• No results found

Peter van Straaten. Acht gastconservatoren maakten hun eigen selectie uit tekeningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Peter van Straaten. Acht gastconservatoren maakten hun eigen selectie uit tekeningen"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Peter van Straaten

Acht gastconservatoren

maakten hun eigen selectie

uit 25.000 tekeningen

(2)

boe k nu t icke ts onli ne!

het sche epvaart national m

aritime museum

01.10.21 27.03.22

& Zoon

& Son

Willem v an de Ve lde

(3)

8 december tot en met 13 maart

In 2020 werd het Allard Pierson verrijkt met de collectie Peter van Straaten, circa 25.000 tekeningen, stripstroken en strippagina’s, brieven en manuscripten. In deze speciale bijlage, een samenwerking tussen De Groene Amsterdammer en het Allard Pierson, gaan we in op de tentoonstelling die nu aan die collectie is gewijd. Voor Misschien valt er wat te lachen maakten acht gastconservatoren uit verschillende vakgebieden een eigen selectie uit de tekeningen.

Beeldend kunstenaar Els Timmerman, die 23 jaar met Peter van Straaten samen was, is een van hen. In een interview vertelt ze over de ‘laatjes’ in het hoofd van Van Straaten waar zijn gedachten en ideeën in gingen. ‘En als hij een wit vel papier zag, kwam dat opgeslagen materiaal er als vanzelf uit.’

Hoogleraar klinische psychologie Willem van der Does maakt in zijn colleges veelvuldig gebruik van het werk van Van Straaten. Maaike Meijer, emeritus hoogleraar genderstudies en literatuurwetenschappen, ziet hoe de mannen bij Van Straaten blind zijn voor hun eigen hufterigheid en met hoeveel meer mededogen hij keek naar vrouwen.

Zoals conservator Jos van Waterschoot opmerkt is de enorme collectie van Peter van Straaten voer voor psychologen, sociologen en onderzoekers op tal van andere gebieden, ook voor generaties na ons.

En iets te lachen valt er zeker.

Roos van der Lint

Peter van Straaten in het Allard Pierson

Inhoud

4 Peter van Straaten en Els Timmerman Joke de Wolf

8 Vader & Zoon Jan Postma

10 Het mannelijk falen Maaike Meijer

13 Een overvolle ladenkast Jos van Waterschoot 14 Getekende stoornissen

Karlijn Saris

16 Een tekenaar met grote voorbeelden

Koen Kleijn

18 De politiek getekend Marcel ten Hooven

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

De Groene Amsterdammer groene.nl

Deze bijlage kwam tot stand in samenwerking met het Allard Pierson allardpierson.nl

Hoofdredactie Xandra Schutte, Joost de Vries (adjunct)

Redactie Roos van der Lint, Evert de Vos Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp), Koen Slothouber

Beeldredactie Simone Berghuys, Rolf Rosing

Eindredactie Damy Baumhöer, Basje Boer, Rob van Erkelens, Nienke Gaastra

Medewerkers Marcel ten Hooven, Koen Kleijn, Roos van der Lint, Maaike Meijer, Jan Postma, Karlijn Saris, Joke de Wolf

Acquisitie Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar, Antoinette Vrisekoop

Allard Pierson Inge Scheijde (communicatie), Jos van Waterschoot (conservator), Melissa Bos (trainee), Stephan van der Linden (fotografie) Omslag Peter van Straaten

De verwerving en de ontsluiting van de nalatenschap van Peter van Straaten zijn mogelijk gemaakt door gedeeltelijke schenking van de erven, de Vereniging Rembrandt, het Mondriaan Fonds, de Vrienden van het Allard Pierson, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Amsterdams Universiteitsfonds. De tentoonstelling is mede mogelijk gemaakt dankzij het Amsterdams Fonds voor de Kunst.

Openingstijden museum: dinsdag t/m zondag 10.00-17.00 uur Komende tentoonstellingen:

Dierenmummies doorgelicht (11 december 2021 tot en met 9 januari 2022) Irma Boom – Book manifest (21 januari tot en met 8 mei 2022)

Zeur niet! De musicals van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink (11 februari tot en met 10 juli 2022)

(4)

Els Timmerman en Peter van Straaten kenden elkaar al zeventien jaar oppervlakkig. Hij was getrouwd, zij had soms een geliefde. Ze kwa- men elkaar op een avond tegen in sociëteit De Kring, en Peter vertelde dat hij drie jaar geschei- den was. Ze wilde net naar huis gaan. ‘Blijf nog even’, zei hij. Ze zouden 23 jaar samen blijven, totdat Van Straaten in 2016 overleed. ‘We had- den een heel tuttig met-elkaar-leventje’, vertelt Timmerman in haar atelier in Amsterdam. ‘Hij was mijn beste vriendin, mijn beste minnaar en mijn beste maatje.’

Het atelier is een grote, lichte ruimte in het Oostelijk Havengebied. Een schilderij staat op een ezel, andere schilderijen staan met hun beeldkant tegen de muur. Abfahrt heet de serie waaraan ze werkt. Ze draagt een schildersjas vol verfvlekken, die heeft ze al sinds haar achttien- de. Daaronder draagt ze een net hoog sluitend jak en ze heeft halflang bruin haar. Ze vertelt energiek, soms ook fel. Ze kiest haar woorden nauwkeurig. De serie schilderijen gaat over het afscheid van haar geliefde, maar vertrek vindt ze zo’n naar woord. Zo hakkerig, en een vertrek is ook een ruimte. Vandaar het Duitse woord, dat glijdt.

