• No results found

ACADEMIE ROYALE DES SCIENCES D’OUTRE-MER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ACADEMIE ROYALE DES SCIENCES D’OUTRE-MER"

Copied!
149
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BULLETIN DES SEANCES MEDEDELINGEN DER ZITTINGEN

53 (3)

ACADEMIE ROYALE

DES SCIENCES D’OUTRE-MER

Sous la Haute Protection du Roi

KONINKLIJKE ACADEMIE

VOOR OVERZEESE WETENSCHAPPEN

Onder de Hoge Bescherming van de Koning

ISSN 0001-4176

2007

(2)

Avis

a u x a u t e u r s Be r ic h t a a n d e a u t e u r s

L’A cadém ie publie les études d o n t la valeur scientifique a été reconnue p ar la C lasse intéressée.

L es te x te s p u b lié s p a r l ’A ca d ém ie n ’engagent que la responsabilité de leurs auteurs.

D e A cadem ie geeft de studies uit w aar­

van de w etenschappelijke w aarde do o r de betrokken K lasse erkend werd.

D e teksten do o r de A cadem ie g epubli­

ceerd verbinden slechts de verantw oor­

delijkheid van hun auteurs.

© Royal Academy for Overseas Sciences. All rights reserved.

Abonnement 2007 (4 numéros — 4 nummers): 70,00 € rue Defacqz 1 boîte 3

B-1000 Bruxelles (Belgique)

Defacqzstraat 1 bus 3 B-1000 Brussel (België)

(3)

BULLETIN DES SEANCES MEDEDELINGEN DER ZITTINGEN

53 (3)

ACADEMIE ROYALE

DES SCIENCES D’OUTRE-MER

Sous la Haute Protection du Roi

KONINKLIJKE ACADEMIE

VOOR OVERZEESE WETENSCHAPPEN

Onder de Hoge Bescherming van de Koning

ISSN 0001-4176

2007

(4)

COMMUNICATIONS SCIENTIFIQUES

WETENSCHAPPELIJKE MEDEDELINGEN

(5)

Classe des Sciences morales et politiques

Klasse voor Morele en Politieke Wetenschappen

(6)

Bull. Séanc. Acad. R. Sci. Outre-Mer Meded. Zitt. K. Acad. Overzeese Wet.

53 (2007-3): 267-281

Het hellebeeld in het Oost-Aziatische boeddhisme*

door

Ineke V

an

P

u t

**

T r e f w o o r d e n . — Oost-Azië; Boeddhisme; Kosmologie; Hel; De Infem is Libelli (Jigoku-zöshi).

S a m e n v a t t i n g . — Het boeddhisme gelooft in hergeboorte. Onze daden, karma, bepa­

len of ons volgende bestaan heilzaam of onheilzaam zal zijn. De meest onheilzame bestaanswijze is het hellebestaan. Volgens het meest algemeen aanvaarde beeld bestaat de hellewereld uit acht grote hete hellen, die elk omgeven zijn door zestien kleinere hellen (Skt. utsada). Gewoonlijk worden ze onder Jambudvïpa, onze wereld, gesitueerd. Er zijn ook koude hellen.

Over de vraag welke daden tot hergeboorte in de hel leiden, geven de jongere teksten (vanaf ca. 4de eeuw na Chr.) meer details dan de oudere. Er is in de jongere teksten boven­

dien een bepaalde tendens merkbaar om de misdaad met een „aangepaste” straf, vergelijk­

baar met de contrapasso van Dantes Inferno, te bestraffen.

Het aanbod aan canonieke hellebeschrijvingen is aanzienlijk. Ze komen voor in scho­

lastische literatuur, meditatiehandleidingen, kosmologieën, verhalen, enz. Behalve tek­

sten, was er ook een ruim aanbod aan helleprenten, die een belangrijke rol speelden in de verspreiding van het boeddhistische gedachtegoed over de hel. Japanse helleprenten, waar­

onder de middeleeuwse Japanse De Infemis Libelli (Jigoku-zöshi), zijn hiervan een uitste­

kend voorbeeld.

M o t s - c l e s . — Asie orientale; Bouddhisme; Cosmologie; Enfer; De Infem is Libelli (,Jigoku-zöshi).

R e s u m e . — Les représentations de l ’enfer dans le bouddhisme d ’Asie orientale. — Le bouddhisme croit à la réincarnation. Nos actions, le karma, déterminent si notre prochaine existence sera positive ou pas. La pire de toutes les existences est l’enfer. Selon l’idée la plus communément admise, le monde infernal consiste en huit grands enfers brûlants, cha­

cun étant entouré de seize petits enfers (skt utsada). La place de l’enfer dans le cosmos est généralement décrite comme étant au-dessous de Jambudvïpa, qui est notre monde. Il y a aussi des enfers froids.

Concernant la question de savoir quels actes conduisent à la réincarnation en enfer, les textes plus récents (IV' siècle av. J-C) sont plus précis et élaborés que les textes anciens.

* Mededeling voorgesteld tijdens de zitting van de Klasse voor Morele en Politieke Wetenschap­

pen van 18 april 2006. Beslissing tot publiceren genomen op 21 november 2006. Definitieve tekst ont­

vangen op 28 december 2006.

** Deeltijds docent Faculteit Letteren, Departement Oosterse Studies, Katholieke Universiteit Leuven, Blijde Inkomststraat 21, B-3000 Leuven (België).

(7)

— 268 —

Il y a aussi une tendance à punir certains crimes avec des châtiments «adéquats», ce qui rappelle le contrapasso dans Y Inferno de Dante.

Les descriptions canoniques des enfers sont nombreuses. On peut les trouver dans la littérature scolastique, dans les manuels de méditation, dans les contes, dans les textes uti­

lisés par les enseignants populaires, etc. Outre les textes, les rouleaux peints et les murs des temples ornés de scènes infernales ont joué un rôle important dans la propagation des idées bouddhistes sur l’enfer. Les estampes japonaises de l’enfer, comme par exemple les De Infernis Libelli (Jigoku-zôshi) du Japon médiéval, constituent à cet agard un excellent exemple.

K e y w o r d s . — East Asia; Buddhism; Cosmology; Hell; De Infemis Libelli (Jigoku- zôshi).

S u m m a r y . — Hell Representations in East-Asian Buddhism. — Buddhism believes in rebirth. Our deeds, karma, define whether our next existence will be either wholesome or unwholesome. The worst of all unwholesome existences is hell. According to the most commonly accepted image, the infernal world consists of eight great burning hells, each of which being surrounded by sixteen lesser hells (Skt. utsada). Their place in the cosmos is usually described as being underneath Jambudvîpa, which is our world. There also are cold hells.

When it comes to the question which deeds will lead to rebirth in hell, later texts (ca.

4th century BC) are much more specific and elaborate than the early scriptures. There is also a tendency to punish certain crimes with “fitting” punishments, which reminds one of the contrapasso in Dante’s Inferno.

Canonical descriptions of hells are numerous. One may find them in scholastic liter­

ature, in meditation manuals, in stories, in texts used by popular teachers, and so on.

Besides texts, also painted scrolls and temple walls with hellish scenery played an impor­

tant role in the spread of the Buddhist ideas about hell. Especially the Japanese hell paint­

ings, such as the medieval De Infemis Libelli (Jigoku-zôshi), are an outstanding example in this respect.

*

* *

H et boeddhism e kent in totaal v ijf (o f zes) hergeboorten, w aarvan er drie (of vier) o n heilzaam en tw ee (o f drie) h eilzaam zijn. H et hellebestaan is het m eest onheilzam e. H et staat tegenover h et h eilzam e hem elbestaan. N et zoals dit het geval is bij de andere hergeboorten — dieren, p rêta ’s [1]*, m ensen, asura’s [2]

en hem elingen — is het leven als hellew ezen niet eeuw ig. W anneer het on h eilza­

m e karma is uitgeput, volgt een bestaan in een andere bestaansw ijze. E lke herge­

b oorte w ordt b epaald do o r karma. H et is im m ers de intentionele daad, karma, die de m ens in de kringloop van het b estaan h oudt en hem ervan w eerhoudt het nirvana te bereiken. H ergeboorte is bijgevolg een n atuurlijk proces d at gek en d is

* De cijfers tussen haakjes [ ] verwijzen naar de noten, p. 280.

(8)

— 269 —

als de „W et van O orzaak en G evolg” . In het populaire boeddhism e w ordt d it p ro ­ ces verpersoonlijkt door Yama, de rechtvaardige rechter. In C hina, en van daaruit in K orea en Japan, w ordt Y am a b ijgestaan d o o r negen andere rechters. S am en zijn ze gekend als de „tien koningen” .

