• No results found

Het probleem van het bewustzijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het probleem van het bewustzijn"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

m o n i c a m e i j s i n g

Het probleem van het bewustzijn

d e m o e d e r d e v r o u w Ik ging naar Bommel om de brug te zien.

Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren. Een minuut of tien dat ik daar lag, in ‘t gras, mijn thee gedronken, mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd – laat mij daar midden uit de oneindigheid een stem vernemen dat mijn oren klonken.

Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren.

Zij was alleen aan dek, zij stond bij ‘t roer, en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren.

O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer.

Prijs God, zong zij, Zijn hand zal U bewaren.

Martinus Nijhoff

Bij het nadenken over het probleem van het bewustzijn, kwam zo vaak het beeld van ‘oevers’ en ‘de brug’ naar voren, dat ik steeds aan Nijhoffs gedicht moest denken. Ik zal in het volgende proberen duidelijk te maken wat we bedoelen met bewustzijn, wat het probleem is, en wat dat te maken heeft met overzijden en een brug, en misschien ook met de stroom waar het schip vaart met die psalmen- zingen de vrouw aan het roer.

(2)

wa t i s b e w u s t z i j n ?

De vraag wat bewustzijn precies is kent geen eenduidig of onomstreden antwoord. Het is zo’n beetje met bewustzijn als wat Augustinus zegt over tijd: “Als je het me niet vraagt, weet ik wat het is: als je het me vraagt, weet ik het niet”. Of, in een andere context, als wat Louis Armstrong zegt over Jazz: “If you got to ask, you ain’t never gonna get to know”. We weten allemaal wel zo’n beetje wat ermee bedoeld wordt, maar als je het tien verschillende mensen vraagt krijg je tien verschillende antwoorden.

Wat is bewustzijn? Het is wat je hebt als je wakker bent, en niet, of nauwelijks, als je slaapt. Het is wat je op een vreemde manier hebt als je droomt, maar totaal niet als je op de operatietafel ligt. Het is wat een ander heeft als zij reageert op allerlei stimuli, als ze vragen adequaat kan be - antwoorden, als ze zich later nog van alles herinnert. Men- sen hebben het, stoelpoten niet. De meesten van ons zul - len ervan overtuigd zijn dat katten en honden ook be - wustzijn hebben, en paarden en koeien en varkens ook. Bij vissen gaan we twijfelen. Ze reageren natuurlijk wel, en ze hebben ook een bepaald soort geheugen voor relevante gebeurtenissen, maar hebben ze echt bewustzijn? En plat- wormen? En kakkerlakken?

Hier zien we al een deel van het probleem verschijnen.

De definitie van bewustzijn is te vaag, en de criteria die we noemen wijzen soms verschillende kanten uit. Neem bij- voorbeeld ‘adequaat reageren’. Normaliter is dat een be - langrijk criterium voor het toekennen van bewustzijn.

Maar het is noch een noodzakelijke, noch een voldoende voorwaarde. In de dertiger jaren van deze eeuw werden er operaties verricht waarbij mensen verdoofd werden met curare. Curare is een spierverlammer: de patiënten lagen keurig stil op de operatietafel, bewogen niet, kreunden niet. Later klaagden ze bitter dat ze alles gevoeld hadden en verschrikkelijke pijnen geleden hadden. De patiënten werden aanvankelijk niet geloofd – curare werd vooral toe-

(3)

gepast op kinderen. Tenslotte liet een moedige arts zich- zelf opereren met curare als enige anesthesie en op grond van zijn gedetailleerde verslagen over zijn ervaringen tij- dens de operatie geloofde de medische wereld eindelijk dat curare wel verlamt, maar in het geheel niet anesthetiseert en al evenmin als een pijnstiller werkt.

Andersom kan een patiënt die wild om zich heen slaat en zich heftig verzet tegen het operatiemes wel degelijk bewusteloos zijn. De hogere hersencentra zijn dan door de anesthesie verdoofd, maar de ruggemergreflexen werken nog volop. De patiënt zal achteraf zich echter niets herin- neren.

