• No results found

Taalgebruik op WhatsApp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Taalgebruik op WhatsApp"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Taalgebruik op WhatsApp

Een inventarisatie van taalkenmerken in relatie met taalattitude en schrijfvaardigheid

Bachelorscriptie

Communicatie- en Informatie Wetenschappen Specialisatie Universitaire Lerarenopleiding Tilburg

Tilburg School of Humanities and Digital Sciences Tilburg University

Begeleider: dr. C.H. van Wijk Tweede lezer: drs. J.M. van der Loo

Romy H.A. Wiegers ANR 126962 Snr 1251202

Augustus 2018

(2)

2

Voorwoord

Deze scriptie had niet tot stand kunnen komen zonder de hulp van Carel van Wijk. Meneer Van Wijk weet alles over het schrijven van een scriptie. Vooral tijdens het voorwerk waar ik mezelf altijd te snel in stort, kan hij alles eerst op een rijtje te zetten. Ik heb hier enorm veel van geleerd en ook heb ik met verbazing geluisterd naar wat hij allemaal weet over de wetenschappelijke wereld. Met zijn hulp kon ik mijn onderzoek uitvoeren, resultaten verwerken en alles netjes op papier krijgen. De heldere feedback van Janneke van der Loo heeft me ook enorm geholpen. Door mevrouw Van der Loo heb ik mijn scriptie met een frisse blik kunnen bekijken. Dit was van grote waarde. Ook toen het even niet goed ging met mijn scriptie, kon ik bij haar terecht voor uitgebreide en heldere feedback.

Naast meneer Van Wijk en mevrouw Van der Loo, wil ik mijn leerlingen bedanken, die zo lief waren om mijn vragenlijst in te vullen. Ze hebben bijna allemaal meegedaan aan mijn onderzoek, waardoor ik een groot aantal respondenten heb kunnen behalen. Ik heb veel geleerd van hun uitgebreide woordenschat. Ik ben woorden en afkortingen tegengekomen waar ik tot voor kort nog nooit van gehoord had.

Ten slotte wil ik mijn ouders en zusje bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en vooral hun geduld om naar mijn praatjes te luisteren. De uren die ik met mijn moeder heb gebeld om te vertellen hoe het nu precies met mijn scriptie staat, zijn voor mij erg waardevol geweest.

Bovendien hebben ze allemaal meerdere keren mijn scriptie doorgekeken. Wat me geen pretje lijkt om zo vaak te doen.

(3)

3

Samenvatting

Tegenwoordig heeft iedereen een mobiele telefoon. Met deze telefoon kunnen we op verschillende manieren berichten sturen. De manier waarop we deze berichten sturen is anders dan de manier waarop we face-to-face communiceren. Er wordt gebruik gemaakt van zogenaamde netspeak, ofwel digi-taal. Deze digi-taal is vaak korter dan de Standaardtaal. Bovendien wordt er geschreven zoals woorden of zinsdelen worden uitgesproken. Een ander verschijnsel van digi-taal is het toevoegen van paralinguïstische signalen. Deze zijn bedoeld om de absentie van gezichtsuit- drukkingen en lichaamshouding te verbloemen.

Een doel van dit onderzoek was om een inventarisatie te maken van het taalgebruik van jongeren mede in relatie met hun attitude ten aanzien van dat taalgebruik en hun schrijfvaardigheid.

Bij 133 leerlingen van het middelbaar onderwijs is een inventariserende vragenlijst afgenomen waarin zes thema’s aan de orde kwamen. Het gebruik van de smartphone, hoeveel de smartphone gebruikt wordt en wanneer. Hoe de leerlingen zichzelf inschatten op de Nederlandse taal en hoe zij op specifieke vaardigheden scoren, zoals spelling, interpunctie en woordenschat. Hoe leerlingen denken dat zij zelf hun taal gebruiken op WhatsApp in vergelijking met de Standaardtaal. Wat leerlingen van WhatsApp vinden in relatie met hun taalgebruik. En een inventarisatie van welke woorden leerlingen gebruiken op WhatsApp. Deze woorden werden ingedeeld in de volgende categorieën: orthografisch, lexicaal en iconisch.

Het taalgebruik van leerlingen bestaat voor een groot deel uit Engelse woorden. Toch zijn dit geen woorden die het Nederlands verdringen (ontlening), maar juist woorden die naast het Nederlands worden gebruikt (codewisseling). Het zijn woorden die als opvulling gebruikt worden, zoals cool of lit. Verder is een toename van Engels gamewoorden te zien. Woorden zoals archers, goodgame en clash royale maken in de woordenlijst hun opwachting. Leerlingen maken nog steeds veel gebruik van afkortingen. Onder de gegeven afkortingen zijn 55 Engelse afkortingen te vinden.

Toch worden ook de klassieke afkortingen, zoals suc6 en w8, nog steeds genoemd door leerlingen.

Leerlingen geven aan andere taal te gebruiken op WhatsApp dan op school. Een principale componentenanalyse op samenhang in taalgebruik resulteerde in drie factoren die de variantie verklaarden: vrijpostig, inventief en gepast taalgebruik. Jongens blijken sterker hun taalgebruik aan te passen op WhatsApp dan meisjes. Jongens geven aan meer vrijpostig en inventief te praten op WhatsApp dan face-to-face. Op gepast taalgebruik scoren jongens en meisjes gelijk. Meisjes ergeren zich sneller aan taalgebruik op WhatsApp dan jongens. Hetzelfde geldt voor vwo- leerlingen ten opzichte van mavo- en havoleerlingen.

Er is geen relatie gevonden tussen de frequentie van het kijken op de smartphone en taalvaardigheid. Er is wel sprake van een contradictie wanneer het gaat over de frequentie van kijken op de telefoon in relatie met taalvaardigheid. Leerlingen die zichzelf een van de besten vinden, kijken meer op hun telefoon, terwijl leerlingen die een uitstekend krijgen van de docent juist minder op hun telefoon kijken. Leerlingen die door de docent als matig worden bestempeld, kijken meer op hun telefoon dan leerlingen die als uitstekend bestempeld worden. Wanneer een leerling zichzelf moet inschatten draait deze verhouding om. Dan kijken de leerlingen die

(4)

4 aangeven beter dan gemiddeld of een van de besten te zijn meer op de telefoon dan leerlingen die aangeven slechter dan gemiddeld te zijn. Dit verschil kan te maken hebben met de juistheid van de zelfinschatting.

Er is geen relatie gevonden tussen taalgebruik, taalattitude en schrijfvaardigheid. Het gebruiken van digi-taal leidt tot een andere woordenschat. Ook verandert de manier van praten wanneer jongeren op WhatsApp praten. Op WhatsApp praten jongeren al snel meer vrijpostig, inventief en gepast. Toch leidt het gebruiken van een telefoon leidt niet tot een verslechtering van de schrijfvaardigheid op school. Het belangrijkste is dat de jongeren in dit onderzoek redelijk tolerant zijn voor het gebruiken van WhatsApp-taal binnen de school. Zij zien geen problemen in het schrijven in digi-taal op school.

Ouders en docenten maken zich daarom terecht zorgen over het taalgebruik van hun kinderen en leerlingen. Leerlingen zouden volgens hen door het gebruik van digi-taal het verschil tussen de standaardtaal en digi-taal niet meer weten. Deze zorgen blijken gegrond. Uit dit onderzoek blijkt dat leerlingen het niet erg vinden om op school hetzelfde te praten als op WhatsApp. De vraag is hier of dit slecht is. Talen zijn altijd aan verandering onderhevig geweest, dus waarom verzetten tegen deze verandering?

(5)

5

Inhoudsopgave

1 Inleiding

6

1.1 Aanleiding tot het onderzoek 6

1.2 Taalgebruik en sociale media 7

1.3 Invloed van WhatsApp op taalgedrag 11

1.4 Onderzoeksvragen 14

2 Methode

15

2.1 Onderzoeksopzet 15

2.2 Instrumentarium 15

2.3 Samenstelling participantgroep 18

2.4 Procedure 19

2.5 Verwerking gegevens 20

3 Resultaten: taalvaardigheid en taalattitude

21 3.1 Beoordeling taalvaardigheid door docent en leerling 21 3.2 Samenhang tussen docentoordeel en zelfinschatting 24

3.3 Meningen over taalgebruik op WhatsApp 24

3.4 Attitude ten aanzien van taalgebruik op WhatsApp 25

4 Resultaten: smartphonegebruik, taalvaardigheid en taalattitude

27

4.1 Karakterisering smartphonegebruik 27

4.2 Samenhang tussen smartphonegebruik en taalvaardigheid 29 4.3 Samenhang tussen smartphonegebruik en taalattitude 30

5 Resultaten: taalgebruik op sociale media

31

5.1 Inventarisatie taalgebruik op sociale media 31

5.2 Evaluatie van inventarisatie 41

6 Discussie

43

6.1 Woordgebruik op WhatsApp 43

6.2 Attitude ten aanzien van taalgebruik 44

6.3 Relatie tussen WhatsApp en schrijfvaardigheid 45 6.4 Relatie tussen taalattitude, taalgebruik en schrijfvaardigheid 46

6.5 Beperkingen 47

6.6 Verarming of toch verrijking? 47

Literatuur

49

(6)

6

1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het onderzoek

‘Ouders maken zich zorgen over de invloed van sociale media op de taalontwikkeling van hun kind’ (Trouw, 2014), ‘sms’en slecht voor de taalvaardigheid van de jeugd’ (NIOW, 2013). Dit zijn enkele voorbeelden van uitspraken over hoe slecht het gebruik van sociale media zou zijn voor jongeren. Doemdenken is alomtegenwoordig wanneer het gaat over het taalgebruik van jongeren.

