• No results found

De getorpedeerde schepen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De getorpedeerde schepen"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vaste medewerkers: Prof. Dr. J. H. VALCKENIER KIPS. Prof. Dr. H. VISSCHER. Prof. Dr. W. A. VERSLUYS. Prof. Mr. Dr. J. H. LABBERTON Dr. P. MOLENBROEK. JAN FABRICIUS. en anderen.

3" J A A R G A N G . No. 10 10 M A A R T 1917

BUREAUX V A N ADMINISTRATIE ABONNEMENTSPRIJS per 3 MAANDEN: ADVERTENTIES PER REGEL f 0.25 EN REDACTIE: BINNENLAND f 1.75 RECLAMES f 0.50 HOOGEWAL 3 en 4 — DEN H A A G BUITENLAND . f 2.25

Telefoon: Haag 4564 LOSSE NUMMERS f 0.15 Bij contract belangrijke reductie

GrS^T^ifpR ^ thans a a n l e i d i n g o m a a n ons betoog v a n

#/Q2c£^ de v o r i g e week n o g enkele beschouwingen

vast 'e 'c n o oPe n-

«•) O p de objectieve v r a a g : w a a r ligt de s c h u l d ? B i j de D u i t s c h e regeering, den d u i k b o o t c o m m a n - dant, de reeders of onze regeering? — op deze v r a a g a n t w o o r d t m e n a l naar zijn p o l i t i e k e gezindheid.

W i j w i l l e n ons d a a r v a n l o s m a k e n , en zoo d r i n g t z i c h de o v e r t u i g i n g a a n ons o p , d a t hier niet é é n schuldige k a n w o r d e n aangewezen, d o c h d a t t o t dezen o n g e l u k k i g e n samenloop v a n o m s t a n d i g h e d e n verschillende factoren h e b b e n meegewerkt.

Reeds v e r l e d e n week is hier de m e e n i n g geuit, d a t het geven v a n de v e r z e k e r i n g eener relatieve v e i l i g h e i d v a n D u i t s c h e zijde op zijn m i n s t eene o n h a n d i g h e i d was. R e l a - tieve v e i l i g h e i d is i n een g e v a l als d i t — de o n d e r v i n d i n g heeft 't geleerd — schier even veel w a a r d als g é é n v e i l i g - heid. D e D u i t s c h e regeering h a d aldus k u n n e n redeneeren :

„ Z i e t , het is niet ó n z e schuld, dat uwe schepen naar E n g e l - sche havens zijn opgebracht. W i j hebben achtereenvolgens drie concessies gedaan, waarbij de termijn v o o r het v e i l i g u i t v a r e n v a n onzijdige schepen w e r d aangegeven en t e l k e n m a l e uitgesteld. E n t ó c h werden uwe b o o t e n in E n g e l a n d vastgehouden. W i j w i l l e n u thans n o g é é n m a a l de gelegenheid geven, ongehinderd u\vs weegs

De getorpedeerde schepen

te gaan. I n v e r b a n d m e t de i n r i c h t i n g en de eischen.

v a n onzen onderzeedienst, k a n u de garantie v o o r absolute v e i l i g h e i d echter eerst op d e n I 7 e n M a a r t w o r d e n gegeven. W i l t gij t o c h eerder u i t v a r e n , d a n k o m t alle ver- . a n t w o o r d e l i j k h e i d v o o r u . "

Indien m e n z i c h beiderzijds hieraan hadde gehouden, d a n z o u d e n wij thans onze schepen n o g hebben, er z o u veel w r i j v i n g zijn v o o r k o m e n , en m e n z o u a a n de E n - tente niet, gelijk thans weder, een p o l i t i e k w a p e n tegen D u i t s c h l a n d i n h a n d e n hebben gegeven. W a a r o m m e n n u toch v a n D u i t s c h e zijde „ r e l a t i e v e " v e i l i g h e i d v o o r dien n o o d l o t t i g e n 22en F e b r u a r i heeft beloofd, of het onvoor- zichtige w e l w i l l e n d h e i d w a s of d a t hier pressie v a n N é d e r - landsche zijde i n 't spel is geweest — wij weten het niet.

D a t de d u i k b o o t c o m m a n d a n t geheel vrij uitgaat, k o m t ons twijfelachtig v o o r . W i j gaan n u niet i n op de hier e n d a a r geuite k w a a d a a r d i g e veronderstelling, d a t hij w e l degelijk was ingelicht o m t r e n t de gevoerde onderhandelingen i n z a k e deze schepen, m a a r d a t hij ze, hetzij u i t eigen bewe- ging hetzij zelfs i n o p d r a c h t v a n het D u i t s c h e m a r i n e - departement, t ó c h vernietigde bij wijze v a n a f s c h r i k w e k - k e n d v o o r b e e l d ! W e l echter h a d de d u i k b o o t k a p i t e i n , bij 't aanschouwen v a n het N e d e r l a n d s c h c o n v o o i , d a t daar met v l a g en w i m p e l door de gevaarlijke zone voer, z i c h dienen af te vragen, of daar niet meer achter stak. H e t w a s toch nauwelijks a a n te nemen, dat deze kleine N e d e r l a n d - sche handelsvloot z i c h o m zoo te zeggen „ e n b l o c " als schijf zou stellen v o o r zijn torpedo's. D e fatale „ f ü n f M i h u -

189

(2)

D E T O E K O M S T

ten", welke hij aan de bemanningen toestond, had hij zoo goed kunnen benutten tot het nazien der scheepspapieren en het vragen van inlichtingen.

Intusschen, wij herhalen wat wij de vorige week schre- ven : den betrokken reeders treft zeer zeker een groot deel der verantwoordelijkheid. In den „rücksichtslosen" duik- bootoorlog heeft men te doen met „rücksichtslose" duik- bootkapiteins, en zoolang van Duitsche zijde geen absolute veiligheid kon worden gegarandeerd, behoorde men sche- pen, ladingen en . . . menschenlevens er maar niet aan te wagen. Dit had, dunkt ons, ook de Regeering kunnen inzien, en zich tegen het uitvaren op 22 Februari moeten verzetten.

De pogingen die sommige bladen, zooals de Nieuwe Ct., in 't werk hebben gesteld om de reeders van hunne schuld vrij te pleiten, berusten op het geven van onjuiste voor- stellingen.

In de avondbladen van 27 Februari verscheen het vol- gende communiqué :

Het Corr.-Bureau meldt:

Naar wij van het departement van Marine hebben vernomen, is door den Duitschen marine-attaché aan den chef van den marinestaf op 14 Februari medegedeeld, dat op den 22en Febru- ari relatieve veiligheid kon worden gegeven voor de uit Falmouth vertrekkende Nederlandsche schepen, welke gezamenlijk zou- den varen door de naar het Westen loopende vrijgelaten geul voor de Amerikaansche schepen.

Eerst op 17 Maart zou absolute veiligheid tegen onderzee- booten kunnen worden gewaarborgd ; tegen mijnengevaar was uit den aard der zaak geen garantie te geven.

Door den chef van den marinestaf werden de reeders on- middellijk met een en ander in kennis gesteld.

Ons dunkt: duidelijker kan het niet. Een kind kan 't begrijpen. Alleen de reeders begrepen 't niet. E n dan komt de N. Ct. met het armzalige argument, dat er een „on- juiste indruk" was gewekt, en met de flagrante onwaarheid, dat de datum van den I7en Maart in geen enkele der ge- wisselde stukken voorkomt!

Het oordeel over de betrokken reeders kan dan ook slechts luiden : dom, onverantwoordelijk — of beide.

Intusschen, het ongeluk is geschied en wij zijn onze schepen kwijt. E n het is niet meer dan natuurlijk dat men zoekt naar den schuldige opdat schadevergoeding worde verkregen.

Waar nu, gelijk wij boven aantoonden, bij objectieve beoordeeling de verantwoordelijkheid zoo verdeeld blijkt te zijn over verschillende partijen, is eene oplossing geens- zins eenvoudig.

De Duitsche regeering is zonder twijfel, gelijk tot nu toe steeds, bereid ons zooveel mogelijk tegemoet te komen. Men kan er echter zeker van zijn, dat er te dezen opzichte in Berlijn geen geringe weerstanden werken, waarmede wel degelijk rekening moet worden gehouden. Het Departe-

190

ment van Marine, dat thans met zijn duikbootoorlog een groot deel van den uitslag des oorlogs in handen heeft, en waarin het Duitsche volk, naast Hindenburg, een on- beperkt vertrouwen stelt, zal er zich zeker ten sterkste tegen verzetten, dat men, door het geven van volledige schadevergoeding (waarin eene schuldbekentenis zou zijn gelegen) de marine — die zich in casu geen schuld bewust is — in het openbaar, tegenover binnen- en buitenland zou desavoueeren.

Wij hopen echter, dat er een middenweg kan worden ge- vonden, waarbij met de belangen van alle betrokken par- tijen zooveel mogelijk rekening wordt gehouden.

A l is nu inmiddels de scheepvaart tusschen Nederland, Amerika en Indië viaHalifax,,geregeld", er ligt nog een groot aantal van onze schepen vast in Engelsche havens.

Wij vragen thans : zullen onze booten door Engeland worden vrijgelaten en zullen zij kunnen vertrekken op 17 Maart of op een anderen dag, waarvoor van Duitsche zijde absolute veiligheid wordt verzekerd ?

Met spanning en ongeduld wordt — waarlijk niet al- leen door ons — de oplossing van dit vraagstuk tegemoet

gezien. S L E E S W I J K .

De toekomst van Vlaanderen

Wij achten de verklaring van den Rijkskanselier, dat Duitsch- land zich er voor wil spannen om in België de bestuurlijke schei- ding in het leven te roepen, voor ons land van groot gewicht.

