• No results found

Collectieve verticale prijsbinding, Beslissing op ontheffingsverzoek: 12 december 1997 · Markt & Mededinging · Open Access Advocate

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Collectieve verticale prijsbinding, Beslissing op ontheffingsverzoek: 12 december 1997 · Markt & Mededinging · Open Access Advocate"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1998 / nr 1

31 MM A n n o t a t i e s

Aandachtsgebied: Collectieve verticale prijsbinding, Beslissing op ontheffingsverzoek

Instantie: De minister van Economische Zaken, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Rechtspartij: De Vereniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland (‘VMN’)

Uitspraak: 12 december 1997 Bron: Staatscourant 1997, nr. 250/33

Verzoek tot ontheffing

Bij brief van 11 september 1990 heeft de VMN een verzoek ingediend tot ontheffing van het verbod van verti- cale prijsbinding zoals neergelegd in artikel 9e, lid 1, onder a Wem ten behoeve van verticale prijsbinding inzake muziekuitgaven (bladmuziek en muziekliteratuur). Leden van de VMN zijn uitgevers, grossiers en detaillisten. De desbetreffende bepalingen zijn neergelegd in het Regle- ment Handelsverkeer van muziekuitgaven (het ‘Regle- ment’). Het Reglement bevat de volgende elementen:

- De uitgever respectievelijk een alleenvertegenwoordiger in Nederland van een (al dan niet buitenlandse) uitgever die lid is van de VMN stelt voor elk van de uitgaven een particuliere verkoopprijs vast die zal gelden bij de ver- koop van die muziekuitgave aan de consument;

- voor buitenlandse uitgaven die niet via een alleenverte- genwoordiger in Nederland worden verspreid, geldt als particuliere verkoopprijs die van het land van oorsprong (omgerekend tegen door de VMN vastgestelde omreken- koers);

- leden van de VMN mogen aan particulieren geen kor- ting verlenen op de particuliere verkoopprijs. Wel mag met korting geleverd worden aan andere VMN-leden en aan boekhandelaren die zijn erkend door de Koninklijke Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boek- handels, aan muziekbibliotheken en aan onderwijsin- stellingen waarvan wordt aangenomen dat zij de uitga- ven niet verhandelen;

- door algemene leveringsvoorwaarden in te stellen, kan erop worden toegezien dat iedere schakel in het han- delsverkeer de vastgestelde particuliere prijs handhaaft;

- VMN-leden mogen geen muziekuitgaven betrekken in Nederland van anderen dan leden. Zij mogen geen muziekuitgaven van Nederlandse uitgevers en alleen- vertegenwoordigers betrekken uit het buitenland.

Beslissing op ontheffingsverzoek

Op 15 juli 1993 hebben de toenmalige bewindslieden naar aanleiding van het ontheffingsverzoek van VMN aan de Commissie economische mededinging (‘Cem’) advies gevraagd. Deze heeft op 10 december 1993 haar advies uit- gebracht. De minister van Economische Zaken volgt in de onderhavige beslissing van 12 december 1997 het advies van de Cem. In 1985 is door de toenmalige bewindslieden een toezegging aan de Tweede Kamer gedaan om de boe- kenbranche een ontheffing te verlenen voor een periode

van 15 jaren. Op 10 maart 1997 heeft de minister van Eco- nomische Zaken in overeenstemming met die toezegging een ontheffing vastgesteld voor de vaste boekenprijs. In de onderhavige zaak acht de minister van Economische Zaken het – gezien de overeenkomsten tussen boeken en muziekuitgaven – wenselijk om de toezeggingen die gedaan zijn voor collectieve verticale prijsbinding inzake boeken, ook te doen gelden voor de VMN. De VMN ver- krijgt derhalve voor een periode van 15 jaren, gerekend vanaf het jaar 1990 (het jaar waarop het ontheffingsver- zoek is ingediend) een ontheffing voor de collectieve ver- ticale prijsafspraak. Wel maakt de minister bezwaar tegen het importverbod. De toezegging van VMN dat het import- verbod niet zal gelden voor de lidstaten van de Europese gemeenschap acht de minister niet voldoende. De minister is van mening dat het algemeen belang niet alleen voor wat betreft de lidstaten maar voor alle landen de opheffing van het importverbod vereist. De minister verklaart de des- betreffende bepaling van het Reglement derhalve in strijd met het algemeen belang. Naar zijn mening kan VMN door middel van minder vergaande manieren voorkomen dat via een u-bocht via het buitenland de collectieve verticale prijsbinding wordt omzeild.

De minister stelt een evaluatie in het jaar 2000 in het vooruitzicht, die betrekking zal hebben op de effectiviteit en efficiëntie van het instrument van een vaste particuliere verkoopprijs voor muziekuitgaven.