1. Ontwikkeling van het hellebeeld in het boeddhisme

1 .1 . He t o u d e r e b e e l d

H et boeddhistische h ellebeeld is net zoals h et boeddhism e z e lf to t op zekere hoogte beïnvloed do o r het brahm anism e w aaruit het is ontstaan. Toch m ag deze beïnvloeding niet w orden overschat. D e periode van B o e d d h a’s prediking, 6de eeuw vó ó r C hristus, valt sam en m et de periode van de Upanisaden, de periode w aarin het gedachtegoed inzake karma en hergeboorte nog in volle ontw ikkeling is. D e „V reugdeloze R egionen” (Skt. anandâ lokâ) staan erin beschreven als een m istige p le k gehuld in duisternis. U it som m ige Upanisaden b lijkt zelfs niet dui­

d elijk o f m en er w el kan uit terugkeren ( Ra d h a k r i s h a n 1941 (vol. 1), pp. 252- 253; Ke i t h (z.d.), p. 844b; Ge d e n (z.d.), p. 547a).

In het boeddhism e spreken de oudste teksten over één hel, M ahâniraya, letter­

lijk de „grote h e l” . D eze hel w ordt beschreven als een kubusvorm ige citadel m et aan elke zijde één toegangspoort. R ondom de citadel liggen enkele foltertuinen.

H et geheel is om gracht do o r de A lkalische R ivier (Skt. ksârodakâ nadï). D e nam en van de foltertuinen zijn: „G loeiende S intels” (Skt. kuküla), „U itw erp­

selen” (Skt. kunapa), „Z w aardbladeren B os” (Skt. asipattravana) en „IJzeren K apokbom en B os” (Skt. ayahsalmalïvana). H oew el er zich later een o ngebrei­

delde toenam e van dergelijke foltertuinen voordoet, blijven deze v ijf een b elan g ­ rijk gegeven. H un blijvende invloed b lijk t o.a. u it m iddeleeuw se Japanse afbeel­

dingen en beschrijvingen. E én van de b elangrijkste sütra’s voor de beschrijving van h e t o u d e h e lle b e e ld , h e t Sütra over de H em else B oodschappers (.Devadütasütra, T a ish ö ed . no. 26.64, pp. 504 c l3 -5 0 5 c l9 ) , b eschrijft de folter­

tuinen als volgt:

„De hellecipiers nemen hen vast en werpen hen in de Vier-Poorten-Hel. (...)”

„Na de Vier-Poorten-Hel worden ze in de Hel van de Gloeiende Sintels geboren.

Overal is vuur en dit zonder dat er rook of gloed is. De wezens moeten hierover heen en weer in het rond lopen. Wanneer ze hun voeten neerzetten worden huid, vlees en beide voeten verteerd; wanneer ze hun voeten opheffen, groeien ze opnieuw aan zoals voorheen. (...)”

„Opnieuw daarna, een eeuwigheid later, (...) worden ze geboren in de Grote Uitwerpselen Hel. [In deze hel] gevuld met stront en honderden zhang diep, vallen alle wezens. Er leven vele insekten, nyankutd genaamd. Ze hebben witte lijfjes en een zwart hoofd, hun mond is als een naald. Ze doorboren de voeten van de wezens en eens klaar met het vernietigen van de voeten, vernietigen ze de kniegewrichten.

(...) Eens klaar met het vernietigen van de schedel, eten ze de hersenen. (...)”

(9)

— 270 —

„Opnieuw daarna, een eeuwigheid later, worden [ze] geboren in de Grote Hel van het Zwaardbladeren Bos. Bij het aanzicht ervan verbeelden ze zich dat het er koel is en denken: „Laten we daarheen gaan en snel koelte bekomen” en ze lopen erheen. Ze hopen er een veilige plaats en hun toevlucht te vinden en met honderd­

duizenden verzamelen ze zich. Daarop gaan ze de Grote Hel van het Zwaardbladeren Bos binnen. Een hevige warme wind komt vanuit de vier windrich­

tingen. Wanneer de wind er is, vallen de ijzeren bladeren. Al vallend, snijden ze de handen af en snijden ze de voeten af (...). Ze snijden het lichaam in stukken en het bloed kleurt voor honderden duizenden jaren. (...)”

„Vervolgens verschijnen in de Grote Hel van het Zwaardbladeren Bos enorme honden. Met hun enorm lange tanden verscheuren ze de wezens. Ze villen hen van de voeten tot het hoofd en daarop vreten ze hen op. (...)”

„Vervolgens verschijnen in de Grote Hel van het Zwaardbladeren Bos enorme kraaien met twee koppen en ijzeren bekken. Levend pikken ze van op het voorhoofd de ogen uit en slikken ze in. Met hun bek breken ze het hoofd open, nemen de her­

senen eruit en vreten ze op. (...)”

„Opnieuw daarna, een eeuwigheid later, (...) worden ze geboren in de Grote Hel van het Ijzeren Kapokbomen Bos. De grote mesbomen zijn één yojana hoog en heb­

ben naalden van zes voet lang. De wezens moeten er op- en afklimmen. Wanneer ze naar boven klimmen, richten de naalden zich neerwaarts. Wanneer ze naar beneden klimmen, richten de naalden zich opwaarts. De naalden van de mesbomen doorbo­

ren de wezens. (...)”

„Opnieuw daarna, een eeuwigheid later, (...) worden [ze] geboren in de Alkalische Rivier. Beide oevers zijn ontzettend hoog en rondom staan doornen. [De Alkalische Rivier] is gevuld met kokende as en pikdonker. Bij het aanzicht ervan verbeelden ze zich dat er steeds koel water is. Vervuld van deze gedachte, denken ze: „Laten we daarheen gaan en baden en drinken zoveel we willen en snel het ver­

frissende genot bekomen” en wedijverend lopen ze erheen en springen erin. Ze hopen er een vreugdevolle plek en hun toevlucht te vinden. Wanneer ze zich met honderden duizenden verzameld hebben, vallen ze in de Alkalische Rivier. Eens in de Alkalische Rivier stromen ze met de stroom mee en tegen de stroom in, (...). Hun huid verschroeit en valt af (...) tot alleen het gebeente overblijft. Aan beide oevers van de Alkalische Rivier staan hellecipiers. In hun handen houden ze zwaarden, grote stokken en ijzeren vorken. Wanneer de wezens de oevers willen overkomen, duwen de hellecipiers hen er opnieuw in.”

„Vervolgens staan er aan beide oevers van de Alkalische Rivier hellecipiers met in hun handen haken. Ze vissen de wezens op en trekken ze uit de Alkalische Rivier.

Wanneer ze hen op de hete ijzeren grond zetten, vatten ze vuur en gaan in hevige vlammen op. Ze heffen de wezens op, slaan er vreselijk mee en zetten ze [weer] op de grond. Op de grond laten ze hen tollen en vragen: „Waarom zijn jullie geko­

men?” De wezens antwoorden allen tezamen: „We weten niet waarom we zijn geko­

men, we lijden gewoonweg grote honger.” Hierop grijpen de hellecipiers de wezens.

Ze zetten hen op een heet ijzeren bed (...) en openen hun mond met een hete ijzeren tang. Wanneer ze hete ijzeren ballen in hun mond stoppen, vat deze vuur en ze gaat in hevige vlammen op. De hete ijzeren ballen verbranden de lippen. Eens de lippen opgebrand, verbranden ze de tong. (...) Eens de maag opgebrand, gaan ze verder naar beneden het lichaam af. (...)”

(10)

— 271 —

„Daarop vragen de hellecipiers de wezens: „Waar willen jullie heen?” De wezens antwoorden: „We weten niet waarheen we willen gaan. We lijden gewoon­

weg grote dorst.” Hierop grijpen de hellecipiers de wezens. Ze zetten hen op een heet ijzeren bed (...) en openen hun mond met een hete ijzeren tang. Wanneer ze kokend brons in hun mond gieten, vat deze vuur en gaat in hevige vlammen op. Het kokende brons verbrandt de lippen. (...) Eens de maag opgebrand, loopt het verder naar beneden het lichaam af. (...)”

E en ander b elangrijk sütra uit de vroege periode is het Sût ra over de Wijze en de Dwaas (Bâlapanditasütra, Taishö ed. no. 26.199). D eze tek st b eschrijft niet zozeer de folteringen in de hel dan w el de folteringen die m en ondergaat vooraleer m en in de hel gew orpen w ordt. N iettegenstaande d it verschil, is ook h ier het beeld dat van de hellew ereld gegeven w ordt gebaseerd op h et aardse gevangenisw ezen. D e verschijning van Yama, die de boosdoeners o n dervraagt en dan de hel laat inw erpen, de hellecipiers en de folteringen dragen alle bij to t dit beeld.