Vooreerst blijkt daaruit, dat er niet gedacht wordt aan eene inlijving van dit land bij het Duitsche Rijk, wat vele gemoede- ren zal geruststellen.

Maar het voornaamste is, dat het in een dualistisch België met een, naar wij hopen, zeer sterk Vlaamsch gedeelte hoogst moeilijk zal zijn om tegenover Nederland eene annexionistische politiek te drijven.

Wij hebben vroeger betoogd, dat het voor een in zijn ouden vorm hersteld België een levensbelang is over te gaan tot een strijd om het bezit van deelen van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Voor een dualistisch België zal het Limburgsche vraagstuk misschien nog blijven bestaan, maar, daar in dezen oorlog het bezit der Schelde-monding in Nederlandsche handen voor Antwerpen een kracht ter verdediging is gebleken en Vlaanderen geen aggressieve politiek noch tegen Engeland noch tegen Duitschland zaJ willen voeren, kan de Schelde-kwes- tie van de baan raken.

Het ligt, dunkt ons, op den weg van Nederland de bestuurlij- ke scheiding in België, waar mogelijk, te bevorderen.

V A N V R E D E N B U R C H .

Een canard

Als een loopend vuurtje is het bericht door de pers gegaan, als zou de directie der H . IJ. S. M . niet hebben toegestaan, dat ons blad op de leestafels in de Stations ter lezing wordt gelegd.

Wij zijn bezig te onderzoeken, hoe dit bericht in de wereld is gekomen. Voor 't oogenblik deelen wij alvast mede, dat ons van de zaak niets bekend is, aangezien nóch door onze administratie nóch door onze redactie een desbetreffend ver- zoek tot de directie der H . IJ. S. M . is gericht.

Het heele nieuwtje is een anti-7Vft£tf#2.f;f-machinatie — niets anders.

(3)

President Wilson's Mexicaansche politiek en Amerika's aanspraak op het

wereldscheidsrechterschap

The Journal of Race Development, uitgegeven door de Clark University, Worcester, Massachusetts, publiceert in het. Oct. nummer 1916 een artikel van een hoogstaand en gezien Amerikaan, die bizonder op de hoogte is van Mexicaansche toestanden, onder den titel van „President Wilson's lack of policy in Mexico". Het is voor den Neder- lander van belang, dit Amerikaansch oordeel te leeren ken- nen ; het kan bijdragen tot een beter begrip van des Presi- denten gedrag tegenover de Centrale mogendheden in onze dagen.

De Amerikaan dan verwijt aan den President wankel- moedigheid en inconsequentie, maar zijn hoofdfout ziet hij hierin, dat hij anders handelde dan hij sprak, waardoor zijn vrienden aan zijn oprechtheid twijfelden en vreemde- lingen hem verdachten van knoeien en oneerlijkheid. Merk- waardig, dat heel de wereld, behalve de Entente, nu ge- neigd is tot precies dezelfde verdenking !

De President verklaarde telkens niet te zullen ingrijpen, en — deed het dan toch ! Hij begon met de regeering van Victoriana Huerta omver te willen gooien door op dezen verrader en moordenaar.... moreele pressie uit te oefenen.

Hierdoor maakte hij zich overal belachelijk. Vervolgens blokkeerde hij de haven van Vera Cruz, ten koste van 19 Amerikaansche levens en van honderden Mexicaansche, — dus in allen gevalle een daad van gewapende interventie ! Door het vlagsaluut van Huerta te eischen erkende Wilson hem, dien hij juist niet als President erkennen wrilde. E n weer werd de Amerikaansche President ontrouw aan zijn beginsel van non-interventie, toen hij Villa tegen Carranza ondersteunde. Hij verklaarde, dat hij in dezen huiselijken twist' niet tusschenbeide wilde komen, en steunde Villa onderwijl zeer duidelijk, totdat deze door Carranza gesla- gen was. Toch heeft juist Villa's revolutie Mexico meer dan eenige andere geschaad door vernietiging van goed en leven. Wilson's vrienden en de beste kenners van Mexico hadden hem geraden Carranza te helpen en niet Villa, die al vijftien jaar lang als moordenaar en beroepsbandiet berucht was. Door Villa toch te steunen heeft Wilson de beweging voor de orde en de handhaving der grondwet in de hoogste mate geschaad, hoewel hij juist van plan was deze te versterken.

In 1915 kwam de heer Wilson weer tusschenbeide en dus in botsing met zijn even herhaaldelijk uitgesproken beginsel. Dit mag men gerust als eene eigenaardigheid van hem beschouwen. Hij vermaande Carranza officieel om de anarchie in Mexico te doen ophouden, maar de autoriteit van Amerika was door het steunen van Villa, den bandiet, totaal verdwenen. Zijn vermaning bleef dus zonder gevolg.

Amerika's moreele invloed, die een eeuw lang eene macht

ten goede geweest was in Mexico, is door Wilson's politiek volkomen opgeheven. Hij beraadslaagde nu met Villa, Zabata en andere erkende bandieten; slechts één der partij- leiders weigerde aan het overleg met hem deel te nemen, die eene was Carranza, en — zes weken later erkende Wilson juist dezen als hoofd der regeering !

De lijst van Wilson's dwaasheden en inconsequenties wordt nog vergroot door zijn vijfde daad van bemoeiing.

Villa, die reeds een groot aantal Amerikanen zonder grond en opzettelijk vermoord had, wilde zich wreken, toen Wil- son hem in den steek liet en de partij van Carranza koos.

Villa doodde daarom alle Amerikanen, die hij in Mexico kon vinden. Onder anderen vermoordde een zijner benden bij Santa Ysabel in den staat Chihuahua op vreeselijke wijze 17 Amerikaansche ingenieurs en mijnwerkers. Op Amerikaanschen bodem zelfs vermoordde Villa 33 burgers van de stad Columbus in Nieuw-Mexico. President Wilson had nu van Carranza's regeering herstel van de orde en voldoening moeten eischen en anders met militair geweld eene vaste regeering in het ongelukkige land moeten in- stellen met de verzekering deze op te heffen en het land te verlaten, zoodra geregelde toestanden hersteld zouden zijn.

Wilson deed natuurlijk — het omgekeerde ! Hij stelde Carranza niet verantwoordelijk ! (Hier was hij dus even on- gevoelig voor Amerika's eer als tegenover Engeland !) Hij verklaarde alleen Villa voor schuldig, betoogde aan Carran- za dat hij vooral niet ingrijpen wilde, en stuurde tegelij- kertijd eene strafexpeditie naar Mexico ! Hij handelde dus weer eens lijnrecht in strijd met zijn woorden. (Echt Angel- saksisch !) Een groot deel van het Amerikaansche leger trok Mexico binnen, wat tot een oorlog moest leiden,waar- in de Vereenigde Staten eene onhoudbare en onverdedig- bare positie zouden innemen. Carranza kon deze inbreuk op Mexico's souvereiniteit niet dulden. De uitkomst was, zooals de kenners van den toestand dien voorspeld hadden.

Maandenlang bleven de troepen in het land. Villa werd echter niet gevangen, wel werden vele levens geofferd, en meer dan 100 millioen dollars. Toen beval Carranza den Amerikanen zijn land te verlaten.

De schrijver verwijt Wilson op de ernstigste wijze door deze meer dan beginsellooze, wankelende, slappe politiek de eer van Amerika verguisd en het volk gewend te heb- ben aan het dulden van nationale beleedigingen. (En dat hij, die zoo aandoenlijk gevoelig is voor alles wat van de zijde der Centralen komt!)

Het volk schijnt volgens onzen auteur te lijden aan een gebrek aan „fighting spirit". N a 5 maanden van werving voor eene onmiddellijke versterking van het leger mét 20.000 man, was dit nog zwakker dan op I Juli '15. De schrijver wijt dit aan Wilson's beginselloosheid, die "de moraal van het leger bedierf en een gevaarlijken slag toe- bracht aan den geest van het volk.' Hij wilde de Amerika- nen, die in Mexico werkten, niet te hulp komen, omdat hij hen ervan verdacht avonturiers en concessiejagers te zijn,

101

(4)

D Ë T O E K O M S T

onwaardig door hunne regeering beschermd te worden.

(Waarom hield hij de Amerikanen, die per se naar Engeland wilden varen en daar grove winsten maakten, voor beter?)

Onze Amerikaan komt zeer ruiterlijk uit voor de eigen- lijke beteekenis van de moderne Monroe-leer. Hij beroept zich op Richard Olney, den minister, die reeds verklaarde, dat feitelijk de Vereenigde Staten souverein zijn in de beide Amerika's en dat hun wil daar wet is ! Het gedrag tegen- over San Domingo en Haïti gaat hier reeds van uit, even- als dat tegenover eenige Centraal-Amerikaansche republie- ken, maar tegenover Mexico werd het nog niet erkend. Wil- son moest, zoo wenscht de schrijver, ook hier de verant- woordelijkheid der Vereenigde Staten aanvaarden, als het direkt gevolg van de Monroe-leer, — dat wil zeggen v a n' de met alle volkenrecht strijdige interpretatie van die stellingen, die toch nooit meer dan eene pretentie konden zijn. De schrijver schijnt dus op en top Amerikaansch impe- rialist te zijn. De groote republiek matigt zich volledig tegen den wil van heel Latijnsch Amerika de opperheer- schappij over een reeks van staten aan, zonder eenigen schijn van recht. Want dat zij deze pretentie eens plechtig zoude hebben uitgesproken, is toch waarlijk geen rechts- grond !

Het is misschien niet ongewenscht hier even op de mo- derne toepassing der Monroe-idee en de verhouding van de Vereenigde Staten tegenover die van Middel- en Zuid- Amerika in te gaan.

