• No results found

Overzicht kerkdiensten in de Stille week. Liturgieboekje. Stille Week 1, 2, 3 en 4 april 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Overzicht kerkdiensten in de Stille week. Liturgieboekje. Stille Week 1, 2, 3 en 4 april 2021"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Alle diensten worden uitgezonden vanuit de Grote of Barbarakerk

Aanvang: 1 april Witte donderdag 19.30 uur 2 april Goede Vrijdag 19.30 uur 3 april Paaswake 21.30 uur

Liturgieboekje

Stille Week 1, 2, 3 en 4 april 2021

Overzicht kerkdiensten in de Stille week

Alle liederen gezongen door leden van de Barbara cantorij en alle diensten worden muzikaal begeleid door Marijn Slappendel.

Witte donderdag

Wij vieren het avondmaal in de kerk in kleine kring en thuis in de huiselijke kring.

Voorganger: ds. Elsje Braam Ouderling van dienst: Ietje Staal

Goede Vrijdag

Lezingen: ds. Elsje Braam en enkele gemeenteleden Ouderling van dienst: Jorien Visser

Staties: Henk van Loenen

Paaswake

Voorganger: ds. Klaas Holwerda Ouderling van dienst: Willem Kiel

Pasen

Voorgangers: ds. Elsje Braam en ds. Annemieke de Bruijn Ouderling van dienst: Nettie Boon

(2)

3

INLEIDING

Op het Paasfeest vieren christenen de opstanding van de Heer.

Al vanaf de vroegste tijden heeft de kerk dit feest gevierd in aansluiting op de zogenaamde drie heilige dagen, de drie dagen voor Pasen.

Witte donderdag is de eerste van deze dagen.

Deze dienst vormt, samen met die van Goede Vrijdag en de Paaswake een drieslag.

Eigenlijk is het één doorlopende viering.

Dat is ook de reden dat er aan het eind van de Witte Donderdagviering geen zegen is aan het einde van de dienst, maar stilte.

Die stilte merken we ook op aan het begin van de dienst op Goede Vrijdag. We vieren en gedenken gewoon dóór, dus zou het onlogisch zijn dan weer te beginnen zoals iedere dienst begint. Ook deze dienst eindigt in stilte.

In de Paasnacht doet het licht haar intrede. De kerk is schaars verlicht, maar ergens is een vlam, een vuur. Dat is het vuur dat is blijven branden, door de duisternis heen.

En dat is het licht dat we dan, vanaf die nog schemerige plaats, binnen dragen in de gemeente.

WITTE DONDERDAG - MAALTIJD VAN VERLANGEN

Wit is de liturgische kleur van deze dag want van oudsher is dit de dag waarop mensen de veertig dagen tijd van inkeer, van vasten en stil staan bij je zonden, afronden. Vanaf vandaag ben je gereinigd, schoon en ‘wit als sneeuw’. Het is bijna niet te geloven, maar je mag vandaag het witte kleed van het nieuwe leven aandoen. Vandaag – een dag waar je vol verlangen naar toe hebt geleefd.

Vandaag, op Witte Donderdag, horen we Jezus woorden vol van verlangen spreken.

Hij heeft ernaar toegeleefd om midden in de kring van zijn leerlingen de Maaltijd te vieren. Oog in oog met zijn naderende lijden en sterven het nieuwe leven vooruit vieren. Al verlangend vooruit vieren dat God zélf zal bevrijden – bijna niet te geloven.

Vandaag, Witte Donderdag, reiken wij elkaar het brood en druivensap aan.

Midden in een gebroken wereld en vanwege die gebrokenheid van dit moment, lukt dat niet in de grotere kring van de gemeente, aanwezig in de kerk. Symbolisch heeft u matses en druivensap ontvangen in het pakketje. Zo hopen wij samen in de kerk in kleine kring en u thuis wellicht ook in kleine kring of alleen – op afstand maar toch samen, de maaltijd te vieren vol verlangen naar de mogelijkheid tot nieuw leven. De mogelijkheid van breken en delen, en liefde die niet ophoudt.

4

Liturgie voor de viering op Witte donderdag

VOORBEREIDING

Orgelspel 'O Mensch, bewein dein Sünde gross' BWV 622 van J.S. Bach Welkom en mededelingen

De tafelkaarsen worden aangestoken

Bemoediging: Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.

Drempelgebed: Eeuwige, onze God,

wij die U nooit hebben gezien, - zie ons hier staan.

Uw Naam is dat Gij mensen helpt – wees onze hulp.

en dat Gij ons bij name kent – leer ons u kennen.

Als wij hebben gezondigd

tegen U en elkaar

vergeef ons dan in Jezus' naam.