Maar hoe zit dit nu eigenlijk?

Met name ouderen lijken zich te ergeren aan slordig taalgebruik dat door jongeren wordt gebruikt (MAXvandaag, 2018). Uitingen die genoemd worden zijn ‘die meisje’ en ‘me moeder’.

Ook het gebruik van de Engelse taal in chat-, straat- en managementtaal is een bron van frustratie voor deze groep. Marc van Oostendorp legt in dit artikel de zorgen van MAX-leden naast zich neer. Klagen over het veranderen van een taal is volgens hem van alle tijden. Maar toch blijven ook ouders bezorgd (Spooren, 2009). Ouders (en docenten) zijn bang dat jongeren het verschil tussen digi-taal en de standaardtaal niet meer weten. Dit zou volgens hen leiden tot verloedering van onze taal. Toch is taalverandering is van alle tijden en ook het zorgen maken over de opkomst van deze ‘nieuwe talen’ is van iedere tijd (Trask, 2010). Talen zijn altijd aan veranderingen onderhevig geweest. Zo spreekt iedere generatie anders dan de generaties voor hen omdat taal, en met name de samenleving waarin deze gesproken wordt, altijd bezig is met veranderen. Sommige veranderingen binnen een taal zijn opvallend, maar de meeste veranderingen gebeuren langzaam en minder opzichtig.

Een grote verandering die nu gaande is, is de toenemende invloed van communicatie- technologie op onze maatschappij en daarmee ons taalgebruik. Mobiele telefoons zijn inmiddels zo geavanceerd dat ze, met recht, smartphones worden genoemd. Met een druk op het touchscreen- scherm is men in staat contact te leggen met wie men wil. Dit gaat meestal door het sturen van berichtjes en ook dit kan via verschillende online media. Waar eerder nog flink gebruik werd gemaakt van SMS en MSN is WhatsApp nu een van de meest gebruikte media om te communi- ceren (Verheijen, 2016). Reden om dit nieuwe medium en de gevolgen van het gebruik hiervan te onderzoeken.

Ondanks een grote hoeveelheid berichten over de negatieve gevolgen van WhatsApp is er opvallend weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de invloed van WhatsApp op de schrijfvaardigheid van jongeren op school. De meeste onderzoeken over sociale media houden zich bezig met beschrijven van de opkomst van digitale media en het opstellen van corpora (Verheijen, 2013). Daardoor kan niet met zekerheid worden gezegd dat het gebruik van sociale media daadwerkelijk een slechte invloed heeft op de schoolse schrijfvaardigheden van jongeren.

In dit onderzoek zijn leerlingen van een middelbare school gevraagd naar het gebruik van WhatsApp en de invloed hiervan op taalgebruik, taalattitude en schrijfvaardigheid. Hiernaast is een corpus opgesteld van woorden die jongeren op dit moment gebruiken op WhatsApp. Een nabespreking met de klas werd gehouden om de woordenlijsten te testen. Dit werd gedaan om te

(7)

7 controleren of de vragenlijsten compleet waren en om te controleren of alle woorden bekend waren voor leerlingen.

1.2 Taalgebruik en sociale media

Instant messaging

Communiceren via WhatsApp is een vorm van instant messaging (Verheijen, 2016), wat het volgende inhoudt: de online uitwisseling van berichtjes tussen twee of meer individuen (1) die een app op de smartphone of op het internet, (2) een socialenetwerksite, (3) of mogelijkheden tot het sturen van berichtjes binnen een online spel gebruiken. Instant messaging zorgt ervoor dat iedereen met een mobiele telefoon met een paar drukken op het touchscreen-scherm contact kan leggen met een bekende. Dit brengt extra kansen met zich mee voor jongeren om met taal bezig te zijn. Deze vorm van communiceren zorgt er namelijk voor dat kinderen op een steeds jongere leeftijd worden blootgesteld aan veel tekst, meer dan voor de komst van sociale media (Verheijen, 2013).

Invloed digitale apparaten op taalgebruik

Toch zijn er critici die stellen dat het gebruik van digitale apparaten leidt tot verslechtering van het taalgebruik. Volgens Crystal (2001) is een compleet nieuwe vorm van communiceren ontstaan, genaamd ‘netspeak’. Netspeak is de verzamelnaam van wijzen waarop taal wordt gebruikt op digitale media. De Decker (2015) geeft drie kenmerken die ten grondslag liggen aan netspeak. Ten eerste wordt er vaak geschreven zoals men spreekt. Dit zorgt voor een andere manier van schrijven dan we gewend zijn, zoals hoessie in plaats van hoe is het. Ten tweede wordt er kort en beknopt geschreven. Dit komt omdat fysieke kenmerken van digitale apparaten (klein scherm, onhandig toetsenbord) ervoor zorgen dat overbodige informatie achterwege wordt gelaten. Een voorbeeld van beknopte taal is w8 in plaats van wacht. Ten slotte worden veel paralinguïstische signalen toegevoegd door gebruikers. Wanneer via digitale media berichten verstuurd worden, kunnen geen gezichtsuitdrukkingen worden getoond of andere signalen met het lichaam worden gegeven. Door paralinguïstische signalen toe te voegen probeert men dit te compenseren. Voorbeelden van paralinguïstische signalen zijn emoticons of fonetische spelling zoals haha.

Waar Crystal in 2001 sprak van netspeak, spreekt Verheijen in 2016 over digi-taal. Volgens Verheijen is digi-taal een geschreven taalvariant die vooral door jongeren wordt gebruikt bij informele communicatie via nieuwe media. Deze wordt gekenmerkt door afwijkingen van de normen van de standaardtaal op schrijfniveaus zoals spelling, grammatica en interpunctie. Deze afwijkende vormen worden ook wel textisms genoemd (Verheijen, 2013). Een voorbeeld van een andere spelling dan de spelling die we gewend zijn is lkkr, wat lekker betekent. Hierbij worden woorden ingekort door gebruikers omdat zij dit gemakkelijker vinden. Een voorbeeld van afwijkingen in grammatica is het weglaten van functiewoorden. Dan kan een zin er als volgt uitzien: doe raam dicht. Het lidwoord de wordt dan weggelaten. Voor interpunctie geldt dat deze

(8)

8 vaak wordt weggelaten. Engelse woorden zoals can’t en don’t worden in digi-taal al gauw afgekort naar cant en dont.

Taalverandering

Digi-taal en netspeak zijn nieuwe taalvormen van deze tijd, maar taalverandering is geen nieuw begrip. Taal is altijd aan verandering onderhevig geweest. Van der Horst ging in 2008 zelfs zo ver door te zeggen dat aan de standaardtaal zoals we deze kennen snel een einde komt. Door het verslonzen van de taal zoals we deze nu kennen, door minder te lezen, door slordige uitspraak en door een dalend niveau van onderwijs zijn we volgens Van der Horst (2008) niet in staat om het Standaardnederlands te behouden. Dit geldt overigens niet alleen voor het Nederlands, ook andere Westerse talen kampen binnenkort met hetzelfde probleem. De vraag is of dit goed of slecht is.

Taalverandering kan ook als een positief verschijnsel worden gezien. Een voorbeeld van een positieve benadering geeft Trask (2010). Taal verandert nu eenmaal, het heeft te maken met onze maatschappij, onze belevingswereld en hoe we alles verwoorden wat we zien, beleven en meemaken. Zien we nieuwe dingen, dan verwoorden we deze op een nieuwe manier. Daarom is het niet zo gek dat midden in de huidige technologische revolutie onze woordenschat zich hieraan aanpast. En niet alleen onze woordenschat past zich aan, ook onze uitspraak en grammatica ondergaan flinke transformaties. Dit is bijvoorbeeld te zien bij het gebruik van afkortingen zoals srs in plaats van het woord serieus (Verheijen, 2016).

Een oorzaak van veranderende taal zit niet alleen in het veranderen van onze maatschappij, maar ook in het gebruiken van de taal op een eigen manier. Voorbeelden van het gebruiken van een taal op een eigen manier zijn dialect en jongerentaal. De leerlingen uit dit onderzoek komen uit de regio Noord-Brabant, een regio die bekend staat om haar sterke dialect (Swanenberg, 2009).

Dialect kan ervoor zorgen dat leerlingen woorden verkeerd gebruiken en dit vervolgens ook doorvoeren in hun schooltaal. Een bekend voorbeeld hiervan is het gebruik van het woord aanrijden. Aanrijden betekent in het Brabantse dialect dat iemand ergens wegrijdt, terwijl het volgens het Nederlands woordenboek betekent dat iemand letterlijk wordt aangereden (Swanenberg, 2009). Dit is een fout die in een schoolverslag vervelend zou kunnen zijn.