Was het niet President Wilson, die in de nota. waarmede hij de hulp van de neutrale staten van Europa voor zijne bemociingspolitiek en dus voor de Entente zocht te krijgen, zoo verheven sprak over de heiligheid van het nationali- teitsbeginsel, het. recht van ieder volk om zijn eigen regee- ring en staat te kiezen ? Waardig schaarde hij zich hiermede aan de zijde van hen, die ook in woorden dit beginsel hul- digen, ja er strijders voor werven, en toch in daden tot de grootste en meest besliste verkrachters van de vrijheid der volken behooren.

Zonder eenig recht matigt hij zich immers gezag over vrije republieken aan, streeft hij zelfs naar de heerschappij over heel een werelddeel. Noch zijn persoonlijk regeerta- lent, wij zagen het, noch de vlekkeloosheid van de regee- ring der Vereenigde Staten in het algemeen, die toch als slap en corrupt een buitengewoon slechten naam in heel de wereld bezit, vergoelijken deze verwaten rechtsbreuk in het minst. De afkeer, die Latijnsch Amerika voor het Angelsaksische deel der Nieuwe Wereld gevoelt, maakt dit streven naar overheersching dubbel hatelijk. Laten wij een enkelen getuige hiervoor aanhalen en wel Garcia Caldéron: „Les démocraties latines de 1'Amérique", 1912, voorzien van eene voorrede van Raymond Poincaré, den president der Fransche Republiek, die hierin erkent, dat de Monroe-leer van defensief, wat zij oorspronkelijk was, werd offensief, van afweer van interventie tot verovering leidde 1 (p. 5). Deze Brazili-

192

aan spreekt van de vrees van Latijnsch Amerika voor de Angelsaksen, die wel iets goeds voor hen deden, maar hen nu met overheersching bedreigen. Hij vraagt: quis eusto- diet custodem? (Wie waakt over den wachter?) Zeer te- recht ! Het Noorden streeft naar het monopolie en de hegemonie van het Zuiden. Hij somt 13 daden van ver- overing der Vereenigde Staten in de negentiende eeuw op.

Ook hij herinnert aan minister Olney's verklaring in 1895 onder Cleveland, dat zij souverein zijn in Zuid-Amerika ! Met Roosevelt werd de Monroe-leer agressief. Vermakelijk is het verwijt der V.S. aan het Zuiden, dat dit geen goede zelf-regeering kan uitoefenen : en dit verwijt waarlijk het volk van de „politicians" en van „Tammany-hall" aan een ander ! Eene zeer ernstige en gegronde kritiek spreekt de Braziliaan hierover dè Angelsaksen uit. Anarchie, pluto- cratie, banaliteit, disharmonie verwijt hij aan deze hetero- gene menschenmassa, die volgens André Chévrillon wel een politiek systeem, maar nog geene sociale organisatie bezit.

Hij citeert den Amerikaan Ripley. die vraagt of de Ameri- kaan wel de buffels en de Indianen, die hij uitroeide, zal overleven. Hij had er aan toe kunnen voegen: zijn zij, die het. Neger-vraagstuk in hun land schiepen en nog steeds niet kunnen oplossen, wel heel geschikt om als vol- kenmentor op.te treden? Is het land der legale anarchie wel het ware model voor andere staten ?

Een ander getuige voor den universeelen haat van La- tijnsch tegen Angelsaksisch Amerika is de Franschman de Waleffe in zijn boekje „Les Paradis de 1'Amérique Cen- trale" 1909, waarin hij den afkeer der Latijnen voor het Noorden telkens schildert. Hij voorspelt, hoe na eene af- doende overwinning van de Japanncezen op de Amerikanen de Zuidelijke Vereenigde Staten zeker zouden afvallen, en hoe Middel- en Zuid-Amerika zich ongetwijfeld zouden be- vrijden (p. 208) : ,,le prestige yankee s'évanouirait comme un mirage exécré." André Tardieu erkent, dat de ras- verschillen tusschen Latijnsch en Angelsaksisch Arherika wel opwegen tegen hunne politieke sympathieën en zeer wezenlijk zijn. Velerlei andere bezwaren maken, dat tot dusver de instinktieve afkeer der Zuiderlingen tegen de Noorderlingen al het andere overweegt; de handels- eenheid is niet tot stand gebracht, het wantrouwen is niet verdwenen en uit zich telkens opnieuw. („Les questions actuelles de politique étrangère", 1911, p. 210—220). Ook A. C. Coolidge erkent in zijn uiterst lezenswaardig werk

„Die Vereinigten Staaten als Weltmacht", 1908 (Duitsche vert.), dat het Zuiden groot wantrouwen koestert tegen het Noorden, en dat de eigenlijke gemeenschap tusschen beiden zeer gering is, dat zij integendeel elkander eigenlijk verachten en verafschuwen. Coolidge geeft geheel toe, dat de Latijnen wel reden hebben voor hun wantrouwen. De mooie woorden van minister Root op zijn reis door het Zuiden namen dit wantrouwen geenszins weg. Romaansch Amerika wil geen beschermer en geen voogd hebben. Hoe- wel hij dit alles erkent en.allerminst een Amerikaansch

(5)

chauvinist of imperialist verdient te heeten, verdedigt Coolidge toch de stelling, dat de Vereenigde Staten iederea oorlog tusschen twee andere Amerikaansche staten zouden mogen en moeten verhinderen. Bovendien acht ook hij interventie in Mexico gewenscht, zoo dit zelf niet in staat is de orde te herstellen (p. 278—300).

Usher („Pan-Americanism", 1915)) in zijn vrees voor

„Europe's victory", eischt, dat de Vereenigde Staten een oorlogsvloot bezitten groot genoeg om Engeland, Duitsch- land en Japan schrik in te boezemen („terrorize"!) en ver- der de bezetting van Mexico en Centraal-Amerika ter betere verdediging van het Panama-kanaal. Daarentegen is deze schrijver geheel doordrongen van de moeilijkheden van den strijd met de Zuidstaten. „Zelfs den kleinsten Ccntraal- Amerikaanschen staat kan het tegenwoordig leger der Vereenigde Staten niet veroveren." (Als zij het niet reeds wist zeer teleurstellend voor de Entente !). Het belang der laatsten ligt trouwens volgen Usher veel meer in Europa (p. 402—406). Ook economisch zou dit het geval zijn.

Maar Amerika moet zich volgens hem ten spoedigste en zoo sterk mogelijk wapenen om sterk te staan tegenover den staat, die dc overwinning in Europa zal behalen.

Men ziet het: de tijd van de negatieve Monroe-leer is wel geheel voorbij in Amerika. Het maakt zich gereed buiten zijne grenzen in te grijpen en wereldpolitiek te drijven.

De vrijheid der vreemde nationaliteiten heeft het vroeger al evenmin als eenig rijk, dat groot werd, ooit geëerbiedigd.

Trouwens dit ware een tegenstrijdigheid. Geen staat breid- de zich ooit over eene onbewoonde vlakte uit. Ieder groot rijk is uit onderworpen anderen samengesteld. Amerika zoo goed als eenig ander. De verstrooide Engelsche koloniën, de Fransche bezittingen, die het eigenlijk verwierf met de hulp der Indianen en doordat Frankrijk in Europa door Pruisen geslagen werd ; later groote deelen van Mexico ; Hawaii, de Spaansche koloniën : zoo groeiden de Vereenig- de Staten langzamerhand tot het groote rijk met 109 mil- lioen inwoners uit.

Caldéron houdt aan Amerika een lijst van 13 daden van verovering op anderen voor !

Evenmin eerbiedigde het de vrije keuze van regcering in eigen boezem. De groote burgeroorlog voor een halve eeuw was niet anders dan de dwang van het Noorden öp het Zuiden om met dit eerste vereenigd te blijven tegen den uitdrukkelijken wil van het laatste in. Die wil werd dus niet geëerbiedigd,maar gesmoord in een vreeselijken oorlog, die met zijn gevolgen het Zuiden voor vele tientallen van jaren vernietigde en verlamde.

Dus strijd tusschen beginselen en gedrag aan alle kanten, zoo erg en zoo duidelijk als maar eenigszins mogelijk is.

Ziedaar de politiek van Amerika in het algemeen, en, wij zagen het toegelicht door een Amerikaan, ook weer die van Wilson in het Mexicaansche conflict.

Ik herhaal nu mijn vraag : is deze staat en zijn tegenwoor- dige leider, president Wilson, wel terecht aangewezen als

arbiter mundi ? STEINMETZ

Post-verrassingen

£S£rr;5|Ö> N Z E Berlijnsche correspondent schrijft ons : M r/<\W\ Naar aanleiding van desbetreffende be-

^IraraJy; richten in de Duitsche pers, ben ik dezer c l ^ ^ i ^ ê dagen in de gelegenheid gesteld, kennis te nemen van den inhoud van een aantal stukken, die in November jl. in een Nederlandsch-Engelschen postzak door Duitsche strijdkrachten ter zee in beslag zijn ge- nomen. Menig interessant document is daarbij voor den dag gekomen, en ik wil u een en ander er over meedeelen.

Zij, die thans zoo verontwaardigd zijn, dat bepaalde zee- gebieden om de Entente-landen door Duitschland van het vrije verkeer zijn afgesloten, vergeten dat wij van af het begin van den oorlog onze vrijheid van handel en verkeer aan Engelsche willekeur hebben geofferd. Het kan dan ook zijn nut hebben, nog eens met de stukken in de hand aan te toonen, hoe wij onze souvereiniteit gedurende 2V2 jaar jegens het Britsche rijk hebben „gehandhaafd."

De eerste brief is een schrijven van de Handelsvereni- ging ,,Java" te Amsterdam aan den secretaris van het

„War Trade Department" te Londen, en gedateerd 7 Nov.