Die hebt gezegd: Ik zal er zijn – wees hier aanwezig. Amen.

Aanvangslied: Psalm 67: 1 en 3 Groet

(3)

Kyrie Laten we de Heer aanroepen om ontferming voor de nood en gloria: van de wereld en zijn naam prijzen, want sterker dan de dood is

zijn liefdeen verder dan onze nood reikt zijn trouw.

Kyrie- en glorialied: Tussentijds 9: 1, 2, 13, 14 en 17 (melodie lied 281)

2 De vragen huizen in ons hart.

Gij die de duisternis ontwart:

Kyrie eleison!

13 Om alles wat U tegenspreekt,

een wereld waar uw Naam ontbreekt:

Kyrie eleison!

14 Uw Zoon heeft ons de weg gebaand.

Wij zullen vol vertrouwen gaan:

Kyrie eleison!

17 Doe onze nacht voorgoed te niet.

Roep weer het licht uit om ons lied:

Amen. Halleluja!

Gebed van Witte Donderdag Inleiding op de dienst

DE SCHRIFTEN

Lezing: Exodus 12: 1-7, 11-14

1De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: 2'Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. 3Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: "Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. 5Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. 6Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. […]

11Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. 12Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van

de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. 13Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen. 14Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de HEER. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren.

Lied: 816

Evangelielezing: Johannes 13: 1 - 15

1Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste [einde]

gaan. 2Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden. 3Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, 4stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om 5en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had. 6Toen hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: 'U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?' 7Jezus antwoordde: 'Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.' 8'O nee,' zei Petrus, 'míjn voeten zult u niet wassen, nooit!' Maar toen Jezus zei: 'Als ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen,'

9antwoordde hij: 'Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!' 10Hierop zei Jezus: 'Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.' 11Hij wist namelijk wie hem zou verraden, daarom zei hij dat ze niet allemaal rein waren.

12Toen hij hun voeten gewassen had, deed hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. 'Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?' vroeg hij 13'Jullie zeggen altijd "meester" en "Heer" tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. 14Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. 15Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.

Lofprijzing U komt de lof toe, U het gezang,

U alle glorie, o Vader, o Zoon, o Heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen.

Preek

Orgelspel 'O Lamm Gottes unschuldig' BWV 618 van J.S. Bach

(4)

7

GEBEDEN EN GAVEN

Lied: 998

Gebeden

Collecten: Gecombineerde collecte voor een project van Kerk in Actie in Indonesië (60%) en voor de kerkdienst (40%) (zie bladzijde 23)

Orgelspel

DIENST VAN DE TAFEL

Toebereiding van de tafel Nodiging

Beurtspraak V: De Heer zij met u.

A: OOK MET U ZIJ DE HEER. V: Verheft uw hart

A: WIJ ZIJN MET ONS HART BIJ DE HEER.

V: Brengen wij dank aan de Heer onze God.

A: HIJ IS ONZE DANKBAARHEID WAARDIG. Tafelgebed

Sanctus en Benedictus

8

Vervolg tafelgebed 'Onze Vader'

Agnus Dei

(5)

Viering van de maaltijd Orgelspel

Gebed

De tafelkaarsen worden gedoofd en de tafel wordt in stilte leeggemaakt.

Lezing ter afsluiting: Mattheus 26: 30-36

30Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.

31Onderweg zei Jezus tegen hen: ‘Jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudde zullen uiteengedreven worden.” 32Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’ 33Petrus zei daarop tegen hem: ‘Misschien zal iedereen u afvallen, ik nooit!’ 34Jezus antwoordde hem: ‘Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.’ 35Petrus zei:

‘Al zou ik met u moeten sterven, verloochenen zal ik u nooit.’ Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij. 36Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een plek die Getsemane genoemd werd. Hij zei: ‘Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden.’

GOEDE VRIJDAG - BEELDEN VAN HOOP IN WANHOOP

Met behulp van de woorden van de Goede Vrijdag-liturgie proberen we Christus te volgen op zijn kruisweg. Het is een moeilijke weg; de woorden gaan ver uit boven onze eigen ervaring, al weten we allemaal dat lijden eenzaam maakt.

Maar mensen kunnen ook elkaars kruis een klein stukje helpen dragen.

De woorden van Goede Vrijdag zijn als een spoor dat ons dichter kan brengen bij het geheim van Christus' kruis en opstanding.

We bereiden ons voor met de woorden uit het boek Jesaja. Dan zien we kruisweg- staties en horen bijgaande teksten. We waken en bidden, en we buigen ons hoofd vanwege de verwijten Gods (het ‘beklag Gods’).

Het karakter van de dienst op Goede Vrijdag is vanouds dat van een ‘wake’.