Naast het gebruik van dialect is het gebruik van jongerentaal, een combinatie van straattaal en digi-taal (Lettinga, Van Wijk & Broeder, 2017), ook een oorzaak van taalverandering.

Jongerentaal is een verschijnsel van alle tijden en net als een standaardtaal verandert ook deze taal van tijd tot tijd. Zo is de woordenschat van jongeren de laatste jaren uitgebreid door de komst van de smartphone. Ook in de jongerentaal zijn woorden met een digitale achtergrond opgenomen.

Voorbeelden van jongerentaal zijn woorden zoals vet en chillen (Den Ouden & Van Wijk, 2007).

De voornaamste reden van jongeren om jongerentaal te gebruiken is omdat het als informeel en cool wordt gezien (Verheijen, 2016).

Taalgebruik op WhatsApp

Taalgebruik op WhatsApp is anders dan taalgebruik op school. Er wordt vaak gebruik gemaakt van fonetisch schrijven, dit wil zeggen dat een woord wordt geschreven zoals het wordt

(9)

9 uitgesproken (Lettinga et al., 2017). Een lexicaal kenmerk van digi-taal is volgens Verheijen (2016) het gebruik van Engelse leenwoorden en een syntactisch kenmerk is het weglaten van woorden. Het ontbreken van interpunctie is de meest voorkomende ‘fout’ in berichten van jongeren. Verder wordt gesproken over het veelvuldig gebruik van ‘onconventionele interpunctie’

zoals symbolen en emoticons (Kemp, Wood en Waldron, 2014).

De woorden uit de digi-taal van jongeren kunnen op lexicale, orthografische en iconische basis ingedeeld worden (Lettinga et al., 2017). Figuur 1 geeft schematisch weer hoe taal op WhatsApp in drie verschillende categorieën kan worden ingedeeld. Wanneer woorden uit de digi- taal onder de categorie lexicaal vallen, wil dit zeggen dat de woorden hetzelfde geschreven worden als in onze standaardtaal maar op een andere manier of met een andere betekenis gebruikt worden.

Een voorbeeld hiervan is het woord vet, dit heeft een andere betekenis wanneer het bijvoorbeeld als vet cool gebruikt wordt dan wanneer het gebruikt wordt als een eigenschap van etenswaren, zoals vette vis. Wanneer woorden uit de digi-taal onder de categorie orthografisch vallen, wil dit zeggen dat woorden anders worden geschreven. Een voorbeeld hiervan is taksi in plaats van taxi.

Emoticons, symbolen en tekens vallen onder de categorie iconisch. Voorbeelden van tekens zijn het uitroepteken (!) en het vraagteken (?).

Binnen deze drie categorieën zijn elf subcategorieën onderscheidden. Deze elf subcategorieën zijn in dit onderzoek samengenomen in zeven taalkenmerken. Een voorbeeld hiervan is de categorie Nederlandse woorden die op een andere manier gebruikt worden. De subcategorieën het verruimen van de betekenis en het veranderen van de betekenis zijn in dit onderzoek samen onder het taalkenmerk Nederlandse woorden die op een andere manier gebruikt worden geplaatst. De subcategorie nadruk leggen op woorden is in dit onderzoek niet gevraagd aan leerlingen. Wel komt dit in hoofdstuk 5 aan bod in de vragenlijsten.

De zeven taalkenmerken die in dit onderzoek van toepassing zijn, zijn: Engelse woorden, Nederlandse woorden die op een andere manier gebruikt worden, afkortingen, opzettelijk verkeerd gespelde woorden, woorden die geschreven zijn zoals je praat, kreten, tekens en emoticons.

Engelse woorden of zinsdelen vallen onder de lexicale kenmerken. Deze lenen we uit de Engelse taal. Nederlandse woorden die op een andere manier gebruikt worden vallen ook onder de lexicale kenmerken. De betekenis van deze woorden wordt verruimd. Afkortingen vallen onder zowel lexicale als orthografische kenmerken. Een afkorting valt onder lexicale kenmerken wanneer een woord op de klassieke manier wordt afgekort. Een afkorting valt onder orthografische kenmerken wanneer een woord wordt ingedikt of weggelaten. Voorbeelden hiervan zijn te zien in Figuur 1.

Wanneer een woord opzettelijk verkeerd wordt gespeld, valt dit onder de orthografische kenmerken. Bij deze woorden schendt men grammaticaregels. Ook de woorden opschrijven zoals je ze uitspreekt valt onder orthografische kenmerken, hier is sprake van verklanken. Tekens en emoticons vallen onder iconische kenmerken. Kreten komen in Figuur 1 niet terug.

(10)

10 Figuur 1. Een inventarisatie van kenmerken van berichtjes (Lettinga, Van Wijk & Broeder, 2017)

Een ander fenomeen dat sinds de opkomst van de computer en met name de mobiele telefoon veel gebruikt wordt, is de emoticon. Het woord emoticon is een mix van de woorden emotie en icoon (Dresner & Herring, 2010). Emoticons geven paralinguïstische signalen in de afwezigheid van een fysieke ontvanger.

In dit onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de smiley en anderzijds het pictogram. De smiley is de emoticon in zijn ‘klassieke’ vorm. Een getekend hoofdje dat een emotie weergeeft. De smiley stamt uit 1982 van de tekens : en ) (Desner & Herring, 2010). Figuur 2 geeft voorbeelden van smileys.

Figuur 2. Voorbeelden van smileys

Na de smileys werden pictogrammen ontwikkeld. Pictogrammen geven geen emoties weer, maar laten een object zien. Dit kunnen alle soorten objecten zijn. In Figuur 3 zijn voorbeelden van pictogrammen in de categorie eten te zien.

(11)

11 Figuur 3. Voorbeelden van pictogrammen

1.3 Invloed van WhatsApp op taalgedrag

Taalvaardigheid is een belangrijke pijler binnen het onderwijs. Leerlingen worden continu beoordeeld op hun beheersing van het Standaardnederlands (Glopper, 2018). Wanneer de taalvaardigheid niet op niveau is, zijn leerlingen niet in staat om bij andere vakken, zoals geschiedenis of wiskunde, een voldoende te halen. Of een leerling het Nederlands goed beheerst hangt af van verschillende factoren. Grammatica en spelling zijn een belangrijke voorspeller, net zoals woordenschat en interpunctie. In dit onderzoek wordt ook gevraagd of leerlingen creatief om kunnen gaan met taal. Creatief zijn met taal kan pas wanneer de andere onderdelen (grammatica, spelling, woordenschat en interpunctie) beheerst worden.

Taalvaardigheid kan op verschillende manieren beoordeeld worden. Er kan gekeken worden naar welk cijfer een leerling heeft behaald. Ook kan er worden gekeken naar wat een leerling zelf van zijn taalvaardigheid vindt. Beide manieren zijn in dit onderzoek benut.

Veel ouders en docenten zijn bang dat WhatsApp een negatieve invloed heeft op de taalvaardigheid van jongeren (Spooren, 2009). Door het vaak gebruiken van digi-taal of netspeak zouden jongeren volgens hen geen verschil meer zien tussen hun taalgebruik op WhatsApp en de standaardtaal op school. Toch is er weinig onderzoek gedaan naar de invloed van WhatsApp op schrijfvaardigheid (Verheijen, 2013). Daarom wordt gekeken naar andere factoren die van invloed zijn op het taalgedrag van jongeren, zoals het gebruik van de Engelse taal, het gebruik van dialect en schrijven met andere spellingsconventies dan het Standaardnederlands. Deze factoren zijn ook te vinden in Figuur 1. In dit onderzoek wordt ook gekeken naar de attitude die jongeren zelf hebben ten opzichte van WhatsApp. Wat vinden zij nu zelf van hun taalgebruik op WhatsApp?

Verengelsing

De Engelse taal wordt steeds meer gebruikt in onze samenleving. Een voorbeeld hiervan zijn reclameteksten. Er is sprake van een toename van het gebruik van Engelse woorden in reclame- teksten in België, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Nederland. Twee derde van alle advertenties bevat minimaal één Engels woord of een van het Engels afgeleid woord (Gerritsen et al., 2007).

Aandacht trekken bleek niet zozeer het belangrijkste doel van bedrijven om Engels te gebruiken.

(12)

12 Veel woorden of woordgroepen zijn niet of niet mooi naar het Nederlands te vertalen. Denk hierbij aan woorden zoals invisible kiss proof, deep-hydra-complex, uv-response (Gerritsen et al., 2007).

Deze woorden staan daarom vaak in het Engels in reclameteksten.

De leeftijd van de doelgroep speelt een belangrijke rol. Hoe jonger de doelgroep, hoe meer Engels wordt gebruikt in advertenties. Dit strookt met de verwachtingen behorende bij de doelgroep van dit onderzoek, dat jongeren meer Engelse taal gebruiken. Dit zorgt voor een zichzelf versterkend effect. Jongeren gebruiken vaker de Engelse taal, dus daarom worden advertenties hierop aangepast. Tegelijkertijd verruimen zij zo hun kennis van de Engelse taal, waardoor de advertenties in voornamelijk Engels worden gemaakt.