'16.1) Daarin wordt de klacht geuit, dat telegrammen van Amsterdam naar Java en omgekeerd hun bestemming niet bereiken. E n wij lezen dan (woordelijk uit 't Engelsch ver- taald) :

„Aangezien de inhoud dezer telegrammen enkel en al- leen betrekking heeft op handelsaangelegenheden in verband met den uitvoer van allerlei soort waren, begrij- pen wij in 't minst niet om welke reden de censor deze tele- grammen zou hebben opgehouden, te meer daar de Brit- sche autoriteiten thans geheel overtuigd moeten zijn, na het onderzoek van onze boeken door accountants, aangewezen door den Britschen consul te Amsterdam-, dat ons geheele bedrijf in 't minst niet in conflict komt met Engelsche belangen."

Ja, ja, zóó braaf, en dan nog zoo onvriendelijk behandeld!

Een tweede brief van dezelfde vennootschap, gedateerd 8 Nov., eveneens in de Engelsche taal en gericht aan den Nederlandschen consul-generaal te Londen, bevat dezelfde klachten over het ophouden van telegrammen door den Engelschen censor. De directie der Handelsvereeniging

„ J a v a " roept de bemiddeling van onzen consul in, en schrijft dan :

„Te uwer inlichting vermelden wij, dat wij in Januari—

Februari j.1. een wenk kregen van verschillende onzer Manchester vrienden dat, indien wij er prijs op stelden onze zaken met Engeland voort te zetten, en om te voor- komen dat onze verschepingen tusschen Engeland en Java niet gestoord zouden worden, wij onze Duitsche en Oosten- rijksche employés op Java moesten ontslaan. Op den 3e.11 Maart werden deze heeren allen ontslagen en van dat oogen- blik af hadden wij geen enkele moeilijkheid meer met onze ladingen . . . " enz.

ij Zie ook Köln, Volksztg. 5. 2. '37.

193

(6)

D E T O E K O M S T

locn niet aardig van ae rmgeiseueii : men iaat up ium-

mando zijn boeken nazien, men ontslaat op bevel employés, en nóg worden de telegrammen achtergehouden. Deze zelfde Nederlandsche handelaars en reeders, die zich dag in, dag uit willig buigen onder den Engelschen hiel, blazen zich bij het eerste het beste Duitsche incident op, en roepen over „nationale eer" en het „handhaven der souvereini- tèit." E n in sommige groote en kleine bladen vinden zij hun gewillige werktuigen.

Thans iets over onzen diamanthandel. Het is bekend, dat deze onder scherpe controle van Engeland staat. Het doel daarvan is in de eerste plaats te verhinderen, dat diamanten, oorspronkelijk afkomstig uit Duitsch Zuid- West-Afrika, via Amsterdam in den handel komen. Voorts is het de bedoeling, om. aan Duitsche en Oostenrijksche diamanthandelaars in Holland het zaken-doen onmogelijk te maken. Dat daarmede tegelijkertijd Nederlanders wor- den geschaad, komt er natuurlijk niet op aan. Ook de Ant- werpsche slijperijen worden in hooge mate benadeeld, maar dat is juist de bedoeling : Engeland houdt de noodzakelijke grondstoffen voor de Belgische industrie tegen en roept dan vol verontwaardiging, dat de Duitschers de schuld zijn van de stagnatie in de nijverheid van het bezette ge- bied.

In Amsterdam nu werkt onder Engelsch toezicht een

„Comité voor den invoer en den handel van ruwe diaman- ten in Nederland". Dit comité zetelt in de fabriek van de firma Asscher aan de Tolstraat te Amsterdam, en het be- staat uit twee leden van de firma Asscher, twee leden van de firma Roselaar & Co (Sarphatistraat) en den heer Dres- den van de firma Duin en Dresden (Plantage Middellaan), allen te Amsterdam. Daarnaast werkt een „Commissie voor dert uitvoer van diamanten uit Nederland." Deze laatste wordt gevormd door de heeren Herman Hartz (Valkenierstraat 81 te Amsterdam) en het lid van de ie Kamer Henri Polak te Laren.

Ieder die den diamanthandel uitoefent moet zich met déze commissies in verbinding stellen. Hij moet van zijn voorraad , van de herkomst en de bestemming er van, van zijn aan- en verkoopen nauwkeurig boek houden, en daar- van aan de bovengenoemde commissies, die namens de Engelsche regeering optreden, ten allen tijde rekening en verantwoording afleggen. Hij mag met niemand in relatie treden, die niet voorkomt op de lijst der toegelaten hande- laars. Schiet hij in eenig opzicht te kort, dan wordt hij van de lijst geschrapt en moet bovendien boete betalen.

De verzending van diamanten over zee geschiedt alleen aan het adres van Engelsche consuls. Zij beslissen, of de zendingen al of niet afgeleverd mogen worden. Handelaars Van Duitsche en Oostenrijksche afkomst ontvangen niets, ook al zijn zij burgers van de Vereenigde Staten. Men ziet hieruit alweer, hoe Amerika de rechten zijner burgers tegenover de Entente handhaaft,

194

Uit een vijftal dossiers nu, die eveneens in Duitsche han- den zijn gevallen, blijkt, dat de Engelsche consul te A m - sterdam, de heer Constantine Graham, over al deze aan- gelegenheden geregeld verslag uitbrengt aan den Britschen Minister van Buitenlandsche Zaken (toenmaals in Novem- ber nog Viscount Grey).

In de bedoelde stukken is er sprake van verschillende kooplieden, die op de zwarte lijst zijn geplaatst, omdat zij niet precies konden of wilden vertellen, waar sommige hunner diamanten waren gebleven. In een dezer gevallen schrijft de heer Graham, „ d a t men kan aannemen, dat de diamanten hun weg hebben gevonden naar een vijande- lijken handelaar of naar een Antwerpsche slijperij."

In een ander geval heeft een koopman zijn diamanten naar Kopenhagen gebracht, om ze vandaar door een Amerikaansche handelsvennootschap en. een Deensche scheepvaartmaatschappij naar Amerika te doen verzen- den. Dit was n.1. gebleken, nadat de heer Graham op hoogen toon aan de Amsterdamsche diamantcommissie had ge- .vraagd „onder welke omstandigheden goederen door die

(Deensche) maatschappij waren verzonden zonder Engel- sche consulaire certificaten."

J a ja, hoe onbeschaamd ! Handel te durven drijven tus- schen twee neutrale landen zonder Britsche permissie !

Soms ook wordt de procedure, blijkens deze brieven, nog vereenvoudigd. Men ontbiedt den diamanthandelaar eenvoudig aan het Engelsche consulaat, om een „affidavit"

(een beëedigde verklaring) af te leggen.

Is het niet typisch, die Engelsche consul, die daar te Amsterdam den heelen Nederlandschen diamanthandel naar zijn pijpen laat dansen?

Maar het fraaiste komt nog. De heer Graham heeft ver- nomen, dat een zekere, v. F. te Amsterdam voornemens was, persoonlijk diamanten naar Amerika te brengen. In zijne correspondentie met minister Grey noemt hij dezen man, die niets anders doet dan koopwaren vervoeren van het eene neutrale land naar het andere „ a diamond smug- gler". Dat zijn zoo de moderne Engelsche volkenrechte- lijke opvattingen !

De heer Graham schrijft dan :

„De heer v. F. wordt nagegaan, maar het is tot nu toe niet mogelijk geweest er achter te komen, of hij alleen dan naar Amerika zal gaan indien hij goederen meekrijgt, of wel dat hij in ieder geval zal gaan. Ik verneem, dat de Hol- land-Amerika-Lijn hare volledige medewerking heeft toege- zegd, om. zijn vertrek te verhinderen. Ik zou. echter in over- weging willen geven, maatregelen te nemen, om te voor- komen, dat hij Amerika bereikt met een van de Skandina- vische stoomvaartlijnen."

Ik moet bekennen, dat ik de positie van de Amsterdam- sche diamantcommissie en van de Holland-Amerika-Lijn weinig verheffend vind. K a n men 't een Duitscher ten kwa- de duiden, indien hij beweert, dat zij zich eigenlijk in En- gelschen dienst hebben gesteld?

(7)

Maar Nederland handhaaft intusschen zijne souverei- niteit!

Ik ben benieuwd, het oordeel van de Nederlandsche pers over deze feiten te vernemen.

De volgende week nog een vervolg en slot.

Hugo Münsterberg f

De Vereenigde Staten en Duitschland

^ ^ ^ K ^ / p E N I G E N tijd geleden heeft ons het bericht van

^TQ^S) het overlijden van den Duitscher H u g o Münster- ffli i4 berg, Hoogleeraar i n de wijsbegeerte aan de M\@£G\j Harvard-universiteit te Boston-Cambridge i n de

j ^ y ^ - y ^ l L Vereenigde Staten, bereikt.

L M e n weet dat Engeland, oogenblikkelijk na het uitbreken van den oorlog, de Duitsche kabels heeft door- gekapt, zoodat het er voortaan op rekenen k o n , dat enkel het aan A l b i o n welgevallige tot het oor zijner broeders aan de overzijde van den Oceaan zou doordringen.

M ü n s t e r b e r g heeft bij zijn leven zijn uiterste best gedaan om die eenzijdige voorlichting aan te vullen en ook de stem van Duitschland i n Amerika te doen hooren. H e t blijkt uit zijn oorlogsdagboek, waarvan hij de gedeelten der jaren 1Q14 en '15 i n sommige Amerikaansche bladen heeft doen ver- schijnen, en dat thans als geheel te New-York en ook i n Leipzig werd uitgegeven.

