging van autoriteiten uit derde landen

Het zou ongepast zijn de ESMA te verplichten om autoriteiten van derde landen te raadplegen alvorens via deze gedelegeerde handeling sancties op te leggen. De voorwaarden voor samenwerking tussen de ESMA en de autoriteiten van derde landen moeten, in overeenstemming met EMIR, worden vastgelegd in memoranda van overeenstemming.

Bovendien moet de ESMA op grond van EMIR in specifieke gevallen samenwerken met of informatie verstrekken aan autoriteiten van derde landen (bv. met betrekking tot verzoeken om informatie, onderzoeken en inspecties ter plaatse, en toezichtsmaatregelen). Op grond van EMIR is de ESMA dus verplicht om de autoriteiten van derde landen in kennis te stellen van de sancties die zij heeft opgelegd. De medewetgevers hebben de ESMA echter niet verplicht om de autoriteiten van derde landen te raadplegen alvorens sancties aan CTP’s uit derde

(7)

landen op te leggen. Via deze gedelegeerde handeling mag daarom geen dergelijke verplichting tot raadpleging worden ingevoerd.

Vergelijking met procedureregels voor aan transactieregisters opgelegde sancties

De ESMA mag personen die aan een onderzoek of procedure zijn onderworpen, niet verschillend behandelen naargelang zij in de Unie of daarbuiten zijn gevestigd. Aangezien de regels voor het opleggen van sancties aan CTP’s en transactieregisters uit derde landen gelijkaardig zijn, is het passend om de ervaring van de ESMA met betrekking tot de regels voor transactieregisters te gebruiken om de procedureregels voor het opleggen van sancties aan CTP’s uit derde landen nader te bepalen.

Het recht om te worden gehoord

De procedureregels zullen niet beletten dat personen die aan een onderzoek of procedure worden onderworpen, opmerkingen maken die niet door bewijsmateriaal worden gestaafd of geen rekening houden met nieuwe mededelingen van bevindingen. De ESMA zal met alle opmerkingen rekening moeten houden. Als ze niet met bewijsstukken gestaafd zijn of eerder in dezelfde procedure zijn beoordeeld en in aanmerking genomen, kan dat echter wel van invloed zijn op de impact van dergelijke opmerkingen. Bovendien mag de ESMA weliswaar geen eigen onderzoek voeren, maar zij is wel bevoegd om op basis van het onderzoek van de onderzoeksfunctionaris haar eigen conclusies te trekken. Wat hoorzittingen betreft, zal het recht om te worden gehoord worden geëerbiedigd door het recht om schriftelijke opmerkingen in te dienen. De Commissie is van oordeel dat de ESMA een evenwichtige aanpak voorstelt, waarbij de onderzoeksfunctionaris en de ESMA hoorzittingen mogen organiseren als dat nodig is om feiten of opmerkingen te verduidelijken. Beide zijn echter niet verplicht een hoorzitting te organiseren als die verduidelijking niet nodig is, aangezien anders het risico bestaat dat het organiseren van hoorzittingen een onnodige last voor de ESMA wordt, waardoor zaken van eenvoudiger aard vertraging zouden kunnen oplopen. Daarom is de Commissie van mening dat de door de ESMA in dat verband voorgestelde procedureregels het recht van verweer van de betrokken personen eerbiedigen en in overeenstemming moeten zijn met de procedureregels die voor transactieregisters gelden.

Inhoud van het dossier dat de onderzoeksfunctionaris bij de ESMA moet indienen

In het bij de ESMA ingediende dossier moet de onderzoeksfunctionaris, in het belang van de transparantie, niet alleen de definitieve mededeling van bevindingen opnemen, maar ook de aanvankelijke mededeling op basis waarvan de betrokken personen hun opmerkingen hebben ingediend. Die verplichting geldt ongeacht of er aanzienlijke verschillen tussen de twee mededelingen bestaan.

Dwangsommen voor gelieerde derden

In EMIR wordt de bevoegdheid vastgelegd om dwangsommen op te leggen aan gelieerde derden waaraan CTP’s uit derde landen operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed.