Niet alleen in reclameteksten is een toename van de Engelse taal te zien, ook in onze online communicatie is een toename van het gebruik van het Engels te zien. Dit taalgebruik gaat van Engelse leenwoorden tot het gebruik van complete Engelse zinnen. Er zijn twee manieren waarop het Engels terug te zien is in berichtjes (Van den Bergh, 2017). Dat is enerzijds door ontlening, anderzijds door codewisseling. Bij ontlening is sprake van het letterlijk overnemen van woorden of zinsdelen uit de Engelse taal. Bij codewisseling gaat het over het moeiteloos van het Engels naar het Nederlands schakelen. Dit laatste gebeurt meestal in één zin.

Er zitten ook nadelen aan zoveel Engelse taal. Het gebruik van te veel Engels kan leiden tot taalverlies en verlies van denkvermogen (De Groot, 2017). Zo kan het veelvuldig gebruiken van de Engelse taal ervoor zorgen dat leerlingen ongebalanceerde tweetaligen worden. Dit heeft vooral te maken met de Engelse woordenschat. De woordenschat van Nederlandse scholieren is al gauw 40 procent kleiner dan die van Engelse scholieren. Dit zorgt ervoor dat de taal niet op haar best kan worden gebruikt en dit zorgt dan weer voor een minder goed begrip van het Engels. Aan de andere kant verarmt het Nederlands van deze leerlingen, doordat het minder gebruikt wordt.

Deze verarming van het Nederlands kan leiden tot negatieve schoolresultaten.

Ander onderzoek laat zien dat het vroeg aanleren van Engels aan basisschoolkinderen juist een positief effect heeft op de Nederlandse taal (Goorhuis-Brouwer & Bot, 2005). Met name voor kinderen met een niet-Nederlandse taalachtergrond zorgt het aanleren van het Engels voor een versnelde ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid. Leerlingen met een Nederlandse taalachtergrond zouden beter zijn in het begrijpen van hun eigen taal na het aanleren van de Engelse taal.

Dialect

Een taal wordt door iedereen op zijn of haar eigen manier gebruikt (Driessen, 2017). Dialecten zijn een voorbeeld van het gebruiken van een taal op een eigen manier. Buiten het Standaard- nederlands worden er talloze varianten van het Nederlands gesproken in ons land (Bennis, 2003).

Het verschil tussen het Standaardnederlands en bijvoorbeeld het Limburgs zit hem in gebruik, attitude, geografische spreiding, sociale spreiding en frequentie. Net als jongerentaal zorgt het spreken van een dialect voor een bepaalde informele sfeer. Bovendien ontlenen veel gebruikers van het dialect een bepaalde sociale status aan het spreken van een dialect. Net als het gebruik van digi-taal is het spreken van dialect ‘cool’ en ‘populair’ (Swanenberg, 2009).

(13)

13 Er zijn onderzoeken waarin geconcludeerd wordt dat het spreken van dialect in de thuissituatie nadelig kan zijn voor de ontwikkeling van de standaardtaal bij leerlingen (Kraaykamp, 2005). Niet alleen levert het spreken van een dialect problemen op bij taalontwikkeling, ook heeft het spreken van een dialect sociale gevolgen, zoals het gemiddelde inkomen. Gemiddeld verdienen mensen die vroeger dialect spraken minder dan mensen die zonder dialect zijn opgegroeid (Kraaykamp, 2005). Het spreken van een dialect kan dus een negatief effect hebben op de schrijfvaardigheid op school. Verder kan het gebruiken van een digi-taal vergeleken worden met het spreken van een dialect. In dit onderzoek wordt gekeken naar het effect van het gebruiken van een digi-taal op de schrijfvaardigheid op school.

Schrijfvaardigheid

Schrijfvaardigheid is een op zichzelf staand onderdeel binnen taalgedrag. De manier waarop leerlingen schrijven zegt veel over de beheersing van de standaardtaal. Gevreesd wordt dat wanneer leerlingen veel Engels, dialect, jongerentaal of digi-taal gebruiken hun schrijfvaardigheid achteruitgaat (De Groot, 2017; Kraaykamp, 2005). Een voorbeeld is onderzoek naar Cito-scores van leerlingen die thuis een dialect spreken tegenover de Cito-scores van leerlingen die thuis geen dialect spreken. Dialectsprekende kinderen scoren op de Cito-Eindtoets iets lager dan leerlingen die Standaardnederlands spreken (Kroon & Vallen, 2009). Dit kan een aanwijzing zijn voor de gevolgen van het spreken van een dialect. Ook kan dit een mogelijke aanwijzing zijn voor een negatieve invloed van schrijven in digi-taal op schoolse vaardigheden.

In dit onderzoek worden zowel schrijfvaardigheid als taalvaardigheid nader onderzocht.

Om de schrijfvaardigheid te beoordelen wordt gekeken naar de woordenschat van jongeren op dit moment. Om de taalvaardigheid te beoordelen wordt gekeken naar hoe deze woorden worden gebruikt en er wordt gekeken naar beoordelingen in relatie met de smartphone. Ook de resultaten van de docent worden in dit onderzoek geïntegreerd. Uiteindelijk wordt aan de leerlingen in dit onderzoek gevraagd wat zij nu zelf van hun taalgebruik vinden.

Mening ten aanzien van taalvaardigheid

Er is nog geen onderzoek gedaan naar de attitude van jongeren ten aanzien van WhatsApp. Er is wel onderzoek gedaan naar de attitude van jongeren ten opzichte van spreken in dialect. Net als in het onderzoek van Swanenberg (2010) wordt in dit onderzoek de mening van jongeren ten opzichte van hun taalgebruik op WhatsApp bevraagd. In het onderzoek van Swanenberg (2010) werden leerlingen van het voortgezet onderwijs werden gevraagd naar hun ervaringen met dialect.

Jongeren ondervonden geen problemen bij het spreken van een dialect op hun taalvaardigheid. 21 procent van hun docenten zag wel problemen die ontstonden door het spreken van een dialect. Het spreken van een dialect heeft vooral te maken met trots en identiteit, dit kan een reden zijn waarom respondenten geen problemen zagen. Zij geven niet graag een stukje identiteit weg. Het gebruiken van een digi-taal heeft net als dialect te maken met populariteit en identiteit. De vraag is nu of het schrijven in digi-taal een probleem vormt voor schoolse vaardigheden. Moeten ouders en docenten

(14)

14 zich druk maken? Is het gebruiken van een andere taal dan het Standaardnederlands zo’n groot probleem?

1.4 Onderzoeksvragen

Door middel van een vragenlijst verspreid onder leerlingen van een middelbare school werd gevraagd naar hun taalgebruik. Ook werd in de vragenlijst de attitude van jongeren ten aanzien van hun eigen taalgebruik bevraagd. De onderzoeksvragen in dit onderzoek luiden als volgt:

O1: Welke woorden gebruiken jongeren anno 2018 op WhatsApp?

O2: Wat is de attitude van jongeren ten aanzien van hun eigen taalgebruik?

O3: In hoeverre heeft het gebruik van WhatsApp relatie met de schrijfvaardigheid van jongeren?

O4: Wat is de relatie tussen taalgebruik, taalattitude en schrijfvaardigheid?

(15)

15

2 Methode

2.1 Onderzoeksopzet

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een inventariserende vragenlijst. De vragenlijst werd afgenomen onder jongeren uit vijf klassen van een middelbare school. Een doel was om een inventarisatie te maken van het taalgebruik van jongeren. Een ander doel was om de attitude van jongeren ten opzichte van WhatsApp te meten. Leerlingen van drie schoolniveaus deden mee:

mavo, havo en vwo. De leerlingen zaten in leerjaar 1, 2 of 3.

2.2 Instrumentarium

Persoonskenmerken

Er is gevraagd naar naam, sekse, stamgroep, niveau en geboortedatum (zie (1)).

(1) Naam: ………

Ik ben een O jongen O meisje

Ik zit in klas O 1A O 1D O 2B O 2C O 3E Ik zit op O Mavo O Havo O Vwo

Ik ben geboren op ... - .….. – 20..

Taalvaardigheid

Om de taalvaardigheid van leerlingen in kaart te brengen is gebruik gemaakt van twee soorten gegevens. Enerzijds werd aan de leerlingen gevraagd om zelf hun taalvaardigheid in te schatten.

Anderzijds werden de resultaten van de docent geïntegreerd in de dataset.

Taalvaardigheid: zelfinschatting

Een inschatting van de eigen taalvaardigheid is op drie manieren gemaakt: in verhouding met de klasgenoten (zie (2)) en op basis van rapportcijfer (zie (3)). Vijf specifieke vaardigheden zijn bevraagd: drie voor conventies en twee voor inhoud (zie (4)). Er is gereageerd op een zevenpunts oneens/eens-schaal.