Ze zagen elkaar voor het eerst aan het eind van de jaren zeventig. Timmerman woonde samen met Ischa Meijer, met hem had ze vier jaar een relatie. ‘Ik kende Peter al wel van veraf, hij was een bekende Nederlander. Hij zou even bij Ischa langskomen om het interview na te lezen dat Ischa met hem had gehouden. Het was een uur of vier ’s middags. We zaten te praten, het was gezellig, en Ischa vroeg aan Peter: “Wil je een glaasje wijn?” “Ik zou heel graag willen”, zei Peter,

“maar ik moet nog illustraties maken voor Het Parool. En die moeten ook nog naar de krant.”

Achter me stond mijn werktafel. Peter zei: “Ik zie daar een potje Oost-Indische inkt, en je hebt vast wel een velletje papier.”’

Timmerman staat op en leunt nonchalant tegen de tafel waarop de koffie staat. ‘En toen stond hij daar met papier, pen en inkt, zó aan de hoek van de eettafel. En dan hoorde je kgg...kggg, hij pakte een nieuw velletje, weer kgg... kgg, en zo maakte hij in tien minuten vijf tekeningen.

Ischa en ik wisten niet wat we zagen. Hè? Dat dit bestaat!’ Ischa belde een taxichauffeur die zijn eigen kopij altijd naar de krant bracht om de tekeningen weg te brengen. Timmerman: ‘En toen is hij héél lang gebleven. We konden alle- maal goed drinken.’

Els Timmerman werd in 1946 in Amsterdam geboren, op haar derde verhuisde de familie naar Bussum. Ze was altijd aan het tekenen en schrijven. Op haar zesde won ze een prijs bij een wedstrijd voor het schrijven van een kinder- toneelstuk van dagblad De Tijd. ‘Als kind dacht ik al: dit wil ik m’n hele leven doen. Ik wist alleen nog niet dat dat kon.’ Haar vader, ‘een akelige man’, had een groothandel in eierproducten.

Een beklemmend ondernemersgezin, ‘meer dan twaalf boeken hadden we niet in huis’. Tim- merman deed stiekem toelatingsexamen voor de

‘Hij was een zondagskind’

Els Timmerman en Peter van Straaten waren 23 jaar samen. Ze mist hem nog iedere dag. ‘Volgens

mij had hij allemaal laatjes in zijn hoofd, waar zijn gedachten en ideeën in gingen.’

Joke de Wolf

Peter van Straaten en Els Timmerman

Koos Breukel

Els Timmerman en Peter van Straaten, 2010

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

(5)

Kunstnijverheidsschool, zoals de Rietveld Aca- demie toen nog heette. ‘Mijn ouders vonden het helemaal niets. Ik kon volgens hen net zo goed meteen hoer worden.’

Ze werd aangenomen en begon de avond- opleiding, zodat ze overdag geld kon verdienen.

Ze nam een baantje in een archief, want hoewel haar ouders bepaald niet armlastig waren, wei- gerden ze haar studie te betalen. Het tweede jaar startte ze de dagopleiding, maar om dan ook nog

’s nachts te werken bleek onmogelijk. ‘Dus toen ben ik met m’n studie gestopt, nam baantjes en schilderde, ik had zo om de twee jaar een expo- sitie.’ Later doceerde ze twintig jaar op de Riet- veld Academie, en zes jaar aan de academie in Den Bosch.

Soms schreef ze ook, voor Haagse Post bij- voorbeeld. ‘De vaste kunstredacteuren waren weg. Ze gaven me de kans om Joseph Beuys te interviewen, samen met Jan Brokken. De redac- tie vond Beuys een charlatan, maar ik vond hem wel interessant. Er werd nog goed betaald in die tijd, ik zat me eerst twee weken in te lezen in de bibliotheek van het Stedelijk. En toen kwamen we bij Beuys, in Düsseldorf. Ik stelde de vragen, ik had me voorbereid. Maar Beuys richtte zijn antwoord tot Jan. Alsof ik de assistent was die de vragen stelde. Toen dacht ik wel: wat ben jij eigenlijk een lul.

Het grote verschil met de huidige tijd was: je kon in de jaren tachtig altijd wel geld verdienen.

En dan zat je met allemaal andere kleine zelf- standigen bij de ptt te werken. Daarmee zat je dan in het ziekenfonds. Ik heb trouwens nooit meegedaan aan die hippietijd. Daar hoorde ik niet bij, vond ik. Maar ik ging wel naar Café de Pool, daar zaten veel kunstenaars. Je wist dat je er niet alleen binnen zou stappen, er was altijd wel een bekende.’

Peter van Straaten (1935) groeide op in Arnhem, Zijn vader was architect. Alle vijf de zoons wer- den met tekenen opgevoed. Peter was de jong- ste. Timmerman: ‘Hij is als kind wel verwend, al zijn broers waren dol op hem. Het was een familie die wandelde en vogels spotte. Toen hij naar de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam ging, vond zijn moeder dat vreselijk, in Arnhem was toch ook een academie? Maar Peter wilde natuurlijk naar Amsterdam: hier waren meis- jes, hier was seks en drank. Zijn liefde voor de natuur is toen wel wat afgenomen.’

Op de Kunstnijverheidsschool was zijn schil- deren niet zijn grootste kracht, tekenen ging hem beter af. Timmerman: ‘Dan zeiden docenten:

wat zit je nou toch weer te tekenen. Abstrahéér dan in godsnaam! Lex Metz, een van zijn docen- ten van wie ik ook nog les heb gehad, zag dat hij steeds in de kantlijn van zijn opdrachten krab- beltjes maakte. Metz zei: hou maar op met die opdrachten, ga tekenen, daar ligt je kracht. Ga bij een krant werken.’