De gedelegeerde handeling mag die bevoegdheid niet inperken.

Voorlopige besluiten

De bevoegdheid van de ESMA om voorlopige besluiten te nemen zonder de betrokken personen te horen, is vastgelegd in EMIR. Om aanzienlijke en dreigende schade aan financiële stelsels te voorkomen, bevat EMIR echter een uitzondering op de algemene regel dat de betrokken personen moeten worden gehoord voordat een besluit wordt genomen. Om de efficiëntie van de procedure en de doeltreffendheid van de bevoegdheid van de ESMA om voorlopige besluiten te nemen, te garanderen, is de Commissie het met de ESMA eens dat die

(8)

uitzondering van toepassing moet zijn op het recht om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord.

Na het nemen van het voorlopige besluit moet de ESMA, op grond van EMIR, de betrokken personen zo snel mogelijk de kans geven om te worden gehoord. In dat verband is de Commissie het eens met het voorstel van de ESMA om toegang tot het dossier toe te staan zodra de onderzoeksfunctionaris zijn bevindingen bij de ESMA heeft ingediend, en indien mogelijk nog voordat de ESMA haar voorlopige besluit neemt. Als de betrokken personen in dat stadium toegang tot het dossier krijgen, dan kan dat ervoor zorgen dat zij sneller opmerkingen kunnen voorbereiden en bij de ESMA indienen dan wanneer ze pas toegang krijgen nadat de ESMA haar besluit heeft genomen. Om de efficiëntie van de procedure en de doeltreffendheid van de bevoegdheid van de ESMA om voorlopige besluiten te nemen, niet te ondermijnen, is de Commissie het er echter ook mee eens dat de bevoegdheid van de ESMA om het voorlopige besluit te nemen, niet in het gedrang mag komen door de toegang tot het dossier.

Wat de betekenis van “aanzienlijke en dreigende schade” aan financiële stelsels betreft, benadrukt de Commissie dat het kader waarin de ESMA voorlopige besluiten kan nemen, door de medewetgevers in EMIR wordt bepaald. Dat kader hoeft in de gedelegeerde handeling niet nader te worden bepaald.

Verjaringstermijnen

De Commissie gaat ervan uit dat een handeling van de ESMA om de verjaringstermijnen opnieuw te starten, verband moet houden met de betrokken inbreuk. Wat betreft handelingen om het bedrag van de geldboeten of dwangsommen te wijzigen, is de Commissie van mening dat die kunnen worden beschouwd als een nieuw en onafhankelijk besluit waarmee de verjaringstermijnen opnieuw moeten worden gestart. Er zij op gewezen dat besluiten om geldboeten of dwangsommen op te leggen, met inbegrip van besluiten om de bedragen daarvan te wijzigen, zijn onderworpen aan toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Bijgevolg is er geen reden om aan te nemen dat de ESMA misbruik zou maken van haar bevoegdheid om dit te doen. Bovendien wordt geoordeeld dat de verjaringstermijnen voor het opleggen van sancties in overeenstemming moeten zijn met andere Unieregels tot vaststelling van procedureregels voor het opleggen van sancties, met name andere regels in EMIR. Ook moet bij de verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties rekening worden gehouden met het feit dat CTP’s uit derde landen buiten de Unie zijn gevestigd en dat de ESMA onderzoeken moet coördineren met de autoriteiten in de rechtsgebieden van die derde landen.

4. GEVOLGENVOORDEBEGROTING

De door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen van CTP’s uit derde landen en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed, maken geen deel uit van de inkomsten van de ESMA, zoals bepaald in artikel 62 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen moeten aan de Commissie worden overgedragen en als algemene inkomsten in de Uniebegroting worden opgenomen.

5. JURIDISCHEELEMENTENVANDEGEDELEGEERDEHANDELING Artikel 1 stelt het onderwerp van de verordening vast.

De artikelen 2 en 3 bepalen de inhoud van het dossier dat de onderzoeksfunctionaris de ESMA moet toezenden. Verder voorzien de artikelen in een nadere bepaling van de regels

(9)

inzake het recht van aan een onderzoek onderworpen personen om door de onderzoeksfunctionaris en de ESMA te worden gehoord alvorens geldboeten of toezichtsmaatregelen worden opgelegd.