(2) Vergeleken met mijn klasgenoten ben ik in het schoolvak ‘Nederlands’ een van de besten (van de klas) / beter dan gemiddeld / gemiddeld / slechter dan gemiddeld / een van de slechtsten (van de klas)

(3) Voor Nederlands geef ik mezelf het rapportcijfer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 (4) a Ik ben goed in spelling

Ik maak weinig fouten bij het schrijven

Ik zet leestekens zoals punten en komma’s steeds op de plek waar ze horen

(16)

16 b Ik weet van heel veel woorden wat ze betekenen

Ik kan heel creatief zijn met taal Taalvaardigheid: beoordeling door docent

Alle leerlingen hebben van hun docent een beoordeling gekregen. De leerlingen van zowel leerjaar 1 als leerjaar 2 en leerjaar 3 worden beoordeeld met een categorieaanduiding. De leerlingen kunnen de volgende scores behalen: onvoldoende, voldoende, ruim voldoende, goed.

In de praktijk geldt dat 0 – 5,5 staat voor een onvoldoende, 5,6 – 7,5 staat voor een voldoende, 7,6 – 8,5 staat voor een ruim voldoende en hoger dan 8,5 betekent een goed. Voor dit onderzoek zijn de resultaten in nieuwe categorieën geplaatst. Onvoldoende en voldoende zijn

samengenomen als matig. Ruim voldoende heeft de waarde goed gekregen en de leerlingen die in de les een goed scoorden krijgen nu een uitstekend.

Gebruik smartphone

Gevraagd is naar hoe vaak, wanneer en waarom men een smartphone gebruikt. De frequentie van het gebruik is bepaald met (5) tot en met (7), het moment van gebruik met (8) en de reden voor het gebruik met (9) en (10).

Bij (8), (9) en (10) waren er vijf geordende antwoordalternatieven (Nooit, Soms, Regelmatig, Vaak, Voortdurend).

(5) Op één dag pak ik mijn smartphone wel …. keer

(6) Op één dag verstuur ik ongeveer … berichtjes via Instagram / Facebook / Twitter / WhatsApp

(7) Op één dag heb ik via WhatsApp contact met wel … personen / met wel ….

groepsWhatsApps

(8) Ik kijk op mijn smartphone Tijdens de les / Bij het ontbijt / Onder tv kijken /

Tijdens mijn huiswerk / Onder het avondeten / In bed / over huiswerk / over leraren / over hobby’s / over uitgaan / over film en muziek / over het nieuws

(9) Via WhatsApp praten we met elkaar over sport / over de klas / over huiswerk / over leraren / over hobby’s / over uitgaan / over film en muziek / over het nieuws

(10) Ik gebruik WhatsApp om af te spreken / om zomaar te kletsen / om foto’s door te sturen / om filmpjes te laten zien / om grapjes te delen

Meningen over taalgebruik in WhatsApp

Over het taalgebruik in WhatsApp zijn items geformuleerd over drie thema’s: ervaringen, belevingen en normen (zie (11)). Per thema zijn twee items gegeven. Er is gereageerd op een zevenpunts oneens/eens-schaal.

(11) a. In de WhatsApp’jes die ik verstuur, heb ik zo mijn eigen manier van praten In de WhatsApp’jes die ik krijg, zie ik vaak aparte manieren van praten b. Ik irriteer me bij WhatsApp’jes weleens aan het taalgebruik

Ik vind het taalgebruik in WhatsApp’jes best wel grappig en creatief

(17)

17 c. Mijn taalgebruik in WhatsApp’jes is echt heel anders dan hoe ik op school schrijf

Van mij mag je op school best zo schrijven als in WhatsApp’jes Attitude ten aanzien van taalgebruik in WhatsApp

Het taalgebruik is bevraagd voor drie aspecten: stijl, norm en inhoud. Ieder aspect is bevraagd met vier items. Bij ieder item is gereageerd op een zevenpunts oneens/eens-schaal. De

samenhang van de items is nagegaan met een principale componentenanalyse onder toepassing van varimaxrotatie. Het resultaat staat in Tabel 1. De analyse leverde drie factoren op die 70.6 procent van de variantie verklaarden en grotendeels overeenkwamen met de apriori indeling. De factoren zijn benoemd als vrijpostig, inventief en gepast. Per factor zijn de items samengenomen tot een schaalscore. De betrouwbaarheid van de schalen was goed (vrijpostig: Cronbach’s alpha .81, Inventief: Cronbach’s alpha .87, Gepast: Cronbach’s alpha .87).

Tabel 1 Factorladingen na varimaxrotatie

Vrijpostig Inventief Gepast

stijl1 meer aanstellerig ,795 ,204 ,267

stijl2 meer pittig ,766 ,361 -,132

stijl3 meer stoer ,714 ,251 ,079

norm1 brutaler ,707 ,359 -,243

norm2 groffer ,661 ,331 -,383

stijl4 meer overdreven ,539 ,536 -,015

inhoud1 leuker ,266 ,819 ,128

inhoud2 grappiger ,269 ,792 ,004

inhoud3 origineler ,316 ,780 ,070

inhoud4 creatiever ,281 ,770 ,021

norm3 netter ,028 ,022 ,906

norm4 beschaafder -,074 ,132 ,874

Percentage verklaarde variantie 27.36 27.30 15.9 Noot Ieder predikaat werd voorafgegaan door “Mijn taal op WhatsApp is”.

Inventarisatie taalgebruik WhatsApp

Taalgebruik is geïnventariseerd voor zeven taalkenmerken ontleend aan de taxonomie in Figuur 1: Engelse woorden, betekenisverschuiving, afkortingen, anders gespeld, kreten, tekens en ‘de praatmanier’ (zie (12) tot en met (18)). Bij ieder type begon de opdracht met een korte omschrij- ving. Steeds werd ook een maximaal aantal invulposities gegeven.

(12) Bij WhatsAppen gebruiken we gemakkelijk Engelse woorden, zoals sorry en thanks.

Noem zoveel mogelijk Engelse woorden die jij weleens gebruikt (9 invulposities)

(18)

18 (13) Bij WhatsAppen gebruiken we gemakkelijk Nederlandse woorden op een andere manier dan “normaal”. Denk bijvoorbeeld aan dat iets konings is, of vet goed. Noem zoveel mogelijk woorden die jij weleens ‘op je eigen manier’ gebruikt (9 invulposities) (14) Bij WhatsAppen gebruiken we gemakkelijk afkortingen, zoals bios en bieb. Noem zoveel mogelijk afkortingen die jij weleens gebruikt (5 invulposities)

(15) Bij WhatsAppen spellen we woorden weleens opzettelijk verkeerd. Bijvoorbeeld taksi voor taxi of sgool voor school. Noem zoveel mogelijk anders gespelde woorden die jij weleens gebruikt (9 invulposities)

(16) Bij WhatsAppen gebruiken we weleens kreten, zoals ooh en brrr. Noem zoveel mogelijk kreten die jij weleens gebruikt (5 invulposities)

(17) Bij WhatsAppen gebruiken we wel eens tekens, zoals 😉, xxxx en : -). Noem zoveel mogelijk tekens die jij weleens gebruikt (9 invulposities)

(18) Bij WhatsAppen schrijven we soms zoals we praten. Bijvoorbeeld we schrijven hoessie voor hoe is het en doeeeeg voor doei. Noem zoveel mogelijk woorden die jij weleens op de ‘praatmanier’ schrijft (5 invulposities)

Nabespreken inventarisatie

De woordenlijsten die zijn samengesteld uit de inventarisatie van taalgebruik werden nogmaals voorgelegd aan de leerlingen. In groepen beantwoordden de leerlingen vragen over de woorden- lijsten die zijn samengesteld aan de hand van de ingevulde woorden, afkortingen, kreten, tekens en emoticons (zie (19) tot en met (22)).

(19) Gebruik je bovenstaande afkortingen weleens? Zo ja, hoe vaak?

(20) Zitten er afkortingen tussen die jullie echt niet zouden gebruiken? En waarom niet (bijv. ouderwets, gek of niet grappig)?

(21) Zien jullie afkortingen die jullie niet kennen (of die niet iedereen van het groepje kent)? Markeer deze.

(22) Welke afkortingen mis je op deze lijst?

2.3 Samenstelling respondentengroep

In totaal deden 133 leerlingen mee aan het onderzoek. De resultaten van drie leerlingen werden buiten beschouwing gelaten, omdat zij geen serieuze antwoorden hadden ingevuld. In totaal vulden 64 jongens en 66 meisjes de vragenlijst volledig in. Iedere deelnemer was in bezit van een smartphone. Tabel 2 geeft de verdeling over Niveau en Leerjaar. Voor het derde leerjaar was geen mavo-klas beschikbaar.

(19)

19 Tabel 2 Verdeling leerlingen in relatie met Leerjaar en Niveau

Leerjaar 1 Leerjaar 2 Leerjaar 3 Totaal

Mavo 13 15 -- 28

Havo 18 16 9 43

Vwo 24 20 15 59

Totaal 55 51 24 130

Tabel 3 geeft de zelfinschatting van leerlingen in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Bij vergelijking met klasgenoten vond 4.6 procent zich een van de besten, 25.4 procent vond zich beter dan gemiddeld, 61.5 procent vond zich gemiddeld en 8.5 procent vond zich slechter dan gemiddeld. In tabel 3 staat de zelfinschatting van leerlingen in relatie met drie persoonskenmerken.