Reeds i n de inleiding zegt hij, dat men zich i n Europa zeer vergist, wanneer men den Amerikaanschen uitvoer van wapenen en munitie enkel aan winzucht toeschrijft. Gelijk i n de dagen van Washington zou men wel een weg hebben ge- vonden, o m dien uitvoer te verhinderen, wanneer niet de onzinnige woede van de overweldigende meerderheid der Amerikanen tegen den Keizer en het Duitsche Rijk dit middel o m beiden te bestrijden had verlangd. Van. den eersten dag af hebben de Duitschers i n Amerika trouw op de wacht gestaan ter verdediging van hun vaderland, maar meestal was het voor doove ooren gepreekt.

M ü n s t e r b e r g betoogt, dat ofschoon Duitschland den oorlog verklaarde, het i n strijd met de waarheid is, Duitschland als den aanvaller te brandmerken. De kolos i n het Oosten was reeds geruimen tijd i n beweging en tegelijkertijd rukten de troepen van Frankrijk naar de grenzen op. Misschien, zegt hij. kwam de oorlogsverklaring te laat. Wellicht ware het beter geweest, als werkelijk Duitschland iets van die aanvalsgezind- heid i n zich gevoeld had, welke zijn vijanden hem toeschrijven.

Dan ware het op Rusland losgetrokken, terwijl dit nog bloedde aan de wonden van den Japanschen oorlog. D a n zou het zich tegen Frankrijk gekeerd hebben, toen Engeland door den Boerenoorlog gebonden was. Maar Duitschland koesterde 40 jaar lang enkel den wensch o m vrede te houden, ten einde zijn innerlijke kracht te kunnen ontwikkelen. Z o o liet het alle kansen op een gemakkelijke zegepraal voorbij gaan. Z a l het nu moeten lijden voor zijn volhardende vredelievendheid?

Volgens Münsterberg zal door dezen oorlog beslist worden of de Europeesche cultuur voorbestemd is, al dan niet, o m door de halve beschaving der Tartaren té worden onder den voet geloopen. Dat is de eigenlijke beteekenis van dezen krijg.

Frankrijk en Engeland maken enkel gebruik van het gevaar waarin Duitschland verkeert, het eerste om Elzas-Lotharingen terug te krijgen, het laatste o m zijn monopolie van den wereldhandel te redden.

De Duitschers, die thans te velde staan, zijn opgegroeid i n het gevoel, dat wraakgierige naburen op het oögenblik loerden, waarin zij de Duitsche steden en dorpen zouden kunnen i n de asch leggen. Zij wisten, dat zij het Duitsche zwaard steeds gewet moesten houden. De meeste Amerikanen, zegt Münster- berg, kunnen zich i n dergelijk gevoel niet indenken. Zij hebben

nooit de vrees gekend, dat een vijand i n hun huis zou kunnen dringen en den vrede van hun haard verwoesten. Zij gelooven, dat de boer achter den ploeg, de zakenman i n zijn kantoor, de geleerde i n zijn studeerkamer, i n Duitschland gelijk bij hen, den dienst i n het leger verafschuwt, maar dat een oorlogzuchtige en bloeddorstige regeering ze dwingt het geweer op den schouder te nemen. Inderdaad is de Duitscher vredelievend. De oorlog van 1870 werd hem door Napoleon I I I opgedrongen. O o k thans is Duitschland, zoo betoogt M ü n s t e r b e r g tegenover zijn Amerikaansche landgenooten, gedwongen ten strijde te gaan.

Hij verbaast er zich over, dat die waarheid i n Amerika zoo- zeer miskend wordt, ofschoon er i n de Unie, al moge ook de meerderheid der bevolking van Anglo-Saksischen oorprong zijn, toch 20.000.000 Duitschers wonen, die voor haar pleiten kunnen. Gaarne doet Engeland het thans voorkomen, alsof de Amerikanen van Duitsche afstamming vreemdelingen zijn daar te lande, i n zekeren zin gasten, maar dat is enkel omdat Enge- land gaarne de hulp van Amerika zou winnen, o m de toe- nemende macht van Duitschand te verpletteren. Daarom moge er aan herinnerd worden, dat terwijl Duitschland nooit met Amerika krijg heeft gevoerd, Engeland teekenen rieeft gegeven van zijn wangunst door gedurende den burgeroorlog tegen de Unie partij te kiezen.

Betreffende den Elzas zegt M ü n s t e r b e r g : I n de schatting van de Amerikanen is Weissenburg eene van de vele Fransche steden i n een brok van Frankrijk, door de ruwe hand van Duitschland van zijn vaderland losgescheurd, terwijl het er vol heimwee naar verlangt o m zich weer in de armen van het Fransche volk te werpen. Doch deze opvatting is onjuist.

„ I k ken Weissenburg, want voor mij is het niet enkel de plek, waar, 44 jaren geleden, Duitschland s roem omhoog steeg, maar i k vond er het geluk van mijn leven; ik vierde er mijn groene en mijn zilveren bruiloft en ik kwam er bijna iederen zomer terug. Ik kan beter dan de courantenschrijvers weten, hoe men i n den Elzas denkt en gevoelt. Elzas is een Duitsche provincie met Duitsche overleveringen en Duitsch levensbloed. Een tijd lang was ze aan de Fransche heer- schappij onderworpen, maar Fransch werd ze nooit. Nimmer kan i k den kleinen, ouderwetschen tuin bij het huis mijner schoonouders binnen gaan, zonder te gevoelen dat ik heiligen grond betreed. Het is een stuk van een ouden kloostertuin, waarin een stevige toren uit de negende eeuw oprijst: i n d i e n tuin leefde de monnik Otfried, die duizend jaar geleden het eerste Duitsche berijmde epos schreef. De Duitsche overlevering bleef ongestoord tot i n de dagen van Lodewijk X i V , die, nadat hij het slot van Heidelberg had verwoest, aan het Duitsche volk midden i n vredestijd den Elzas ontrukte. N u begon er een lange tijd van onderdrukking. De Fransche heerschappij was veel moeilijker te dragen dan de Duitsche na 1870. O o k werden de Elzassers nooit als echte Franschen beschouwd. M e t hun Duitschen tongval van het Fransch werd de draak gestoken. ,,De Elzassers hielden niet van de Franschen, en omgekeerd hield Frankrijk n>et van hen.'' Het kan dan ook niet bevreemden, dat de hulpbronnen van het land onontgonnen bleven. De voornaamste stad van Elzas, Straats- burg, was, toen ze i n 1870 weer i n Duitsch bezit overging, eigenlijk niet meer dan een zeer groot dorp. Heden is het een aanzienlijke stad met breede straten en sierlijke parken en met een der best uitgeruste universiteiten van de wereld.

Straatsburg werd door de Duitsche energie omhoog gebeurd, terwijl het door Fransche onverschilligheid omlaag werd ge- houden." Elzas zou thans volkomen tevreden zijn, volgens Münsterberg, wanneer niet een kleine groep Fransch-gezinden de gedachte aan een mogelijke verbinding met Frankrijk op kunstmatige wijze levendig hield. Aanvankelijk trachtte de Duitsche regeering die groep door toegefelijkheid voor zich te winnen. Parijs zorgde er voor, dat daarvan misbruik werd gemaakt; toen sloeg de Duitsche politiek i n haar tegendeel om en eischte het gebruik der Duitsche taal en de invoering van Duitsche zeden. D i t had een geweldige reactie tengevolge, waarom men andermaal den weg der zachtheid koos, totdat de Fransche kringen opnieuw verzet tegen Duitschland predikten.

195

(8)

D E T O E K O M S T

Zoo was de politiek, die in het Rijksland werd gevoerd, zeer wisselvallig. De voorname schuld lag bij Frankrijk, dat niet vergeten wilde. De herinnering aan Sedan bleef voor Frankrijk steeds bitter. Parijs hulde het monument der stad Straatsburg in rouwfloers en smeekte voortdurend om den terugkeer der geliefde provincies, welke het geminacht had, totdat zij verloren waren gegaan.

Het Amerikaansche volk heeft niet enkel door zijn uitvoer van wapenen en munitie de hoop op een spoedigen vrede verijdeld en door zijn partijdigheid de rol verijdeld, die het als eerlijk vredesmakelaar kon vervullen: het heeft tegelijker- tijd de oude rust in het eigen land, volgens Münsterberg, verstoord. Sedert de oorlog ontketend werd, hebben millioenen Amerikaansche burgers, zegt hij, verdriet geleden, dat ter nauwernood minder wreed is dan dat, wat op het slagveld wordt doorgemaakt. Millioenen, die Duitschland of Oostenrijk als het land hunner vaderen eeren, voelen zich vernederd, beleedigd en bedreigd door de teugellooze onrechtvaardigheid, waarmede de Amerikaansche openbare meening zich tegen de vijanden van Engeland keert. Hun is het te moede, alsof zij hier in hun eigen land binnen sociale concentratiekampen zijn opgesloten. Dit is niet meer slechts een strijd van meeningen, zooals die bij de keuze van een President der Unie ontbranden kan, maar een verbitterde burgeroorlog, zooals het land gelukkig sedert een halve eeuw niet doorleefd had. Millioenen burgers, gelijkgerechtigd met alle anderen, worden voort- durend vernederd en gebrandmerkt als afstammelingen van barbaren, als begunstigers van zondige handelingen, als advo- caten van Vandaalsche misdaden.