Omdat deze dienst beschouwd kan worden als een voortzetting van de dienst op Witte Donderdag, wordt niet met de Bemoediging begonnen, maar met een gebed.

Omdat deze dienst ook weer overgaat in de dienst van de Paaswake, wordt niet besloten met de Zegen, maar het gezamenlijk gebeden Onze Vader.

Na een ogenblik van stilte besluiten we daarna de dienst.

We zijn vanavond een rouwende gemeente; het licht van de Paaskaars wordt gedoofd, het antependium is paars, het orgel zwijgt.

(De staties zijn werken van Henk van Loenen)

(6)

11

Liturgie voor de viering op Goede Vrijdag

VOORBEREIDING

In stilte bereiden we ons voor op de dienst

Gebed van de Goede Vrijdag Inleiding op de dienst

DE SCHRIFTEN

Lezing: Jesaja 42: 1-7

1Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde,

ik heb hem met mijn geest vervuld.

Hij zal alle volken het recht doen kennen.

2Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet,

hij roept niet luidkeels in het openbaar;

3het geknakte riet breekt hij niet af, de kwijnende vlam zal hij niet doven.

Het recht zal hij zuiver doen kennen.

4Ongebroken en vol vuur

zal hij het recht op aarde vestigen;

de eilanden zien naar zijn onderricht uit.

5Dit zegt God, de HEER,

die de hemel heeft geschapen en uitgespannen,

die de aarde heeft uitgehamerd met alles wat zij voortbrengt,

die de mensen op aarde levensadem geeft, en levensgeest aan allen die daar verkeren:

6In gerechtigheid heb ik, de HEER, jou geroepen.

Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden, ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen

en maak je tot een licht voor alle volken,

7om blinden de ogen te openen,

om gevangenen te bevrijden uit de kerker, wie in het duister zitten uit de gevangenis.

Lied: Psalm 22: 1, 2, 3 en 7

De staties Marcus 14 : 26-42

26Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. 27Jezus zei tegen hen: ‘Jullie zullen allemaal ten val komen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen zullen uiteengedreven worden.” 28Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’ 29Petrus zei tegen hem: ‘Misschien zal iedereen ten val komen, maar ik niet!’ 30Jezus antwoordde: ‘Ik verzeker je: juist jij zult me vannacht, nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen.’ 31Maar Petrus hield met grote stelligheid vol: ‘Al zou ik met u moeten sterven, ik zal u nooit verloochenen.’ Alle anderen zeiden iets dergelijks.

12

32Ze kwamen bij een plek die Getsemane heette, en hij zei tegen zijn leerlingen: ‘Blijven jullie hier zitten, terwijl ik ga bidden.’ 33Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee. Hij voelde zich onrustig en angstig worden 34en zei tegen hen: ‘Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier waken.’ 35Hij liep nog een stukje verder, liet zich toen op de grond vallen en bad dat dit uur zo mogelijk aan hem voorbij mocht gaan. 36Hij zei: ‘Abba, Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt.’ 37Hij liep terug en zag dat zijn leerlingen lagen te slapen.

Hij zei tegen Petrus: ‘Simon, slaap je? Kon je niet één uur waken? 38Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.’ 39Weer ging hij weg om te bidden, met dezelfde woorden als daarvoor. 40Toen hij weer terugkwam, lagen ze opnieuw te slapen, want hun ogen vielen steeds dicht, en ze wisten niet wat ze hem moesten antwoorden. 41Toen hij voor de derde maal terugkwam, zei hij tegen hen: ‘Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten?

Het is zover: het ogenblik is gekomen waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de zondaars. 42Sta op, laten we gaan; kijk, hij die me uitlevert, is al vlakbij.’

Marcus 14: 43-52

43Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten was gestuurd. 44Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. Hij had gezegd: ‘Degene die ik kus, die is het. Neem hem gevangen en voer hem weg onder strenge bewaking.’ 45Toen hij eraan kwam, liep hij recht op Jezus af, zei: ‘Rabbi!’ en kuste hem. 46Ze grepen hem vast en namen hem gevangen.

47Een van de omstanders trok een zwaard, ging de dienaar van de hogepriester te lijf en sloeg hem een oor af.

Gesmeekt

Verraden

(7)

48Jezus zei tegen hen: ‘U bent er met zwaarden en knuppels op uit getrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben!

49Dagelijks was ik bij jullie in de tempel om onderricht te geven, en toen hebben jullie me niet gevangengenomen; maar dit gebeurt omdat de Schriften in vervulling moeten gaan.’

50Toen lieten allen hem in de steek en vluchtten weg. 51Een jongeman, die alleen een linnen kleed aanhad, probeerde bij hem te blijven, maar toen ook hij werd vastgegrepen, 52liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg.