En dat lukte hem meteen, drie weken na zijn afstuderen tekende hij voor een krant. Tim- merman: ‘Peter was een aimabele, rustige man, maar ook heel ambitieus. Simon Carmiggelt

stopte met zijn column in Het Parool. Peter zei:

“Simon, ik wil graag je column overnemen”, en Simon antwoordde: “Doe maar jongen.” Die directheid verwachtte je niet van hem. Hij zat stil bij een gezelschap en genoot daarvan.

Maar hij wist heel goed wanneer hij zich wél even moest laten horen. Pas later, toen Peter zo oud was als Simon toen, schaamde Peter zich

met terugwerkende kracht voor zijn jeugdige overmoed.’

Aantekeningen maakte Van Straaten niet, en foto’s of schetsen had hij ook niet nodig. In 1976 verscheen het boek Uit mijn hoofd, waarin Van Straaten de plekken van zijn jeugd in Arnhem en zijn studententijd in Amsterdam had gete- kend. De weg naar school, de voordeur van de tandarts, rotjongens, zijn studentenkamers en natuurlijk de cafés. Timmerman: ‘Hij kon wel dingen natekenen, maar hij werkte veel beter vanuit zijn fotografisch geheugen. Vroeger, bij modeltekenles op de academie, keek hij kort en intens naar het model, liep weg en tekende het even later, als dat model al lang in een andere stand stond, uit z’n hoofd. Het rare was: als hij direct naar de waarneming werkte, werd zijn

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

‘In Amsterdam waren

meisjes, seks en drank. Zijn

liefde voor de natuur is

toen wel wat afgenomen’

(6)

tekening heel houterig. Volgens mij had hij alle- maal laatjes in zijn hoofd, waar zijn gedachten en ideeën in gingen. En als hij een wit vel papier zag, kwam dat opgeslagen materiaal er als van- zelf uit. Hij was een zondagskind.’

Het tekenen van Dagelijks Leven, de dage- lijkse tekening voor Het Parool, ging volgens een vast ritueel. Timmerman: ‘Hij begon ’s ochtends met de kruiswoordpuzzel van de Volkskrant. Dan bracht ik koffie voordat ik naar m’n atelier ging.

Hij werkte thuis, er stond vaak een pan bouil- lon te trekken, hij was een goede kok, een sau- zenman. “Heb je al een idee?” vroeg ik dan. En dan begon hij links in de hoek te tekenen, en dan rechts in de hoek, en dan zei hij: “Ach, ik heb wel zin in een tekening over iets uit de buurt.” En dan ging hij tekenen. Vervolgens kwam de tekst.

Soms ook andersom. Maar hij had van tevoren

geen bepaald beeld in zijn hoofd.’ Timmerman lijkt zich er nog steeds over te verbazen: ‘Ik heb natuurlijk heel veel mensen zien tekenen tijdens het lesgeven, dit heb ik nooit bij iemand anders gezien. Dat je gaat zitten en dat het definitieve beeld er meteen is.’

Natuurlijk moesten die laatjes wel zo af en toe worden opgefrist. ‘Dan had hij zo’n bol beeld- scherm getekend en dan zei ik: “Schat, volgens

mij zien die computers er tegenwoordig heel anders uit.” Toen vroeg hij aan iemand of hij een dag mee mocht lopen in een kantoor. En dan was het weer goed.’ Voorzover dat kon werkte hij zes weken vooruit. ‘Half november was hij dus al met Kerst bezig. Dat vond hij prettig. Hij had een slechte gezondheid, hij heeft twee keer een aneurysma-operatie gehad, maar dat merk- te niemand. Hij had immers een grote voor- raad liggen.’

De wekelijkse politieke prent voor Vrij Neder- land moest actueel zijn. Die leverde hij maan- dagochtend in, en woensdag, als het blad ver- scheen, moest die niet verouderd zijn. ‘Die tekening maakte hij op zondag, na Buiten- hof. Dan lagen er soms wel twintig voorstudies op de grond.’ Zelf vond Van Straaten dat hij slecht was in portretten. Voor sommige politi- ci gebruikte hij foto’s, totdat hij een politicus ‘in zijn klauwen’ had. Timmerman: ‘Lubbers, Van Agt, die had hij zich meteen toegeëigend. Rutte vond hij lastig.’

In Nederland is er geen traditie in het koes- teren van illustratoren en cartoonisten. Zonder Timmermans kunstenaarschap had hij waar- schijnlijk nóg later een tentoonstelling gekre- gen. Ze had zelf een expositie bij galerie Serieu- ze Zaken van Rob Malasch. ‘Toen zei Rob dat hij het zo jammer vond dat Peter nog nooit een expo- sitie had gehad. Ja, dat vond ik ook. Of hij ervoor zou voelen? Dat werd, begin jaren negentig, zijn eerste tentoonstelling.’

De laatjes in het hoofd van Van Straaten waren soms ook tastbaar als plastic tassen waar- in hij zijn tekeningen bewaarde. ‘Toen we net bij elkaar woonden had hij zijn hele archief in die tasjes. Hij wist precies waar alles was, maar een deel lag ook nog bij zijn ex, en handig was dat niet. Toen hebben we een grote ladenkast gekocht bij een apotheek die ermee ophield. Ik had net dat jaar een sabbatical genomen, maar ik vond het wel fijn om naast het schilderen iets praktisch te doen. Dus ik heb dat archief opgezet.’