Is misschien dan het achteraf kunnen navertellen een goed criterium? Dat ook al niet: we zouden er toch niet mee instemmen ons te laten opereren met als zogenaamde anesthesie curare – zodat we op dat moment niet konden reageren of protesteren – in combinatie met een vergeet- middel – zodat we ook achteraf niet zouden kunnen reage- ren of protesteren.

Dit soort overwegingen brengt ons dichter bij een goede definitie. Bewustzijn heeft kennelijk vooral te maken met de subjectieve ervaring, met hoe het voelt op dat moment, met, in de woorden van een spraakmakend filosofisch arti- kel over bewustzijn ‘what it is like’. Het gaat er niet om hoe nu, op dit moment, of later, je gedrag is, niet om hoe je nu reageert of wat je later zegt, maar om wat nu je ervaringen zijn, wat de kwalitatieve aard van je sensaties is.

Je bent je van iets bewust als je de smaak van chocolade proeft, de rode en oranje tinten ziet van een Turner schil- derij, de klank hoort van iemands stem, de geur van de zee ruikt. Maar ook: als je de warmte voelt van het badwater, dat speciale gevoel van misselijkheid vlak voor het overge- ven, de verschrikkelijke pijn van een zware migraineaan- val. Wie dat niet ervaart is – op dat moment – niet bij bewustzijn. Wie dat nooit ervaart heeft geen bewustzijn.

(4)

wa a r o m i s b e w u s t z i j n e e n p r o b l e e m ? Als dit is wat we bedoelen met bewustzijn, wat is dan het probleem? Het probleem is, heel simpel gesteld, dat de wetenschap het niet kan vinden. Sterker nog, alles lijkt erop te wijzen dat het bewustzijn in de werking van de din- gen geen enkele rol kan spelen, of zelfs dat er geen plaats voor is in de wereld.

Neem de smaak van chocolade, zeg van chocolade met een cacaogehalte van meer dan 70%. Dat geeft een intense smaaksensatie. Maar wat gebeurt er precies als we daar een hapje van nemen? Chemische stoffen komen vrij uit de smeltende chocola op onze tong en prikkelen onze smaak- papillen en geurreceptoren. Zenuwbanen leiden prikkels verder de hersenen in. Zonder hersenen proeven tongen en neuzen geen chocola – maar in de hersenen zitten de chemische stoffen van de chocola niet. Daar is alleen elec- tro-chemische activiteit van een heel andere soort. De her- senen van een chocolade-eter smaken niet zelf naar choco- lade, en zelfs als ze dat wel deden dan hadden we niet de chocolade-ervaring van die persoon te pakken, maar een potentiële chocolade-ervaring van een ander die het in zijn hoofd zou halen de hersenen van de eerste chocolade-eter te proeven.

Waar zit de chocolade-ervaring? In de hersenen spelen zich vele processen af. De prikkels van de tong en neus interacteren met vele andere in de altijd doorgaande activi- teit van de neuronen, en tenslotte gaan er motorprikkels naar de oogleden, die zich sluiten, naar het ademsysteem, dat zucht, naar de hand, die zich uitstrekt naar het volgen- de stuk.

Het werkt allemaal. En de neurowetenschappen ont- dekken steeds meer over hoe het werkt: over hoe chemi- sche prikkels worden omgezet in neurofysiologische sig- nalen; over waar die signalen heengaan; over waar het

‘motordeel’ zit in de hersenen; over hoe een signaal van een motorneuron leidt tot een spiercontractie. Er is nog

(5)

ontzettend veel dat de neurowetenschappen niet weten, maar globaal genomen zijn de fysisch-chemische proces- sen tussen input – de chocolade – en output – het geniet- en-neem-nog-een-stuk-gedrag bekend. Het proces is cau - saal gesloten: er is nergens een gat in de causale keten waar een chocolade-ervaring ontstaat en de proever de beslis- sing neemt nog een stuk te pakken. De hersenen doen al het causale werk; wijzelf, als bewuste persoon, lijken erbuiten te staan.