Marcus 14: 53-72

53Jezus werd meegevoerd naar het huis van de hogepriester om te worden voorgeleid, en alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden kwamen daar bijeen. 54Petrus volgde hem op een afstand tot op de binnenplaats van het huis van de hogepriester, waar hij tussen de knechten ging zitten en zich warmde aan het vuur.

55De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden iemand een getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood konden veroordelen, maar dat lukte hun niet; 56want hoewel veel mensen een valse verklaring aflegden, waren hun getuigenissen niet eensluidend. 57Toen kwamen er een paar met de volgende valse verklaring: 58‘We hebben hem horen zeggen:

“Ik zal die door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden gemaakt is.”’ 59Maar ook op dit punt waren de getuigenverklaringen niet afdoende. 60De hogepriester stond op en vroeg Jezus: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch wat deze getuigen zeggen?’ 61Maar hij bleef zwijgen en antwoordde niet. Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’

Beschuldigd

62Jezus zei: ‘Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en hem zien komen op de wolken van de hemel.’ 63De hogepriester scheurde zijn kleren en zei: ‘Waarvoor hebben we nog getuigen nodig?

64U hebt de godslastering gehoord; wat is uw oordeel?’

Allen oordeelden dat hij schuldig was en de doodstraf verdiende. 65Toen begonnen sommigen hem te bespuwen; ze blinddoekten hem en sloegen hem in het gezicht en zeiden tegen hem: ‘Profeteer nu maar!’, en ook de dienaren onthaalden hem op vuistslagen.

66Terwijl Petrus beneden op de binnenplaats was, kwam een van de dienstmeisjes van de hogepriester voorbij. 67Toen ze Petrus bij het vuur zag zitten, keek ze hem aan en zei: ‘Jij was ook bij die Jezus van Nazaret!’ 68Maar hij ontkende dat en zei: ‘Ik weet niet waar je het over hebt, ik begrijp echt niet wat je bedoelt.’ Hij ging naar buiten, naar het voorportaal, en er kraaide een haan. 69Toen het meisje hem daar weer zag, zei ze opnieuw, nu tegen de omstanders: ‘Hij is een van hen!’ 70Maar hij ontkende het weer. En algauw zeiden ook de omstanders tegen Petrus: ‘Je bent wel degelijk een van hen, jij komt immers ook uit Galilea.’ 71Maar hij begon te vloeken en zwoer: ‘Ik ken die man over wie jullie het hebben niet!’ 72En meteen kraaide de haan voor de tweede keer. En Petrus herinnerde zich dat Jezus tegen hem gezegd had:

‘Voordat een haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.’ En toen hem dat te binnen schoot, begon hij te huilen.

Koraal: 'Wer hat Dich so geschlagen' uit Mattheus Passion, J.S. Bach Marcus 15: 1-14

1’s Ochtends in alle vroegte kwamen de hoge- priesters, de oudsten en de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin in vergadering bijeen. Na Jezus geboeid te hebben, brachten ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus.

2Pilatus vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Hij antwoordde: ‘U zegt het.’ 3De hogepriesters brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in. 4Pilatus vroeg hem toen:

‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch waar ze u allemaal van beschuldigen?’ 5Maar Jezus zei helemaal niets meer, tot verwondering van Pilatus. 6Pilatus had de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten op verzoek van het volk. 7Op dat moment zat er een zekere Barabbas gevangen, samen met de andere opstandelingen die tijdens het oproer

hadden gemoord. Veroordeeld

(8)

15

8Een grote groep mensen trok naar Pilatus en begon hem te vragen om ook nu te doen wat zijn gewoonte was.

9Pilatus vroeg hun: ‘Wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ 10Want hij begreep wel dat de hogepriesters hem uit afgunst hadden uitgeleverd. 11Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas moest vrijlaten. 12Toen zei Pilatus tegen hen:

‘Wat wilt u dan dat ik doe met die man die u de koning van de Joden noemt?’ 13En ze begonnen weer te schreeuwen. ‘Kruisig hem!’ riepen ze.

14Pilatus vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’

Maar ze schreeuwden nog harder: ‘Kruisig hem!’

Marcus 15: 15-20

15Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij. Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.

16De soldaten leidden hem weg, het paleis (dat wil zeggen het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen. 17Ze trokken hem een purperen gewaad aan, vlochten een kroon van doorntakken en zetten hem die op. 18Daarna brachten ze hem hulde met de woorden:

‘Gegroet, koning van de Joden!’ 19Ze sloegen hem met een rietstok tegen het hoofd en bespuwden hem, en bogen onderdanig voor hem. 20Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan. Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen.