Artikel 4 voorziet in een nadere bepaling van de regels inzake het recht van aan een procedure onderworpen personen om door de ESMA te worden gehoord alvorens dwangsommen worden opgelegd.

De artikelen 5 en 6 voorzien in een nadere bepaling van de regels inzake het recht van aan een onderzoek of procedure onderworpen personen om zo snel mogelijk te worden gehoord na de goedkeuring van de voorlopige besluiten waarmee sancties werden opgelegd.

Artikel 7 betreft het recht op toegang tot het dossier voor personen aan wie een mededeling van bevindingen is toegestuurd en bepaalt de regels voor het gebruik van documenten die via toegang tot het dossier zijn verkregen.

De artikelen 8 en 9 stellen de verjaringstermijn voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties vast.

Artikel 10 bepaalt de regels voor de inning van geldboeten.

Artikel 11 stelt de regels vast om termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden te berekenen.

Artikel 12 bepaalt de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde verordening.

(10)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) …/... VAN DE COMMISSIE van 26.1.2021

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met procedureregels betreffende door de Europese Autoriteit voor effecten en

markten aan centrale tegenpartijen uit derde landen of gelieerde derden opgelegde sancties

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters5, en met name artikel 25 decies, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EU) nr. 648/2012 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/2099 van het Europees Parlement en de Raad6. Bij die wijzigingen in Verordening (EU) nr. 648/2012 is de Commissie onder meer gemachtigd om de procedureregels nader te bepalen voor de uitoefening door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”) van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen aan centrale tegenpartijen uit derde landen (“CTP’s uit derde landen”) en aan gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed (“gelieerde derden”). Die procedureregels moeten met name bepalingen bevatten inzake het recht van verweer, termijnbepalingen, de inning van geldboeten of dwangsommen, en de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.

(2) In artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt het recht van eenieder erkend om te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen, net als het recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim.

(3) De ESMA moet de CTP uit het derde land, de gelieerde derde of andere betrokken personen horen om ervoor te zorgen dat het recht van verweer van CTP’s uit derde landen en gelieerde derden waarop de maatregelen van de ESMA van toepassing zijn, worden geëerbiedigd, en om ervoor te zorgen dat de ESMA bij het nemen van handhavingsbesluiten rekening houdt met alle relevante feiten. CTP’s uit derde landen en gelieerde derden moeten daarom het recht hebben om schriftelijke opmerkingen te maken naar aanleiding van mededelingen van bevindingen door de

5 PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

6 Verordening (EU) 2019/2099 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen (PB L 322 van 12.12.2019, blz. 1).

(11)

onderzoeksfunctionaris en de ESMA, ook in geval van materiële wijzigingen in de aanvankelijke mededeling van bevindingen. De onderzoeksfunctionaris en de ESMA moeten ook CTP’s uit derde landen en gelieerde derden kunnen uitnodigen om tijdens een hoorzitting nadere toelichting te geven indien de onderzoeksfunctionaris of de ESMA van mening zijn dat bepaalde elementen van de schriftelijke opmerkingen die zijn ingediend bij de onderzoeksfunctionaris of de ESMA, onvoldoende duidelijk of gedetailleerd zijn en dat nadere toelichting noodzakelijk is.

(4) Het is belangrijk de transparantie te waarborgen tussen de overeenkomstig artikel 25 decies van Verordening (EU) nr. 648/2012 door de ESMA benoemde onderzoeksfunctionaris en de ESMA zelf. Die transparantie vereist dat het dossier van de onderzoeksfunctionaris, naast de mededeling van bevindingen, alle opmerkingen van de CTP’s uit derde landen of gelieerde derden bevat, de mededeling van bevindingen op basis waarvan die CTP’s of gelieerde derden hun opmerkingen hebben ingediend, en de notulen van elke hoorzitting.

