• No results found

SLO-analyse Leefwereld - Wolters-Noordhoff

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "SLO-analyse Leefwereld - Wolters-Noordhoff"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SLO-analyse

Leefwereld - Wolters-Noordhoff

© Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede

Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen.

Oktober 2007

(2)

1. Registratiedeel

Titel Leefwereld (tweede editie)

Volledige titel Leefwereld - natuuronderwijs en techniek voor de basisschool

Auteurs Bussel, F. van; Groot Koerkamp, E.; Seldam, A. ten (allen eindredactie;

daarnaast auteurs per jaargroep) Wolters-Noordhoff

Postbus 342 3990 GC HOUTEN Tel: 050 - 5226 888 Fax: 050 - 5226 429 E-mail: BAO@wolters.nl Uitgever

Website: www.wolters.nl Jaar van uitgave 1999 - 2007

Omschrijving De vernieuwde versie van Leefwereld is een methode natuur en techniek voor de jaargroepen 1 tot en met 8 van de basisschool. Leefwereld is cyclisch concentrisch opgebouwd waarbij de leerinhouden zijn gerangschikt in

domeinen en thema's. De methode besteedt ook aandacht aan milieu en gezond en redzaam gedrag

Samenstelling De materialen voor groep 1 en 2 bestaan uit: een activiteitenboek (met kopieerbare werkbladen), een set van acht kijkplaten en een set van tachtig kunststof beertjes. Voor groep 3 tot en met 8 is er per leerjaar: een

handleiding, een kopieermap met werkbladen en een leerlingenboek. Voor groep 6, 7 en 8 is er bovendien per leerjaar een toetsbundel. Daarnaast is bij de methode een algemene verantwoording verkrijgbaar. Additioneel zijn bij de methode twee sets met extra werkbladen voor techniek verkrijgbaar, één voor groep 1-4 en één voor groep 5-8.

Doelstellingen en uitgangspunten

De auteurs noemen voor de methode Leefwereld een aantal uitgangspunten:

• uitgaan van de werkelijkheid;

• uitgaan van de Leefwereld van het kind;

• aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van het kind;

• aansluiting bij verschillende onderwijssituaties;

integratie van natuuronderwijs met milieu, gezond en redzaam gedrag en techniek.

Leefwereld gaat uit van de volgende algemene doelstelling: "Leefwereld streeft ernaar om de kinderen op de basisschool de kennis, de vaardigheden en het inzicht te verschaffen waarmee ze:

zich bewust worden van hun leefomgeving;

de leefomgeving kunnen interpreteren en waarderen;

verantwoord kunnen handelen in hun leefomgeving."

Vanuit deze algemene doelstelling zijn pedagogische, maatschappelijke en kennis- en vaardigheidsgerichte subdoelen geformuleerd. Vanaf groep 3 worden per les één of meerdere lesdoelen geformuleerd die allemaal

betrekking hebben op hetzelfde onderwerp. Bij het schrijven van de methode is uitgegaan van de Kerndoelen basisonderwijs uit 1998.

(3)

Titel Leefwereld (tweede editie)

Een indicatie van de kosten uitgaande van acht groepen met 25 leerlingen per groep. ‘Kosten eerste aanschaf’ betreft het gebruiks- en verbruiksmateriaal bij de aanschaf van de volledige methode in het eerste jaar. ‘Jaarlijkse kosten’

betreft de kosten van de verbruiksmaterialen in de volgende jaren. Niet doorberekend zijn eventuele kopieerkosten. ‘Additioneel materiaal’ betreft de kosten van extra materialen. Kortingsregelingen van de uitgever zijn bij het kostenplaatje niet meegenomen. Peildatum voor dit kostenplaatje is oktober 2007.

Voor een overzicht van de kosten van de methode zie

www.leermiddelenplein.nl of kijk op de website van de uitgever:

http://www.wolters.nl.

Kosten eerste aanschaf Jaarlijkse kosten Additioneel materiaal Kostenplaatje

€ 5.131,55 - € 72,80

Overige informatie Op de website www.klassetv.nl staan voor groep 4 tot en met 8 filmpjes bij alle lessen van de methode. Scholen kunnen hierop een abonnement nemen.

2. In hoeverre wordt aan de kerndoelen voldaan?

Toelichting

Bij het analyseren van de methoden Natuur en techniek op de kerndoelen is door SLO uitgegaan van de versie herziening 2006.

Om de kerndoelen te verduidelijken is hieronder de Karakteristiek van de kerndoelen opgenomen.

Deze Karakteristiek is vastgesteld door de overheid.

De kerndoelen behorende bij het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' vallen onder vier verschillende domeinen:

• Mens en samenleving

• Natuur en techniek

• Tijd

• Ruimte

Bij het domein Natuur en techniek gaat het om het leren kennen van de wijze waarop mensen hun omgeving inrichten. Daarbij kunnen verschillende aspecten een rol spelen (economische, politieke, culturele, technische en sociale aspecten). Het gaat daarbij om datgene wat van belang is voor betekenisverlening aan het bestaan, om duurzame ontwikkeling, om (voedsel)veiligheid en gezondheid en om technische verworvenheden.

Bij het oriënteren op de natuur gaat het om jezelf, om dieren en planten en natuurverschijnselen.

Leerlingen oriënteren zich op de natuurlijke omgeving en op verschijnselen die zich daarin voordoen.

Kerndoelen Natuur en techniek

Voor het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld – Natuur en techniek' zijn de volgende kerndoelen geformuleerd:

(40) De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

(41) De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen.

(42) De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur.

(43) De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind.

(4)

(44) De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik.

(45) De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

(46) De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.

Daarnaast zijn er onder het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld – Mens en samenleving' twee kerndoelen betreffende de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen en het zorgvuldig omgaan met het milieu geformuleerd. Deze twee kerndoelen zullen ook in de analyses meegenomen worden.

(34) De leerlingen leren zorg dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.

(39) De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.

Analyseresultaten kerndoelen

Met betrekking tot de kerndoelen voldoet de methode Leefwereld aan zeven van door de overheid geformuleerde kerndoelen 'Oriëntatie op jezelf en de wereld - Natuur en techniek en Mens en samenleving', namelijk de kerndoelen 39, 40, 41, 42, 44, 45 en 46. Kerndoel 34 is grotendeels

aanwezig; alleen het zorg dragen voor de psychische gezondheid van anderen ontbreekt. Kerndoel 43 is gedeeltelijk aanwezig. Het beschrijven van het weer is wel aanwezig; het beschrijven van het klimaat niet.

3. In welke kerninhouden worden de kerndoelen in de methode uitgewerkt?

Toelichting

De analyse door SLO op kerndoelen is tweeledig. Enerzijds bekijkt SLO of de methode voldoet aan de globaal geformuleerde, door de overheid vastgestelde, kerndoelen. Het resultaat van deze analyse vindt u bij vraag 2 weergegeven.

Om aan te kunnen geven op welke wijze methoden de kerndoelen concretiseren is door SLO een nadere uitwerking van de kerndoelen in kerninhouden (indicatoren) gemaakt. Deze analyse op kerninhouden voorziet scholen van gedetailleerde informatie.