Koraal: 'Herzliebster Jesu' uit Mattheus Passion, J.S. Bach

Uitgekotst

16

Marcus 15: 21-23

21Ze dwongen een voorbijganger die net de stad binnenkwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, om het kruis te dragen. 22Ze brachten hem naar Golgota, wat in onze taal ‘schedelplaats’ betekent. 23Ze wilden hem met mirre vermengde wijn geven, maar hij nam die niet aan.

Marcus 15: 24-32

24Ze kruisigden hem en verdeelden zijn kleren onder elkaar; ze dobbelden erom wie wat zou krijgen. 25Het was in het derde uur na zonsopgang toen ze hem kruisigden. 26Het opschrift met de aanklacht tegen hem luidde:

‘De koning van de Joden’. 27Samen met hem kruisigden ze twee misdadigers, de een rechts van hem, de ander links.

29De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem: ‘Ach, kijk nu toch eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, 30red jezelf toch door van het kruis af te komen.’ 31Ook de hogepriesters en de schriftgeleerden maakten onder elkaar zulke spottende opmerkingen: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet;

32laat die messias, die koning van Israël, nu van het kruis afkomen. Als we dat zien, zullen we geloven!’ Ook de twee andere gekruisigden beschimpten hem.

Koraal: 'Ich will hier bei dir stehen' uit Mattheus Passion, J.S. Bach Marcus 15: 33-41

Beladen

Gekruisigd

(9)

33Op het middaguur viel er een duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. 34Aan het einde daarvan, in het negende uur, riep Jezus met luide stem: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’, wat in onze taal betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ 35Toen de omstanders dat hoorden, zeiden enkelen van hen: ‘Hoor, hij roept Elia!’ 36Iemand ging snel een spons halen, doordrenkte die met zure wijn, stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken, terwijl hij zei: ‘Laten we eens kijken of Elia komt om hem eraf te halen.’

37Maar Jezus slaakte een luide kreet en blies de laatste adem uit. 38En het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën. 39Toen de centurio, die recht tegen- over hem stond, hem zo zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’ 40Van een afstand keken ook enkele vrouwen toe, onder wie Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome. 41Toen hij in Galilea verbleef, waren deze vrouwen hem gevolgd en hadden ze voor hem gezorgd, net als vele andere vrouwen die met hem waren meegereisd naar Jeruzalem.

De paaskaars wordt gedoofd Stilte

Lied: 590: 1 t/m 4

Gestorven

Marcus 15: 42-47

42Toen de avond al gevallen was (het was de

‘voorbereidingsdag’, dat wil zeggen de dag voor de sabbat), 43kwam Josef van Arimatea, een vooraanstaand raadsheer, die zelf ook de komst van het koninkrijk van God verwachtte.

Hij raapte al zijn moed bijeen en ging naar Pilatus, die hij om het lichaam van Jezus vroeg.

44Het bevreemdde Pilatus dat hij al dood zou zijn en hij riep de centurio bij zich, aan wie hij vroeg of Jezus al gestorven was, 45en toen de centurio dat bevestigd had, gaf hij het lijk aan Josef. 46Josef kocht een stuk linnen, haalde Jezus van het kruis en wikkelde hem in het linnen. Daarna legde hij hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang.

47Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.

Lied: 547 Gebeden

Het beklag Gods - na elke klacht klinkt:

Korte stilte 'Onze Vader'

We gaan in stilte uiteen

Begraven

(10)

19

PAASWAKE - HET LICHT TEGEMOET

Stille Zaterdag, een dag van waken, de leegte moeten verduren en de nacht verdragen.

Het licht komt niet zomaar, maar op ‘de derde dag’.

In deze viering overheerst om te beginnen het wake-karakter: ‘ik sta voor u in leegte en gemis’. Een vrouw bij het graf vraagt: ‘En wat, of wie, heb ik eigenlijk begraven?’. Maar naarmate de nacht vordert, wordt het in de viering lichter. Het kan niet altijd donker blijven. De doopgedachtenis (dan staat het op je huid geschreven: 'God laat niet los') markeert de overgang, de doortocht door het water, de overgang van de dood naar het leven.

In het diepst van de nacht, wordt het licht binnengebracht, de nieuwe Paaskaars: de levende Christus. Het witte antependium ligt op de tafel.

We ontvangen het licht en zouden het aan elkaar door willen geven. Symbolisch kunt u het kaarsje aansteken dat in het pakketje zat of een huiskaars die u al heeft.

20

Liturgie voor de Paaswake

VOORBEREIDING

Lof van het licht (driemaal te zingen, telkens een toon hoger)

De nieuwe Paaskaars wordt brandend de kerk binnengedragen Lied: 600: 1, 2 en 4 'Licht, ontloken aan het donker'

Gebed van de Paasnacht DE SCHRIFTEN

SCHEPPING (uit Genesis 1)

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was chaos en wanorde, duister over de afgrond, een hevige wind joeg over het water.