Naar ons idee moet er een plaats zijn waar de prikkels vanuit de verschillende zintuigen – in dit geval van mond en neus – samenkomen en omgevormd worden tot een bewuste ervaring. Dat moet ook de plaats zijn waar vervol- gens, op grond van die bewuste ervaring, aangevuld met andere overwegingen over de medische en esthetische risi- co’s van overgewicht en de hoogte van de tandartsreke- ning, door ons een bewuste beslissing wordt genomen. Die beslissing zet dan weer de motorneuronen in gang die uit- eindelijk de spieren tot beweging aanzetten.

Naar ons idee moet er een soort hoofdkwartier zijn waar wij zelf de baas zijn. Maar de neurowetenschappen kunnen zo’n hoofdkwartier nergens vinden. De zintuigen leveren hun signalen niet af aan ons, maar aan neuronen.

En de motorneuronen krijgen hun prikkels niet van ons, maar van andere neuronen. De hersenen vormen een gesloten causaal netwerk van neuronen en er is nergens ruimte voor een hoofdkwartier, voor bewustzijn. Er is ner- gens ruimte voor ons.

Nu is dat in het geval van het chocolade-eten nog niet zo bedreigend. We kennen allemaal de situatie dat we iets zo lekker vinden dat we al voor we er erg in hebben onze hand hebben uitgestoken en een tweede stuk hebben genomen.

Dat gaat gewoon automatisch. Als dat allemaal gebeurt zonder onze bewuste tussenkomst, dan kunnen we daar wel vrede mee hebben. Bedreigender wordt het voor ons zelfbeeld als zou blijken dat we in feite nooit een bewuste beslissing kunnen nemen die causaal werkzaam is, ook

(6)

niet in gevallen die er heel wat meer toe doen dan het al dan niet eten van een stukje chocola. En daar lijkt het wel op.

Er is geen enkel punt waar het fysisch-causale proces van de hersenen een ingreep van buitenaf, van ons, toelaat.

Een eenvoudig experiment uit 1963 van de Britse neuro- loog Grey Walter kan dit op een schokkende manier illus- treren.1Grey Walter had bij een aantal patiënten meetap- paratuur aangebracht in het motordeel van de hersenen.

Hij wilde de hypothese toetsen dat bepaalde meetbare activiteit op die plaats samenging met het initiëren van een opzettelijke handeling. De patiënten mochten dia’s kijken en zelf beslissen wanneer ze de volgende dia wilden zien.

Ze moesten dan op een knop drukken als ze de volgende dia wilden laten verschijnen. Zonder dat ze dat wisten, was het dia-apparaat evenwel niet aangesloten op die knop. Wat de volgende dia liet verschijnen was het ver- sterkte signaal uit de motorcortex. Men zou misschien ver- wachten dat dat niets uit zou maken en dat de proefperso- nen niets zouden merken, maar in feite schrokken ze van de gang van zaken. Ze hadden sterk het gevoel dat de pro- jector hen net iets voor was: dat de volgende dia al ver- scheen op het moment dat ze op het punt stonden op de knop te drukken, maar nog net niet die beslissing genomen hadden. Ze waren bang dat hun druk op de knop de dia nog een tweede keer zou laten verspringen.

In feite hadden ze het gevoel dat de eigenlijke, causaal werkzame beslissing al genomen was vlak vóór hun be - wuste beslissing. Alsof de hersenen het werk al gedaan had- den en hun zogenaamde bewuste beslissing er een beetje achteraan hobbelde. Alsof hun eigen, bewuste beslissing er niet meer toe deed.

Maar zelfs als dat waar zou zijn, als wijzelf als persoon niet kunnen ingrijpen in de causale keten van de fysische wereld, als keuze en beslissing een illusie zouden zijn, dan nog blijft het raadselachtig waarom er toch een ervaring is.