In dit instrument zijn de kerndoelen voor natuur en techniek en twee kerndoelen voor mens en samenleving uitgewerkt. Deze kerndoelen zijn door SLO vertaald in negentien indicatoren. De kerninhouden zijn zoveel mogelijk direct afgeleid van het kerndoel. Vervolgens zijn deze kerninhouden nader uitgewerkt in specificaties. Er is getracht deze zo zorgvuldig mogelijk te formuleren. Bij deze uitwerking is gebruik gemaakt van de tussendoelen zoals die zijn geformuleerd door de projectgroep Tule (Tussendoelen en leerlijnen, SLO, 2007).

Overzicht van aangetroffen kerninhouden

In de tabel is aangegeven welke specificaties in de methode Leefwereld aan de orde komen en welke niet.

Legenda:

A = analyseresultaat

■ = aanwezig

◘ = gedeeltelijk aanwezig

□ = afwezig

n.v.t. = niet van toepassing

(5)

Kerndoel Indicator SLO Specificatie SLO A 34. De leerlingen leren

zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.

34.1 Zorg dragen voor lichamelijke

gezondheid van henzelf.

34.1.1 Hygiëne.

34.1.2 Voeding.

34.1.3 Verslaving.

34.1.4 Rust, ontspanning, houding en beweging.

34.2 Zorgen dragen voor lichamelijke gezondheid van anderen.

34.2.1 Ziekte, handicaps en gezondheidszorg.

34.2.2 EHBO.

34.3 Zorg dragen voor psychische gezondheid van henzelf.

34.3.1 Opkomen voor jezelf.

34.4 Zorg dragen voor de psychische gezondheid van anderen.

34.4.1 Rekening houden met anderen.

39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.

39.1 Met zorg omgaan met het milieu.

39.1.1 Kennis over de betekenis van het milieu.

39.1.2 Kennis over ingrijpen van de mens in relatie tot het milieu.

39.1.3 Kennis over duurzame ontwikkeling. 39.1.4 Zorg dragen in relatie tot milieu en

duurzame ontwikkeling.

40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

40.1 Leren over planten.

40.1.1 Variatie en soorten planten onderscheiden en benoemen.

40.1.2 Functioneren van planten in leefomgeving.

40.1.3 Relatie met omgeving. 40.2 Leren over dieren. 40.2.1 Variatie en soorten dieren

onderscheiden en benoemen.

40.2.2 Functioneren van dieren in leefomgeving.

40.2.3 Relatie met omgeving. 41. De leerlingen leren

over de bouw van planten, dieren en

41.1 De bouw van planten en de vorm van en functie van de

41.1.1 Bouw van planten.

(6)

Kerndoel Indicator SLO Specificatie SLO A mensen en over de

vorm en functie van hun onderdelen.

plantendelen.

41.1.2 Vorm en functies van plantendelen. 41.2 De bouw, vorm en

functie van onderdelen/

lichaamsdelen van mens en dier.

41.2.1 Bouw van mens en dier.

41.2.2 Vorm en functie van

onderdelen/lichaamsdelen van mens en dier.

41.3 De

overeenkomsten en verschillen tussen planten, dieren en mensen.

41.3.1 Bouw, vorm en functies vergelijken.

42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid,

elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur

42.1 Onderzoek doen aan materialen.

42.1.1 Eigenschappen van verschillende soorten materialen.

42.2 Onderzoek doen aan natuurkundige verschijnselen.

42.2.1 Licht.

42.2.2 Geluid.

42.2.3 Elektriciteit.

42.2.4 Kracht.

42.2.5 Magnetisme.

42.2.6 Temperatuur.

43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van

temperatuur, neerslag en wind.

43.1 Beschrijven van het weer met behulp van temperatuur, neerslag en wind.

43.1.1 Temperatuur.

43.1.2 Neerslag.

43.1.3 Wind.

43.1.4 Weer en seizoenen. 43.2 Beschrijven van

het klimaat met behulp van temperatuur, neerslag en wind.

43.2.1 Aspecten die klimaat bepalen.

43.2.2 Klimaatsoorten.

44. De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving

44.1 Relaties leggen tussen werking, vorm en materiaalgebruik

44.1.1 Materialen.

(7)

Kerndoel Indicator SLO Specificatie SLO A relaties te leggen

tussen de werking, de vorm en het

materiaalgebruik.

van producten.

44.1.2 Technische inzichten.

44.1.3 Vormgeving.

44.1.4 Wisselwerking tussen werking, vorm en materiaalgebruik.

45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren.

45.1 Oplossingen bedenken voor technische problemen.

45.1.1 Ontwerp/werktekening maken.

45.1.2 Keuze voor materiaal. 45.1.3 Keuze voor hulpmiddelen. 45.1.4 Rekening houden met

randvoorwaarden.

45.2 Oplossingen

uitvoeren voor

technische problemen.

45.2.1 Natuurkundige en technische principes gebruiken.

45.2.2 Rekening houden met randvoorwaarden.

45.3 Oplossingen

evalueren voor technische problemen.

45.3.1 Beoordelen van eindproduct.

45.3.2 Aangeven van verbeterpunten. 46. De leerlingen leren

dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt.

46.1 Leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag/nacht veroorzaakt.

46.1.1 Zonnestelsel.

46.1.2 Draaiing van de aarde en ontstaan van dag- en nachtritme.

46.1.3 De beweging van de aarde ten opzichte van de zon en het ontslaan van seizoenen.

(8)

4. Welke leerinhouden komen aan bod, op welke manier gebeurt dat en is er samenhang?

De methode heeft een concentrisch-cyclische opbouw. Leerinhouden zijn bij iedere groep gerelateerd aan dezelfde vijf basisdomeinen, die samen dekkend zijn voor natuur en techniek, bevordering van gezond en redzaam gedrag en milieu. De leerstof wordt thematisch aangeboden. Vanaf groep 3 worden per twee jaar zestien thema's onderscheiden. Deze thema's hangen samen met het domein.

Een domein en thema kan per leerjaar in meerdere lessen aan bod komen. De volgorde hiervan is telkens verschillend. De vijf domeinen met bijbehorende thema's zijn:

eigen lichaam (lichaamsbouw, groei/verandering en gezondheid);

planten en dieren (uiterlijk/bouw, aanpassingen, samenleven en groei/voortplanting);

niet-levende natuur (heelal/weer, kracht/energie, materialen/eigenschappen en licht/kleur/geluid);

milieu (relatie mens-milieu, milieuproblemen);

techniek (constructie, transport, productie en communicatie).

Voor groep 1 en 2 worden bij de vijf domeinen acht thema's onderscheiden, die dicht bij de

belevingswereld liggen: berenpicknick, dit ben ik (eigen lichaam); kleine beestjes, uit het ei en zaadjes en planten (planten en dieren); spelen met water (niet-levende natuur); prullen en papier (milieu); hoe sterk is je huis? (techniek).

De methode werkt ook aan attitudevorming; het accent wordt hierbij gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de leerlingen.