God zei: Laat er licht zijn! Er was licht. God zag het licht: het was goed. God scheidde het licht van het duister. God riep tot het licht: Dag. Tot het duister riep hij: Nacht. Het werd avond en het werd morgen, een eerste dag.

God zei: Laat er een gewelf zijn tussen het water, laat het water van water scheiden.

God maakte het gewelf; het scheidde het water onder het gewelf van het water boven het gewelf. Zo was het. God riep tot het gewelf: Hemel. Het werd avond en het werd morgen, een tweede dag.

God zei: Laat het water onder de hemel zich op één plaats verzamelen, dat het droge zich laat zien. Zo was het. God riep tot het droge: Aarde. Tot het verzamelde water riep hij: Zee. God zag het: het was goed. Het werd avond en het werd morgen, een derde dag.

God zei: Laten er lichten zijn aan het gewelf van de hemel om de dag van de nacht te scheiden. Zo was het. God maakte de twee grote lichten, het grote licht om te heersen over de dag het kleine licht om te heersen over de nacht, en de sterren. God zag het: het was goed. Het werd avond en het werd morgen, een vierde dag.

God zei: Laat het water wemelen van levende wezens, laten vogels vliegen boven de aarde langs het hemelgewelf. God zag het: het was goed. God zegende hen. Het werd avond en het werd morgen, een vijfde dag.

God zei: Laat de aarde levende wezens voortbrengen naar hun aard: vee, krioelende dieren en wilde dieren van de aarde naar hun aard. Zo was het. God zag het: het was

(11)

goed. God zei: Laten we mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis. God schiep de mens naar zijn beeld, naar het beeld Gods schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen. God zegende hen. Zo was het. God zag alles wat hij had gemaakt en zie: het was zeer goed! Het werd avond en het werd morgen, een zesde dag.

Voltooid werden de hemel en de aarde en al hun legermacht. God voltooide op de zevende dag het werk dat hij had gemaakt, hij hield de zevende dag op met al het werk dat hij had gemaakt. God zegende de zevende dag, hij heiligde die, want toen hield hij op met al zijn werk dat God schiep door het te maken.

Lied: 986: 1, 2 en 4 (melodie lied 318)

UITTOCHT EN DOORTOCHT uit Exodus 14

Het gebeurde die dag: alle slagorden van de Eeuwige trokken uit het land Egypte.

Een nacht van waken was het voor de Eeuwige om hen te laten uittrekken uit het land Egypte.

Egypte zette hen achterna en haalde hen in toen ze legerden aan de zee, alle paarden en wagens van Farao, zijn ruiters, zijn leger. De kinderen van Israël sloegen hun ogen op: Zie, Egypte brak op hen achterna. Ze vreesden zeer. Ze zeiden tot Mozes: Had Egypte geen graven genoeg, dat je ons meenam om te sterven in de woestijn?

De engel van God die voor het leger van Israël uitging, brak op en ging achter hen.

Ook de wolkenzuil voor hen brak op en ging achter hen staan. Hij kwam tussen het leger van Egypte en het leger van Israël: daar was de wolk en het duister, hier verlichtte hij de nacht.

Mozes strekte zijn hand uit over de zee. De Eeuwige liet de zee gaan door een sterke oostenwind heel de nacht. Hij maakte de zee tot zandgrond, het water spleet. De kinderen van Israël kwamen midden in de zee op het droge. Het water was voor hen een muur rechts en links van hen. Egypte zette hen achterna: daar kwamen alle paarden van Farao, zijn wagens en ruiters tot midden in de zee.

Vroeg in de morgen gebeurde het: de Eeuwige boog zich naar het leger van Egypte in de zuil van vuur en wolken en bracht het leger van Egypte in verwarring. Hij blokkeerde het wiel van zijn wagen en liet hem zwaar voortgaan.

Mozes strekte zijn hand uit over de zee en de zee keerde voor de morgen terug op zijn plaats.

Het water keerde terug en bedekte de wagens en de ruiters, heel de legermacht van Farao die hen achterna gekomen waren de zee in; nog niet één van hen bleef over. De kinderen van Israël gingen op het droge midden in de zee. Zo redde JHWH die dag Israël uit de hand van Egypte.

Lied: 605: 1, 2 en 3

DE ADEM VAN GOD uit Ezechiël 37

De hand van de Eeuwige gebeurde aan mij, op de adem van de Eeuwige leidde hij mij uit en zette mij neer midden in een dal vol botten. Zie, het waren er zeer veel en ze waren zeer droog. Hij zei tot mij: Mensenkind, zullen deze botten herleven? Ik zei:

Eeuwige, Gij weet het!