(5) Overeenkomstig artikel 25 terdecies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012 kan de ESMA, indien dringend moet worden opgetreden, voorlopige besluiten nemen tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen zonder de aan een onderzoek of procedure onderworpen personen vooraf te horen. Om de doeltreffendheid te waarborgen van de bevoegdheid van de ESMA om voorlopige besluiten te nemen, hoeven de CTP’s uit derde landen en de gelieerde derden die aan een onderzoek worden onderworpen, niet het recht te hebben om toegang tot het dossier te krijgen of te worden gehoord voordat de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen bij de ESMA heeft ingediend, of voordat de ESMA haar voorlopige besluit heeft genomen. Om het recht van verweer te eerbiedigen, moeten CTP’s uit derde landen en gelieerde derden echter het recht hebben het dossier in te zien zodra de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn mededeling van bevindingen bij de ESMA heeft ingediend, en het recht zo snel mogelijk te worden gehoord nadat de ESMA haar voorlopige besluit heeft genomen.

(6) Om de consistentie te verzekeren moet bij de verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen rekening worden gehouden met de bestaande Uniewetgeving die van toepassing is op de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties aan onder toezicht staande entiteiten, de ervaring van de ESMA met het toepassen van die wetgeving op transactieregisters uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012, het feit dat CTP’s uit derde landen buiten de Unie zijn gevestigd en dat de ESMA onderzoeken moet coördineren met de autoriteiten in de rechtsgebieden van die derde landen met betrekking tot handhavingsmaatregelen.

Verjaringstermijnen moeten worden berekend in overeenstemming met de bestaande Uniewetgeving voor handelingen van de Raad en de Commissie, en met name Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad7.

(7) Overeenkomstig artikel 25 quaterdecies, lid 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden de door de ESMA geïnde bedragen van de geldboeten en dwangsommen toegewezen aan de algemene begroting van de Unie. De door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen moeten op rentedragende rekeningen worden gestort totdat zij definitief worden. Om de traceerbaarheid te verzekeren moeten de door de ESMA geïnde bedragen voor elk besluit tot het opleggen van geldboeten of

7 Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971,

(12)

dwangsommen op een afzonderlijke rekening of hulprekening worden gestort totdat dat besluit definitief wordt.

(8) In het belang van een onmiddellijke uitoefening door de ESMA van doeltreffende toezichts- en handhavingsbevoegdheden dient deze verordening zo snel mogelijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Onderwerp

Deze verordening voorziet in een nadere bepaling van de procedureregels met betrekking tot geldboeten en dwangsommen die door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”) moeten worden opgelegd aan centrale tegenpartijen (“CTP’s”) uit derde landen of gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed die aan een onderzoeks- en handhavingsprocedure van de ESMA zijn onderworpen, met inbegrip van bepalingen betreffende het recht van verweer en de verjaringstermijnen.

Artikel 2

Het recht om door de onderzoeksfunctionaris te worden gehoord

1. Na beëindiging van het onderzoek en alvorens het dossier overeenkomstig artikel 3, lid 1, aan de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijk in kennis van zijn bevindingen en stelt hij hem in de gelegenheid schriftelijke opmerkingen in te dienen overeenkomstig lid 3. In die mededeling van bevindingen worden de feiten vermeld die een of meer van de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken zouden kunnen vormen, met inbegrip van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.

2. In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. De onderzoeksfunctionaris is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zijn ontvangen nadat deze termijn is verstreken.

3. In zijn schriftelijke opmerkingen kan de aan het onderzoek onderworpen persoon alle feiten uiteenzetten waarvan hij kennis heeft en die dienstig kunnen zijn voor zijn verweer. Hij legt alle relevante documenten tot staving van de aangevoerde feiten over. Hij kan voorstellen dat de onderzoeksfunctionaris andere personen hoort die de in zijn opmerkingen uiteengezette feiten kunnen bevestigen.

4. De onderzoeksfunctionaris kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie hij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de onderzoeksfunctionaris aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

Artikel 3

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot geldboeten en toezichtsmaatregelen

1. Het volledige, door de onderzoeksfunctionaris aan de ESMA voor te leggen dossier bevat de volgende documenten:

(13)

– a) de mededeling van bevindingen en een kopie van de mededeling van bevindingen die gericht is aan de aan het onderzoek onderworpen persoon;

– b) een kopie van de schriftelijke opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen persoon;

– c) de notulen van eventuele hoorzittingen.