In de onderbouw ligt het accent op ontmoeting en verkenning. Vanaf groep 5 verschuift het accent naar ontdekking en formulering. Vanaf groep 4 zijn veel werkbladen onderzoekend lerend van aard.

Vanaf groep 5 krijgt de accentverschuiving naar ontdekking en formulering gestalte in de vorm van een extra onderzoeksblad. Hiermee kunnen leerlingen zelf onderzoekjes opzetten en uitvoeren. De leerinhouden zijn ontleend aan de dagelijkse werkelijkheid. Kinderen in groep 3 gaan de buurt ontdekken met opdrachtkaarten. Ook in andere groepen komen buitenopdrachten in de (directe) omgeving van de school voor. De belevingswereld van groep 8 gaat verder. Hier komt bijvoorbeeld het onderwerp oerwouden aan de orde. Ongeveer een kwart van de werkbladen vraagt een oplossing voor technische problemen. Het gaat vooral om het bedenken en uitvoeren van oplossingen; het evalueren van de oplossingen komt niet bij alle lessen voor. De oplossingen worden voor een deel gestuurd door de methode; over de leerjaren heen wordt dit wel minder. De concept-context benadering wordt in de methode niet expliciet bij de uitgangspunten genoemd. Wel wordt veel uitgegaan van ervaren in de echte werkelijkheid, van de leefwereld van de kinderen. Er worden voor de lessen veel concrete materialen in school gehaald. In de handleiding zijn ook suggesties

opgenomen om een relatie te leggen met de actualiteit. Er komen actuele thema's zoals gezond eten en het milieu aan de orde. Leerlingen wordt bij voorbeeld gevraagd om krantenartikelen mee te nemen over milieuproblemen. Bij een aantal thema's kan aangesloten worden bij de seizoenen en in groep 3 bij Sinterklaas.

Relaties met andere vakgebieden worden, met uitzondering van de onderdelen milieu en gezond en redzaam gedrag uit het vakgebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld', niet expliciet genoemd. Toch zijn er in de methode wel voorbeelden aangetroffen van relaties met Nederlandse taal, rekenen en

wiskunde, kunstzinnige oriëntatie en bewegingsonderwijs. De methode houdt rekening met het proces van leren lezen. Er komen opdrachten voor waarbij leerlingen in groepjes praten over een onderwerp en moeten komen tot mening vorming. Soms moeten er teksten bedacht worden. Ongeveer een kwart van de opdrachten doet een beroep op wiskundige vaardigheden: wegen, meten, schatten,

construeren. Creatieve opdrachten komen vooral in de onderbouw voor. In groep 3 en 4 staan ook regelmatig teken- en knutselopdrachten bij de aanvullende suggesties. Raakvlakken met

bewegingsonderwijs zijn eigenlijk alleen terug te vinden in de groepen 1 en 2, bij de opdrachten in de rubriek 'spel en beweging'.

(9)

4. Welke leerinhouden komen aan bod, op welke manier gebeurt dat en is er samenhang?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

4.1 De volgende leerinhouden komen aan bod:

4.1.1 natuur

4.1.2 techniek

4.1.3 milieu

4.1.4 gezond en redzaam 4.2 De leerinhouden worden op

de volgende manier aangeboden:

4.2.1 de methode werkt aan het ontwikkelen van onderzoekend leren/gedrag

4.2.2 de methode werkt aan het ontwikkelen van ontwerpend leren/gedrag

4.2.3 de methode werkt aan het bevorderen van het ontmoeten met de natuur

vooral planten, mensen en dieren; weer en klimaat komt nauwelijks voor

4.2.4 concept-contextbenadering

4.2.5 anders, namelijk…. n.v.t.

4.3 Er wordt een relatie gelegd met andere leergebieden:

4.3.1 Nederlands

4.3.2 rekenen/wiskunde

4.3.3 kunstzinnige oriëntatie vooral in onderbouw

4.3.4 bewegingsonderwijs alleen in groep 1

en 2 bij onderdeel spel en beweging

4.3.5 Engels

4.3.6 oriëntatie op jezelf en de wereld 4.4 Er wordt een relatie gelegd

met de actualiteit:

4.4.1 de handleiding geeft hiervoor suggesties

4.4.2 er wordt verwezen naar actuele informatie op een methodesite

4.4.3 via een (digitale) nieuwsbrief 4.5 Er wordt een relatie gelegd

met de eigen omgeving

4.5.1 eigen leefomgeving 4.5.2 eigen tijd (heden) 5. Hoe is de leerstof geordend?

De methode heeft een concentrisch-cyclische opbouw. Leerinhouden zijn ontleend aan de dagelijkse werkelijkheid van de kinderen en kennen een fasering in vier categorieën. Voor de kleuters ligt het accent op ontmoeting, voor de onderbouw op verkenning (zoeken naar, het vergelijken van en ordenen van kenmerken en eigenschappen), de middenbouw is gericht op ontdekking en formulering en de fase van de bovenbouw kenmerkt zich door onderzoek en verklaring. De leerinhouden zijn bij iedere groep gerelateerd aan dezelfde vijf basisdomeinen. De leerstof wordt thematisch aangeboden.

Vanaf groep 3 worden per twee jaar zestien thema's onderscheiden. Deze thema's hangen samen

(10)

met het domein. Een domein en thema kan per leerjaar in meerdere lessen aan bod komen. De volgorde hiervan is telkens verschillend. Per jaargroep worden er 24 lessen gegeven. De vijf domeinen met bijbehorende thema's zijn:

• eigen lichaam (lichaamsbouw, groei/verandering en gezondheid);

• planten en dieren (uiterlijk/bouw, aanpassingen, samenleven en groei/voortplanting);

• niet-levende natuur (heelal/weer, kracht/energie, materialen/eigenschappen en licht/kleur/geluid);

• milieu (relatie mens-milieu, milieuproblemen);

• techniek (constructie, transport, productie en communicatie).

Bij de methode zijn extra werkbladen techniek ontwikkeld. Deze bevatten praktische activiteiten en ideeën op het gebied van techniek. De indeling is gebaseerd op de domeinen van de kerndoelen en van de leerlijn techniek van SLO. Ze kunnen gebruikt worden als aanvulling op de methode.

Lessen kennen een vaste structuur. Elke les begint met een inleiding om de leerlingen in de sfeer van de les te brengen. In de handleidingen worden hiervoor suggesties zoals opdrachten, verhaaltjes, proefjes of demonstraties gegeven. Daarna wordt de inleidende tekst gelezen en wordt de

openingsillustratie besproken. De leskern begint met een centrale opdracht waaraan de hele groep tegelijk werkt. Hierbij hoort een werkblad dat de leerlingen zelfstandig (in groepjes) kunnen verwerken.

Daarna wordt de informatieve tekst in het leerlingenboek klassikaal of individueel gelezen. Vervolgens worden de zelfstandige opdrachten gemaakt, individueel of in tweetallen. Ook hierbij horen

werkbladen. Vanaf groep 5 worden onder het kopje 'Als je tijd over hebt...' extra doe- en

onderzoeksopdrachten gegeven. De lessen kunnen worden afgesloten met een gemeenschappelijke bespreking van de opdrachten. Hiervoor staan in de handleiding niet altijd aanwijzingen. Soms gaat men in de afsluiting in op hele andere onderwerpen dan die bij de verwerking aan de orde zijn gekomen. In de handleiding worden bij de afsluiting ook nog aanvullende suggesties gegeven. Deze vallen qua tijd en organisatie vaak buiten de reguliere lestijd.