Hij zei tot mij: Profeteer over deze botten. Zo zegt de Eeuwige: ik breng geest in je, je zult leven en weten dat ik het ben, de Eeuwige. Ik profeteerde zoals mij was geboden.

Er gebeurde een stem. Zie, een beving. De botten schoven naar elkaar, bot naar bot.

Ik zag het en zie: spieren er over, weefsel er over en huid spande zich daar weer over.

Maar adem was er in hen nog niet.

Hij zei tot mij: Profeteer, mensenkind: zo zegt de Eeuwige: kom van de vier windstreken, adem, en blaas in deze vermoorden, dat ze herleven! Ik profeteerde zoals hij mij geboden had. De adem kwam in hen, ze herleefden en stonden op hun voeten: een zeer grote macht.

Hij zei tot mij: Mensenkind, deze botten zijn heel het huis Israël. Zie, ze zeggen: onze hoop ging verloren, we zijn afgesneden. Daarom, profeteer: zo zegt de Eeuwige: zie, ik laat je opgaan uit je graven, mijn volk, en laat je komen naar de akker van Israël. Je zult weten dat ik het ben, de Eeuwige, die spreekt en het doet.

Lied: 610: 1, 4 en 5

OPSTANDING Marcus 16: 1-8

Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala, Maria van Jacobus en Salome specerijen om hem te komen balsemen. Zeer vroeg op de eerste van de week kwamen ze naar de grafkamer, bij het opgaan van de zon. Ze zeiden tot elkaar: Wie zal voor ons de steen wegrollen van de ingang van de grafkamer? Toen ze opzagen, bezagen ze dat de steen was weggerold. Hij was zeer groot.

Ze kwamen het graf binnen, zagen ze een jongeman zitten aan de rechterkant, bekleed met een wit gewaad. Ze waren ontdaan. Maar hij zei tot hen: Wees niet ontdaan! Jezus zoek je, de Nazarener, de gekruisigde? Hij is opgewekt, hij is niet hier.

Zie de plaats waar ze hem gelegd hadden. Maar ga heen, zeg zijn leerlingen en Petrus dat hij jullie voorgaat naar Galilea. Daar zul je hem zien, zoals hij je gezegd heeft. Ze kwamen naar buiten en vluchtten weg van de grafkamer, want siddering en ontzetting had hen bevangen. Ze zeiden niemand iets, want ze waren bevreesd.

Overweging

Lied: 633: 1, 2, 3 en 5

(12)

23

BELIJDENIS, GEBEDEN EN GAVEN

Geloofsbelijdenis en vernieuwing van onze doop V: Door de doop zijn wij verbonden

met de dood van Christus.

A: BEGRAVEN ZIJN WIJ MET HEM. V: Door de doop zijn wij verbonden

met de opwekking van Christus.

A: WIJ DELEN IN ZIJN OPSTANDING. V: De doop met de Heilige Geest

verbindt ons met het nieuwe leven waartoe Christus ons allen roept.

A: AANGERAAKT ZIJN WIJ, DOOR ZIJN GEEST. V: Wij zullen elkaar daarom aanzien

als nieuwe mensen,

door God geroepen en gezonden.


A: WIJ AANVAARDEN ELKAAR IN LIEFDE EN WAARHEID. V: God roept ons

tot de dienst

van vrede en gerechtigheid aan mensen dichtbij of ver weg.

A: WIJ ZOEKEN DIE WEG TE GAAN IN GEHOORZAAMHEID AAN DE HEER. V: Wij prijzen de drieënige Naam

van Vader, Zoon en Heilige Geest.

A: WIJ HOUDEN DE LOFZANG GAANDE,

WANT CHRISTUS IS ONS LICHT.

Dankgebed, voorbeden, stil gebed en ‘Onze Vader’

Slotlied: 630: 1 en 2 Zegen

Orgelspel: ‘Erschienen ist der herrlich Tag’ (melodie lied 628), BWV 629 van J.S. Bach

24

PAASMORGEN - DE HEER IS WAARLIJK OPGESTAAN

De Heer is waarlijk opgestaan en wij mogen opstaan met hem.

Na de vieringen van de stille week vieren we nu de vreugde van Pasen! Na het verdriet over het verraad, het lijden en sterven van Jezus mogen wij delen in het leven van de opgestane Heer. Het verdriet voorbij, de zon zien opkomen, mogen geloven dat er Licht is in het duister van ons leven. Durven geloven dat de steen die het graf afsloot Hem niet gevangen kon houden.