„Een, twee, drie generaties lang leefden zij hier in het gevoel van volkomen veiligheid. Zij wisten, dat zij en hunne voorouders hunne beste krachten en hun hartebloed voor de eer en den vooruitgang van het geliefde Amerikaansche land gegeven hadden, en nu voelen zij zich plotseling als indringers behandeld, die verre van welkom zijn. Juist als Amerikaansche burgers waren zij gelukkig over de hartelijke vriendschap tusschen Amerika en Duitschland, en over de bewonderende achting, welke het geheele land voor Duitsche cultuur en Duitsche ontwikkeling, voor het Duitsche volk en zijne groote leidslieden, ten toon spreidde." Waarlijk, niemand had ervan kunnen droomen, dat een paar maanden later die heerlijke harmo- nie verstoord zou zijn. Nooit heeft een dieper smart de ziel van den Duitschen Amerikaan verteerd en honderdduizenden, die bijna geheel vergeten hadden, dat er Duitsch bloed door hun aderen stroomde, zijn door deze grove mishandeling eerst weder tot het bewustzijn van hunne Duitsche afstamming wakker geroepen.

Nooit hadden zij er aan gedacht, dat Amerika Duitschland in zijn worsteling tegen de kolossale overmacht te hulp zou springen, maar nog minder hadden zij zich voorgesteld, dat hier in hun nieuwe vaderland, waaraan zij met hun volle hart toebehoorden, hunne zoo natuurlijke sympathie voor het vaderland der voorzaten met voeten zou worden getreden.

„Menig Amerikaan, wiens ouders uit Duitschland naar de Nieuwe Wereld overkwamen, gevoelt heden ten dage hetzelfde als een slaapwandelaar, die in zijn droom op een duizeling- wekkend hoog dak is geklommen, dan plotseling ontwaakt en zich van afgronden omgeven ziet, welke hij tot dusver niet had waargenomen." Duizend maatschappelijke banden hadden hem aan zijn omgeving geketend. Amerika was voor hem nooit een Engelsch land geweest. Het was hem het heerlijke land, waarin de kloekste zonen van alle rassen tot een nieuwe natie waren saamgesmolten en dat de herinnering aan hen allen, aan Engelsche en Iersche, aan Hollandsche en Zweedsche, aan Duitsche en Poolsche, aan Oostenrijksche en Italiaansche stamvaders gemeenschappelijk in eere hield; slechts hij scheen verachtelijk, die zich schaamde over zijn ouders.

Dat was de geest, waarin de Duitsche Amerikaan zijn kinderen opvoedde. Hij zorgde er voor, dat zij den Amerikaanschen grond met warme dankbaarheid beminden, maar tevens met een hart vol trots op alles, wat de Duitschers van vroegere generaties tot de groote Amerikaansche oogst hadden bij-

196

gedragen. En nu ziet hij plotseling de maatschappelijke banden verscheurd, ziet zich en zijn kinderen te midden van vreemden, wier onvriendelijkheid hem krenkt en hem dikwijls betwijfelen doet, of de beminnelijkheid van vroeger jaren wel oprecht gemeend was. ; .

Vanwaar nu die verbittering tegen al wat Duitsch is ? Hoofd- zakelijk is zij de vrucht van laster. Doch op den duur slaagt gelukkig de waarheid er in den logen te achterhalen.

Een enkel voorbeeld. Een dagblad van Fransch-Zwitserland vertelt, dat de Duitschers in een Fransch dorp aan alle kinderen de rechterhand hebben afgekapt. Een reizend Amerikaan be- sluit dat schandelijk geval zooveel mogelijk te onderzoeken.

Hij reist naar den schrijver van het artikel, die nadrukkelijk verzekerd had, alles van een ooggetuige te hebben gehoord.

De man op wien hij zich beriep, bleek een bekend persoon uit Genève te zijn. Bij dien heer aangeland, vernam hij, dat deze zich niet als ooggetuige had uitgegeven, maar zelf de geschiedenis van zijn chauffeur had vernomen. Nu wordt dus de chauffeur bezocht, die een brief had gekregen, waarin van de verminking van één knaap gesproken werd. Bij nader onder- zoek bleek den Amerikaan, dat die eene knaap, lang voordat de Duitschers in het dorp gekomen waren, door een ongeluk zijn hand verloren had. Zoo komen de gruwelverhalen in de wereld !

Münsterberg was een verstandig man. Hij begreep dat de meeste menschen zeer samengestelde wezens zijn. Van den Czaar zegt hij, dat hij vrede wilde, maar toch ook oorlog, wijl hij naar Constantinopel wou. Van Grey zegt hij, dat hij vrede wilde, maar toch ook oorlog, omdat de Duitsche mede- dinger vernietigd moest worden. Blauw- en geel- en roodboeken openbaren niet de volle waarheid, want in de ziel van lederen diplomaat leven verschillende, met elkander strijdige denk- beelden, welke alle beurtelings er naar streven zich te ver- werkelijken. Wie het willen van een mensch tot een eenvoudig

„ja" of „neen" herleidt, vervalscht meestal de waarheid.

Dit laatste blijkt ook uit de houding, die de beroemde H . G. Wells onmiddellijk vóór en na het begin van den oorlog aannam. In Augustus 1914 roept hij uit, dat Engeland heerlijk, edel, maar Duitschland vloekwaardig is. Doch in Mei van het- zelfde jaar schreef hij : wij zijn op Duitschland geweldig jaloersch, wijl het er in geslaagd is op de ladder der bescha- ving zoo hoog te klimmen, dat het in ieder opzicht, door zijn stelsel van nationale opvoeding, door zijn wetenschap, zijn kunst, zijn litteratuur, door zijn handel en nijverheid, ons overtreft.

Wat den inval in België betreft, verwijst Münsterberg naar een opstel van Lord Roberts in de British Rcvietu van Aug. 1913. De edele Lord schreef daar: het schijnt mij, dat het Engelsche volk nog niet beseft, hoe dicht wij bij een oorlog waren in Aug. 1911. Vele herfstnachten achtereen lag onze vloot in Cromarty Firth met neergelaten torpedonetten.

De mannen die het geschut moesten bedienen, sliepen op het dek ; alle kanonnen waren geladen; ieder torpedo was gereed om te worden afgeschoten. Zoo waren ook onze troepen ieder oogenblik klaar, om naar Vlaanderen te worden ingescheept en daar het hunne te doen, tot handhaving van het even- wicht in Europa.*' Let wel, naar Vlaanderen ! Naar het arme neutrale Vlaanderen. Natuurlijk had men in Aug. 1914 in Berlijn wel den tijd gehad om die woorden te lezen.

Gisteravond, schrijft Münsterberg op 9 Febr. 1915, had ik een Chineesch student bij mij: Wij spraken over de psychologie der haschisch-droomen en kwamen er zoo ook toe over den Engelschen opiumhandel met China te praten. De Chineezen, zoo herinnerde hij mij. hadden alle moeite gedaan om het opiumrooken te onderdrukken, maar de Engelschen, door winstbejag gedreven, hadden er zich op toegelegd dat gruwelijk misbruik te bevorderen. In de achttiende eeuw waren zij be- gonnen van Indië uit China met dat ellendig gift te verpesten.

Toen China bespeurde hoezeer de volkskracht door dat ver- gift ondermijnd werd, besloot het er de grenzen van het land voor te sluiten, doch daarop begon Engeland zijn opiumoorlog.

(9)

ontrukte het in 1840 aan China Hongkong en dwong het China den gifthandel op ruimer schaal dan ooit te voren toe te laten. Op zijn stille Chineesche manier zei de student met een halven glimlach : „de reeks van Engeland's zelfzuchtige aanrandingen is zeker lang, maar stellig was er geen onzede- lijker dan deze."

Het slotoordeel van Münsterberg is, dat zooals Engeland steeds zijn gevaarlijksten mededinger getracht heeft te ver- nietigen en het daarom eerst tegen de Spaansche Armada, toen tegen Holland en Frankrijk vocht, het nu zich eindelijk tegen Duitschland keert. Natuurlijk is het grootste contrast, hetwelk deze oorlog te aanschouwen geeft, dat tusschen het hoogbeschaafde Duitschland en het half-barbaarsche Rusland.

Maar uit een staatkundig oogpunt is het toch eigenlijk een oorlog van Engeland tegen Duitschland, van Engeland, dat op handige wijze Rusland's verlangen naar Constantinopel en Frankrijk's zucht naar revanche aan de doeleinden van het Britsche wereldrijk wist dienstbaar te maken.

Münsterberg acht het de tragedie van deze eeuw, dat Europa in Amerika enkel een .,partijganger" heeft gevonden, geen scheidsrechter, die hoog boven de worstelende partijen staat, maar een partijganger, wiens oordeel bepaald wordt door lasterpraatjes van dagbladen, terwijl het behoorde te steunen op het groote rechtsboek : de geschiedenis.

V A N D E R W I J C K .

Zijlichtjes op Engeland

XXIX

De redeneering der Westminster Gazette

gj/^ü^^jfTT blad heeft den indruk, dat de toespra- iVB

OJ^QÊ^.

ken der Duitsche staatslieden te mooi zijn

• M "jJrt ml om waar te wezen. Dien indruk kan men

^ t ^ - ^ é K zeker bij het holle gescheld en gesnoef der Entente-politici niet krijgen. Verder merkt het blad op, dat de Duitsche rechtsgeleerde den suffen Nederlanders schijnt te willen uitleggen, hoe zij aan Duitschland tot dank verplicht zijn, daar het hun schepen uit de havens lokte en toen torpedeerde. — Eerder maakt het den indruk, dat de

Westminster de sufheid der Nederlanders overschat, im-

mers die weten allen, dat Engeland hun schepen vasthield, zonder eenig recht, net zoolang tot het gevaarlijk werd ! En met welke andere bedoeling kan dit geweest zijn dan met de hoop zoo moeilijkheden tusschen Nederland en Duitschland te doen ontstaan, geheel naar de roemruchte traditie der Engelsche staatkunde?

De Rijkskanselier zou van de Belgen verwachten, dat ze hem dankbaar zijn, — och neen, zeker niet, voor eene rechtvaardige straf is men zelden dankbaar ! De Belgische regeering heeft nu eenmaal lang vóór '14 al met vuur ge- speeld, en het arme Belgische volk draagt de gevolgen.