Voor de groepen 1 en 2 zijn bij de vijf basisdomeinen acht thema's: berenpicknick, dit ben ik (eigen lichaam); kleine beestjes, uit het ei en zaadjes en planten (planten en dieren); spelen met water (niet- levende natuur); prullen en papier (milieu); hoe sterk is je huis? (techniek). Bij elk thema worden een aantal kernbegrippen onderscheiden. De thema's kennen een vaste opbouw. Er wordt gestart met een contextverhaal over beren. Bij elk verhaal hoort een praatplaat. Deze vormen ook het uitgangspunt voor een kringgesprek. Daarna volgen leer- en spelactiviteiten, verdeeld over drie soorten: doe en ontdek, kijk en knutsel of spel en beweging. De leerkracht maakt hier zelf een keuze uit. Er worden hierbij geen aanwijzingen voor planning en organisatie gegeven.

Over de jaren heen wordt de leerstof veelal van concreet naar abstract aangeboden. Zo worden bij het domein planten en dieren eerst bloemen in het algemeen behandeld en wordt later specifieker op de bloembouw en de verschillende categorieën bloemen ingegaan. Onderwerpen zijn in de onderbouw concreter en meer afkomstig uit de directe omgeving dan in de bovenbouw. De sturing van de leerkracht wordt in de loop van de jaren minder.

Bij de lessen wordt de leerstof zowel van algemeen naar specifiek als van specifiek naar algemeen aangeboden. De les begint bijvoorbeeld met een verhaal over de herfst in een bos. Daarna wordt de les uitgesplitst in kleine diertjes in het bos en paddenstoelen. Maar ook wordt soms begonnen met leerstof over een ree en wordt later in algemenere zin gesproken over planteneters en vleeseters. De les verloopt van abstract naar concreet. Kinderen lezen bijvoorbeeld over bollen en knollen en putten hierbij uit eigen ervaring. In het tweede deel van de les mogen ze een ui opensnijden en onderzoeken.

Het eerste deel van de les is ook meer leerkrachtgestuurd dan het tweede gedeelte.

In de handleidingen worden geen opmerkingen over lesduur of over de duur van de verschillende lesonderdelen gegeven. Ook zijn er geen aanwijzingen in de methode of onderdelen verdeeld over één of twee lesmomenten aangeboden moeten worden. Sommige opdrachten kosten veel tijd. Een

(11)

enkele keer wordt aangegeven dat een opdracht een heel lesuur in beslag neemt. In de brochure staat dat de lestijd per les een uur per week is. Maar dit is in elk geval exclusief de toetsen, de buitenopdrachten en sommige afsluitende opdrachten. Lestoetsen kosten 10-15 minuten;

totaaltoetsen ongeveer een uur. Buitenopdrachten zullen ook ongeveer een uur in beslag nemen.

Voor groep 1 en 2 wordt geen lestijd aangegeven. Er zijn acht thema's uitgewerkt, waarvan de activiteiten verdeeld over één of twee weken aangeboden kunnen worden. Er wordt niets vermeld over de verdeling tussen groep 1 en groep 2.

5. Hoe is de leerstof geordend?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

5.1 De ordening van de

onderwijsinhouden over de leerjaren heen is als volgt:

5.1.1 cursorisch

5.1.2 concentrisch

5.1.3 aan de hand van thema's 5.1.7 anders, n.l. n.v.t.

5.2 De frequentie waarmee de onderwijsinhouden aan bod komen is als volgt:

5.2.1 in één leerjaar

5.2.2 in meerdere leerjaren 5.2.3 in elk leerjaar 5.3 De onderwijsinhouden worden

over de leerjaren heen als volgt aangeboden:

5.3.1 van algemeen naar specifiek

5.3.2 van specifiek naar algemeen 5.3.3 meer leerkrachtgestuurd dan

leerlinggestuurd

5.3.4 meer leerlinggestuurd dan leerkrachtgestuurd

5.3.5 van concreet naar abstract 5.3.6 van abstract naar concreet 5.3.7 van dichtbij (eigen omgeving)

naar veraf (verder weg)

5.3.8 van veraf (verder weg) naar dichtbij (eigen omgeving)

5.4 De onderwijsinhouden binnen een leerstofeenheid zijn als volgt geordend:

5.4.1 van algemeen naar specifiek

5.4.2 van specifiek naar algemeen 5.4.3 van leerkrachtgestuurd naar

leerlinggestuurd

5.4.4 van leerlinggestuurd naar leerkrachtgestuurd

5.4.5 van concreet naar abstract 5.4.6 van abstract naar concreet 5.4.7 van dichtbij (eigen omgeving)

naar veraf (verder weg)

5.4.8 van veraf (verder weg) naar dichtbij (eigen omgeving)

(12)

5. Hoe is de leerstof geordend?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

5.5 Er is sprake van een vaste lesopbouw.

5.6 Onderwijstijd Groepen: 1-2 Groepen: 3-8 Toelichting

Lesduur (in minuten) variabel 60 groep 1-2: hangt af van planning leerkracht

groep 3-8: uitvoeren van alle reguliere activiteiten zal vaak meer dan een uur in beslag nemen

Aantal lessen per week

variabel 1 groep 1-2: hangt af van planning leerkracht Aantal lessen per

hoofdstuk/blok

variabel n.v.t. groep 1-2: hangt af van planning leerkracht Aantal weken per jaar variabel 24 groep 1-2: hangt af van

planning leerkracht groepen 3-8: exclusief buitenlessen en toetslessen Aantal hoofdstukken/

blokken per jaar

8 n.v.t.

Minimale onderwijstijd (in uren)

(de tijd die een methode in één leerjaar nodig heeft voor de basisstof)

variabel 24

Maximale onderwijstijd (in uren)

(de tijd die een methode in één leerjaar nodig heeft voor de basis-, verrijkings- en herhalingsstof samen)

variabel ≥ 36 groep 3-8 inclusief toetsen en buitenopdrachten; daarnaast nog eventueel tijd voor extra opdrachten en afsluitende suggesties die veel tijd in beslag nemen

6. Hoe vindt instructie plaats?

De methode maakt gebruik van een instructiemodel dat een combinatie is van verschillende modellen.

In de lessen zijn de meeste fasen van het directe instructiemodel wel terug te vinden. Alleen de terugblik en vooruitblik ontbreken. Ook onderdelen van probleemgestuurde instructie en ontdekkend leren komen voor. Leerlingen bekijken een plaat of praten over een onderwerp. Daarna lezen ze een tekst en gaan de opdrachten uitvoeren. Leerlingen onderzoeken en ontdekken zelf tijdens de

verwerking. Hierbij is de hulp van de leerkracht niet altijd noodzakelijk. Aan het eind van de les kunnen de opdrachten besproken en geëvalueerd worden. Leerlingen moeten ook zelf op het werkblad onder de kopjes "Dit heb je geleerd" of "Dit heb je ontdekt" hun kennis of bevindingen weergeven.