D e m isdadiger, alias de dw aas, w ordt voorgesteld als iem and die „god noch g ebod” kent. Hij kent geen resp ect voor de boeddhistische leer, noch voor religie in het algem een. Hij is slecht in w oord, daad en gedachte en zal als hellew ezen herboren w orden. B ovendien w ordt de dw aas niet enkel in de hel, m aar reeds tij­

dens zijn leven als m ens onophoudelijk gekw eld. Hij leeft im m ers in de v o ortdu­

rende angst om zow el tijdens het leven als na d e dood m et zijn daden en de gevol­

g en ervan geconfronteerd te zullen w orden. H ierin ziet m en reeds de kiem van de veel jo n g e re visie dat de bestaansw ijzen, w aaronder oo k het hellebestaan, u it­

drukking zijn van de m entale toestand w aarin iem and zich bevindt, en niet van reële bestaansw ijzen en w erelden ( Wi t a n a c h c h i 1993, p. 430a-b; Ma t s u n a g a &

Ma t s u n a g a 1972, pp. 47-73; Sa d a k a t a 1999, p. 25).

E en andere gedachte die u it de  gam a-sütra’s blijkt, is dat de levensduur in de hel afhankelijk is van de ernst van de m isdaad. H et Sütra over de Hemelse Boodschappers (Taishö ed. no. 26.64, p. 505 c20-c26) stelt:

„De wezens die in de hel hun slecht en onheilzaam karma nog niet helemaal tot een einde hebben laten komen en het nog niet volledig en zonder restant tot een einde hebben laten komen, vallen opnieuw in de Alkalische Rivier en opnieuw van achteren naar voren in de Grote Hel van het Ijzeren Kapokbomen Bos. (...) en opnieuw treden ze de Vier-Poorten-Hel binnen. De wezens die in de hel hun slecht en onheilzaam karma helemaal tot een einde hebben laten komen en het volledig en zonder restant tot een einde hebben laten komen, komen daarna terecht bij de bees­

ten of bij de preta’s of worden in de hemel geboren.”

E en an d er sütra w aar deze gedachte u it blijkt, is het Kokâlikasütra. D it sütra vertelt het verhaal van de m onnik K okâlika die, na de eerbiedw aardige m onniken M audgalyâyana en Sâriputra beschim pt te hebben, een soort builenpest krijg t en in de zogenaam de P adm a hel valt. D e term „padm a” , w at letterlijk „lotus” b ete­

kent, staat in d it verhaal voor de term ijn die m en m oet „uitzitten.”

(11)

— 272 —

1 .2 . He t j o n g e r e b e e l d

H et jo n g e re h ellebeeld verschilt van het oudere op tw ee belangrijke punten.

Ten eerste neem t het aantal hellen toe van één tot acht grote hellen. E lk van deze hellen is identiek aan het M ahâniraya, kubusvorm ige citadels om geven do o r vier keer v ier foltertuinen die in de jo n g e re teksten utsada w orden genoem d. D e acht hellen liggen alle o n d er elkaar, m et helem aal onderaan A vïci, de onm iddellijke opvolger van het M ahâniraya en vandaar oo k de m eest verschrikkelijke en de grootste hel. D e overige zeven hellen zijn alle even groot. Z oals ik in het artikel

„S om e R em arks on the E ight G reat H ells in the N orthern B u ddhist T radition”

( V a n P u t 1999-2000) aantoon, kan m en deze toenam e van één n aar acht iden tie­

ke hellen enkel tegen de achtergrond van een zich o ntw ikkelende kosm ologie begrijpen. Pas dan w ordt h et duid elijk dat de acht hellen tot stand kw am en als tegenpool voor de hem else regionen, zijnde de zes hem elen van de K âm adhàtu, aangevuld m et de Rüpa- en À ryüpadhâtu’s.

D eze ogenschijnlijk eenvoudige aanpassing veroorzaakte echter andere ver­

schuivingen in de conceptie van het hellebeeld. E en ingrijpend gevolg w as b ij­

voorbeeld dat de locatie van de hellen w erd aangepast aan het nieuw e w ereld­

beeld. N u de hellew ereld, die tot nu toe geen duidelijk om schreven locatie had, het tegengew icht ging vorm en van de hem el, kregen de acht grote hellen ook een dui­

delijk om schreven plaats, nam elijk vlak o nder de hem elen en het aardvlak.

Voorheen, vóór de verschillende hergeboorten gesystem atiseerd w erden in een totaal-kosm ologie, stond de hel buiten het bestaande systeem , buiten deze wereld.

M et andere w oorden, het is om w ille van de ontw ikkelingen op kosm ologisch vlak dat de hellew ereld deel gaat uitm aken van deze wereld.

T erzelfdertijd leidde de ontw ikkeling van het concept van de trichiliokosm os e r tevens toe dat „buiten de w ereld” de betekenis van „tussen de w erelden” (Skt.

lokantarika) kreeg. V oorbeelden hiervan v indt m en o.a. in de kosm ologieën van de D ïrgh â g a m a en verw ante teksten, w aarin steeds sprake is van „tussen de cakravâdas” — d it zijn de buitenste bergketens die de w erelden begrenzen — als locatie voor de hellen. L okantarika is een plaats w aar zon noch m aan kom en, een p lek g ekenm erkt do o r „duisternis,” niet toevallig de term die m en aanziet als de o udste benam ing voor de hel in de Indische cultuur. Toen vervolgens de hellew e­

reld vanuit lokantarika naar het onderaardse verhuisde, bleven de tijdspannes

„padm a” enz., die in bepaalde tradities een leven w aren gaan leiden als o n afh an ­ kelijke hellen, achter in deze duistere, kille tussenw ereld. M o gelijk beïnvloed d o o r de P erzische cultu u r gingen som m igen ze zien als „koude hellen.” S om m ige latere doctrinaire w erken brachten ze opnieuw o nder bij de A cht G rote H ellen, w aardoor ze uiteindelijk toch hun plaats binnen de cakravàda kregen. [3]

E en tw eede b elangrijk verschilpunt m et h e t oudere beeld is dat de acht hellen en hun utsada 's m eer en m eer m et b epaalde overtredingen verbonden w orden.

H et m eest g estructureerd op dat vlak is de Saddharm asm rtypasthânasütra (Taishö ed. no. 721), een tekst die eveneens een belangrijke bron van inspiratie

(12)

— 273 —

w as voor de Essentialia over Geboorte in het Zuivere Land(Öjöyöshü, Taishô ed.

no. 2682), een Japans w erk dat op zijn beurt erg invloedrijk is gew eest bij de ver­

spreiding van het boeddhistische hellebeeld in Japan. Zo ziet m en dat in beide tek­

sten de eerste hel, Sam jïva, geassocieerd w ordt m et doodslag, de tw eede, K àlasütra, m et diefstal, enz. O ok de utsada 's w orden geassocieerd m et een bepaal­

de overtreding. B ijvoorbeeld, w ie doodt m et een zw aard, kom t in de derde utsada van de eerste hel terecht, w ie doodt o f kw elt door angstaanjagende geluiden, in de zesde. M et andere w oorden, door de toenam e van de hellen krijgt m en een diver­

sificatie in de beschrijving van m isdaden. D eze beschrijvingen zijn b ijzonder inte­

ressant om dat ze een inzicht geven in de heersende m oraliteit van die periode.

E en ander kenm erk van de m eeste jo n g e re teksten is de tendens om de m is­

daad m et gelijke m unt te bestraffen. W ie kippen pluim t, w ordt de haren uitg etro k ­ ken; pedofielen krijgen kokend brons in de aars gegoten; hom ofielen w orden o m helsd do o r een brandende m an; m oordenaars w orden gedood, enz. D e b eschrijvingen in deze teksten doen denken aan D antes Divina Commedia. O ok h ier w orden de verdoem den g estraft m et hun m isdaad. Hij noem t d it type van vergelding „c o n tr a p a s s overpersoonlijkt in B ertrand de B o m u it C anto X X V III:

„...Ik bracht den vader en den zoon tegen elkaar in opstand;

Achitofel deed niet erger met Absolom En David door zijn kwaadwillig stoken.”

„Omdat ik zulke nauw-verbondenen scheidde, Draag ik mijn brein gescheiden, o wee mij ! Van zijn oorsprong, die in deze stomp is.”

„Zo wordt in mij aanschouwelijk de wet der vergelding.” [4]

Divina Commedia, Inferno, Canto XXVIII, 136-142.

Vertaling: Frederica Bremer in: Dante 1950, p. 337.

N et zoals D ante deze techniek g ebruikt om de verbeelding van zijn publiek aan te w akkeren, zo bleven ook de boeddhistische voorbeelden van een contra­

passo niet beperkt tot de schriftuur, m aar w erd er gretig gebruik van gem aakt do o r zow el de kunstenaars-m onniken van de De Infem is Libelli als do o r de 18de eeuw se tekenaar van spotprenten N ichösai (fig. 1).

2. D e In fernis L ib elli (Jig o k u -zö sh i)

2.1. DeI n f e r n i s L i b e l l i

D e De Infem is Libelli zijn een reeks van 12de eeuw se emakimono [5] m et de hel als onderw erp. D e benam ing Jigoku-zöshi dateert u it de E do-periode.