De verdeling bleek los te staan van Sekse (χ²(3)=2.28, p=.51), Leerjaar (χ²(6)=0.94, p=.99) en Niveau (χ²(6)=7.63, p=.26).

Tabel 3 Zelfinschatting van leerling in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau (in procenten)

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59)

Een van de besten 7.5 3.0 3.6 7.5 4.2 3.3 6.8 5.1

Beter dan gemiddeld 25.4 24.2 26.8 24.5 20.8 20.0 15.9 33.9

Gemiddeld 56.7 66.7 62.5 58.5 66.7 63.3 68.2 55.9

Slechter dan gemiddeld 10.4 6.1 7.1 9.4 8.3 13.3 9.1 5.1

2.4 Procedure

Het onderzoek is in twee lesuren afgenomen. In de eerste sessie is de vragenlijst afgenomen, in de tweede sessie zijn de resultaten uit de eerste sessie besproken.

In de eerste sessie kregen de leerlingen tijdens de les Nederlands een link toegestuurd. Via deze link openden zij de vragenlijst in Qualtrics. Vervolgens werd de hele les gebruikt om de vragenlijst in te vullen. De vragenlijst begon met een korte introductie (zie (23)). Voor ieder blok met vragen stond een korte inleiding.

De tweede sessie bestond uit het reflecteren op gegeven antwoorden. Er zijn woordenlijsten samengesteld met de antwoorden uit de eerste sessie. Iedere categorie kreeg een woordenlijst. De woordenlijsten met Engelse woorden en met afkoringen werden aan iedereen uitgedeeld. Op het papier mochten leerlingen commentaar geven op de items op deze lijsten. Mochten zij klaar zijn met een van deze twee lijsten dan kregen zij een lijst kreten, tekens, anders gebruikte woorden of bewust verkeerd gespelde woorden. Zij beantwoordden ook de vragen op deze lijst (zie (19) tot en met (22)).

(20)

20 (23) Beste leerlingen,

We hebben bijna allemaal wel een telefoon.

Daar kunnen we van alles mee doen.

Wat we vaak met deze telefoon doen, is WhatsAppen.

Soms gebruiken we tijdens het WhatsAppen een andere taal.

Welke taal we gebruiken, onderzoek ik voor mijn opleiding.

Door deze vragenlijst in te vullen help je mij met mijn scriptie.

En je helpt ook jezelf,

want volgende week gaan we in de les aan de slag met de antwoorden.

Succes!

Romy Wiegers

2.5 Verwerking gegevens

De antwoorden op de vragenlijst werden vanuit Qualtrics in een SPSS-bestand gezet. Vervolgens werden serieuze gegevens (N=130) van niet-serieuze gegevens (N=3) gescheiden. Hierna zijn verschillende analyses uitgevoerd: een Factor Analyse, ANOVA’s, correlatieanalyse en een Chi- kwadraat-analyse. De resultaten van deze analyses zijn te vinden in hoofdstukken 3 en 4.

(21)

21

3 Resultaten: karakterisering taalvaardigheid en taalattitude

3.1 Beoordeling taalvaardigheid door docent en leerling

Taalvaardigheid: beoordeling door docent

In tabel 4 staat de beoordeling in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Er is een effect van Sekse (χ²(2)=26.02, p=<.001). Er is geen effect van Leerjaar (χ²(4)=8.11, p=.088); Niveau (χ²(4)=5.66, p=.226). Meisjes worden beter beoordeeld door de docent dan jongens.

Tabel 4 De beoordeling van de docent in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau (in percentages)

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59)

Matig 59.4 21.2 47.3 27.5 50.0 53.6 44.2 30.5

Goed 40.6 60.6 49.1 58.8 37.5 42.9 44.2 59.3

Uitstekend 0.0 18.2 3.6 13.7 12.5 3.6 11.6 10.2

Taalvaardigheid: beoordeling door leerling

In Tabel 5 staat het zelf ingeschatte rapportcijfer van leerlingen in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Er zijn geen effecten gevonden (Sekse: F<1; Leerjaar: F(2,114)=2.73, p=.069; Niveau:

F(2,114)=2.63, p=.076). Gemiddeld genomen gaven de leerlingen zich een ruime voldoende.

Tabel 5 Zelfinschatting rapportcijfer van leerling in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau (score is minimaal 1, maximaal 10; standaarddeviatie staat tussen haakjes)

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59) Rapportcijfer 7.21

(0.12)

7.20 (0.12)

7.17 (0.13)

7.32 (0.14)

6.88 (0.21)

6.93 (0.19)

7.17 (0.16)

7.29 (0.13)

Relatie beoordeling docent en zelfinschatting leerling

In Tabel 6 staat het zelf ingeschatte rapportcijfer van leerlingen in relatie met Beoordeling Docent en Zelfinschatting Leerling. Er is een effect gevonden van Zelfinschatting (F(3,119)=20.97, p<.001, ηp²=.346; Beoordeling Docent: F<1). Leerlingen die zichzelf slechter dan gemiddeld vonden gaven zichzelf een lager cijfer dan leerlingen die zich een van de besten (p<.001), beter

(22)

22 dan gemiddeld (p<.001) of gemiddeld (p<.001) noemden. Naarmate een leerling zichzelf hoger inschatte gaf deze zich gemiddeld ook een hoger cijfer.

Tabel 6 Zelfinschatting rapportcijfer van leerling in relatie met Beoordeling docent en Zelfinschatting leerling (standaarddeviatie staat tussen haakjes)

Beoordeling Docent Zelfinschatting Leerling Matig Goed Uitstekend Slechter dan

gemiddeld Gemiddeld Beter dan gemiddeld

Een van de besten Rapportcijfer 7.18

(0.21)

7.25 (0.13)

8.02 (0.28)

5.82 (0.22)

7.12 (0.11)

8.08 (0.17)

8.17 (0.36)

Zelfinschattingen specifieke vaardigheden

In tabel 7 staat de zelfinschatting op specifieke vaardigheden in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Er is alleen een effect gevonden van Leerjaar op Ik weet van heel veel woorden wat ze betekenen F(2, 119)=3.92, p=.023, ηp²=.064. Zowel Sekse als Niveau lieten geen effecten zien op de specifieke vaardigheden (alle F’s<2.62, p>.078).

Tabel 7 Zelfinschatting specifieke vaardigheden van leerling in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59) Ik maak weinig fouten bij

het schrijven 4.12 4.06 3.99 4.11 4.23 3.60 4.03 4.48 Ik ben goed in spelling 4.39 4.43 4.36 4.52 4.27 4.09 4.37 4.67 Ik zet leestekens zoals

punten en komma’s steeds op de plek waar ze horen

4.28 4.73 4.40 4.48 4.72 3.89 4.62 4.81 Ik kan heel creatief zijn met

taal 4.68 4.83 4.81 4.67 4.81 4.54 4.77 4.88

Ik weet van heel veel

woorden wat ze betekenen 5.43 5.02 5.28 5.27 5.06 4.91 5.07 5.58 Relatie met beoordeling docent en zelfinschatting taalvaardigheid

In Tabel 8 staat de zelfkennis leerlingen in relatie met objectieve en subjectieve beoordelingen. Er is een effect gevonden van Inschatting Leerling op Ik maak weinig fouten bij het schrijven (F(3, 119)=7.78, p<.001, ηp²=.164); Ik ben goed in spelling (F(3, 119)=12.57, p<.001, ηp²=.241); Ik zet leestekens zoals punten en komma’s steeds op de plek waar ze horen (F(3, 119)=6.33, p=.001,

(23)

23 ηp²=.138); Ik weet van heel veel woorden wat ze betekenen (F(3, 119)=2.81, p=.043, ηp²=.066).

Beoordeling Docent liet geen effect zien (F(2, 119)=0.65, p=.775).

Tabel 8 Zelfkennis leerlingen in relatie met objectieve en subjectieve beoordelingen Beoordeling docent Inschatting leerling Matig Goed Uitstekend Slechter dan

gemiddeld Gemiddeld Beter dan gemiddeld

Een van de besten Ik maak weinig

fouten bij het schrijven

4.72 4.23 5.39 2.55 4.32 4.97 6.33

Ik ben goed in

spelling 4.91 4.69 5.85 3.07 4.44 5.41 6.75

Ik zet leestekens zoals punten en komma’s steeds op de plek waar ze horen

4.60 4.60 6.36 2.86 4.65 5.83 6.25

Ik kan heel creatief

zijn met taal 5.14 5.17 5.55 4.50 4.75 5.37 6.17

Ik weet van heel veel woorden wat ze betekenen

5.91 5.43 4.43 4.96 5.11 5.71 6.42

Noot. Bij een significant verschil is de achtergrond van de hoogste score gearceerd

Samenvattend

Leerlingen uit Leerjaar 2 zijn optimistischer over hun rapportcijfer dan leerlingen uit andere leerjaren. Verder schat een vwo-leerling zichzelf hoger in dan een mavo- of havoleerling.