(13)

De lessen kennen over het algemeen een klassikaal gedeelte en een deel zelfstandig werken.

De lesopening is met de hele groep. De centrale opdracht wordt klassikaal of in kleine groepjes uitgevoerd. Teksten worden individueel gelezen; ook een deel van de verwerking is individueel. De methode kent regelmatig opdrachten die in tweetallen of in kleine groepjes moeten worden gedaan.

De afsluiting is vaak weer met de hele groep.

Leefwereld heeft geen specifieke preteaching-activiteiten. Elke lesbeschrijving bevat wel een kopje 'Voorbereiding' en een kopje 'Even bijpraten' met daarin handreikingen waarmee een leerkracht preteaching zou kunnen doen. Er worden geen aanwijzingen gegeven om extra instructie tijdens de les te geven. Er wordt verder geen gebruik gemaakt van ondersteunende materialen. Leefwereld biedt veel verschillende werkvormen. Hierdoor is het voor leerkrachten mogelijk om zelf variaties aan te brengen. Er worden echter geen specifieke variaties in de instructie aangegeven in de handleiding.

6. Hoe vindt instructie plaats?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

6.1 De methode hanteert de volgende modellen voor instructie:

6.1.1 directe instructie grotendeels;

terugblik en vooruitblik ontbreekt 6.1.2 probleemgestuurde instructie

6.1.3 ontdekkend leren 6.1.4 anders, namelijk een

combinatie van bovengenoemde modellen

6.2 De methode geeft aanwijzingen voor het variëren van de instructie.

6.3 Er zijn leerkrachtgebonden en leerkrachtonafhankelijke lessen.

6.3.1 de methode kent zowel leerkrachtgebonden en leerkrachtonafhankelijke lessen

6.3.2 elke les bestaat uit zowel een leerkrachtgebonden als een leerkrachtonafhankelijk deel

7. Hoe vindt verwerking plaats?

Leefwereld kent verschillende groeperingsvormen. De lesopening is met de hele groep. Hiervoor staat in de leerlingenboeken een grote tekening met korte tekst en worden een aantal vragen gegeven ('even bijpraten'). De centrale opdracht wordt klassikaal of in kleine groepjes uitgevoerd. Bij de centrale opdrachten hoort een werkblad. Teksten worden individueel gelezen; ook een deel van de verwerking is individueel. De methode kent regelmatig opdrachten die in tweetallen ("doe de opdrachten met iemand anders") of in kleine groepjes ("praat in kleine groepjes over...") worden gedaan. Bij elke les is een werkblad met opdrachten die leerlingen zelfstandig kunnen uitvoeren. De afsluiting is vaak weer met de hele groep. Opdrachten zijn in het leerlingenboek herkenbaar aan de drie stippen die erbij staan. In de tekst wordt verwezen naar het bijbehorende werkblad.

In principe zijn de opdrachten zodanig dat ze door alle leerlingen kunnen worden uitgevoerd. Voor de betere/snellere leerlingen is per les een extra opdracht in het werkboek opgenomen onder het kopje

"Als je tijd over hebt". Deze opdrachten bieden verdieping en verbreding van de leerstof. Ook worden in de lesbeschrijving onder het kopje 'Extra' en het kopje 'Suggesties' aanwijzingen gegeven om verder op de stof in te gaan.

(14)

Vanaf groep 5 bevat de methode een onderzoeksblad. Dit is een extra werkblad dat de leerlingen helpt bij het zelfstandig opzetten en uitvoeren van een onderzoekje. Het geeft extra mogelijkheden voor differentiatie naar interesse. De onderwerpen zijn algemeen genoeg om aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen, maar van een echte keuze in de opdrachten maken naar interesse, is geen sprake. Deze onderzoeksopdracht kunnen leerlingen op hun eigen niveau uitvoeren. Veel opdrachten kunnen in eigen tempo worden uitgevoerd, met name de zelfstandige praktische opdrachten. Leefwereld biedt een mix van werkvormen en opdrachten, zodat aan veel leerstijlen tegemoet gekomen wordt. In elk leerjaar komen ook vier buitenactiviteiten voor, waarmee de leerlingen de omgeving onderzoeken. De methode bevat hiervoor werkbladen. In de handleidingen wordt bij een aantal lessen ook gewezen op de mogelijkheid van een ontdekhoek. Dit wordt verder niet uitgewerkt.

De methode bevat veel open opdrachten. Er wordt gevraagd naar bedenken van oplossingen en geven van meningen. Gesloten opdrachten komen voornamelijk in onderbouw voor; het aantal neemt daarna sterk af. De methode bevat veel praktijkopdrachten: onderzoekje verrichten, proefjes doen, construeren van voorwerpen. Creatieve opdrachten komen vooral in de onderbouw voor. In groep 3 en 4 komen teken- en knutselopdrachten ook regelmatig voor bij de aanvullende suggesties maar deze worden buiten de natuuronderwijslessen uitgevoerd. Vanaf de middenbouw worden suggesties voor opzoekopdrachten gegeven, zowel in boeken als op internet. In groep 1 en 2 zijn de leer- en spelactiviteiten verdeeld over drie soorten: doe en ontdek, kijk en knutsel en spel en beweging. De leerkracht maakt hier zelf een keuze uit.

De leerlingenboeken bevat naar verhouding meer afbeeldingen dan tekst (ongeveer een derde tekst, tweederde afbeeldingen). In de bovenbouw neemt de hoeveelheid tekst toe. Afbeeldingen bestaan zowel uit tekeningen als foto's. Tekeningen hebben iets de overhand. Iedere les begint met een grote afbeelding in de vorm van een tekening. Hierbij wordt ook een kort verhaaltje gegeven. Daarnaast bevat de methode bij elke les leerteksten. Het niveau is hierbij aangepast aan het gemiddelde leesniveau van de kinderen.

De methode maakt geen gebruik van werkboekjes maar kopieerbare werkbladen. Voor groep 3 één en vanaf groep 4 twee per les. De diverse soorten werkbladen (centrale opdracht, zelfstandig werken, buitenopdrachten) worden met pictogrammen van elkaar onderscheiden.

Leerkrachten moeten over het algemeen veel materialen verzamelen. Per les wordt dit wel overzichtelijk in een schema aangegeven. Sommige materialen zijn makkelijk te verkrijgen.

Regelmatig zal dit echter meer inspanning van de leerkracht vergen, zeker bij lessen waarin diertjes zoals rupsen, regenwormen en pissebedden of planten zoals madeliefjes, rozenbottels en

esdoornzaadjes onderzocht worden.

Bij de methode zijn extra werkbladen techniek ontwikkeld. Deze bevatten praktische activiteiten en ideeën op het gebied van techniek. De indeling is gebaseerd op de domeinen van de kerndoelen en van de leerlijn techniek van SLO. Ze kunnen gebruikt worden als aanvulling op de methode. Voor groep 1 tot en met 4 zijn er acht opdrachten per jaar, vanaf groep 5 vijf opdrachten. Sommige opdrachten zijn voor de onderbouw vrij ingewikkeld (bijvoorbeeld figuurzagen, kubussen bouwen).