2. Indien de ESMA van oordeel is dat het door de onderzoeksfunctionaris voorgelegde dossier onvolledig is, stuurt zij het dossier aan de onderzoeksfunctionaris terug met een met redenen omkleed verzoek om aanvullende documenten.

3. Indien de ESMA op basis van het volledige dossier van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen beschreven feiten geen inbreuk vormen als opgesomd in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012, sluit zij het onderzoek en stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dit besluit.

4. Indien de ESMA niet instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, legt zij de aan het onderzoek onderworpen personen een nieuwe mededeling van bevindingen voor.

In de mededeling van bevindingen wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen indienen. De ESMA is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie zij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

5. Indien de ESMA geheel of gedeeltelijk instemt met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen daarvan in kennis. In deze kennisgeving wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen kunnen maken. De ESMA is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

De ESMA kan een aan een onderzoek onderworpen persoon tot wie zij een mededeling van bevindingen heeft gericht, eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

6. Indien de ESMA besluit dat de aan een onderzoek onderworpen persoon een of meer van de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken heeft gepleegd, en zij een besluit tot het opleggen van een geldboete overeenkomstig artikel 25 undecies van die verordening neemt, stelt zij de aan het onderzoek onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van dat besluit.

Artikel 4

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot dwangsommen Alvorens overeenkomstig artikel 25 duodecies van Verordening (EU) nr. 648/2012 een besluit tot het opleggen van een dwangsom te nemen, legt de ESMA de aan de procedure onderworpen persoon een mededeling van bevindingen voor met de redenen voor het

(14)

naleving. In de mededeling van bevindingen wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de aan de procedure onderworpen persoon schriftelijke opmerkingen kan indienen. Wanneer de ESMA een besluit neemt over een dwangsom, is zij niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van die termijn zijn ontvangen.

Zodra de aan de procedure onderworpen persoon voldoet aan het desbetreffende besluit bedoeld in artikel 25 duodecies, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012, kan geen dwangsom meer worden opgelegd.

Het besluit tot oplegging van een dwangsom maakt melding van de rechtsgrond en de motieven voor het besluit, het bedrag en de aanvangsdatum van de dwangsom.

De ESMA kan de aan de procedure onderworpen persoon eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een procedure onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

Artikel 5

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot voorlopige besluiten tot het opleggen van geldboeten

1. In afwijking van de artikelen 2 en 3 van deze verordening is de procedure van dit artikel van toepassing wanneer de ESMA uit hoofde van artikel 25 terdecies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voorlopige besluiten tot het opleggen van geldboeten neemt zonder de aan het onderzoek onderworpen personen vooraf te horen.

2. De onderzoeksfunctionaris dient het dossier met zijn bevindingen in bij de ESMA en brengt de aan het onderzoek onderworpen persoon onmiddellijk op de hoogte van zijn bevindingen, maar stelt die persoon niet in de gelegenheid opmerkingen te maken. In de mededeling van bevindingen van de onderzoeksfunctionaris worden de feiten vermeld die een of meer van de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken zouden kunnen vormen, met inbegrip van eventuele verzwarende of verzachtende omstandigheden.

Op verzoek biedt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen persoon toegang tot het dossier.

3. Indien de ESMA van oordeel is dat de in de mededeling van bevindingen van de onderzoeksfunctionaris beschreven feiten geen inbreuk vormen als vermeld in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012, sluit zij het onderzoek en stelt zij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dit besluit.

4. Indien de ESMA besluit dat de aan het onderzoek onderworpen persoon een of meer van de in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012 vermelde inbreuken heeft gepleegd, en zij een voorlopig besluit tot oplegging van geldboeten overeenkomstig artikel 25 terdecies, lid 1, tweede alinea, van die verordening neemt, stelt de ESMA die persoon onmiddellijk in kennis van dat besluit.