Overigens schijnen deVlamingen denRijkskanselier toch wel een beetje dankbaar te zijn, en zeker hebben zij alle reden daartoe. Immers hij biedt hun de hand tot redding van hun nationaliteit en van hun toekomst, die in handen van Enge- land-Frankrijk ongeveer zoo veilig waren als die vanlerland in de koesterende handen van het eerste al zeven eeuwen lang !

De Westminster Gazette vergeet hier misschien, dat twee nationaliteiten redden, zonder dat men te voren dit blufferig en leugenachtig in zijn banier schreef, toch wel heel iets anders is dan er minstens vier ten eigen bate in het ongeluk storten ! Maar het Engelsche blad vergeet nog meer : of weet het niet, dat Engeland België alleen ver- dedigt als het glacis van zijn vesting en dat het cr niets op tegen heeft Nederland en Denemarken precies op dezelfde wijze te gebruiken ? Shaw indertijd, onlangs nog Ponsonby en Charles Roden Buxton verklaarden nadrukkelijk, dat Engeland niet voor het behoud van België strijdt.

Zou het niet nuttig wezen, als de W.G. het openhartige werk van Homer Lea „The Day of the Saxon" eens gron- dig overlas? Wij, die er belang bij hebben, vergeten zulke uitlatingen, die door heel de geschiedenis bevestigd worden, nooit. Dat moge de W.G. ook onthouden.

Maar zij is heel erg vergeetachtig ! Weet zij niet, dat wij allen van die onschuldige afspraken tusschen Engeland en België op de hoogte zijn, ik meen die van Barnardiston en Bridges over de troepenlandingen in België? En dat wij die uitnemende brieven der Belgische gezanten aan hun- nen minister op ons duimpje kennen? De W.G. houdt ons voor dommer en onwetender dan wij zijn. En wij denken ook aan de redding, die Churchill zoo dapper en belangeloos aan Antwerpen bracht, en wij hooren nog telkens met hoeveel effekt de Engelsche artillerie het Vlaamsche land plat schiet en nu weer listig den toren van Yperen als waarnemingspost gebruikt, waardoor die lee- lijke Duitschers gedwongen worden hem te treffen, wat de slimme Engelschen dan weer rondbazuinen !

Het mooiste in de redeneering der Gazette komt nog.

De Duitschers hadden zich al die narigheid kunnen bespa- ren, als ze maar niet in den oorlog gegaan waren ! Hadden wij nu maar nooit, al lang vóór den oorlog trouwens, van koning Eduard VII, den listigaard, gehoord, en van zijn kunstige omsingeling van het ondeugende land, dat het waagde met Engeland, bij Gods genade beheerscheres der zee en algemeene pachteres der aarde, te wedijveren, en dat zich in het lot van Engelsch vazal niet voegen wilde, ja hadden wij van niets gehoord, en vooral ook hadden wij die onvolprezen berichten der Engelsche gezanten niet gelezen, die zoo volledig bevestigden, wat wij allen reeds geheel wisten, ja dan zou de W.G. ons voor den mal kun- nen houden. Maar nu lachen wij maar eens, en verheugen ons, dat wat eens aan Engeland gelukte met Spanje en Nederland en Frankrijk, die de hand al aardig leerden likken die hen zoo hard sloeg, nu eens niet gelukt met Duitschland.

Voelt de W. G. niet, hoe wij sedert langen tijd nu voor het eerst weer eens durven denken aan rechtvaardigheid in de geschiedenis ? De groote roover van vrijheid op zee en op land, de overweldiger van tallooze volken staat op het punt gestraft te worden, en zijn buit althans voor 'een deel te moeten opgeven.

197

(10)

D E T O E K O M S T

De grappige W.G. komt nog even voor den dag met wat haar eigenlijk bezielt. Duitschland behoefde geen gebrek te lijden, als het zijn eigen hulpmiddelen niet gebruikte om munitie te maken, — juist : Engeland mag dit doen en zelfs de hulp der quasi-neutralen er bij gebruiken, maar Duitschland niet, dat moet gelaten afwachten wat Gods vertegenwoordiger beschikt ! Het is wel de Engelsche dwaasheid ten top gedreven..

E n eindelijk zegt de W. G., dat een natie, die de macht over de zee niet bezit, maar toch daarnaar streeft, de anderen bedreigt met eene tirannie, welke het leven ondragelijk zou maken, zoo zij gelukte. Niet zoo ondragelijk als het behoud van die al veel te lang durende overmacht door Engeland zou zijn. Ierland, Griekenland, Portugal doen ons niet naar de voortzetting van Engeland's zee- tirannie verlangen, noch de behandeling der neutralen gedurende den heelen oorlog. Maar ik vergat, dat de W. G.

natuurlijk alleen aan Engeland dacht, en dat dit het verlies van zijn wereldmacht ondragelijk zou vinden, dat

begrijpen wij. S T E I N M E T Z .

Duitschers en Vlamingen

E e n vriendelijke hand bezorgde mij een Duitsch dagblad, waarin groote bevreemding wordt uitgesproken over de houding, die vele Duitschers, zoowel i n als buiten België, tegenover de Vlaamsche zaak aannemen. Zoo wordt er door onbevoegden beweerd, dat het thans geraden zou zijn i n Vlaanderen de verschillende Vlaamsche dialekten door de Hoogduitsche schrijftaal te vervangen. D i t is natuurlijk een ongerijmd voorstel.

M e n zou even goed kunnen aanbevelen om i n de plaats der Vlaamsche dialekten het Zweedsch of het Noorsch te schuiven.

Zeker bestaan er Vlaamsche dialekten, zooals er ook Duitsche dialekten bestaan, maar het neemt niet weg, dat er, gelijk i n Duitschland, ook i n Vlaanderen slechts één schrijftaal is. Die schrijftaal is dezelfde, of tenminste nagenoeg dezelfde als de Hollandsche. Gezelle en Stijn Streuvels zouden ongeveer op dezelfde wijze schrijven, indien zij niet i n Vlaanderen, maar in H o l l a n d te huis behoorden. De groote fout van vele Duit- schers is, dat zij de taal van afvallige Vlamingen als Maeter- linck en Verhaeren voor de taal van Vlaanderen houden, en geen onderscheid maken tusschen Vlaanderen en Wallonië, schoon die door geheel verschillende naties bewoond worden.

Zelfs heden ten dage zijn er Duitsche families in Brussel, waar enkel Fransch wordt gesproken en geen vermoeden schijnt te bestaan, dat Vlaanderen zijn eigen taal heeft en dat die taal geen verachtelijk dienstboden-dialekt is, maar zuiver Nederlandsch. De goede vaderlanders onder de V l a m i n - gen ergeren zich. wanneer zij bespeuren, hoe het Vlaamsch door vele Duitsche ambtenaren, zelfs op dit oogenblik, nu België door het Duitsche leger bezet is, miskend en op zijde geschoven wordt. Zoo is hun het eenige Duitsche blad, dat i n Brussel verschijnt, .,Der Belgische Kurier'\ een bittere p i l . Dit dagblad, dat wel geen officieel karakter heeft, maar toch onwillekeurig eenigermate Duitschland vertegenwoordigt, schijnt zich tot grondstelling te hebben gekozen, om van de Vlaamsche beweging niets te willen weten, en de rijke letterkunde, waarop Vlaanderen juist heden ten dage bogen kan, eenvoudig over het hooid te zien. Maeterlinck en Verhaeren, die Fransch schrijven, worden als vertegenwoordigers van Vlaanderen i n de hoogte gestoken, maar Guido Gezelle en Stijn Streuvels, van wie het hedendaagsche Vlaanderen i n geestelijken zin leeft, blijven onvermeld. Zoo zijn vele Duitschers i n het bezette België thans bezig i n de kaart van Frankrijk en Engeland te

198

spelen, alsof zij echte Franskiljons waren en doodsvijanden van Nederlandsche taal en beschaving.

D e rijke geestelijke kracht, die i n Vlaanderen lang gesluimerd heeft, moet juist thans, zoo ooit, worden wakker geroepen.

E n die kracht is te vereenzelvigen met het Nederlandsch taal- bewustzijn. De Vlamingen behooren geen Duitschers te worden;

dat willen ze niet en zullen ze niet; maar i n hun ,,Dietsche"

eigenaardigheid behooren zij een bloem aan de plant der Germaansche beschaving te blijven. E n k e l wat uit eigen bodem voortspruit onderhoudt kracht en gezondheid.

V A N D E R W Y C K .

Hoe anti-Duitsche schandaal-brochures in de wereld komen

E r is onlangs een brochure verschenen met den volgenden t i t e l : Misdadig Duitschland, Mishandelingen gezien en onder- vonden i n 5 Duitsche gevangenissen door Adolfo G l ü c k m a n n , Onderdaan der Argentijnsche Republiek. Geïllustreerd en gedo- cumenteerd. Met een voorwoord van Prof. Hector Treub.

W i j zouden het niet de moeite waard achten, onze plaats- ruimte voor de bespreking v a n een v a n de vele pamfletten v a n dit soort af te staan (het gaat hier n.1. om een conflict tusschen een Argentijn en Duitsche autoriteiten), ware het niet dat deze i n het Hollandsch verschenen brochure — cr schijnen ook i n andere neutrale landen vertalingen v a n te ver- schijnen — i n ons land verspreid wordt om ons publiek verder op te hitsen, terwijl Prof. Hector Treub er zijn sanctie aan heeft gegeven.