7. Hoe vindt verwerking plaats?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

7.1 De groeperingsvorm waarin de verwerking plaatsvindt is:

7.1.1 klassikaal centrale

opdracht 7.1.2 in tweetallen of in groepjes

(samenwerkend)

7.1.3 individueel

(15)

7. Hoe vindt verwerking plaats?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

7.2 Er is variatie in de verwerking van de leerstof:

7.2.1 naar interesse

7.2.2 naar niveau alleen bij extra opdrachten (vanaf groep 5) en suggesties

7.2.3 naar tempo

7.2.4 naar leerstijl

7.3 De methode kent variatie in type opdrachten:

7.3.1 open opdrachten

7.3.2 gesloten opdrachten wel in

onderbouw, neemt daarna sterk af

7.3.3 invulopdrachten

7.3.4 rubriceeropdrachten

7.3.5 analyseopdrachten

7.3.6 associatieopdrachten

7.3.7 dramatische werkvormen

7.3.8 gespreksvormen

7.3.9 creatieve opdrachten vooral in onderbouw en bij extra suggesties

7.3.10 praktijkopdrachten

7.4 De verwerking van de leerstof gebeurt:

7.4.1 mondeling praten in

groepjes over onderwerp

7.4.2 schriftelijk werkbladen

7.4.3 digitaal

7.5 De methode hanteert de volgende informatiedragers in de lesopdrachten:

7.5.1 verhalen

7.5.2 leerteksten vanaf eind

groep 3

7.5.3 kaarten sporadisch in

groep 8 7.5.4 tekeningen / foto's

7.5.5 schema's/tabellen vooral bij de werkbladen

7.5.6 multimedia

7.5.7 concreet materiaal

(16)

8. Op welke wijze maakt de methode gebruik van ICT?

Bij de methode is geen software ontwikkeld. Ook is er geen methodesite. Wel is op de algemene website van de uitgever informatie over de methode te vinden ten behoeve van het

leermiddelenkeuzeproces.

8. Op welke wijze maakt de methode gebruik van ICT?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

8.1 In de methode wordt gebruik gemaakt van ICT.

8.2 De mogelijkheden voor ICT zijn: 8.2.1 geïntegreerd in de methode (als 'onmisbaar' onderdeel)

n.v.t.

8.2.2 als additioneel materiaal beschikbaar (als 'extra' onderdeel)

n.v.t.

8.3 ICT mogelijkheden zijn er voor: 8.3.1 oefenen n.v.t.

8.3.2 verrijken n.v.t.

8.3.3 toetsen n.v.t.

8.3.4 remediëren n.v.t.

8.3.5 plannen/organiseren van leerling-activiteiten

n.v.t.

8.3.6 registratie van resultaten n.v.t.

8.4 ICT maakt gebruik van de volgende informatietypen:

8.4.1 geschreven tekst n.v.t.

8.4.2 gesproken tekst n.v.t.

8.4.3 audiofragmenten n.v.t.

8.4.4 stilstaand beeld n.v.t.

8.4.5 bewegend beeld n.v.t.

8.5 De groeperingsvorm waarin ICT wordt gebruikt is:

8.5.1 individueel n.v.t.

8.5.2 in tweetallen of in groepjes (samenwerkend)

n.v.t.

8.5.3 klassikaal n.v.t.

8.6 De methode heeft een eigen website.

8.7 Op de methodewebsite is informatie te vinden:

8.7.1 voor leerkrachten n.v.t.

8.7.2 voor leerlingen n.v.t.

9. Kan de methode gebruikt worden in combinatiegroepen?

In de algemene verantwoording gaat de methode in op het gebruik van de methode in

combinatiegroepen. De auteurs geven aan dat vanwege de mogelijkheden voor zelfstandig en gedifferentieerd werken, de methode geschikt is voor combinatiegroepen. Omdat de domeinen en basisthema's elke twee jaar terug komen, is het ook mogelijk om bij bepaalde groepencombinaties (3- 4, 5-6 of 7-8) het ene jaar het deel van de laagste groep en het andere jaar het deel van de hoogste groep te behandelen. Het taal- en denkniveau loopt niet ver uiteen. De methode geeft wel aan dat leerlingen van de lagere groep dan wat weer begeleiding nodig hebben bij het lezen van de teksten en de verwerking van de opdrachten.

(17)

De lessen kennen over het algemeen een klassikaal gedeelte en een deel zelfstandig werken.

Leefwereld kent verschillende groeperingsvormen. De lesopening is met de hele groep. De centrale opdracht wordt klassikaal of in kleine groepjes uitgevoerd. Teksten worden individueel gelezen; ook een deel van de verwerking is individueel. De methode kent regelmatig opdrachten die in tweetallen ("doe de opdrachten met iemand anders") of in kleine groepjes ("praat in kleine groepjes over...") worden gedaan. De afsluiting is vaak weer met de hele groep.

9. Kan de methode gebruikt worden in combinatiegroepen?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting

9.1 De methode kan gebruikt worden voor combinatiegroepen.

9.1.1 de handleiding geeft

aanwijzingen voor het gebruik van de methode in combinatiegroepen.

9.1.2 de methode kent zowel leerkrachtgebonden als

leerkrachtonafhankelijke lessen.

9.1.3 elke les bestaat uit zowel een leerkrachtgebonden als een leerkrachtonafhankelijk deel.

9.2 De methode hanteert de volgende groeperingsvormen:

9.2.1 klassikaal

9.2.2 in tweetallen of in groepjes (samenwerkend)

9.2.3 individueel

10. Op welke wijze vindt evaluatie plaats?

Voor de groepen 6, 7 en 8 bevat de methode een toetspakket. Dit bestaat uit: kopieerbare toetsbladen, de antwoorden op de toetsvragen en registratiebladen voor de lestoetsen en de totaaltoetsen. Elke les kan, om de leerresultaten te meten, worden afgesloten met een toets. Bij de lesbeschrijvingen in de handleiding wordt hier echter niet op ingegaan. De toets neemt ongeveer vijftien minuten in beslag. De leerkracht kan er ook voor kiezen om de toetsen van een aantal lessen in één keer af te nemen of om de lestoetsen helemaal achterwege te laten. De toetsen richten zich op de kennis- en vaardigheidsdoelen. Elke lestoets bestaat uit vier vragen met een oplopende

moeilijkheidsgraad. De eerste helft van de vagen zijn over het algemeen kennisvragen; de tweede helft inzichtvragen. De toetsen sluiten aan bij de leerdoelen.