Waar is die ervaring en waarom is hij er, als de wetenschap hem niet kan vinden en, bovendien, kan laten zien dat er

(7)

voor zo’n ervaring geen plaats en geen werk is; dat zo’n er - varing er helemaal niets toe kan doen omdat al het causale werk tussen input en output al gedaan wordt? Waarom kan bijvoorbeeld die hele chocolade-eetpartij zich niet afspe- len ‘in het donker’, zonder bewustzijn, zonder enige erva- ring?

Of laten we een ander voorbeeld nemen, een voorbeeld dat iedereen aanspreekt, en niet alleen de chocoholics onder ons: pijn. Stel: je trapt in een spijker. Zeer snel-gelei- dende zenuwbanen geven een signaal aan het ruggenmerg, waar motorneuronen actief worden die ervoor zorgen dat de voet meteen wordt opgetild. Dit is een ruggenmerg - reflex; hier komt geen bewustzijn aan te pas. Dat is te zeg- gen: ook bij patiënten in diepe anesthesie of zelfs in coma, waar zich nauwelijks hersenactiviteit voordoet, treedt deze ruggenmergreflex op, alsmede bij proefdieren bij wie alle verbindingen naar de hersenen zijn doorgesneden.

Vervolgens gaan er signalen naar het limbisch systeem, een onderdeel van de midden-hersenen, en dan lijkt er zoiets te ontstaan als een gevoel van: ‘au, dit moet ik niet’.

Dat is te zeggen, als dat hersendeel is uitgeschakeld, bij- voorbeeld met behulp van morfine, dan zeggen patiënten vaak dat de pijn even hevig is als tevoren, maar dat hij niet meer erg is. Het gevoel van het pijnlijke van pijn, het af - schuwelijke, lijkt niet te ontstaan.

Maar de zaak ligt nog ingewikkelder: langzame signalen gaan naar de neo-cortex (de hersenschors), waar iets lijkt te ontstaan als het besef: ‘ik ben in iets scherps getrapt’. Als de werking van die neo-cortex gedempt wordt, kunnen we die ervaring van in-iets-scherps-trappen niet navertellen.

We kunnen zelfs niet, dan of later, vertellen dat we pijn hebben.

En opnieuw is de vraag: waarom die pijnervaring en waar zit die dan? Is er alleen pijnervaring als de hersen- schors èn het limbisch systeem actief zijn, of ook als het limbisch systeem alleen actief is? Maar zelfs als we daar een antwoord op zouden kunnen geven, dan blijft de meer

(8)

klemmende vraag: waarom is er pijnervaring? Je zou zeg- gen: het pijnlijke van pijnervaring motiveert om er iets aan te doen. Maar let wel: dat pijngevoel ontstaat pas nadat de voet allang is teruggetrokken: het lichaam heeft dan al ade- quaat gereageerd.

Daar zou je dan weer tegenin kunnen brengen: de signa- len naar de neo-cortex geven de mogelijkheid de pijn te localiseren en wat uitgebreider en flexibeler te reageren, bijvoorbeeld door eens naar die voet te kijken en er eventu- eel jodium en een pleister op te doen. (De neo-cortex is een, evolutionair gezien, late ontwikkeling die flexibeler en complexer gedrag mogelijk maakt. Hij zit bij mensen ook letterlijk hoger: net onder het schedeldak.) En het pijnlijke van pijn, verzorgd door het limbisch systeem, motiveert dan tot die uitgebreidere en meer flexibele reacties op de beschadiging.

Maar ook hiervoor is de pijn-ervaring niet nodig. Ook bij een computersysteem kun je heel eenvoudig bepaalde signalen een zogenaamde interrupt functie geven, zodat allerlei lopende beslissingsprocedures – bijvoorbeeld ‘wat zullen we vanavond eten’ – onderbroken worden voor een spoedeisende procedure – ‘doe nu eerst iets aan die pijn’.