V oorheen w erden ze w aarschijnlijk aangeduid m et de m eer algem ene term „roku- e,” o f „prenten over d e zes bestaansw ijzen.” H oew el de De Infernis Libelli uit-

(13)

— 274 —

HEL VAN D€ IKEBANA-MEESTÎR

Fig. 1. — Hel van de Ikebana-meester door Nichôsai.

sluitend over de hel handelen, zijn er ook enkele g elijkaardige rollen m et Prêta en Ziekte (sym bool voor het m ensenbestaan?) als them a. Volgens som m ige onderzoekers vorm den ze sam en m et de De Infem is Libelli sets van rollen over de hergeboorte. Vandaag zijn er nog v ijf rollen, m aar m ogelijk w aren er meer. Van deze v ijf zijn er drie originelen, en tw ee zijn kopieën uit de E do-periode. Z e zijn gekend als:

1. A njüin-rol (Tokyo N ational M useum ).

2. H ara-rol (N ara N ational M useum , B oston M useum o f Fine A rts).

3. M asuda-rol I (G oto A rt M useum , Seattle A rt M useum , N ara N ational M useum , M iho M useum , privécollecties).

4. M asuda-rol III, kopie (Tokyo N ational M useum ).

5. M asuda-rol IV, kopie (Tokyo N ational M useum ).

D e pedigree van de rollen gaat terug tot de eigenaars van de late E do-periode.

D e uitstekende k w aliteit van de schilderingen en de kalligrafie tonen aan dat hun o pdrachtgever tot de H eian-aristocratie behoorde. H oew el er geen harde bew ijzen v oor zijn, w ordt aangenom en dat de w erken tot het bezit van de R enge-ö-in (K yoto) behoorden. D eze hal, d ie vandaag beter gekend is als Sanjüsangendö, w erd do o r keizer G o-S hirakaw a (1127-1192) gebouw d als opslagplaats voor zijn kunstbezit. G ezien zijn interesse voor allerhande cu rio sa is h et b est m ogelijk dat G o-S hirakaw a z e lf de bestelling plaatste. Z ow el de A njüin-rol als het gedeelte van de H ara-rol dat in b ezit is van het N ara N ational M useum , zijn N ationale K unstschatten (J. kokuhö). Z e dateren van het einde van de 12de eeuw.

(14)

— 275 —

M et uitzondering van fragm ent 7 van de H ara-rol en M asuda-rol I V , bestaat elke rol uit een aaneenschakeling van teksten m et b ijhorende illustraties. D e te k ­ sten zijn Japanse sam envattingen van canonieke beschrijvingen, in v lotte taal gesteld. E lke beschrijving begint m et de naam van de „hel” — m eestal is h et een utsada — gevolgd do o r een verm elding van de m isdaad die ertoe leidt, en de fo l­

teringen die m en er ondergaat. D e sütra’s die aan de basis van v ier van de v ijf ro l­

len lagen, w erden vorige eeuw door Ta n a k a Ic h i m a t s u (1930, pp. 3-8) geïd en ti­

ficeerd als 1. de Saddharmasmrtypasthânasûtra en 2. het Sütra over het Ontstaan van de Wereld (J. Kisekyö, Taishö ed. no. 24). D e eerste tekst is een m editatie- handleiding, de tw eede een kosm ologie. A angezien het tw eede sütra, dat teru g ­ gaat tot een tek st gedateerd 100 vóór Chr. - 200 n a Chr., enkel algem ene overtre­

dingen verm eldt, w erd h et gedeelte over de gepleegde m isdrijven aangevuld in de stijl van de latere sütra’s, w aar overtreding en stra f gew oonlijk in typische con- trapassostijl op elkaar afgestem d zijn. Z o is er bijvoorbeeld de beschrijving van de utsada U itw erpselen. V olgens de originele tek st kom en h ierin diegenen terecht die „onheilzam e en geen h eilzam e d aden” (Taishö ed. no. 24, 321 a28) stelden.

I n de H ara-rol (no. 1) w erd dit aangepast tot:

„Bovendien is er een annex, Uitwerpselen genaamd. Diegenen die vroeger toen ze mens waren, verdwaasd onreine dingen als rein aanzagen en bezoedelde dingen als onbezoedeld en die, hoewel ze in aanraking waren geweest met Boeddha’s Wet, de drie kostbaarheden niet eerbiedigden, vallen in deze hel.”

De associatie tussen m isdaad en stra f is duidelijk.

In 1974 toonde Ko b a y a s h i(1974, pp. 362-364) aan dat de tekstuele bron van de M asuda-rol I één van de vele Hödatsukyö („Sütra over [de bodhisattva]

H ödatsu”) m o et zijn gew eest. D e enige (gedeeltelijk) overgebleven Hödatsukyö is deze die is opgenom en in tekst nr. 441 van de Taishö Tripitaka.

Taishö ed. nr. 441 is een K oreaanse com pilatie bestaande uit dertig rollen, die tot h e t genre van de „S utra’s over de B oeddhanam en” (J. Butsumyökyö) behoort.

D ergelijke sütra’s dienden als ondersteuning van een b iechtritueel dat gekend w as als de „B ijeenkom st [voor het reciteren] van de B oeddhanam en” (J. butsumyö e).

D eze bijeenkom sten groeiden uit de Indische boeddhistische biecht voor m onni­

ken die gedurende de vastendagen (Skt. uposadha) gehouden w erd. In C hina w erd deelnam e aan deze openbare b iecht als verdienstelijk aangezien en geritua­

liseerd. N aast m onniken nam en er ook leken aan deel. N aast het reciteren van boeddha-nam en m et de bede in hun respectievelijke boeddhalanden geboren te m ogen w orden en de openbare biecht, bestond het ritueel uit een derde onderdeel w aarbij het bestaan in de hel w erd beschreven als w aarschuw ing en als sym bool voor h et lijden. M en geloofde im m ers dat h et lo u ter aanhoren van hellebeschrij- vingen en h et aanschouw en van helleprenten de boetedoening van de to eh o o r­

ders/toeschouw ers b espoedigde ( Ie n a g a 1960, p. 4).

D e hellebeschrijvingen in Taishö ed. no. 441 (en vroeger ook in andere Sutra’s over de Boeddhanamen) w erden in de volksm ond M ezurasetsukyö („Sütra over de R âksasa m et het Paardenhoofd”) o f Hödatsukyö genoem d, naar de belangrijkste

(15)

— 276 —

tekst w aarop de hellebeschrijving gesteund was (K uo 1995, pp. 246, 247, 250).

H et verhaal, w aarvan geen doorlopende versie m eer bestaat, is eenvoudig: de bod- hisattva H ödatsu bezoekt telkens een hel m et de R àkçasa P aardenhoofd, de helle- beul m et de paardenkop, als gids: W anneer de beul uitlegt w elke m isdaden aan de basis van de verschrikkelijke folteringen liggen, verlaat H ödatsu de hel al w enend.

D e dertig beschreven hellen in Taishö ed. no. 441 zijn „shamon jig o ku” , let­

terlijk „sram an a h ellen ” , o f hellen bestem d voor boeddhistische asceten en m on­

niken. H et is een type van hel dat pas v an a f de zesde eeuw voorkom t in C hinese w erken van niet-Indische oorsprong (K uo 1995, pp. 254-256). G ezien h et belang van de Jigoku-zöshi en het feit dat de M asuda-rol noo it in een w esterse taal w erd vertaald, g e e f ik to t slot de vertaling van deze rol. [6]

2.2. Ve r t a l i n g Ma s u d a-r o l I

2.2.1. H el van de Laaiende Olifant (G oto A rt M useum , Tokyo)

T ussen de cakravàdas ligt een p laats genaam d „H el van de L aaiende O lifant” . D e w ezens h ier kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in con tact m et de B oeddhistische Wet. Z e w erden sram anas en, ofschoon ze de reine m o raliteit van de T athâgata aanvaardden, onderhielden ze die niet. Z o n d er w aardigheid zetten ze hun o n tuchtige verlangens om in daden en m et hun [?] lichaam besm eurden ze reine verblijfplaatsen m et B o e d d h a’s afbeelding. Z e m aakten inkervingen in bo eddhistische afbeeldingen, doorboorden ze en dreven er de spot m ee. O m w ille van deze redenen zijn ze in deze hel terechtgekom en.

In deze hel bevindt zich een grote laaiende olifant. Z ow el uit zijn m ond als uit zijn ogen kom en b randende vlam m en. W anneer de sram anas d it zien, krim pen ze in m ekaar, ze verliezen de m o ed en kunnen niet m eer voort. O p d at m om ent zijn de paardenhoofden van de hel er. Z e grijpen de sram anas vast en zetten hen op de brandende olifant. W anneer de o lifant opspringt, vallen de sram anas o p de grond. D e grond staat in lichterlaaie en verbrandt hun licham en volledig. O fw el w orden ze do o r de o lifant vertrappeld en verslonden. A ldus is het lijden dat ze

(16)

— 277 —

ondergaan. In één dag en één nacht sterven ze duizendm aal en ze kom en d uizend­

m aal to t leven. H un eindeloze lijden is beklagensw aardig.