Van Straaten zag zijn dagelijkse tekeningen niet als kunst. Dat was anders bij de erotische tekeningen, waar hij ook langer aan werkte. ‘Die maakte hij voor zijn plezier, de rest was werk. En ook die ontstonden natuurlijk vanuit zijn fan- tasie.’ Tot de intrede van de fax en later inter- net moesten de tekeningen ook fysiek naar de redactie. En daar bleven ze dan vaak liggen, tot- dat iemand ze weggooide. ‘We kwamen wel eens drukkers tegen, vooral op begrafenissen, die zei- den dat ze nog een hele stapel van Peters teke- ningen hadden. “Laat het Peter maar niet weten”, zei ik dan.’

Het archief dat Timmerman in de jaren negentig aanlegde, heeft sindsdien gefunctio- neerd. Ze ordende het op thema: kroegleven, binnen/buiten, bedsessies, echtparenleed, dat weer was onderverdeeld in oudere en jonge- re echtparen. Vrijwel geen van de tekeningen is gedateerd, de datum noteerde Van Straaten niet. ‘Peter onthield gewoon alles. Het zijn zo’n

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

‘Lubbers, Van Agt, die had hij zich meteen toegeëigend.

Rutte vond hij lastig’

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(7)

25.000 tekeningen, Peter had de politieke pren- ten en de literaire cartoons al tijdens zijn leven overgebracht naar het Persmuseum. Dus ik vermoed dat hij zo’n vijftigduizend tekeningen heeft gemaakt, zo’n twee à drie per dag haalde hij makkelijk.’

Timmerman staat op, neemt twee trekjes van een sigaret, nadat ze het bezoek heeft gevraagd of dat geen probleem is. De eerste vier jaar na zijn overlijden kon ze nauwelijks schilderen.

‘Het werkleven van Peter ging namelijk gewoon door: drie weken na zijn overlijden lag er een brief van de Belastingdienst: alle tekeningen moesten getaxeerd worden. Peter gebruik- te zijn tekeningen natuurlijk niet als kunst, ze waren bedoeld om in druk te verschijnen.

De originelen zijn alleen interessant voor een heel kleine groep liefhebbers die ook de correc- ties boeiend vinden en de druk op zijn penne- tje in de lijn weten te waarderen. Maar de fan van Peters werk beleeft net zoveel plezier aan de tekening in een boek. Maar ga dat gevecht maar aan.’

Timmerman vertelt dit zodat andere kun- stenaars er hopelijk wat van opsteken: ze had- den best al veel geregeld, maar het archief thuis bleek 1,6 miljoen waard te zijn. ‘Daar moet je dan belasting over betalen. En toen deden ze net of ik twee panden van acht ton had en je er eentje kon verkopen. “U kunt het toch vei- len?” suggereerde de Belastingdienst. Ze snap- pen niet dat dat niet zo werkt, dat als je kunst in één keer op de markt brengt het de waarde ver- liest. Snappen niet hoe de kunstwereld in elkaar zit. Ik ben een heel brave belasting betaler, maar dit was echt vreselijk. Ze begrepen ook niet dat ik het archief niet wilde verkopen,

maar openbaar toegankelijk wilde maken; dat was Peters uitdrukke- lijke wens geweest.’

Timmerman noemt het kunst- haat, die dankzij voormalig staats- secretaris Halbe Zijlstra is aange- wakkerd. ‘We hadden natuurlijk ook allebei geen pensioen, dat snappen ze dan ook weer niet. Die steeds groter wordende afkeer van de kunstsector is zo akelig. Vroeger had je een aparte afdeling voor cul- tuur bij de Belastingdienst, die begreep die specifieke beroeps- groep. Ze zeggen dat je iets bin- nen veertien dagen moet inleve- ren, anders krijg je een boete. En dan doe je dat, samen met een fis- calist, en dan zijn ze drie maan- den onbereikbaar. Ik heb het geluk gehad dat Peter tot cultureel erf- goed is verklaard, dat betekende dat ik de Belastingdienst in werk mocht betalen. Als ik dat niet had kunnen doen, was ik nu failliet geweest.’

Lange tijd niet werken, dat was voor beiden onmogelijk. Ze gingen

graag een paar dagen naar een grote stad, Lon- den of Parijs, tentoonstellingen bekijken – dat mist Timmerman erg. Daarnaast hadden ze tien jaar een huis in Italië. ‘We hadden altijd gezegd dat we geen tweede huis wilden. Maar toen over- leed Lou Lichtveld, beter bekend als schrijver Albert Helman, en die had een mooi, wat bouw- vallig huis in Italië. Zijn nazaten wilden opvol- gers die er niet alleen in de vakantie zaten. We wilden dus eigenlijk niet, maar we gingen toch kijken. Peter had altijd een kromming in zijn rug, en toen we daar rondliepen, zag ik lang- zaam die kromming verdwijnen. Dus hebben we het toch gekocht. We zaten daar vier, vijf maanden per jaar.’

Er werd hard gewerkt. ‘We hadden het gevoel dat we vakantie hielden, maar er kwam meest- al meer uit onze handen dan in Amsterdam, je werd namelijk helemaal niet afgeleid. Dat waren heel gelukkige tijden. We waren veel in de natuur.’ Ze verandert af en toe van de verle- den tijd naar de tegenwoordige tijd. ‘Wij zijn wil- de-orchideeënzoekers. Dat wisten we niet van elkaar. Peter wist alles van vogels en ook wat van planten. Ik had een bloem gevonden. Hij zei: “Dat is een wilde orchidee, die mag je niet plukken.” Toen vond ik er nog een, zo prachtig.