De ESMA stelt een redelijke termijn vast waarbinnen aan het onderzoek onderworpen personen schriftelijke opmerkingen over het voorlopige besluit kunnen maken. De ESMA is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

Op verzoek biedt de ESMA de aan het onderzoek onderworpen personen toegang tot het dossier.

(15)

De ESMA kan de aan het onderzoek onderworpen personen uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een onderzoek onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

5. De ESMA hoort de aan het onderzoek onderworpen persoon en neemt na de goedkeuring van het voorlopig besluit zo snel mogelijk een definitief besluit.

Indien de ESMA op basis van het volledige dossier en na de aan het onderzoek onderworpen personen te hebben gehoord, van oordeel is dat de aan het onderzoek onderworpen personen een of meer van de inbreuken als vermeld in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012 hebben gepleegd, neemt zij een bevestigend besluit tot het opleggen van geldboeten overeenkomstig artikel 25 undecies van die verordening. De ESMA stelt de aan het onderzoek onderworpen personen onmiddellijk in kennis van dat besluit.

Indien de ESMA een definitief besluit neemt dat het voorlopige besluit niet bevestigt, wordt het voorlopige besluit geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 6

Het recht om door de ESMA te worden gehoord met betrekking tot voorlopige besluiten tot het opleggen van dwangsommen

1. In afwijking van artikel 4 is de procedure in dit artikel van toepassing wanneer de ESMA uit hoofde van artikel 25 terdecies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voorlopige besluiten tot oplegging van dwangsommen neemt zonder de aan de procedure onderworpen persoon vooraf te horen.

2. Het voorlopige besluit tot oplegging van een dwangsom maakt melding van de rechtsgrond en de motieven voor het besluit, het bedrag en aanvangsdatum van de dwangsom.

Zodra de aan de procedure onderworpen persoon voldoet aan het desbetreffende besluit bedoeld in artikel 25 duodecies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 648/2012, kan geen voorlopig besluit tot oplegging van een dwangsom meer worden genomen.

De ESMA stelt de aan de procedure onderworpen persoon onmiddellijk in kennis van het voorlopig besluit en stelt een termijn vast waarbinnen die persoon schriftelijke opmerkingen kan maken. De ESMA is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt.

Op verzoek verleent de ESMA de aan de procedure onderworpen persoon toegang tot het dossier.

De ESMA kan de aan de procedure onderworpen persoon eveneens uitnodigen deel te nemen aan een hoorzitting. Aan een procedure onderworpen personen kunnen zich laten bijstaan door hun advocaten of door andere, door de ESMA aanvaarde, gekwalificeerde personen. De hoorzitting is niet openbaar.

3. Indien de ESMA op basis van het volledige dossier en na de aan de procedure onderworpen persoon te hebben gehoord, van oordeel is dat de redenen voor het opleggen van dwangsommen op het moment van de goedkeuring van het voorlopige besluit aanwezig waren, neemt de ESMA overeenkomstig artikel 25 duodecies van Verordening (EU) nr. 648/2012 een bevestigend besluit tot het opleggen van dwangsommen. De ESMA stelt de aan de procedure onderworpen personen onmiddellijk in kennis van dat besluit.

Indien de ESMA een besluit neemt dat het voorlopige besluit niet bevestigt, wordt het

(16)

Artikel 7

Toegang tot het dossier en gebruik van documenten

1. Op verzoek verleent de ESMA toegang tot het dossier aan de partijen aan wie de onderzoeksfunctionaris of de ESMA een mededeling van bevindingen heeft gezonden. De toegang tot het dossier wordt verleend na kennisgeving van een mededeling van bevindingen.

2. De documenten van het dossier waartoe overeenkomstig lid 1 van dit artikel toegang is verkregen, kunnen alleen worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures met betrekking tot de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 8

Verjaringstermijnen voor de oplegging van sancties

1. Er geldt een verjaringstermijn van vijf jaar voor de aan de ESMA toegekende bevoegdheden om geldboeten en dwangsommen op te leggen aan CTP’s uit derde landen en gelieerde derden waaraan die CTP’s operationele taken of activiteiten hebben uitbesteed.