Opnieuw dus die klemmende vraag: waarom die pijn- ervaring? Het kan toch net zo goed zonder?

Het bewustzijn lijkt niet nodig te zijn. Telkens als we denken dat het een bepaalde functie heeft, kunnen we aan- tonen dat die functie net zo goed vervuld kan worden zon- der bewuste ervaring.

Sommigen redeneren als volgt: ‘Dat hele proces van snelle en langzame pijnbanen, dat is gewoon de pijn, dat is wat we pijn noemen. Er is niet nog iets anders, een pijn- ervaring, buiten en behalve het fysiologische proces. Als een wezen in een spijker trapt, en alle relevante fysiologi- sche processen vertoont, plus nog het normale pijngedrag, durf je dan nog te beweren dat dat wezen misschien geen pijn ervaart?’

Maar dat is voor velen geen bevredigende oplossing.

(9)

Het probleem van het bewustzijn van anderen is moeilijk genoeg – kijk maar eens naar de discussies rond de behan- deling van landbouw- of proefdieren. Het antwoord op die vraag is lang niet eenduidig. We kennen in ons eigen geval echter het verschil tussen bewust en onbewust heel goed.

We kunnen, diep in gedachten, autorijden en ons dan in - eens van de omgeving bewust worden. We kunnen ons ineens bewust worden dat de klok niet meer tikt, in feite al een tijdje geleden ermee opgehouden is, terwijl we ons niet bewust waren van het tikken.

En zelfs als aangetoond zou kunnen worden: telkens als deze hersenstructuur actief is, of, holistischer, telkens als dit patroon van activiteit zich voordoet is er bewustzijn, dan nog blijft de vraag: waarom is dat zo? We kunnen mis- schien de functie van die structuur of van dat patroon begrijpen, maar waarom is dat – of leidt dat – tot bewust- zijn? Er zijn zoveel structuren in de hersenen actief, zoveel patronen zonder bewustzijn. Waarom dan deze met?

Een materialist zou nu echt ongeduldig worden en zeg- gen: ‘Je verwacht teveel van een verklaring. Het is gewoon zo en daarmee uit. Je vraagt toch ook niet waarom een combinatie van twee waterstofmoleculen en een zuurstof- molecuul dat natte spul, water is?’

Maar dat kunnen we nu juist wel vragen. En we kunnen het antwoord begrijpen: het komt door de drie-dimensio- nale structuur van de moleculen dat ze, als er vijf of meer van zijn, op een bepaalde manier over elkaar heen gaan rol- len. En dat maakt dat water nat is. Maar hoe zouden we kunnen begrijpen dat de structuur van een hersenonder- deel of -patroon maakt dat iets bewust is? Het is simpelweg onvoorstelbaar wat voor soort antwoord hierop zou kun- nen bestaan.

Dat is nu het probleem van het bewustzijn. Als we over bewustzijn praten weten we dat het iets te maken heeft met de hersenen. En als we over de hersenen praten denken we dat die toch iets te maken hebben met het bewustzijn: zon-

(10)

der hersenactiviteit geen bewustzijn. Maar dat wist Des- cartes ook al. We weten nu verschrikkelijk veel meer over de hersenen, maar dat lijkt voor het probleem van bewust- zijn niet echt te helpen. Er blijft, zoals dat in de hedendaag- se discussie heet, een ‘explanatory gap’ bestaan.

d e b r u g

Nu even terug naar de brug. Hoe moeten we die explana - tory gap precies zien en is die te overbruggen?

We kunnen denken aan twee overzijden die elkaar lijken te vermijden: er is een kloof tussen hersenen en bewust- zijn, een onoverbrugbare kloof.

Of we kunnen denken: ik zie de nieuwe brug. Hersenen en bewustzijn zijn weliswaar twee overzijden die elkaar vroeger leken te vermijden, maar ze worden weer buren.