Het werd een obsessie: we kochten er boeken

over, en Peter hield een lijst bij om te onthou- den welke we gezien hadden.

Het zijn zulke mooie bloemetjes, daarvan geloof je ook niet dat ze zo in de vrije natuur kunnen voorkomen. Ze zijn vrij klein, dus niet makkelijk te vinden. Je ontwikkelt een bepaal- de blik: het gaat om grondsamenstellingen, maar je ziet ze op de raarste plekken. Op een roton- de in Frankrijk bijvoorbeeld, volgens mij zag ik een wilde orchidee daar, zeg je dan, en dan moet je kijken of je de weg af kunt. Als je de orchidee dan gevonden hebt, worden we hysterisch. Dan maakten we er een foto van. Of we namen een blaadje en een bloemetje mee, en dan gingen we thuis determineren of we hem al hadden. Ik was het al weer bijna vergeten, maar daar konden we dagen mee zoet zijn. We konden er zo hysterisch gelukkig van worden.

Peter had vaak vooruit gewerkt, dus dan leverde hij voor vertrek een stapel tekeningen af bij de krant, en dan kwamen we in juli weer terug in Nederland en kon hij weer een pakket afleveren. De politieke prent maakte hij natuur- lijk wel een paar dagen van tevoren. Die knip- te hij in tweeën, anders paste het niet onder de fax. En bij Vrij Nederland moesten ze dan plak- ken en knippen om het weer aan elkaar te krij- gen. Als er wat kleur in moest, gaf hij dat door, dan deden ze dat ook. Die hebben Peter toen wel vervloekt.’

Tussen Van Straaten en computers heeft het nooit geboterd. Niet alleen tekenen deed hij altijd met pen en inkt, zelfs schrijven deed hij tot op het laatst op de typemachine, hij had flink wat machinelint gehamsterd. ‘Eén keer pro- beerde hij het. Hij kreeg van de Bijenkorf de

opdracht een novelle schrijven.

Ik had op de computer alles voor hem ingesteld. Hij ging schrijven, toen hij klaar was heeft hij op een verkeerde knop gedrukt en weg was het. Niemand kon het verhaal weer terugkrijgen, hij moest het allemaal opnieuw doen. Sindsdien heeft hij nooit meer op de compu- ter gewerkt. Als hij er een zag, moest hij zo ongeveer braken.’

De coronatijd heeft lang geduurd voor Timmerman. Ze was twee keer gevaccineerd en deed mee aan een bloedonderzoek omdat ze reumapatiënt is. Daar bleek dat ze helemaal geen antistoffen had aan- gemaakt, en dus niet beschermd was. Toen moest ze weer heel voor- zichtig doen. Haar derde vacci- natie is wél aangeslagen, maar ze blijft voorzichtig. De nieuwsberich- ten volgt ze kritisch, ze is blij dat ze haar kleinkinderen nu eindelijk weer kan zien. ‘Hoe de politici nu bezig zijn vind ik vreselijk. Ja, daar had Peter mooie tekeningen van kunnen maken.’

‘Hoe de politici nu bezig zijn is vreselijk. Daar had Peter mooie tekeningen van kunnen maken’

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(8)

Twee mannen van middelbare leeftijd leunen tegen de toog. Zegt die een tegen die ander: ‘En?

Hoe is het met je zoon? Wil-ie nog steeds niet deugen? Haha!’

Hij krijgt geen antwoord. ‘Mijn Ernst-Jan is directiesecretaris bij Schimsheimer & Co!’

Het gezicht van de man die het moet aan horen staat op onweer. ‘Hé! Directiesecretaris! 25 jaar!

Directiesecretaris!’

De man die het allemaal moet aanhoren komt boos het huis in stormen en schreeuwt tegen een slungelige jongen met een baardje en een bril:

‘Schiet eens een beetje op met die revolutie van je!’

Goed, misschien had je erbij moeten zijn. De jaren zeventig, bedoel ik.

Iedereen begrijpt dat het een ondankbare taak is, grapjes navertellen, maar pas echt vervelend wordt het als je ze moet gaan uitpluizen om op de een of andere manier tot een soort kern te komen.

E.B. en Katharine White noteerden ooit droog- jes: ‘Humor can be dissected, as a frog can, but the thing dies in the process and the innards are dis­

couraging to any but the purely scientific mind.’

Maar goed, ik heb me nu even in die onhandige

positie gemanoeuvreerd en ik kom er niet onder- uit. Want Vader & Zoon, de strip die Peter van Straaten tussen 1970 en 1987 zes dagen in de week tekende voor Het Parool, bestaat nu eenmaal uit grapjes. Vier panelen (of heten die dingen bij ons vensters?) tellen op tot één grapje, telkens weer.

Zevenduizend keer in totaal. Aandoenlijk, flauw, seksistisch, melancholisch, actueel. Het zit er alle- maal tussen. Wie door De dikke Vader & Zoon bla- dert, een in 2000 in oblongformaat uitgegeven overzicht van ruim duizend pagina’s, kan zich al gauw gaan verbazen over hoeveel van de grapjes, zoals het hierboven uitgeschreven exemplaar, op de een of andere manier pars pro toto lijken te zijn voor heel Vader & Zoon. Voor het wezen van het stripje. Hoe gemakkelijk Van Straaten tot de kern van zijn eigen creatie kon komen, telkens opnieuw.