2. De in lid 1 bedoelde verjaringstermijn gaat in op de dag na die waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortgezette of herhaalde inbreuken gaat deze verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

3. De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de ESMA met het oog op het onderzoek of de procedure met betrekking tot een inbreuk als opgesomd in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012. De stuiting van de verjaring treedt in op de dag waarop van de handeling kennis wordt gegeven aan de persoon die aan het onderzoek of de procedure is onderworpen met betrekking tot een inbreuk als opgesomd in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 648/2012.

4. Iedere stuiting zorgt ervoor dat de verjaringstermijn opnieuw aanvangt. De verjaring treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaring in overeenstemming met lid 5 wordt geschorst.

5. De verjaring voor de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de ESMA het voorwerp vormt van een procedure bij de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 25 quindecies van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 9

Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties

1. De bevoegdheid van de ESMA tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 25 undecies en 25 duodecies van Verordening (EU) nr. 648/2012 genomen besluiten verjaart na acht jaar.

2. De in lid 1 bedoelde termijn van acht jaar gaat in op de dag na die waarop het besluit definitief wordt.

3. De verjaring voor de tenuitvoerlegging wordt gestuit door:

(17)

a) een kennisgeving door de ESMA aan de aan een procedure onderworpen persoon van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd;

b) elke handeling van de ESMA, een autoriteit of een derde land dat op verzoek van de ESMA handelt, tot invordering van de geldboete of de dwangsom of tot handhaving van de aan de betaling daarvan gestelde voorwaarden.

4. Iedere stuiting zorgt ervoor dat de verjaringstermijn opnieuw aanvangt.

5. De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:

a) zolang een betalingstermijn is toegestaan;

b) zolang de tenuitvoerlegging is opgeschort op grond van een lopende procedure bij de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig artikel 25 quindecies van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Artikel 10

Inning van geldboeten en dwangsommen

De bedragen van door de ESMA geïnde geldboeten en dwangsommen worden op een door de rekenplichtige van de ESMA geopende rentedragende rekening gestort totdat zij definitief worden. Indien de ESMA gelijktijdig meerdere geldboeten of dwangsommen int, zorgt de rekenplichtige van de ESMA ervoor dat die op verschillende rekeningen of hulprekeningen worden gestort. Betaalde bedragen worden niet in de begroting van de ESMA opgenomen of als begrotingsposten geregistreerd.

Zodra de rekenplichtige van de ESMA op basis van de uitkomst van alle mogelijke juridische beroepsprocedures vaststelt dat de geldboeten en/of dwangsommen definitief zijn, draagt hij deze bedragen inclusief eventueel ontvangen rente over aan de Europese Commissie. Deze bedragen worden als algemene inkomsten in de begroting van de EU opgenomen.

De rekenplichtige van de ESMA brengt regelmatig verslag uit aan de ordonnateur van het directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie van de Europese Commissie over de bedragen van de opgelegde geldboeten en dwangsommen en de status daarvan.

Artikel 11

Berekening van termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 is van toepassing op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden als vastgesteld in deze verordening.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(18)

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26.1.2021

Voor de Commissie De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en voorlopige toepassing van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling

2 Wanneer een rapport niet vanaf een vaartuig wordt verzonden, wordt het tijdstip van verzending vanaf het VCC vermeld (= RD, RT). Waarnemersverslag in bijlage II.M bij de CEM,

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité met betrekking tot de

(1) Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 5 augustus 2021, heeft Polen verzocht om machtiging tot invoering van een bijzondere maatregel die afwijkt van de artikelen

EU-sancties zijn een vitaal instrument om de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) te bevorderen. Hiermee kan de EU ingrijpen, met name

Betreft: Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het aanvullend onderzoeksprogramma voor de hogefluxreactor (HFR) in Petten voor de periode 2020-2023, voor

achterstallige betalingen door een partij bij de overeenkomst blijven verschuldigd, met passende rentevergoeding. De honoraria en de kostenvergoedingen van de leden

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité voor de CETA dat is ingesteld in het