Leerlingen schatten zichzelf over het algemeen goed in. Leerlingen die van de docent een uitstekend krijgen, geven zichzelf ook een beter rapportcijfer. Dit geldt ook voor de zelfinschatting, leerlingen die aangeven slechter dan gemiddeld te zijn geven zichzelf gemiddeld een 5.82 (SD=0.22) als rapportcijfer.

Alleen meisjes kregen een uitstekend van hun docent. Leerlingen uit Leerjaar 2 staan er goed voor. Meer dan de helft scoort een goed en 13,7 procent een uitstekend. Op Niveau is te zien dat mavoleerlingen overwegend vaker matig scoren en vwo-leerlingen vaker goed of uitstekend.

Vwo-leerlingen geven aan specifieke vaardigheden beter onder de knie te hebben dan mavo- of havoleerlingen. Leerlingen die zichzelf als een van de besten van de klas zien, scoorden ook hoger op de specifieke vaardigheden dan leerlingen die zichzelf lager inschatten.

(24)

24 3.2 Samenhang tussen docentoordeel en zelfinschatting

In Tabel 9 staat de zelfinschatting van leerlingen in relatie met beoordeling docent. Er is een effect (χ²(6)=18.69, p=.005). Leerlingen blijken niet al te goed in zelfzelf inschatten op schaal. Er is sprake van zowel overschatting als onderschatting of bescheidenheid.

Tabel 9 Zelfinschatting Leerling in relatie met Beoordeling Docent (in percentages) Matig

(N=52)

Goed (N=66)

Uitstekend (N=12)

Alle deelnemers (N=130)

Slechter dan gemiddeld 2 6 8 5

Gemiddeld 8 38 33 25

Beter dan gemiddeld 77 51 58 62

Een van de besten 13 6 0 8

Samenvattend

Opvallend is dat geen van de studenten die uitstekend scoren zichzelf bij een van de besten indelen.

Dit wil zeggen dat zij zichzelf onderschatten of bescheiden zijn. Het tegenovergestelde gebeurt bij leerlingen die van de docent de beoordeling matig kregen maar zichzelf als een van de besten beschouwen, zij overschatten zich juist.

3.3 Meningen over taalgebruik op WhatsApp

In Tabel 10 staat de attitude ten aanzien van taalgebruik in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. De attitude Ik irriteer me bij WhatsApp’jes weleens aan het taalgebruik laat een effect zien van Sekse (F(1,117)=6.64, p=.011, ηp²=.055) en van Niveau (F(2,117)=5.82, p=.004, ηp²=.093). Het effect van Leerjaar trad op bij Mijn taalgebruik in WhatsApp’jes is echt heel anders dan hoe ik op school schrijf (F(2,117)=9.04, p=.041, ηp²=.055) en bij Van mij mag je op school best zo schrijven als in WhatsApp’jes (F(2,117)=4.01, p=.021, ηp²=.066).

Tabel 10 Meningen over taalgebruik van leerlingen in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59) In de WhatsApp’jes die

ik verstuur, heb ik zo mijn eigen manier van praten

4.92 4.81 4.66 5.08 4.86 5.04 4.59 5.02

In de WhatsApp’jes die ik krijg, zie ik vaak aparte

manieren van praten 4.77 4.63 4.54 4.61 5.08 4.62 4.50 4.95

(25)

25 Ik irriteer me bij

WhatsApp’jes weleens aan

het taalgebruik 2.95 3.75 3.26 3.31 3.54 3.00 2.88 4.05 Ik vind het taalgebruik in

WhatsApp’jes best wel

grappig en creatief 4.92 4.49 4.41 4.98 4.73 5.05 4.52 4.66 Mijn taalgebruik in

WhatsApp’jes is echt heel anders dan hoe ik op school schrijf

4.79 4.77 4.37 5.24 4.72 4.77 4.66 4.91

Van mij mag je op school best zo schrijven als in

WhatsApp’jes 4.81 4.71 4.40 5.16 4.70 4.55 4.40 5.03

Samenvattend

De meningen laten bij de beleving van het taalgebruik en de relatie met schooltaal verschillen zien met Sekse en Niveau. Meisjes ergeren zich sterker aan het taalgebruik in WhatsApp’jes dan jongens. Vwo-leerlingen doen dat ook in sterkere mate dan mavo- of havoleerlingen.

Vwo-leerlingen zijn meer van mening dat je op school best zo mag schrijven als op WhatsApp.

Leerjaar laat geen regelmatig patroon zien: in leerjaar 2 geven leerlingen vaker aan dat hun taalgebruik in WhatsApp’jes heel anders is dan hoe ze op school schrijven.

Over het algemeen is men redelijk tolerant voor gebruik van WhatsApp taal binnen de school. Beide vragen scoren ruim boven de 4 (het midden van de schaal).

3.4 Taalattitude ten aanzien van taalgebruik

In tabel 11 staat de taalattitude ten aanzien van taalgebruik van leerlingen op WhatsApp in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Er is geen effect gevonden (F<1).

Tabel 11 Taalattitude ten aanzien van taalgebruik van leerlingen op WhatsApp in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau (score is minimaal 1, maximaal 10; standaarddeviatie staat tussen haakjes)

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59)

Vrijpostig 3.47

(1.22)

3.57 (1.44)

3.20 (1.16)

3.75 (1.48)

3.76 (1.26)

3.23 (1.29)

3.49 (1.41)

3.68 (1.28)

(26)

26

Inventief 4.3

(1.31)

4.27 (1.31)

4.08 (1.26)

4.41 (1.37)

4.52 (1.26)

4.12 (1.36)

4.13 (1.32)

4.48 (1.28)

Gepast 2.89

(1.46)

2.89 (1.22)

2.96 (1.29)

2.76 (1.38)

2.98 (1.40)

2.91 (1.20)

2.76 (1.36)

2.97 (1.40)

Samenvattend

Gepast taalgebruik op WhatsApp scoort opvallend lager dan vrijpostig of inventies taalgebruik Verder geldt dat de jongens overal hoger op scoren dan meisjes, behalve bij gepast taalgebruik.

Jongens en meisjes scoren op deze attitude gelijk. Verder geldt dat leerlingen uit Leerjaar 3 op alle drie de attitudes hoger scoren dan leerlingen uit Leerjaar 1 en 2. Hetzelfde geldt voor vwo- leerlingen. Zij scoren ook op alle drie de attitudes hoger dan mavo- en havoleerlingen.

(27)

27

4 Resultaten: smartphonegebruik en taalvaardigheid

4.1 Karakterisering smartphonegebruik

Alle deelnemers waren in het bezit van een smartphone. In Tabel 12 staat hoe vaak een leerling op de telefoon keek in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Er was een effect van Leerjaar (F(2,114)

=8.80, p<.001, ηp²=.134; Sekse: F<1; Niveau: F<1). Leerjaar 3 gaf aan vaker op de smartphone te kijken dan Leerjaar 1 (p<.001) en Leerjaar 2 (p=.019)

Tabel 12 Frequentie kijken op smartphone in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau (standaarddeviatie staat tussen haakjes)

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59) Kijken op smartphone 35.43 31.68 23.50 32.00 50.98 30.34 36.00 33.23

(3.53) (3.35) (3.63) (3.83) (5.67) (5.05) (4.28) (3.54) Noot. De vraag luidde als volgt: Op één dag pak ik mijn smartphone wel.... keer.

In Tabel 13 staat per sociaal medium het aantal berichtjes per dag in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau. Sekse liet een effect zien bij Instagram F(1,112 )=14.97, p<.001, ηp²=.118 en WhatsApp F(1,112) =5.68, p=.019, ηp²=.048; Twitter: F(1,112 )=1.37, p=.24; Facebook: F(1,112)=0.63, p=.43). In beide gevallen scoorden meisjes hoger dan jongens. Zowel Leerjaar als Niveau lieten geen effecten zien bij ieder van de sociale media (alle F’s<1).

Tabel 13 Per sociaal medium het aantal berichtjes per dag in relatie met Sekse, Leerjaar en Niveau

Sekse Leerjaar Niveau

Jongen (n=64)

Meisje (n=66)

1 (n=55)

2 (n=51)

3 (n=24)

Mavo (n=28)

Havo (n=43)

Vwo (n=59) WhatsApp 30.06 49.31 43.25 39.91 34.00 48.32 31.47 42.15

Instagram 1.88 5.40 3.47 3.67 3.85 3.82 4.02 3.14

Twitter 0.93 0.02 0.10 0.83 0.50 1.25 0.37 0.06

Facebook 0.02 0.11 0.05 0.09 0.04 0.04 0.04 0.11

Noot. Op 1 dag verstuur ik via … ongeveer … berichtjes

Tabel 14 geeft per situatie de mate van het gebruik van de smartphone weer. De smartphone werd het meest gebruikt onder het tv kijken en in bed. Regelmatig werd de smartphone gebruikt tijdens het tv kijken en tijdens het maken van huiswerk. Er werd beduidend minder gebruik gemaakt van de smartphone tijdens de les en in zeer beperkte mate onder het avondeten.