Vader & Zoon, de woorden zijn in feite al een synoniem voor het onvermijdelijke conflict tus- sen de generaties. Rechtse vader, linkse zoon.

Maar daarachter: de trots en de ergernis en de afgunst en de vrees die met elkaar wedijveren in de borst van de vader; het onbegrip, de gêne en

de liefde waarmee de zoon naar zijn vader kijkt.

De botsing tussen het ene wereldbeeld, dat is gevormd door alles wat eigenlijk al weer voorbij is, en het andere, dat wordt gekleurd door wat misschien allemaal komen gaat.

De vader: ‘Sta je weer te niksen, lummel? Ga eens wat nuttigs doen, joh!’

De vader: ‘Ik zou wel eens net als die andere vaders TROTS op mijn zoon willen zijn!’

De zoon: ‘Wéés dan trots!’

De zoon: ‘Al die andere vaders zijn het ook zonder enige reden!’

Hij hield wel een beetje van die vader, zei Van Straaten in 1973 al tegen de NRC: ‘Hij is sympa- thiek, rommelt ook soms links in de marge; wil Veronica behouden, de spelling vernieuwen. Hij is geen lid van een politieke partij, stemt vvd, sympathiseert met DS’70.’ Maar als de zoon een uitgesproken mening had was dat vaak die van de tekenaar zelf.

Hij zei ook dat hij niet zeker wist hoelang hij er nog mee door zou gaan. Maar een jaar later verscheen er zelfs een televisiebewerking van de strip. Van Straaten zelf had de scripts geschreven.

Misschien is het een bewijs dat de sympathie van de tekenaar niet alleen bij de jonge linkse zoon lag maar ook bij de vader, dat nota bene de avro er wel brood in zag. De omroep die zichzelf graag een middenpositie toebedeelde sprak ergens van een ‘voortdurende combinatie van links en rechts die in een bizarre optocht over het scherm mar- cheert, of achter het door de zoon beschilderde spandoek of achter het law and order-banier van vader’. De omroep had lang aan hem getrokken, vertelde Van Straaten. Dat hij het uiteindelijk zelf deed was omdat hij ‘ontzettend ijdel was en er een raar soort ambitie op nahield’.

Jan Tromp tekende in De Tijd uit de mond van de tekenaar op dat hij niet ontevreden was over het werk. Hij had er heel wat arbeidsvreug- de aan ontleend. ‘Dialogen schrijven is vreselijk

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Tussen 1970 en 1987 tekende Peter van Straaten zes dagen in de week de strip Vader & Zoon voor Het Parool.

Hij was zelf altijd de vader én de zoon. Jan Postma

De rechtse vader, de linkse zoon

Vader & Zoon

(9)

leuk. Het is heerlijk te bemerken dat je niet hoeft te stoppen bij een pointe maar eindeloos kunt doorgaan. In de krantenstrip moet ik voortdu- rend schrappen, schrappen, schrappen. Totdat alleen het alleressentieelste overblijft. Voor de televisiefilm had ik nu eens de kans eindeloos door te zeuren. Dat is heel fijn.’

De eerste aflevering werd ontvangen. Het Vrije Volk: ‘Van weinig tv-series kun je na het zien van de eerste aflevering al zeggen dat het een goede serie wordt. De nieuwe avro-serie Vader & Zoon, gisterenavond voor het eerst op het scherm, vormt zo’n uitzondering.’ De krant noemt Van Straaten een natuurtalent, dat met zijn eerste ‘tv-produkt’

de belofte van de ‘angstwekkende grote lof’ werd gezongen in voorpublicaties inloste.

Toch was er vanaf het begin gedoe. Het begon eigenlijk al voor de eerste aflevering was uitgezon- den. De omroep had op het laatste moment toch maar de door Van Straaten geschreven titelsong eruit geknipt en vervangen door een stukje uit de Internationale. Frases als ‘Amerikaanse klere- lijers’ en ‘Mao met zijn gele kop en spleetogen’

waren de omroep in het verkeerde keelgat gescho- ten. Niet omdat men vroeg-woke was of zoiets, maar omdat men, zoals het Nieuwsblad van het Noorden schreef, ‘vreesde dat deze tekst te pola- riserend naar links en rechts zou werken’.

Een paar weken later kopte het AD: ‘Laatste deel Vader & Zoon verongelukt’. De volgorde waar- in de afleveringen werden uitgezonden was op het laatste moment gewijzigd, waardoor de zesde afle- vering als derde was uitgezonden en de derde als zesde te zien zou zijn. Maar de nummering was niet aangepast en zodoende wiste iemand die een band nodig had de verkeerde aflevering. Dames­

bezoek, over de Dolle Mina’s en het recht op abor- tus, was voorgoed verloren. ‘We beseffen dat dit argwaan wekt omdat het weer deze serie is en weer de afdeling drama die wordt getroffen. Maar het

is echt een samenloop van omstandigheden’, zei de avro. Van Straaten dacht niet aan kwade opzet maar was er niet rouwig om. ‘Ik ben blij dat het nu afgelopen is. Die hele serie is toch een grote ver- gissing geweest.’ Er werd een aflevering van The Dick Van Dyke Show gevonden om uit te zenden.