Met het voortschrijden van met name de hersenweten- schap zullen we te weten komen wat hersenen met bewust- zijn te maken hebben. We bouwen een brug vanaf de her- senoever en uiteindelijk, of al bijna, of misschien nu al be - reikt die brug de overkant.

Of we beginnen ook alvast te bouwen aan de kant van het bewustzijn. Daar weten we eigenlijk niet zoveel over.

We kennen het bewustzijn uit onze eigen ervaring – het is onze eigen ervaring – maar we hebben er nooit zo over nagedacht. Misschien kunnen we van twee kanten uit be - ginnen te bouwen aan de brug, in de hoop dat beide helften elkaar ergens halverwege ontmoeten.

Verder kunnen we ook menen dat er maar één oever bestaat: alleen de hersenoever is echt, is werkelijk be - staand. De andere oever is alleen een soort luchtspiege- ling, of een bijverschijnsel misschien.

Maar je kunt het probleem ook heel anders bekijken:

misschien is het wel helemaal verkeerd om te spreken over twee overzijden, twee oevers – waarvan er misschien één helemaal niet bestaat. Wellicht is wat bestaat veeleer die

(11)

ene rivier, die stroom, die ene natuur. Niet meer in eerste instantie hersenen aan de ene kant en bewustzijn aan de andere, maar in eerste instantie de hele, ondeelbare per- soon. Dan valt er niets meer te overbruggen. We kunnen er misschien van twee kanten, op twee manieren tegenaan kijken, maar het gaat om één en dezelfde entiteit: de per- soon. Dat ene, de persoon, heeft dan verschillende soorten eigenschappen en we praten er op verschillende manieren over.

De twee overzijden worden dan perspectieven. Maar ook dan slagen we er op de een of andere manier niet in om de hele persoon tegelijk in zicht te krijgen in ons onder- zoek. In het dagelijks leven is dat geen probleem. Maar vanuit het hersenperspectief kunnen we het bewustzijn niet meer zien, en vanuit het bewustzijnsperspectief ver- dwijnen de herseneigenschappen. De kloof zit nu niet meer in de persoon zelf, maar in de manier waarop wij de persoon kunnen onderzoeken. Zoals we in de kwantum- mechanica nooit de snelheid en de positie van een deeltje tegelijk kunnen weten, zo kunnen we, volgens deze opvat- ting, nooit de hersenen en het bewustzijn van de persoon tegelijk in beeld krijgen.

n o o t

1. W. Grey Walter, presentatie voor de Ostler Society, Oxford University, 1963. Geciteerd in D.C. Dennett, Consciousness Explained, Boston: Little, Brown and Co., 1991, pp. 167-168.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zijn brief van 21 maart, 1953, aan Endt geeft Van Geel het fragment uit de brief van Nescio als volgt weer: ‘Nescio die me vroeg een huisje te zoeken voor hem [voor zomer-huur

Uit een Australisch onderzoek kwam naar voren dat eenpersoonskamers, wanneer alle kosten (van gebouw tot en met zorg) in aanmerking genomen worden, 47% goedkoper waren

De vraag is of een dergelijke ‘Europese’ houding ook van de nationale rechters (en in het bijzonder van de hoogste rechters) kan worden verwacht: zou de Hoge Raad in de

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Sommige consumenten kunnen aangemerkt worden als sterk variatiegeneigd, terwijl andere consumenten meer streven naar stabiliteit en vertrouwdheid in hun gedrag.. Een verklaring

Beslissend voor de post-theïstische spiritualiteit waar dit boek een pleidooi voor houdt is dat het suizen van de stilte een leegte is, en dat die leegte (het ‘iets’ van God

Ten behoeve van het MBI heeft de NZa op 14 december 2011 een beschikking landelijk omzetplafond medisch-specialistische zorg vastgesteld alsmede beschikkingen met indivi-

Als tabaksverslaving niet langer wordt beschouwd als een leefstijlprobleem maar als een verslavingsziekte, wordt tabaksverslaving meer serieus genomen als ernstige aandoening?. Dit