2.2.2. Hel van de Schreeuwende Stemmen (Seattle A rt M useum , E ugene F uller M em orial C ollection)

T ussen de cakravâdas ligt een plaats genaam d „H el van de S chreeuw ende S tem m en” . D e w ezens h ier kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in contact m et de B oeddhistische Leer. H oew el ze als sram anas de zuivere verbodsbepalingen van de Tathâgata aanvaardden, konden ze het niet opbrengen ze te onderhouden.

Z o n d er enig m ededogen in het hart, deden ze dieren lijden do o r hen te slaan.

O m w ille hiervan kom en vele sram anas n aa r de w estelijke poort van deze hel. D e R âksasas m et paardenhoofd houden ijzeren stokken in de hand en slaan erm ee de hoofden van de Sramanas stuk. O p dat m om ent schreeuw en de sram anas het uit en w egvluchtend gaan ze de hellepoort binnen. B innen w oedt een hevig vuur en een rook- en vuurgloed laait op. O p dat m om ent w orden de licham en van de b oosdoeners helem aal verschroeid. H un lijden is niet om uit te houden.

2.2.3. Vliegend Vuur (privécollectie)

Tussen de cakravadas bevindt zich een hel genaam d „V liegend V uur” . De w ezens in deze hel kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in contact m et

(17)

— 278 —

B o e d d h a’s W et en w erden bhiksu, m aar ze o n d erhielden de verbodsbepalingen van de T athâgata niet. Z o n d er enig m ededogen trokken ze kippen de vleugels uit en plukten hun veren. O fw el trokken ze dieren de haren uit. [Zulke] bhikpus val­

len in deze hel. B innen de v ier m uren van deze hel vliegen vlam m etjes rond net als vogelveertjes. D e vlam m etjes kruipen in de ogen, neus en oren van de b oos­

doeners. H un lijden is ondraaglijk, hun roepende stem m en als de donder.

2.2.4. Villen (privécollectie)

Tussen de cakravadas bevindt zich een hel genaam d „V illen” . D e w ezens in deze hel kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in contact m et B o e d d h a’s Wet.

Echter, toen ze bhiksu w erden, onderhielden ze de reine m oraliteit van de T athâgata niet. Z e slachtten genadeloos dieren en vilden hun huid. [Zulke bhiksus] vallen hierin. O p deze plaats zijn hellecipiers. Z e villen de boosdoeners.

H oew el de boosdoeners het uitschreeuw en, zijn [de cipiers] absoluut niet van plan hen te redden. Ik w eet n iet w aarm ee hun lijden te vergelijken.

2.2.5. H el van de Kokende Uitwerpselen (N ara N ational M useum )

Tussen de cakravadas is er een plaats genaam d „H el van de K okende U itw erpselen” . De w ezens h ier kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in contact

(18)

— 279 —

m et B o e d d h a’s leer en w erden sram ana. Z e aanvaardden de reine m o raliteit van de Tathâgata, m aar ze konden het niet opbrengen deze rein te houden. Z e vonden genoegen in het drinken van alcohol, in h et eten van de v ijf bitterheden, o f nog in het oppeuzelen van het vlees van levende dingen. [Zulke] sram anas kom en naar deze hel. In deze hel strom en van oost n aar w est kokende uitw erpselen en van zuid naar noord stinkende etter. D e alom tegenw oordige stank en viezigheid is m et niets te vergelijken. B innen kom en ro o k en vu u r op en verm engen zich erm ee. W anneer de zeshonderd sram anas, die do o r de noordelijke poort van de citadel kom en, dit zien, is noch hun geest noch lichaam opgew assen tegen het lij­

den dat h en te w achten staat. V uur spuit u it hun m ond en ogen. O nm iddellijk grij­

pen de hellecipiers de sram anas en d om pelen ze allen o nder in de stroom van u it­

w erpselen. O p dat m om ent lopen de uitw erpselen in de m ond van de sram anas en kom en er langs hun neus w eer uit, ze lopen hun neus in en kom en er langs hun m ond w eer uit. O p één dag sterven ze honderdm aal en ze w orden honderdm aal geboren. H un lijden is w eergaloos.

2.2.6. Ontwrichten (M iho M useum )

T ussen de cakravâdas bevindt zich een hel genaam d „O ntw richten” . D e w ezens in deze hel kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in aanraking m et B o e d d h a’s Leer. H oew el ze bhik ju w erden, onderhielden ze de verbodsbepalin­

gen van de Tathâgata niet. Z e doodden levende w ezens en haalden hun gew rich­

ten uit elkaar. [Zulke bhiksus] w orden h ie r geboren.

O p deze plaats zijn hellecipiers. Z e grijpen de slechte bhiksus, scheuren hun ledem aten los, halen de gew richten uit elkaar, snijden ze in stukjes en m alen ze tot ze [fijn] als zand zijn. W anneer ze dan, hen aldus bereid hebbend, op hun snij­

planken slaan en vrolijk zingen, dan w orden [de boosdoeners] opnieuw m ensen.

M ens gew orden, snijden ze hen opnieuw in schijfjes als w aren ze vis. Ik w eet niet w aarm ee hun lijden te vergelijken.

(19)

— 280 —

2 2 .7 . IJzeren Berg (privécollectie)

T ussen de cakravâdas bevindt zich één hel „Ijz eren B erg” genaam d. De w ezens in deze hel kw am en vroeger, toen ze m ens w aren, in con tact m et B oed d h a’s Wet. H oew el ze bhiksu w erden, onderhielden ze de v erbodsbepalin­

gen van de T athâgata niet.

Volkom en m eedogenloos slachtten ze dieren, braadden hun vlees, kookten het en aten het op. [Zulke bhiksus] w orden h ier geboren. In deze hel is een ijzeren berg. A an de voet van de berg is een gat. In het gat zit een vlo eib aar kokend brons.

D e hellecipiers grijpen de m onniken en stoppen hen in het gat. O p dat ogenblik w orden de licham en van de slechte m onniken gekookt tot ze uiteenvallen. D at ze niet eens in staat zijn te roepen, w ekt m edelijden.

NOTEN

[1] Preta's behoren, samen met de dieren, en soms ook de asura’s, tot de onheilzame bestaanswijzen. Omdat ze tijdens hun leven vrekkig en inhalig waren, lijden de prê­

ta ’s onlesbare dorst en onverzadigbare honger. Dit kenmerk verklaart de Chinese ver­

taling als „Hongerige Geest.”

[2] Asura’s zijn vergelijkbaar met Titanen. Ze bestrijden de hemelingen.

[3] Voor een gedetailleerde beschrijving van de koude hellen en hun oorsprong, zie mijn boek „Buddhist Hells”, dat binnenkort wordt uitgegeven bij SUNY Press.

[4] Het laatste vers leest: „Cosï s’osserva in me lo contrapasso.”

[5] Emakimono zijn horizontale rollen met geïllustreerde verhalen. Meestal zijn de illus­

traties voorzien van een begeleidende tekst, maar niet altijd.

[6] De vertaling van de Anjüin- en Hara-rollen werd eerder gepubliceerd in G u t i e r r e z

1967.

(20)

— 281 —

REFERENTIES

D a n t e , A. 1950. Divinia Commedia I Inferno (met een Nederlandse vertaling door

Frederica Bremer en inleidende verklaringen naar aantekeningen van Wilhelmina Kuenen.). — Haarlem, H. D. Tjeenk & Zoon.

G e d e n , A. (z.d). Upanisads. In: H a s t i n g s , J. (Ed.), Encyclopaedia of Religion and Ethics, vol. 11. New York, Charles Scribner’s Sons, pp. 829b-833b.

G u t i e r r e z , F. G . 1967. Emakimono Depicting the Pains of the Damned. — Monumenta Nipponica, 22 (3-4): 278-289.

I e n a g a , S . 1960. Rokudö-e to sono rekishi. In: K a d o k a w a S h o t e n H e n s h D b u (Ed.), Nihon emakimono zenshu, Jigoku-zôshi, Gaki-zöshi, Yamai no söshi, 6: 3-13.

K e i t h , A. B. (z.d.). State of the Dead (Hindu). — In: H a s t i n g s , J. (Ed.), Encyclopaedia of Religion and Ethics. New York, Charles Scribner’s Sons, vol. 11, pp. 843a-847a.

K o b a y a s h i , T. 1974. Hekija emaki ni tsuite; Butsumyö to shamon, Jigoku-zôshi (dai 5hen).

— In: Kobayashi Taichirô chosakushü. 5, Nihon geijutsuron hen 1: Yamato-e shiron.

Kyoto Tankösha.

Kuo, L. 1995. La récitation des noms de Buddha en Chine et au Japon. — T ’oung Pao, 80:

230-268.

M a t s u n a g a , A. & M a t s u n a g a , D. 1972. The Buddhist Concept of Hell. — New York, Philosophical Library.