(28)

28 Tabel 14 Per situatie de mate van gebruik smartphone (N=130; in percentages)

Nooit Soms Regelmatig Vaak Voortdurend

Onder tv kijken 13.1 16.9 27.7 37.7 4.6

In bed 31.8 21.7 9.3 18.6 18.6

Bij het ontbijt 26.2 29.2 22.3 16.2 6.2

Tijdens mijn huiswerk 22.5 41.1 24.8 7.8 3.9

Tijdens de les 29.2 51.5 12.3 6.9 0.0

Onder het avondeten 78.5 17.7 3.1 0.8 0.0

Noot. Ieder predicaat werd voorafgegaan met “ Ik kijk op mijn smartphone”

In Tabel 15 geeft per thema de mate waarin berichtjes gestuurd worden. Thema’s waarover vaak of voortdurend berichtjes werden gestuurd zijn de klas en huiswerk. Thema’s waarover regelmatig berichtjes werden gestuurd zijn huiswerk en hobby’s. Thema’s waarover nooit of soms berichtjes worden gestuurd zijn leraren, uitgaan en het nieuws.

Tabel 15 Per gespreksthema de frequentie waarmee men er berichtjes over verstuurd via de smartphone (N=130; in percentages)

Nooit Soms Regelmatig Vaak Voortdurend

Over huiswerk 6.9 26.2 33.1 28.5 5.4

Over de klas 6.9 36.9 26.2 23.8 6.2

Over hobby’s 10.8 28.5 33.1 22.3 5.4

Over sport 16.9 35.4 26.2 20.0 1.5

Over film en muziek 23.1 38.5 16.9 17.7 3.8

Over uitgaan 32.3 27.7 15.4 19.2 5.4

Over leraren 39.2 43.1 6.9 7.7 3.1

Over het nieuws 46.9 36.1 13.8 3.1 0.0

Noot. Ieder predicaat werd voorafgegaan met “Via WhatsApp praten we elkaar”

In Tabel 16 staat per motief de mate van het gebruik van de smartphone. Motieven waarover vaak of voortdurend berichtjes werden gestuurd zijn om zomaar te kletsen of om af te spreken. Een motief waarover regelmatig berichtjes werden gestuurd is om foto’s te sturen. Motieven waarover nooit of soms berichtjes worden gestuurd zijn om filmpjes te laten zien of om grapjes te delen.

Tabel 16 Per motief de mate van gebruik smartphone (N=130; in percentages)

Nooit Soms Regelmatig Vaak Voortdurend

Om af te spreken 0.8 15.4 21.5 47.7 14.6

Om zomaar te kletsen 12.3 16.2 14.6 28.5 28.5

Om foto’s te sturen 6.2 20.0 26.2 33.1 14.6

Om filmpjes te laten zien 16.2 34.6 21.5 18.5 9.2

(29)

29

Om grapjes te delen 23.8 30.0 14.6 20.0 11.5

Noot. Ieder predicaat werd voorafgegaan met “Ik gebruik WhatsApp”

Samenvattend

Opvallend is dat leerlingen uit leerjaar 3 veel vaker op hun telefoon kijken dan leerlingen uit de andere leerjaren. Jongens kijken iets meer op de smartphone dan meisjes. Ook havoleerlingen kijken meer op hun telefoon dan mavo- of vwo-leerlingen.

Het aantal berichtjes per medium per dag laat zien dat WhatsApp het meest populair is.

Facebook wordt bijna niet meer gebruikt, net zoals Twitter. Meisjes versturen meer berichtjes dan jongens, net zoals leerlingen uit Leerjaar 1 meer berichtjes versturen dan leerlingen uit de andere leerjaren. Mavoleerlingen sturen meer berichten dat havo- of vwo-leerlingen.

De meeste berichtjes worden gestuurd onder tv kijken of in bed. De meeste berichtjes gaan over huiswerk, de klas of hobby’s. Meestal wordt WhatsApp gebruikt om af te spreken of om zomaar te kletsen.

4.2 Relatie tussen smartphonegebruik en taalvaardigheid

In Tabel 17 staat de frequentie van het kijken op de smartphone in relatie met Beoordeling Docent en Zelfinschatting Leerling. Er waren geen effecten (Beoordeling Docent: F<1; Zelfinschatting Leerling: F(3,126)=1.03, p=.38).

Tabel 17 Frequentie kijken op smartphone in relatie met Beoordeling docent en Zelfinschatting leerling (N=130; standaarddeviatie tussen haakjes)

Beoordelingen Docent Zelfinschatting Leerling Matig Goed Uitstekend Slechter dan

gemiddeld Gemiddeld Beter dan gemiddeld

Een van de besten Kijken op

smartphone

36.33 (3.83)

29.91 (3.40)

27.92 (7.98)

21.09 (8.32)

31.64 (3.09)

35.97 (4.81)

41.33 (11.27) Noot. De vraag luidde als volgt: Op één dag pak ik mijn smartphone wel.... keer

Samenvattend

Er is geen relatie tussen het gebruik van de smartphone en taalvaardigheid. Wel zie je dat leerlingen die zichzelf als een van de besten inschatten meer op de telefoon kijken, terwijl leerlingen die een uitstekend krijgen van de docent juist minder op de telefoon kijken. Er is sprake van een tegenstelling tussen Beoordelingen Docent en Zelfinschatting Leerling.

(30)

30 4.3 Samenhang tussen zelfinschatting en smartphonegebruik

In Tabel 18 staan de correlaties van zelfbeoordelingen van specifieke vaardigheden met de frequentie kijken op de smartphone. Alle zelfbeoordelingen correleren significant met frequentie kijken op smartphone (p<.005).

Tabel 18 Correlaties van zelfbeoordelingen met frequentie kijken op smartphone

Ik ben goed in spelling 1.00

Ik kan heel creatief zijn met taal .244

Ik maak weinig fouten bij het schrijven .700

Ik zet leestekens zoals punten en komma’s steeds op de plek waar ze horen .492

Ik weet van heel veel woorden wat ze betekenen .287

Samenvattend

Ik ben goed in spelling blijkt sterk te correleren met de frequentie kijken op de smartphone.

Ik kan heel creatief zijn met taal blijkt het minst sterk te correleren met de mate van op de smartphone kijken.

(31)

31

5 Resultaten: taalgebruik op sociale media

5.1 Inventarisatie taalgebruik op sociale media

Uit de inventarisatie van taalgebruik van jongeren op sociale media kwamen de volgende woordenlijsten: Engelse woorden, afkortingen, anders gespelde woorden, anders gebruikte woorden, kreten, tekens en emoticons. Ook zijn er drie nieuwe categorieën ontstaan tijdens het verwerken van de antwoorden: straattaal, dialect en onbekend. De categorieën straattaal en dialect zijn samengevoegd in één register.

Kenmerk 1: Engels woorden en uitdrukkingen

In Tabel 19 staan de Engelse woorden die gebruikt worden door leerlingen. Tussen haakjes staat een optionele uitbreiding, na de komma mogelijke spellingsvarianten, tussen vierkante haken staat een toelichting.

Tabel 19 Engelse woorden en uitdrukkingen alone

always antigood archers awesome awkward babe(ee), beebb baby, bby, back off

bae [before anyone else]

be right back, brb beachball

Best Friend(s Forever), bff Biest [beast]

birthday bitch (ass) box boy(s) bro, bruh

btr [back to reality]

but

by the way, btw

bye(e), baie, Baybay, baye calm down

chair chick chillen Christ clash royale computer (s) cool, koel copypaste crowns cute, kjoet dafuq, dafoek damn, daheum day

chill dickhead doing don't don't worry dope down dude, dud Emoji everything Exactly

fake fancy(yy) fb [Facebook]

fno [from now on]

friend(s)

fuck (you), fack, f*ck, fck (of), fk, FUUUU, fucking

gamen games girl, gurl good

good game, gg goodbye

goodmorning, gm goodnight, gn great

guys happy

happy birthday, hbd

(hell) no, no(oo), NO(OO), nö(öö)

hello holographic

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alhoewel die konsep ideologie beskou word om omvattend van aard te wees 12 , kan dit kortliks beskou word as 'n stelsel van interafhanklike idees wat by sosiale groepe en/of

Trek een lijn naar het goede plaatje.. het cent-rum van een stad is

De kinderen behalen minimaal een B-score op de Cito-toets M1 voor het onderdeel fonemisch bewustzijn.. Doelstelling periode 3 - Herkent eindrijm Doelstelling periode 4 - Herkent

zouden komen leven in de brouwerij op de middag komt een vader met zijn twee groeiers van zonen aan hij had een jonge buurvrouw bij die voor drie jaar haar man verloren had ze was

De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: “Hosanna voor de Zoon van David.. Gezegend hij die komt in de naam van

applaus voor oudejaarsavond heel de zaal klapte weer in de handen terwijl hij fier zijn plaats innam?. wie is in

Er is echter wel verschil tussen de verschillende verhaaltypen in mate waarin het schrijven van het verhaal als moeilijk werd beoordeeld: mensen die een verhaal

Gebaseerd op het verticaliteitsschema van Lakoff en Johnson (1980) werd in studie 1 verwacht dat de advertentie en het afgebeelde product meer macht, dominantie en status uit