Twee keer per jaar kan een totaaltoets worden afgenomen. Deze gaat in op de doelen die in de twaalf daaraan voorafgaande lessen zijn behandeld. In elke totaaltoets wordt leerstof getoetst uit de drie clusters eigen lichaam en milieu, niet levende natuur en techniek en planten en dieren. De toets bevat vijf vragen. Deze zijn vooral gericht op inzicht en toepassing. Daarnaast is een extra vraag

opgenomen voor de snellere of praktische leerlingen. Bij deze vraag moeten leerlingen veelal een onderzoek doen. Hierbij moet het onderzoeksblad worden ingevuld. Het afnemen van de totaaltoetsen kost ongeveer een uur. De methode geeft aan dat de leerkracht er voor kan kiezen om bij zwakkere leerlingen alleen de lestoetsen af te nemen.

Er wordt geen normering gegeven bij de toetsen. De toetsresultaten kunnen op een

registratieformulier worden ingevuld. Bij de lestoetsen is dat per leerling op toetsniveau. Bij de totaaltoetsen kunnen de resultaten per vraag worden vermeld.

Vanaf groep 5 is de laatste opdracht op het werkblad gericht op reflectie. Leerlingen moeten bijvoorbeeld onder de kopjes "Dit heb je geleerd" of "Dit heb je ontdekt" hun kennis of bevindingen weergeven. De methode bevat geen aandachtspunten voor observatie.

(18)

10. Op welke wijze vindt evaluatie plaats?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting 10.1 Evaluatie vindt plaats door middel

van:

10.1.1 observatie

10.1.2 toetsing vanaf groep 6

10.1.3 portfolio

10.1.4 reflectie door leerlingen vanaf groep 5 10.2 De handleiding geeft concrete

aandachtspunten voor observatie.

10.3 Er wordt met de volgende frequentie geobserveerd:

10.3.1 bij elke les n.v.t.

10.3.2 na elk hoofdstuk of blok n.v.t.

10.3.3 twee of drie keer per jaar n.v.t.

10.3.4 anders, namelijk n.v.t.

10.4 De wijze waarop de methode toetst of de geformuleerde doelen bereikt zijn, is:

10.4.1 mondeling

10.4.2 schriftelijk vanaf groep 6

10.4.3 digitaal

10.4.4 practicum extra vraag in de

vorm van een onderzoek

10.4.5 anders, namelijk n.v.t.

10.5 De leerstof wordt aan de hand van de volgende type vragen getoetst:

10.5.1 kennisvragen

10.5.2 inzichtvragen

10.5.3 toepassingsvragen

10.6 Er wordt met de volgende frequentie getoetst:

10.6.1 na elk hoofdstuk of blok het is mogelijk om na elke les te toetsen; toetsen van een aantal lessen kunnen ook in één keer worden aangeboden 10.6.2 twee of drie keer per jaar totaaltoetsen na

twaalf lessen

10.6.3 anders, namelijk n.v.t.

10.7 De toetsen sluiten aan bij de leerstof:

10.7.1 alle leerstof wordt getoetst

10.7.2 er wordt ook niet behandelde leerstof getoetst

10.8 De methode geeft concrete aanwijzingen voor het samenstellen van een portfolio.

10.9 De methode geeft handreikingen voor het registreren van

evaluatiegegevens:

10.9.1 registratie van observatiegegevens

n.v.t.

10.9.2 registratie van toetsgegevens

(19)

10. Op welke wijze vindt evaluatie plaats?

Vragen + indicatoren SLO Specificaties SLO Score Toelichting 10.10 De methode geeft normen voor

het beoordelen van evaluatiegegevens:

10.10.1 normen voor het beoordelen van observatiegegevens

n.v.t.

10.10.2 normen voor het beoordelen van toetsgegevens

10.11 De methode biedt mogelijkheden voor remediëring naar aanleiding van de observatie en/of toetsresultaten:

10.11.1 de methode biedt informatie voor (eenvoudige) analyse en/of diagnose van tegenvallende toetsresultaten

10.11.2 de methode biedt aanwijzingen voor het remediëren van gebleken problemen

10.12 De toetsresultaten zijn aanleiding om te differentiëren:

10.12.1 in aanbod/inhoud differentiëren in aanbod van toetsen 10.12.2 in doelen

10.12.3 in instructie 10.12.4 in verwerking 11. Hoe wordt er rekening gehouden met verschillen tussen leerlingen?

Leefwereld heeft geen specifieke preteaching-activiteiten. Elke lesbeschrijving bevat wel een kopje 'Voorbereiding' en een kopje 'Even bijpraten' met daarin handreikingen waarmee een leerkracht preteaching zou kunnen doen. Er worden geen aanwijzingen gegeven om extra instructie tijdens de les te geven. Er wordt verder geen gebruik gemaakt van ondersteunende materialen.

De methode heeft geen specifieke herhalingsopdrachten. Voor herhaling wordt terugverwezen naar de betreffende lessen. In Leefwereld is geen sprake van een minimum- of basisprogramma. In de handleiding van Leefwereld staat dat de lesdoelen voor elk kind haalbaar zijn door de opzet en werkwijze van de methode. Binnen de leerstof voor een leerjaar worden geen verschillende

taal/leesniveaus onderscheiden. Het taal/leesniveau is aangepast aan het gemiddelde niveau van een groep.

Voor de betere/snellere leerlingen is per les een extra opdracht in het werkboek opgenomen onder het kopje "Als je tijd over hebt". Ook wordt in de lesbeschrijving onder het kopje 'Extra' en het kopje 'Suggesties' aanwijzingen gegeven om verder op de stof in te gaan. Er worden geen aanvullende doelen bij deze verrijking gesteld. De methode kent lestoetsen en totaaltoetsen. Lestoetsen hebben betrekking op de afzonderlijke lessen. De totaaltoetsen hebben betrekking op meerdere lessen (1 t/m 12 en 13 t/m 24). Bij deze totaaltoetsen is één extra opdracht opgenomen voor de snellere/praktische leerling. Dit is echter niet te beschouwen als het toetsen van de verrijkingsstof.

Vanaf groep 5 krijgen de leerlingen een onderzoeksblad waarmee ze zelf een onderzoek kunnen opzetten. Het blad kan gebruikt worden bij de activiteiten die onder het kopje 'Als je tijd over hebt' genoemd worden. Dit geeft extra mogelijkheden voor differentiatie naar interesse. De onderwerpen zijn algemeen genoeg om aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen, maar van een echte keuze maken naar interesse, is geen sprake. Deze onderzoeksopdracht kunnen leerlingen op hun eigen niveau uitvoeren. Veel opdrachten kunnen in eigen tempo worden uitgevoerd, met name de zelfstandige praktische opdrachten. Leefwereld biedt een mix van werkvormen en opdrachten, zodat aan veel leerstijlen tegemoet gekomen wordt.

(20)

Leefwereld biedt veel verschillende werkvormen. Hierdoor is het voor leerkrachten mogelijk om zelf variaties aan te brengen. Er worden echter geen specifieke variaties in de instructie aangegeven in de handleiding.

Het aanbod van toetsen kan door de leerkracht worden aangepast door extra vragen op te nemen voor zwakkere of betere leerlingen of door de vragen van de lestoets en de eindtoets te mixen. Er worden geen specifieke aanwijzingen gegeven om op basis van de toetsresultaten te differentiëren in de doelen, instructie en verwerking.