Ik heb hier voor me de eerdergenoemde Dikke Vader & Zoon liggen, maar ook een bundeltje uit 1972, het tweede uit de mateloos populaire reeks die gedurende de hele looptijd van Vader

& Zoon jaarlijks zou verschijnen. Er lijkt iets geks aan de hand als je die twee naast elkaar legt. Op de een of andere manier voelen de cartoons die in 2000, precies rond het einde van het einde van de geschiedenis, werden gekozen omdat ze de tand des tijds beter zouden hebben doorstaan, nu gedateerder aan. De dikke Vader & Zoon voelt bij vlagen zo… apolitiek. Het conflict tussen de rechtse vader en de linkse zoon is er nog wel, maar de actualiteit die dat conflict van zuurstof voorzag schittert soms vooral door afwezigheid.

Dan lees je opeens alleen nog maar grapjes over de seksuele moraal van de zoon, die iedere dag een geëngageerd grietje mee naar huis neemt, en over de vader die, groen van jaloezie, die losban- digheid allemaal ten zeerste afkeurt.

In het bij Van Gennep verschenen Vader & Zoon zetten door! (de ondertitel ‘Nieuwe avonturen van het dynamische tweetal, waarin opgenomen een verslag van hun Spaanse reis’ doet onwillekeurig aan Don Quichot en Sancho Panza denken) is de politieke actualiteit van een halve eeuw terug veel sterker aanwezig en lijken op hetzelfde moment de grapjes vaak minder snel glans te hebben verloren.

Luister naar mijn theorie, jongen, zegt de vader. Het moet maar eens afgelopen zijn met die onzin over links en rechts, zegt hij. ‘Want wat is links? Wat is rechts? Vandaag ben ik rechts, morgen ben ik links. Voor de een ben ik rechts, voor de ander links! Onzin allemaal!’ Nou, wat

vind je ervan? vraagt hij.

‘Typisch rechts’, zegt de zoon.

Tegen een interviewer van de NRC zei Van Straaten eens dat de vader van Max Pam een van zijn inspiratiebronnen was geweest. ‘Max vertelde mij vaak over zijn vader. Die had zo’n soort vader die het allemaal niet zo zag zitten. Ik was toen al bezig met mijn strip hoor, maar dat sfeertje sprak mij enorm aan. Met dat geruzie, dat gepraat over die meiden van tegenwoordig, dat nieuwer- wetse gedoe. Ik geloof wel dat de oude Pam aan die figuur heeft bijgedragen. Toch, hoe je ook over die vader denkt, echt rottig is hij eigenlijk nooit.

In wezen lijk ik zowel op die vader als op die zoon.

Jazeker, ook op die oude heer. Vaak denk ik hele gemene rechtse dingen. Dingen waar ik dan wel meteen achter denk, hé, wat denk ik nu toch weer.’

Van Straaten was altijd de vader en de zoon, maar de beslissing om te stoppen was snel geno- men toen hij door kreeg dat die twee meer en meer op elkaar begonnen te lijken. Er was geen generatieconflict meer, geen tegenstelling. ‘Dan krijg je van die dilemma’s: moet ik de zoon een huis laten kraken? Maar ik weet niet wat er in een kraker leeft, dus ik laat de zoon niet kraken.

Dan krijg je: die jongen wordt steeds kleurlozer, die kraakt niet. Hij stemt al niet meer cpn. En psp stemt hij ook niet meer.’ Van Straaten werd te oud voor de zoon. Hij wist gewoon niet meer wat er bij de jeugd leefde en hij wilde het niet weten ook: ‘Als ik de Haagse Post lees, die spelen in op de jeugd en op de yuppies en daar wil ik allemaal niks mee te maken hebben, met die onzin.’

Zegt een vriend tegen de zoon: ‘De angst dat je plotseling rechts geworden bent, hè? Ja dat ken ik. Ik zal je er iets tegen te lezen geven.’

Komt die vriend terug met een dik boekwerk, zegt de zoon: ‘Grote hemel, wat is dat? Das Kapital?’

Zegt die vriend: ‘Welnee, een gebundelde jaar- gang Elseviers!’

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

‘Hoe je ook over

die vader denkt,

echt rottig is hij

eigenlijk nooit’

(10)

Peter van Straaten was tekenaar, cartoonist en schrijver. Hij werd geboren in 1935, bijna een hele generatie vóór mij, maar zijn tekeningen en teksten hebben nog niets van hun zeggings­

kracht verloren. Ze communiceren bovendien zo direct dat er niets tussen werk en lezer lijkt te zitten. Zoek geen dubbele bodems, sla niet aan het interpreteren. Hoeft niet. Je ziet het in één oogopslag. Dat is Van Straatens kracht. Ecce homo. Uitgebluste oudere echtparen. Verveelde jonge echtparen waarvan je de hele toekomst al kunt uittekenen. Weinig vreugdevolle seks. Ver­

slaving aan drank en sigaretten (andere verdo­

vende middelen komen bij Van Straaten niet voor, wat iets zegt over zijn generatie en actie­

radius). Vervlogen illusies. (Twee middelbare heren zitten treurig aan een strand: ‘En jij? Wat wilde jij vroeger later worden?’) Breed uitgeme­

ten mannelijke ego’s, die uitnodigen tot hard lachen omdat je ze herkent, want ja, verdomd, zo gaat het eraan toe op die werkplekken waar man­

nen de baas spelen. Van Straaten wijdde er een boek aan, Hoe was je dag schat? (2009), maar laat het thema overal terugkeren. Voor de expositie in het Allard Pierson mocht ik een keuze maken rond het thema ‘mannelijkheid’. Typerend vond ik de tekening van drie mannen en een vrouw in overleg aan een tafel. Mannen kijken gedrieën strak naar de vrouw, tekst: ‘Iedereen het ermee eens? Of gaan we moeilijk doen?’