R a d h a k r i s h n a n , S. 1941. Indian Philosophy (vol. 1). — In: Turner, J. E. (Ed.), The Muirhead Library of Philosophy. London, George Allen & Unwin Ltd.

S a d a k a t a , A. 1999. Buddhist Cosmology. Philosophy and Origins (with a foreword by Hajime Nakamura.). — Tokyo, Kösei Publishing Co.

T a n a k a I c h i m a t s u 1930. Nihon emakimono shüsei, 9. — Yüzankaku.

V a n P u t , I. 1 9 9 9 - 2 0 0 0 . Some Remarks on the Eight Great Hells in the Northern Buddhist Tradition. — The Indian International Journal o f Buddhist Studies, n.s. ( 1 ) : 7 5 - 8 2 . W i t a n a c h c h i , C. 1993. Heaven and Hell. — In: M a l a l a s e k e r a , G. P. & W e e r a r a t n e ,

W. G. (Eds.), Encyclopaedia of Buddhism, vol. 5, Sri Lanka, State Printing Corporation, pp. 421-432.

(21)

Bull. Séanc. Acad. R. Sci. Outre-Mer Meded. Zitt. K. Acad. Overzeese Wet.

53 (2007-3): 283-298

Posttransitie in de Democratische Republiek Congo *

door

Koen

V l a s s e n r o o t * * &

Timothy

R a e y m a e k e r s * *

T r e f w o o r d e n . — Politieke transitie; Democratisering; DR Congo; Conflict-

dynamieken.

S a m e n v a t t i n g . — Het Congolese transitieproces is in een cruciale fase beland. In december 2005 wordt gestemd over het referendum, terwijl de presidents- en parlements­

verkiezingen werden gehouden in 2006. Toch blijft het afwachten of dit transitieproces ook tot een duurzame vrede zal leiden. De hervorming van het leger verloopt uiterst moei­

zaam; in grote delen van het oosten blijven binnen- en buitenlandse gewapende groepen verantwoordelijk voor een klimaat van onveiligheid; corruptie heeft zich op ieder niveau van de samenleving geconsolideerd en het vertrouwen van de bevolking in de nieuwe poli­

tieke klasse is bijzonder klein.

Wij zullen in deze voordracht ingaan op de knelpunten, de uitdagingen en de mogelijke struikelblokken van het Congolese transitieproces. Wij zullen ook mogelijke toekomst­

scenario’s schetsen en enkele algemene bedenkingen presenteren bij de internationale aan­

pak van conflicten in Afrika.

M o t s - c l e s . — Transition politique; Démocratisation; RD Congo; Dynamiques du conflit.

R e s u m e . — Post-transition en République Démocratique du Congo. — Le processus de

transition congolais est entré dans une phase cruciale. Le référendum est soumis au vote en décembre 2005, tandis que les élections présidentielles et parlementaires sont organi­

sées en 2006. Cependant, il reste à savoir si ce processus de transition mènera aussi à une paix durable. La réforme de l’armée avance très laborieusement; des troupes armées inté­

rieures et étrangères sévissent dans les grandes régions de l’est, créant un climat d’insécu­

rité; la corruption se trouve renforcée à tous les échelons de la société et la confiance de la population en la nouvelle classe politique est particulièrement faible.

Dans cet exposé, nous aborderons les points chauds, les défis et les pierres d’achoppe­

ment éventuelles du processus de transition congolais. Nous esquisserons également de futurs scénarios possibles et soumettrons quelques réflexions générales sur l’approche internationale des conflits en Afrique.

* Mededeling voorgesteld tijdens de zitting van de Klasse voor Morele en Politieke Wetenschap­

pen van 17 januari 2006. Beslissing tot publiceren genomen op 12 december 2006. Definitieve tekst ontvangen op 16 januari 2007.

** Conflict Research Group, Universiteit Gent, Universiteitsstraat 8, B-9000 Gent (België).

(22)

— 284 —

K e y w o r d s . — Political Transition; Democratization; DR Congo; Conflict dynamics.

S u m m a r y . — Post-transition in the Democratic Republic o f Congo. — The Congolese Transition Process has entered into a crucial phase. In December 2005, the referendum was put to the vote whereas the presidential and parliamentary elections were held in the first half of 2006. However, it remains to be seen if this transition process will lead also to a long-lasting peace. The army reform is making very slow progress; in the large eastern areas, internal and foreign armed troops are acting and creating a climate of insecurity;

corruption is getting stronger at all levels of society and population confidence in the new political community is particularly low.

In this presentation, we will deal with the burning issues, challenges and possible stum­

ble blocks of the Congolese transition process. We will outline future possible scenarios and will make a few general remarks on the international approach of conflicts in Africa.

Inleiding

W ie vandaag een b ezoek brengt aan de D em ocratische R epubliek C ongo zal zich allicht niet van de indruk kunnen ontdoen dat de oude sfeer van het M obutism e zich stilaan aan het herstellen is. Bij een reis do o r het binnenland w ordt m en steevast g econfronteerd m et talloze controleposten bevolkt do o r poli- tie-eenheden, soldaten van het nieuw e, eengem aakte leger o f zelfs agenten van de provinciale diensten voor toerism e. D eze posten hebben allem aal hetzelfde doel:

het afrom en van passagiers op w eg n aa r de m arkt o f de stad. W aar m en ook kom t, ze zijn een voortdurende bron van econom ische en fysieke onveiligheid. O ok in de steden gelden vandaag gelijkaardige om standigheden. P olitiecontroles hebben tot doel inkom sten te verw erven voor de agenten en hun oversten. D ergelijke sys­

tem en w orden vandaag op een veralgem eende m anier u itgebouw d do o r alle over­

heidsdiensten en m oeten zorgen voor eigen inkom sten en form ele belastingen om zeilen. Justitie functioneert enkel ten voordele van diegenen die ervoor b eta­

len. A an de grensposten w ordt het gros van de handelsw aren gesm okkeld m et m edew erking van douanebeam bten en zijn zakenlui verplicht privéafspraken te m aken m et staatsbeam bten om hun goederen de grens o ver te krijgen. H et gevolg van deze onderhandelingen is dat enkel nog een fractie van de echte belastingen w ordt geïnd m aar d at de hoofden van de verschillende diensten een (privé)ver- goeding krijgen van de handelaar. K leinere handelaars en bezoekers van lokale m arkten hebben dan w eer a f te rekenen m et een to enem end aantal (illegale) b elastingen en voortdurende pogingen tot intim idatie. In lokale m ijncentra zorgt een m ilitaire controle van de exploitatie van natuurlijke rijkdom m en voor extra inkom sten, terw ijl de hogere m ilitaire hiërarchie via het o pnem en van ‘spook- so ld a te n ’ een verhoging van het m ilitaire budget (en de m ogelijkheid om delen hiervan a f te rom en) tracht a f te dw ingen.

V reem d genoeg is het dankzij het vredesproces, dat o n d er m eer heeft gezorgd vo o r een h ern ie u w d e sta b ilite it en te rrito ria le ee n m a k in g , d a t derg elijk e praktijken zich opnieuw ten volle hebben kunnen ontplooien. H et p rincipe van

(23)

— 285 —

m achtsdeelnam e om w ille van p ersoonlijk gew in — één der voornaam ste k enm er­

k en van M o b u tu ’s m achtsperiode — lijkt zich opnieuw te consolideren. G ezien de onzekere uitkom st van het vredesproces is de voornaam ste drijfveer van de deelnem ers hun eigen fysieke, persoonlijke en econom ische overleving veilig te stellen. H et door de internationale gem eenschap gefaciliteerde transitieproces m ag dan al geleid hebben to t het vrijm aken van de w eg n aar dem ocratische ver­

kiezingen (de eerste in m eer dan veertig ja a r), van „goed” b estuur is nauw elijks sprake.

E n toch is deze tendens niet zom aar een terugkeer naar het M obutism e. D eze vorm van neopatrim oniaal bestu u r w erd do o r M obutu z e lf verheven to t de u ltie­

m e strategie van zelfontplooiing doch leidde u iteindelijk de ineenstorting van het staatsapparaat in. Eén van de gevolgen van het C ongolese conflict is im m ers h et ontstaan van talloze concurrerende m achtscentra, die zich op lokaal niveau h eb ­ ben geconsolideerd dankzij hun (gew elddadige) controle over ec onom ische b ro n ­ nen. D e m eeste van deze m achtscom plexen hebben zich vandaag in de nieuw e overheidsstructuren geïntegreerd en steunen officieel het dem ocratiseringsproces.