11. Hoe wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de leerlingen?

Vragen + indicatoren Specificaties Score Toelichting

11.1 De methode biedt hulp aan zwakkere leerlingen om goed met het leerstofaanbod om te kunnen gaan door:

11.1.1 pre-teaching

11.1.2 extra instructie tijdens de les 11.1.3 gebruik van ondersteunend

materiaal (zoals cd's met teksten voor dyslexie)

11.1.4 herhalingsopdrachten

11.1.5 het aanbieden van een basisprogramma)

11.1.6 het aanbieden van de leerstof op verschillende taal/leesniveaus

11.2 De methode biedt mogelijkheden voor betere leerlingen door:

11.2.1 aanbieden van verrijkingsstof

11.2.2 aanbieden van verrijkingsvragen/opdrachten

11.2.3 formuleren van aanvullende doelen bij de verrijking

11.2.4 toetsen van de verrijkingsstof 11.2.5 het aanbieden van de leerstof op

verschillende taal/leesniveaus

11. 3 Er is variatie in de verwerking van de leerstof:

11.3.1 naar interesse

11.3.2 naar niveau alleen bij extra opdrachten en suggesties

11.3.3 naar tempo

11.3.4 naar leerstijl 11.4 De methode geeft aanwijzingen

voor het variëren van de instructie.

11.5 De toetsresultaten zijn aanleiding om te differentiëren:

11.5.1 in aanbod/inhoud

11.5.2 in doelen

11.5.3 in instructie 11.5.4 in verwerking

(21)

12. Hoe ziet de methode eruit?

De methode maakt gebruik van steunkleuren om de verschillende jaargroepen van elkaar te onderscheiden. De handleiding en het leerlingenboek hebben per jaargroep specifieke kleuren. Het leerlingenboek in groep 3 bevat alleen tekeningen; bij de overige leerjaren zijn er zowel tekeningen als foto's opgenomen.

Materiaal Formaat (b x h) Uitvoering Presentatie leerkracht

handleiding 25 x 24 cm slappe, geplastificeerde kaft;

spiraalverbinding (niet losbladig)

buitenzijde in steunkleuren met illustratie; binnenzijde tekst handleiding in zwart-wit met daarnaast integraal opgenomen pagina's leerlingenboek in kleur algemene

verantwoording

A4-formaat slappe kaft; geniet zwart-wit met enkele verkleinde pagina's van het leerlingenboek activiteitenmap 1/2 32 x 26 cm ringband, losbladig (viergaats

pagina's op A4-formaat) met handleiding en kopieerbare werkbladen

handleiding in zwart-wit;

werkbladen in zwart-wit met tekeningen

kopieerbladen (werkbladen)

32 x 26 cm ringband, losbladig (viergaats pagina's op A4-formaat)

kopieerbare bladen in zwart-wit met tekeningen

techniekbladen A4-formaat losbladig (viergaats pagina's) kopieerbare bladen in zwart-wit met tekeningen

toetsbundel A4-formaat losbladig (viergaats pagina's) kopieerbare bladen in zwart-wit met tekeningen

kijkplaten onbekend onbekend tekeningen in kleur Materiaal Formaat (b x h) Uitvoering Presentatie leerling

leerlingenboek 24,5 x 24,5 cm harde kaft, gebonden buitenzijde in steunkleur met illustratie; binnenzijde in kleur met foto's en/of tekeningen beertjes onbekend kunststof beren verschillen van kleur,

grootte en gewicht

13. Welke informatie staat er in de handleiding?

De handleidingen voor de groepen 3 tot en met 8 bestaan uit vier onderdelen: leerstofoverzicht, algemene inleiding, algemene lijst met materialen en hulpmiddelen voor de desbetreffende groep en lesbeschrijvingen.

In het leerstofoverzicht staan per domein (telkens van twee groepen), de thema's, onderwerpen en bijbehorende lessen weergegeven. De algemene inleiding bevat onder andere informatie over:

lesprogramma in het algemeen, werkwijze en materialen desbetreffende groep, lesopbouw, differentiatie, combinatiegroepen en toetsen.

Bij de lesbeschrijvingen worden de volgende onderdelen beschreven: lesinhoud, lesdoelen,

voorbereiding, organisatorische opmerkingen, lesopening, illustratie, vragen uit leerlingenboek, extra suggesties, achtergrondinformatie, centrale opdrachten, afsluiting. De benodigde materialen zijn in een schema weergegeven. Bij de lesbeschrijvingen zijn de pagina's uit leerlingenboeken integraal opgenomen. Van de werkbladen staat een verkleinde weergave afgebeeld.

(22)

De activiteitenmap voor groep 1/ 2 start met een algemene inleiding op de methode. Hierna komen de themabeschrijvingen. Deze starten met een verkleinde weergave van de kijkplaat en aanwijzingen voor de organisatie. Daarna volgen een voorleesverhaal en beschrijvingen van activiteiten in drie rubrieken (doe en ontdek, kijk en knutsel, spel en beweging). Tot slot worden achtergrondinformatie en extra lessuggesties gegeven.

Bij de methode is een algemene verantwoording Leefwereld toegelicht, waarin de uitgangspunten en doelstellingen, de opzet en de werkwijze van de methode zijn beschreven.

14. In hoeverre is er aandacht voor multiculturele thema's?

In de methode komen zowel Nederlandse als niet-Nederlandse namen en personen voor, zowel in de teksten als ook in de illustraties. Er zijn geen specifieke thema's die multiculturele onderwerpen behandelen.

15. In hoeverre is er aandacht voor de rolverdeling tussen mannen en vrouwen?

In de methode komen zowel personen in rolbevestigende als roldoorbrekende situaties voor. Zo is er bijvoorbeeld een man te zien die boodschappen gedaan heeft. Mannen en vrouwen komen ongeveer evenveel aan bod.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Leeslink | Handleiding werkbladen Sinterklaas | groep 7/8 | Mijn Malmberg.. Handleiding

Zo doen alle kinderen inspiratie op voor leuke boeken die ze tijdens de vakantie kunnen

Elk blokkenbouwsel heeft zichtbare vlakken, die je kunt zien als je eromheen loopt.. Maar ook onzichtbare vlakken, die

De vraagstelling van deze scriptie is of er binnen het thema grenzen resultaatgericht gewerkt kan worden door de psychomotorische PMT-er (hierna te noemen: PMT-er of PMT-er)

Op het werkblad staan zoekopdrachten voor op de website van de Pelmolen Het zijn vragen over de histo- rie / techniek / de producten van de molen en waarvoor deze worden gebruikt..

Noem ze één voor één en laat de kinderen weer hun vinger opsteken bij het seizoen waarvan zij denken dat jij het weerbericht hebt gemaakt?. Tel steeds het aantal opgestoken vingers

Onderdelen die niet door of via de (bouw)ondernemer worden uitgevoerd (zoals bijvoorbeeld minderwerk), vallen niet onder de Woningborg Garantie en waar- borgregeling. Daarnaast

Aan het einde van de lessen bespelen de kinderen de basis van een instrument of instrumenten, hebben ze een liedje met eigen stijl en kunnen ze het uitvoeren.. Omschrijving