‘Het wonder achter de steen…

(13)

Liturgie voor de Paasmorgen

VOORBEREIDING

Orgelspel 'Praeludium in G' BWV 541 van J.S. Bach Welkom en mededelingen

De tafelkaarsen worden aangestoken

Bemoediging: Onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft.

Drempelgebed: Opgestane Heer,

tot het uiterste ging Uw weg, van liefde en verzoening.

Toch laten wij ons moeilijk overtuigen van uw diepste bedoelingen met ons.

Wentel de steen van ons hart,

opdat wij opstaan voor Uw aangezicht! Amen Aanvangslied: Psalm 139: 1 en 11

Groet

Kyrie: Laten we de Heer aanroepen om ontferming voor de nood van de wereld …

Na 'daarom bidden wij' klinkt er telkens:

HEER ONTFERM U,CHRISTUS ONTFERM U,HEER ONTFERM U Gloria: Wij prijzen Gods naam, want sterker dan de dood is zijn liefde

en verder dan onze nood reikt zijn trouw.

Glorialied: 630 Gebed van de zondag Inleiding op de dienst Moment met de kinderen

DE SCHRIFTEN

Lezing: Jesaja 25: 6-9

6Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan:

uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.

7Op deze berg vernietigt hij het waas dat alle volken het zicht beneemt,

de sluier waarmee alle volken omhuld zijn.

8Voor altijd doet hij de dood teniet.

God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht, de smaad van zijn volk neemt hij van de aarde weg – de HEER heeft gesproken.

9Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God!

Hij was onze hoop: hij zou ons redden.

Hij is de HEER, hij was onze hoop.

Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’

Orgelspel 'Heut triumphieret Gottes Sohn' BWV 630 van J.S. Bach Evangelielezing: Johannes 20: 1-10

1Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was, kwam Maria uit Magdala bij het graf. Ze zag dat de steen van de opening van het graf was weg- gehaald. 2Ze liep snel terug naar Simon Petrus en de andere leerling, van wie Jezus veel hield, en zei: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben.’ 3Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. 4Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. 5Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. 6Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, 7en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. 8Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. 9Want ze hadden uit de Schrift nog niet begrepen dat hij uit de dood moest opstaan. 10De leerlingen gingen terug naar huis.

Lied: 627

Evangelielezing: Johannes 20: 11-18

11Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, 12en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij

(14)

27 het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. 13‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ 14Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. 15‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus.

‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem mee- nemen.’ 16Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’

(Dat betekent ‘meester’.) 17‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opge- stegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.

Lofprijzing: lied 339a

U KOMT DE LOF TOE,U HET GEZANG,

U ALLE GLORIE, O VADER, O ZOON, O HEILIGE GEEST,

IN ALLE EEUWEN DER EEUWEN. Preek

BELIJDENIS, GEBEDEN EN GAVEN

Geloofsbelijdenis: lied 632

Dankgebed, voorbeden, stil gebed en 'Onze Vader'

Collecten: Gecombineerde collecte voor een project van Kerk in Actie in Indonesië (60%) en voor de kerkdienst (40%) (zie onderaan de liturgie)

Slotlied: 634

Zegen beantwoord met gezongen 'Amen' De tafelkaarsen worden gedoofd

Orgelspel 'Fuga in G' BWV 541 van J.S.Bach

* De link naar de kerkdiensten via YouTube:

https://www.youtube.com/c/pgculemborg

* Rekeningnummer voor de gecombineerde collecte:

NL15 RABO 0373 7365 17 ten name van Diaconie PKN Culemborg, onder vermelding van 'kerkdienst [de datum van de dienst]'

28

Opstanding, Anja Maas

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zijn maanden later als rabbi Jezus en zijn leerlingen voor de laatste keer op weg zijn naar Jeruzalem.. Hoe dichter ze de heilige stad naderen hoe meer de

Toen sprak de HEER tot Mozes: ‘Strek uw hand uit over de zee, dan zal het water terugstromen over de Egyptenaren, hun wagens en hun wagenmenners.’ Mozes strekte zijn hand uit over

Een paar dagen geleden – voordat Jezus bij Jericho de blinde zoon van Timeüs had genezen – heeft de Meester zijn leerlingen apart genomen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, waar

God is boos, omdat de geestelijke leiders van Israël, de herders van Israël, … alleen maar voor zichzelf zorgen en niet voor de mensen die als schapen aan hun zorg zijn

de Heer heeft heel zijn leven voor het menselijk geslacht in Gods hand gegeven.. De

Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ 18 Maria uit Magdala ging naar

2 En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele

Al vroeg in de ochtend hebben de hogepriesters en de oudsten van het Joodse volk vanuit het paleis van Kajafas een zekere rabbi Jezus voor Pontius Pilatus gebracht.. Hier in