D eze strategie is er echter vooral op gericht hun lokale m achtspositie te b eh o u ­ den. D oor het in stand houden van een k lim aat van structurele onveiligheid w ordt het m ogelijk hun p ositie van gatekeeper te handhaven en door het in stand h o u ­ den van p arallelle m achtsstructuren hebben zij indirect toegang tot de voornaam ­ ste econom ische bronnen van de Staat. D eze situatie verschilt w aarschijnlijk niet veel van andere transitieprocessen in A frika, w aar oude politieke elites snel bereid w erden gevonden om v ia een akkoord de politieke toekom st van hun land te bezegelen in ruil voor persoonlijk financieel gew in [1] *. O ok v ertoont de h u i­

dige situatie sterke g elijkenissen m et het C ongo van na de onafhankelijkheid, w aar toegang to t politieke m acht voornam elijk w erd geregeld via ‘p atrim o n iale’

netw erken in plaats van door dem ocratische vertegenw oordiging. D e echte vraag b lijft echter hoe de toekom st van C ongo eruit zal zien als deze situatie haar logi­

sche uitkom st bereikt. Is h et huidige transitieproces gew oon een terugkeer naar de A frikaanse politics o f the belly zoals het zo gepast door B ayart [2] w erd beschreven? O f observeren w e een andere m anier van A frikaanse staatsvorm ing die voortkom t uit de h u idige politieke crisis? A ls een stabiele dem ocratie niet de verw achte uitkom st is van h et transitieproces in C ongo, w elke alternatieven zu l­

len zich dan w el ontw ikkelen?

S teunend op recent veldw erk in verschillende delen van het land suggereert deze studie alvast een evolutie van het politieke k lim aat n aar een vorm van

‘g em ed ieerd e’ Staat, w aarbij vertegenw oordigers van het politieke centrum niet alleen een patrim oniale vorm van b estuur trachten te consolideren doch hiervoor in toenem ende m ate verplicht zullen w orden te onderhandelen m et een reeks van

* De cijfers tussen haakjes [ ] verwijzen naar de noten pp. 295-296.

(24)

— 286 —

autonom e p olitieke m achtscentra, zo n d er w ier steun het o nm ogelijk is om een (indirecte) controle te kunnen (blijven) uitoefenen over de bevolking en het C ongolese grondgebied. D e ‘p artn e rs’ van de C ongelese overheid in deze oefe­

ning zijn de verschillende ‘m ach tsstru ctu ren ’ die zich hebben gevestigd tijdens de oorlog [3]. H oew el de perspectieven van deze tendens nog o nzeker zijn, zou het best w el eens het enige altern atief k u nnen zijn dat de C ongolese overheid op dit m om ent ter b eschikking heeft om aan staatsopbouw te doen, aangezien het de noodzakelijke m iddelen m ist om in een aantal cruciale overheidstaken te vo o r­

zien. B ovendien is de ‘g em ed ie erd e’ S taat m isschien ook h et enige altern atief voor een totale territoriale versplintering, aangezien het w einig w aarschijnlijk is dat de verschillende lokale m achtsstructuren na de verkiezingen aan belang zullen inboeten.

Van oorlog naar transitie

S inds het begin van de oorlog in 1996 heeft C ongo n auw elijks stabiliteit gekend. N a toenem ende gew apende activiteiten van R w andese en B urundese rebellengroepen vanuit v luchtelingenkam pen gelegen in het oosten van C ongo, beslo o t een regionale coalitie o.l.v. K abila m et de directe steun van een aantal buurlanden om in okto b er 1996 een gew apende strijd te beginnen tegen de re s­

tanten van het M obuturegim e. A m per zeven m aanden later slaagden K ab ila’s troepen in hun opzet en w erd M obutu van de m acht verdreven. D e situatie van politieke stabiliteit w as ech ter van korte duur. Toen de n ieuw e C ongolese p resi­

den t in de zom er van 1998 een oplossing zo ch t voor de m ilitaire invloed van buurlanden R w anda en O eganda (zijn tw ee b elangrijkste steunpilaren tijdens de oorlog) en hen verzocht het grondgebied te verlaten, b esloten deze buurlanden een n ieuw e rebellenbew eging te vorm en die in augustus 1998 een m ilitaire cam ­ pagne begon tegen K abila Sr. H oew el R w anda en O eganda hadden gehoopt op een g elijkaardig scenario als in 1996, evolueerde deze cam pagne snel to t een u it­

zichtloze strijd. D e anti-K abilacoalitie viel u it elkaar, n ieuw e m ilities w erden gevorm d en oude coalities w erden vervangen do o r n ieuw e m ilitaire allianties.

H et resultaat van deze fragm entering w as dat een ja a r na h et begin van de tw ee­

de C ongolese oorlog strijd w erd geleverd do o r talloze rebellengroepen, buiten­

landse reguliere legers en binnen- en buitenlandse m ilities. H et C ongolese gro n d ­ gebied w erd opgedeeld in een lappendeken van zones w aar iedere gew apende groep zijn eigen m achtsstructuren uitbouw de en trachtte te consolideren. M aar snel w erd het tw eede C ongolese conflict oo k gekenm erkt do o r een nieuw fen o ­ m een. H oew el politieke, n ationalistische eisen h et officiële discours vorm den van de m eeste gew apende groepen, w erd oo k de controle over C o n g o ’s u itgestrekte bodem rijkdom een inzet van de oorlog. D e m eeste spelers trachtten greep te k rij­

gen op lokale m ijnactiviteiten, een controle die niet alleen toeliet de gew apende strijd te financieren m aar ook econom ische en sociale m acht over de bevolking te

(25)

— 287 —

verw erven en te consolideren. D eze m acht uitte zich in de eerste plaats in n ieu­

w e m echanism en van uitbuiting. Johan P ottier spreekt in dit verband van de con­

trole over unfree labour o f the unprotected: m ilities b oden „bescherm ing” aan de grotendeels verpauperde plattelandsbevolking in ruil voor gedw ongen arbeid. O p deze m anier konden deze m ilities hun econom ische en politieke m acht verder u it­

breiden [4], E en andere uitkom st w as de vorm ing van inform ele sam enw erkings­

verbanden tussen C ongolese m ilities, hun buitenlandse patroons en lokale en buitenlandse handelaars. D eze netw erken m aakten h et o nder m eer m ogelijk m in e rale n en tro p isc h h ard h o u t te exporteren, en w apens te im porteren.

D ergelijke netw erken leverden het C ongolese conflict het im ago op van een strijd o m g ro n d sto ffe n , een sim p listisc h e an a ly se d ie o o k d o o r ta l van niet- gouvem em entele organisaties w erd verspreid [5].

P as in ju n i 2003, voornam elijk als gevolg van toenem ende diplom atieke druk, kon u iteindelijk een overgangsregim e w orden geïnstalleerd. D e n ieuw e regering, sam engesteld u it de verschillende strijdende partijen en de niet-gew apende oppositie, had tot voornaam ste taak n ieuw e staatsstructuren u it te tekenen en ver­

kiezingen te organiseren. Z e diende rebellenbew egingen en m ilities te integreren in een nieuw C ongolees leger en een plan voor econom ische heropbouw u it te w erken. D e n ieuw e C ongolese regering kon hiervoor rekenen op m assale in ter­

nationale hulp, terw ijl een m issie van de V erenigde N aties (M O N U C ) m oest instaan voor vrede en veiligheid. T egelijk vorm den verschillende donoren sam en een internationaal com ité te r ondersteuning van de transitie. D it com ité m oest de C ongolese overgangsinstellingen o nder dru k zetten w anneer deze zich niet hiel­

den aan de afspraken. H iernaast kw am een m assale in ternationale g eldstroom op gang die de nieuw e C ongolese overheid m oest toelaten te besturen (koploper w as de E uropese U nie, die sinds 2002 al b ijn a 600 m iljoen euro besteedde aan het C ongolese vredesproces). H et resultaat w as dat het parlem ent w erk kon m aken van een n ieuw e w etgeving. E en ontw erp van grondw et w erd v ia referendum goedgekeurd en dem ocratische verkiezingen w erden voorbereid, die uiteindelijk leidden tot de verkiezing van een president, parlem ent en provinciale raden.

O f deze resultaten voldoende zijn om een duurzam e vrede op te bouw en valt echter ten zeerste te betw ijfelen. V eeleer lijkt het erop dat in het oosten van het land een zekere vorm van stabiliteit in de belangrijkste steden van h e t land gepaard gaat m et een blijvende vorm van gew eld op h et platteland. N a een perio­

de van relatieve stabiliteit in 2005, zijn spanningen opnieuw opgelopen en w erden verschillende m ilitaire confrontaties genoteerd. In som m ige rurale gebieden lijkt de toestand vandaag zelfs slechter dan tijdens de oorlog, vlak na de ondertekening van het L usaka vredesverdrag (1999). D e C ongolese transitie lijkt een nieuw e logica van gew eld te hebben geïntroduceerd, die erop gericht w as een deelnam e a f te dw ingen in de centrale beslissingscentra. H et gevolg van dergelijke om stan­

digheden is het ontstaan van een ‘noch oorlog noch v red e’ situatie, die nauw elijks perspectieven biedt op econom ische ontw ikkeling, gew eld als strategie co n so li­

deert en die oude breuklijnen en conflictoorzaken onopgelost laat. H et is een

(26)

— 288 —

g edroom d scenario vo o r de verdere consolidatie van het p atrim onialistische regim e, m aar een n achtm errie voor de lokale bevolking en de internationale horde van vredesw erkers, die zich m om enteel staan te verdringen in C ongo.