Commentaar

Ruim zeven jaar na indiening van het ontheffingsver- zoek en ruim twee weken voor de intrekking van de Wem heeft de minister krachtens artikel 9g van de Wem een ont- heffing vastgesteld voor de collectieve verticale prijsbin- ding in de Nederlandse muziekuitgaven-sector. Hij geeft de ontheffing naar aanleiding van een cultuurpolitieke toezeg- ging die in 1985 door de toenmalige bewindslieden is gedaan voor een andere sector, de boekenbranche. De ont- heffing wordt dus niet op mededingingsrechtelijke gronden gegeven. Een inhoudelijke beoordeling is dan ook niet aan de orde gekomen. Na 1 januari 1998 zullen dergelijke ont- heffingsbeslissingen op grond van artikel 17 Mw niet meer kunnen voorkomen. De directeur-generaal van de NMa dient immers elk ontheffingsverzoek te toetsen aan de crite- ria die in laatstgenoemde bepaling zijn genoemd. Zou de minister niet voor het einde van het jaar zijn beslissing heb- ben vastgesteld, dan zou overigens het onderhavige ont- heffingsverzoek krachtens artikel 101 Mw aan de criteria van artikel 17 Mw zijn getoetst en had de politieke toezeg- ging mijns inziens geen doorslaggevende rol meer mogen en kunnen spelen. De onderhavige ontheffing blijft inge- volge artikel 102 Mw ook na 1 januari 1998, dat wil zeggen onder het regime van de nieuwe Mededingingswet geldig.1

1 Zie voor overgangsperikelen het artikel van Lugard en Pijnacker

Hordijk elders in deze aflevering van Markt en Mededinging.

Dit artikel uit Markt & Mededinging is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

(2)

1998 / nr 1

32 MM A n n o t a t i e s

De ontheffing omvat niet expliciet de exclusief ver- keersregeling, hoewel deze regeling de mededinging wel beperkt. Krachtens de exclusief verkeersregeling is het de VMN-leden verboden om muziekuitgaven te betrekken in Nederland van anderen dan leden. Is deze exclusief ver- keersregeling nu ook gedekt door de ontheffingsbeslissing en is zij dan krachtens artikel 102 Mw thans niet onder- worpen aan de Mw? Indien de exclusief verkeersregeling als een bijkomende beperking moet worden beschouwd die strikt noodzakelijk is ter handhaving van het stelsel van de collectieve verticale prijsbinding, zal zij wellicht geacht kunnen worden te zijn ’meegenomen’ met de ontheffings- beslissing. In het andere geval is de exclusief verkeersrege- ling hoogstwaarschijnlijk een mededingingsbeperking in de zin van artikel 6 Mw, maar is vooralsnog de overgangs- regeling van artikel 100 Mw op haar van toepassing.2Of de exclusief verkeersregeling strikt noodzakelijk is, volgt niet uit de onderhavige beslissing, omdat deze – zoals gezegd – geen inhoudelijke toetsing bevat.

Zoals elke ontheffing onder de Wem is ook de onder- havige ontheffing van de verticale prijsbinding gegeven onder de voorwaarde dat zij vervalt indien en voorzover de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan wel een

rechterlijke instantie de regeling in strijd acht met het EG- verdrag. Niet uit te sluiten valt dat dit laatste het geval is.

Immers, collectief exclusief verkeer is consequent als in strijd met artikel 85, lid 1 EG-Verdrag beschouwd, ook wanneer zich dat binnen de grenzen van een lidstaat afspeelde.3Hetzelfde geldt voor collectief verticale prijs- binding. De nietigheidssanctie van artikel 85, lid 1 treedt van rechtswege in, en is dus niet afhankelijk van een beslissing van de Commissie van de Europese Gemeen- schappen of een rechterlijke instantie.

Mr. M.M. Slotboom

2 Collectief exclusief verkeer werd niet verboden door de Wem en het Besluit Horizontale Prijsbin- ding (zie Mok, Kartelrecht, 1995, pag. 206) en voldoet dus aan de

voorwaarde van artikel 100 Mw.

3 Zie Mok, Kartelrecht, pag. 145.

Dit artikel uit Markt & Mededinging is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De richtsnoeren zijn van aanzienlijk praktisch belang voor de uitleg van de bepalingen van de verordening, alsmede voor de beoordeling van verticale beperkingen die niet

Dit artikel uit Markt & Mededinging is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker.. C-144/81, Keurkoop BV v Nancy Kean Gifts BV, 14 september1982)

29 Richtsnoeren Clementietoezegging, Stcrt. Overigens kan druk van een andere onderneming wel tot boetematiging leiden. Arrest grafietelektroden, punten 322 en 344.

Verreweg de meeste besluiten zijn concentratiezaken; de boetebesluiten moeten in ieder geval in hoger beroep met een volledige herkansing worden beslist, zodat niet valt in te zien

Ofschoon zowel de conceptmededeling terzake van nevenrestricties in het concentratietoezicht als de bekend- making uit 1993 als uitgangspunt hanteren dat niet-con- currentiebedingen

Immers, deel VI van de richtlijnen beoogt inzicht te geven in het beleid van de Commissie ten aan- zien van overeenkomsten die niet onder de groepsvrijstel- ling vallen en

In dezelfde onjuiste lijn ligt de (overbodige) beoorde- ling van de ‘most favoured service provider’-clausule in het licht van artikel 17 Mw: Volgens de NMa kan van een verbetering

Daarbij plaatste het Col- lege de kanttekening ‘dat de nationale mededingingsautori- teiten – zo blijkt uit de rechtspraak van het Hof – geen beslissingen mogen nemen die afbreuk