E r is n.1. omtrent den schrijver, G l ü c k m a n n , zijn voorgeschie- denis en zijn betrouwbaarheid een en ander u i t g e l e k t1) dat. een eigenaardig licht werpt op de beteekenis v a n dergelijke gruwel- verhalen. W i j hebben de persoonlijke ervaring opgedaan, hoe er i n dezen tijd allerlei verloren en troebele existenties aan de oppervlakte komen, die de omstandigheden uitbuiten, en met behulp v a n verdachtmakingen, laster en afpersing pogen hun doel te bereiken. De Entente en hare politieke organen bedie- nen zich gaarne v a n dergelijke individuen.

G l ü c k m a n n nu is het eerst opgedoken i n 't begin v a n 1916, toen hij, om zich den schijn v a n Duitschgezindheid te geven, i n de Vossische Zeitung artikelen geplaatst wist te krijgen waarin hij vertelde v a n mishandelingen, die hij v a n de geallieer- den had ondervonden ! A l d u s het vertrouwen gewekt hebbende, wist hij i n België te komen. H i e r trokken zijn gedragingen echter de aandacht der autoriteiten, en bij onderzoek bleek o.a.

dat hij zich uitgaf voor Consul v a n A r g e n t i n i ë tc Ostende en dat hij misbruik maakte v a n het consulaatszegel. Misbruik, omdat het bedoelde consulaat kort vóór den oorlog reeds was opgeheven en G. daar nooit iets anders dan klerk was geweest.

E e n en ander had ten gevolge, dat hij eenige weken werd op- geborgen, en daarna over de Nederlandsche grens gezet.

V a n zijn verblijf, voornamelijk i n de gevangenis te A k e n , is de brochure „ M i s d a d i g D u i t s c h l a n d " het resultaat. De photo- graphie v a n den Argentijnschen reispas v a n den schrijver, die i n het boekje voorkomt en den argeloozen lezer heel gewichtig lijkt, bewijst natuurlijk niets omtrent de juistheid v a n zijn ver- haal. Mishandeld is G l ü c k m a n n zeker niet. H i j vertelt dat hij D u i t s c h e ' couranten kon kpopen voor geld, dat hij v a n een vriend uit de stad had gekregen ; hij was dus allerminst geïso- leerd. H i j mocht aan. allerlei autoriteiten brieven schrijven.

Toen hij weigerde, werk te verrichten evenals andere gevan- genen, kreeg hij Fransche en Duitsche boeken te lezen. D a t gaat nogal, dunkt ons.

De meeste v a n de Duitsche schanddaden, die G . i n zijn boekje beschrijft, heeft hij „ v a n hooren zeggen." A l s toppunt moet dienen het verhaal, dat een oude Belg door een gevangenis- bewaarder i n de gevangenis te A k e n met een sleutelbos zou zijn doodgeslagen. Maar . . op blz. 2 8 lezen wij : „ D i e daad v a n misdadige beestachtigheid had enkele dagen voor mijn aan- komst i n de gevangenis te A k e n plaats." De beschuldiging is

I ) Zie o . a. Middelb. Crt. van I O , 19 en 23 Febr.

(11)

dan ook van Duitsche zijde officieel tegengesproken. Als „be- wijs" laat Glückmann op den omslag van zijn pamfletje vier sleutels afbeelden. Wonder dat er geen roode bloedvlekken bij zijn geschilderd, dan was 't heelemaal Blauwbaard herleefd.

Eenvoudige zielen, die zich door dergelijke „bewijsstukken"

laten imponeeren ! Nog een paar andere Raemaekeriaansche teekeningen „versieren" het boekje, o.a. een waarop eenige gevangen „geraamten" 'n soort wedloop houden onder toe- zicht van een voorwereldlijk monster, dat een Duitsch soldaat moet voorstellen.

Enfin, men weet nu genoeg van den inhoud dezer brochure.

Er is echter nog een pikante bijzonderheid aan de geschiedenis verbonden. In September van het vorig jaar ontving de Duit- sche Gezant in Den Haag een anoniemen brief uit Amsterdam, waarin de aanstaande verschijning der brochure werd aan- gekondigd. Het heette daarin, dat de publicatie aan Duitsch- land veel kwaad zou doen, maar dat „de zaak nog wel geschikt

kon worden" (men begrijpt hoe !) en dat G. zich dan wel stil zou houden. Gelijk men ziet: chantage in optima forma !

Men is van Duitsche zijde daarop natuurlijk niet ingegaan.

Gevolg : het pamflet verscheen, nota bene voorzien van een aanbevelend woord van Prof. Hector Treub !

Wij zullen nu maar aannemen, clat de heer Treub niet ge- weten heeft, wat voor vleesch hij in de kuip had, en dat hij gr dus leelijk ingevlogen is. Maar dit geval bewijst voor de zoo- veelste maal, dat Nederlandsche Entente-vrienden van de soort des heeren Treub door hun haat jegens Duitschland zóó- zeer het stuur zijn kwijt geraakt, dat zij elke lading met hun - vlag dekken, wanneer deze slechts kan dienen om ons volk tegen de Duitschers op te hitsen.

Deze geschiedenis moge een les zijn voor hen, die nog eenige waarde hechten aan het oordeel en de politieke betrouwbaar- heid van den Amsterdamschen hoogleeraar in de verloskunde.

Hij verlosse allereerst zichzelf van zijn blinden haat '

D E O O R L O G

De laatste ronde

II.

^ ^ • > ^ E N heeft aan Hindenburg reeds meermalen mlrm ^ B l ^et voornemen toegeschreven om aan het I K | jmj Oostfront een beslissing te zoeken, in de laatste weken ziet het er echter meer en meer naar uit, dat de laatste ronde aan het Westfront zal geloopen worden. Het komt ons voor, dat er, indien men werkelijk een beslissing met de wapenen zoekt, meer aan- leiding is den grooten slag te verwachten aan het West- dan aan het Oostfront.

Immers al zou aan het Russische leger een groote neder- laag worden toegebracht, dan zou het nog zeer twijfelach- tig zijn of Rusland den vrede zou aanbieden, zoodat dus de eindoverwinning daar zou moeten bevochten worden door een veldtocht naar het hart van Rusland ; de daar- aan verbonden bezwaren zijn echter — mede in verband met de dan zeker intredende grootere inspanning der Entente op de andere fronten — van zoo overweldigenden aard, dat het ons niet,aannemelijk voorkomt dat die weg in het tegenwoordige stadium van den oorlog zal worden ingeslagen. •

In verband met den overwegenden invloed, die Enge- land op zijn bondgenooten uitoefent, schijnt thans elke andere dan eene rechtstreeksche afrekening met Engeland als niet-rationeel; naast de duikboot-blokkade van het eilandenrijk moet aan het Engelsche front in het Westen een beslissende slag worden geslagen.

Juist is in de laatste dagen gebleken, dat er aan dit front meer actie in het krijgsbedrijf is gekomen, die in verband schijnt te, staan met het voornemen der Engelschen, om tegen het Duitsche front aan Ancre en Somme een overwel-

digenden aanval te ondernemen, in den trant dus als door Generaal Haig werd geschetst in zijn antwoord aan den berichtgever van Havas, waarvan wij een overzicht gaven in ons artikel in dit weekblad van 24 Februari j.1.

De terugtocht der Duitschers aan dit front, die door de Engelschen — naïef of overmoedig — wordt beschouwd als een gevolg van den door hen voortdurend uitgeoefenden druk, berust blijkbaar op een vooraf vastgesteld welover- wogen plan; aan den stellingoorlog moet een einde komen en hij moet eindelijk plaats maken voor den strijd in het open veld.

N u na 2 V2 jaar onbetwist is gebleken, dat er aan de loop- graaffronten slechts onbeduidende voortgang, maar een beslissing met de wapenen niet is te verkrijgen, terwijl de omstandigheden bij alle oorlogvoerenden om de beslissing roepen, schijnt het oogenblik daar om zich van de loopgra- ven op een begrensd gedeelte los te maken en te trachten de ruimte te vinden waar het veldheerstalent zich kan ontplooien ; van wat hieronder wordt verstaan gaven wij in ons vorig artikel een kort overzicht. Waar nu in den loop van den oorlog overal is gebleken, dat de Duitsche leger- leiding in den bewegingsoorlog die van al zijn tegenstan- ders verre overtreft, dat deze wat aanvoering, initiatief, manceuvreervaardigheid en gebruikmaking van het terrein betreft, de minderen zijn der Duitschers en de overmacht in aantal niet de Duitsche overwinningen heeft kunnen beletten, daar is het geenszins vreemd, dat van Duitsche zijde thans zou worden beproefd om aan een of ander front naar een beslissing in het open veld te streven.

Dat dit aan het Engelsche front zal geschieden is onder de gegeven omstandigheden wel is waar geen vrije keus, maar voor de Duitschers toch wel het meest, begeerde front; het reeds lang bekende en zorgvuldig voorbereide

199

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the present numerical simulations it appears that although an upstream moving liquid flow is already present just behind the cavity sheet, it does not have enough momentum

There was enough vertical and horizontal restorative space to house the full range of implant overdenture attachment systems (bar, ball and locator attachments)..

DEF is the resulting deficiency of soil moisture and target soil moisture, and is calculated to the absolute irrigation amount IRR over time with the h height of soil layer used in

This paper presents an innovative IT solution, a virtual studio, enabling security professionals to formulate, test and adjust security measures to enhance the security of

Furthermore, the final prediction model for BikeRio shows a strong negative relationship between average income in a service area and the number of station

Fol- lowing Artur Avila being awarded the Fields Medal in 2014 – he holds a master and a PhD degree from IMPA – Brazil will have the fifth largest delegation of invited speakers

The results reveal that compared to the 15 mothers with higher sensitivity scores, the 7 mothers with lower sensitivity scores were characterized by lower educational levels,

In Chapter 4 we showed that the local activation energy is very sensitive to the local dipole strength the switching activation field increases exponentially with a linear increase