Oost-Congo, grootste knelpunt voor vrede?

Vooral de situatie in O ost-C ongo b lijft de doorn in het oog. D it deel van het land w ordt nog steeds g ekenm erkt do o r verregaande p o litico-m ilitaire frag m en ­ tering, sociale p olarisatie en een voortdurende context van gew eld. In Ituri zetten lokale m ilities het vredesproces o nder voortdurende druk. O orzaak van de vor­

m ing van deze m ilities is een oud d ispuut om toegang tot land, d at zich h eeft ver­

taald in een conflict tussen de H em a- en L endugem eenschappen. H oew el sinds de inm enging van O eganda dit d ispuut is geëvolueerd n aa r een strijd o m p o litie­

ke m acht en controle over lokale goudm ijnen, b le e f de burgerbevolking h et voor­

naam ste doelw it. Toen in 2003 een hevige strijd lo sb rak om de controle over B unia, w erd o.l.v. F rankrijk een m ilitaire o p eratie opgezet die de stad vrij m oest m aken van de aanw ezigheid van gew apende groepen. N a deze korte m ilitaire interventie, die tijdelijk het tij k o n d oen keren, w erden V N -blauw helm en in g e­

schakeld om de strijdende partijen te ontw apenen. H et is pas n a de m oord op een aantal blauw helm en in 2005 dat verhoogde dru k op deze lokale m ilities oo k w erd o m gezet in een m ilitaire strategie. H oew el een groot aantal m ilitieleden h ierop de w apens neerlegde, hebben de restanten van verschillende groepen zich verenigd to t een nieuw e rebellengroep en b lijft de hum anitaire situatie op h et platteland zorgw ekkend. Volgens verschillende w aarnem ers zouden zelfs de w apenleverin- gen vanuit O eganda blijven doorgaan. D e recen te ja c h t op leden van deze m ili­

ties h eeft geleid tot een m assale volksverhuizing: m eer dan tienduizend m ensen m oesten op de vlu ch t als gevolg van een gezam enlijke o peratie van de V N -troe- pen en h et C ongolese leger tegen de overblijvende leden van het F N I (Front Nationaliste et Intégriste) en leden van h et M R C (M ouvement Révolutionaire Congolais), een m ilitie die nog steeds leden rek ru teert binnen de lokale bevol­

king [6], E en groot succes w erd deze strategie niet. H et C ongolese leger zag zich in ju li 2006 zelfs verplicht om onderhandelingen aan te knopen m et de leider van het F N I om dat h et nauw elijks greep kreeg op de situatie. B elangrijke posten b in ­ nen h et nationale leger w erden aangeboden in ruil voor d em obilisatie, m aar begin 2007 m oet w orden vastgesteld dat, ondanks het akkoord van de m ilitieleiders, het d em obilisatieproces verre van g erealiseerd was.

E en gelijkaardige situatie geldt oo k in grote delen van N oord- en Zuid-K ivu.

H ier zijn de b elangrijkste redenen van het gew eld een rebellie van m ilitairen o.l.v.

L aurent N k u n d a en de aanw ezigheid van de restanten van de Interaham w e, een R w andese H utum ilitie die m ee de genocide uitvoerde in R w anda en zich sinds 1994 schuilhoudt in O ost-C ongo. D eze R w andese rebellen hebben zich sindsdien gehergroepeerd tot de Forces Démocratiques po u r la Libération du Rwanda

(27)

— 289 —

(FD LR ). M ede om w ille van hun bondgenootschap m et de C ongolese M ayi- M ayim ilities konden de F D L R tijdens de oorlog rekenen op m ilitaire steun van­

uit K inshasa. S inds de start van het transitieproces zijn de F D L R m eer en m eer geïsoleerd geraakt. D oor toedoen van de San E gidiogem eenschap ondertekende de F D L R -leiding in 2005 een verklaring d at ze haar strijd w ilde staken en bereid w as tot een totale d em obilisatie en repatriëring naar R w anda. M aar de im pact van deze verklaring op het gedrag van de m ilitieleden in C ongo ze lf b le e f bep erk t en h eeft zelfs to t interne tegenstellingen geleid. Terw ijl een kleine groep FD L R -strij- ders is teruggekeerd n aar R w anda, voeren andere F D L R -groepen in grote delen van N oord- en Z uid-K ivu nog steeds gew apende acties uit. H un aanw ezigheid vorm t tegelijk een blijvende doch beperkte bedreiging voor het R w andese regim e en een ideaal excuus voor een m ogelijke R w andese m ilitaire inm enging in O ost- C ongo. H et C ongolese leger krijgt am per greep op deze gew apende groep en onderhoudt in som m ige reg io ’s zelfs goede banden m et deze m ilitie.

D e situatie in N oord-K ivu w ordt verder gedestabiliseerd do o r de w eigering van een deel van de oude R C D -rebellenbew eging om zich te integreren in het C ongolese leger. L eider van deze bew eging is L aurent N kunda, een ex-R C D - com m andant die behoort tot de B anyarw andagem eenschap en die m ee v erant­

w oordelijk w as voor de aanval op B ukavu in ju n i 2004. S indsdien heeft hij zich teruggetrokken in het binnenland van N oord-K ivu. N kunda kan rekenen op grote steun van B anyarw andam ilitairen en politici o m dat hij uitdrukking geeft aan de vrees voor m arginalisering van deze gem eenschap. N k u n d a’s rebellie staat een integratie van gew apende groepen in h et n ieuw e C ongolese leger in de w eg en geeft aanleiding to t regelm atige m ilitaire confrontaties m et eenheden van dit C ongolese leger. D e m ilitaire versplintering van deze provincie w ordt verder in d e h an d g e w e rk t d o o r h e t b e sta a n van v e rsc h ille n d e au to n o m e M ay i- M ayigroepen die zich verzetten tegen het vredesproces en hun positie legitim e­

ren m et h et argum ent dat ze de lokale gem eenschappen m oeten b escherm en tegen N k u n d a’s m ilitaire m acht. In w erkelijkheid is de controle over lokale m ijnen de voornaam ste drijfveer voor hun bestaan gew orden.

E en laatste bron van d estabilisatie is de situatie in N oord- en C entraal- K atanga, w aar plaatselijke M ayi-M ayigroepen slaags zijn geraakt m et het C ongolese leger. D eze M ayi-M ayim ilities w erden tijdens de oorlog opgericht do o r P resident L aurent K abila om strijd te leveren tegen de do o r R w anda gesteunde R C D -rebellenbew eging. N a de start van de transitie w ou Joseph K abila deze M ayi-M ayim ilities ontm antelen en haar strijders ofw el integreren in het n ieuw e nationale leger, ofw el dem obiliseren. V erschillende leden van de K atangese politieke elite hebben g etracht d it plan te dw arsbom en. Z e hebben hierd o o r bijgedragen tot de vorm ing van een zeer explosieve situatie en een ver­

dere fragm entering van h et lokale m ilitaire landschap. In w at o ndertussen de

‘drieh o ek des d o o d s’ w ordt genoem d (de regio tussen Pw eto, M anono en M itw aba) bleven verschillende M ayi-M ayigroepen strijd leveren tegen het C ongolese leger, dat eind 2005 een nieuw o ffen sief tegen deze m ilities startte.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In reality one has to take all the models into account, but the high MS contrast between soils and parent loess, which is observed in Asia and also in Central and Eastern Europe,

Al te vaak wordt het ontwikkelings- samenwerkingsbeleid beheerst door personen die alleen oog hebben voor economische doelstellingen en zich niet bewust lijken te

e. De toekenning van de Prijs voor Tropische Geografie brengt geen enkele verplichting mee voor de Academie t.o.v. De Koninklijke Academie voor Overzeese

Zijn bovendien aanwezig: de HH. Baetens Beardsmore, Mevr. Bruyninx, de HH. de Villers, Mevr. Grégoire, de HH. Reyntjens en Mevr. Verhasselt, werkende leden; de HH. Van

zeten door de Heer Christian Sturtewagen, Voorzitter van de Academie en Directeur van de Klasse voor M orele en Politieke Wetenschappen, omringd door de Heer Eric

Bien plus, fait non relevé par le père V e r b e e k , une certaine cohabitation au début du collège entre les écoles salésiennes pour Africains et Européens, avait

d’hui a donné des ailes à des théories dangereuses, étançonnées par d'illusoires statistiques, formules et modèles mathématiques, dont se servent alors

Dans la République du Tchad, tout comme dans bien d ’autres pays de l’Afrique Centrale, le poisson frais constitue un aliment précieux par sa teneur élevée