Van Straatens oeuvre biedt ook een scala aan seksuele intimidaties: de man die van achteren de borsten van een vrouw beetpakt, zogenaamd aardig: ‘Geeft niks meisje, we maken allemaal wel eens fouten.’ Mannen die tegen een vrouw opklim­

men terwijl zij nog net weet uit te brengen: ‘Dat niet alleen, het zijn ook nog eens ongewássen inti­

miteiten.’ Of: ‘In godsnaam niet op maandag.’ Van Straaten brengt de arrogantie vermomd als geil­

heid vlijmscherp in beeld én drijft de spot met mannelijke grootheidswaan waarin zoveel klein­

heid en incompetentie zit. De ene man tegen de andere: ‘Sinds wij ons niet meer met het manage­

ment bemoeien is de omzet verdubbeld.’ De sekse­

verhoudingen worden in allerlei situaties gefi­

leerd, waarbij Van Straaten de klootzakkerigheid van mannen onbarmhartig neerzet (vier op ban­

ken hangende kerels: ‘Weet je wat vrouwen óók niet kunnen?’) maar ook vrouwen niet spaart. In de huiselijke kring kunnen vrouwen bij hem ook verwend, krengig of medeplichtig zijn. Of blind voor hun eigen aandeel in een probleem. Vrouw tegen therapeut: ‘Ik had hele nare ouders en nu heb ik hele nare kinderen.’ Of die twee ladderzat­

te vrouwen die een stoepje afdalen: ‘Die lunches bij Elvira lopen altijd zo uit de hand.’

Maar op het werk, en dat is bij Van Straaten veelal het kantoor, heerst een diepgeworteld patriarchaat. Het is duidelijk welke kant Van Straaten kiest. Mannen zijn bij hem blind voor hun eigen hufterigheid. Tegelijk is Van Straaten niet activistisch. Eerder realistisch. Er klinkt wei­

nig hoop door dat de dingen zullen gaan veran­

deren. Zelfs niet als vrouwen de baas worden op kantoor. In Peter’s Zeurkalender tref je op 13 juni 2022 een dikke dame, met de in onflatteuze

In het werk van Peter van Straaten worden sekseverhoudingen in allerlei situaties gefileerd. Van Straaten zet de

klootzakkerigheid van mannen onbarmhartig neer.

Maar ook vrouwen spaart hij niet.

Maaike Meijer

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Klootzakken, sukkels, de echte mensen

Het mannelijk falen

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(11)

legging gestoken benen op tafel, sigaar in de mond. De tekst luidt: ‘Ja, natuurlijk moeten ze hier nog even wel aan me wennen.’ Je vreest dat deze dame even pompeus zal worden als de heren in haar positie: ze heeft al dezelfde dikke buik en dezelfde sigaar en ligt zich in dezelfde houding al te wentelen in eigen voortreffelijkheid.

Die melancholieke kijk op de menselijke aard zit ook in het proza van Van Straaten, bijvoorbeeld in zijn late verhalenbundel Voettocht naar de bin- nenlanden van het huwelijk (2013). Daarin fileert hij de binnenkant van relaties. Hij laat je op de voet volgen hoe pijnlijk sneu het eraan toegaat.

Broer Eduard en zus Emilie gaan samen uit drin­

ken en eten en vertellen elkaar openhartig over hun stomvervelende huwelijken. (Net persoon).

De echtelieden Emilie en Ben hebben elkaar niet veel meer te zeggen, vervelen zich te pletter in een te duur hotel en spreken de prijzige minibar duch­

tig aan, maar toch bereiken zij – een opluchting – nog iets van de vertrouwdheid en solidariteit van het lange huwelijk. (’s Nachts en Emilie en Ben).

Ernst en Ingrid gaan een weekje naar Frank­

rijk om hun vijfjarig samenzijn te vieren. Ernst wordt steeds meer de sukkel die op alles wat Ingrid wil zegt: ‘Dat is goed, schat. Wat je wilt.’

‘“Vijf jaar”, zei Ernst, en hij hief plechtig zijn glas, “we zijn vijf jaar bij elkaar. Ik had ze voor geen goud willen missen, jij?”

“Nee”, zei Ingrid,“nee, voor geen miljoen.”

Hij boog zich naar haar over en kuste haar voorzichtig op haar lippen. Hij gooide een zout­

vaatje om.

“Neem me niet kwalijk”, zei hij.

“Geeft niks”, zei Ingrid.

Hij tilde opnieuw zijn glas op.

“Op nog eens vijf jaar”, zei hij en klonk met haar.

“Ja”, zei Ingrid en ze nam een veel te grote slok.’

De scène is filmisch, met een groot oog voor lichaamstaal. Ingrid probeert nog even in deze relatie te geloven, tot ze ontdekt dat ze Ernst, staande aan de rand van een afgrond, eigenlijk een zetje wil geven. Bezwerend neuken helpt niet.

Die avond zegt ze: ‘Ik geloof dat het beter is als we uit elkaar gaan.’

Ze wachtte.

En jawel hoor, het kwam.

‘Dat is goed, schat. Wat je wilt.’

Zo’n Ernst is een van de vele mannelijke sukkels in Van Straatens oeuvre. Er is een tekening van een dikke man aan een ziekenhuisbed waarin zijn bewusteloze vrouw aan vele infusen ligt: ‘Wan­

neer kom je nou weer thuis, Gré?’ Het is er maar één uit de stroom hulpeloze mannen in wie geen greintje levenslust meer zit, spiegels van een te gemakkelijk leven in een doelloze wereld.

Van Straatens pessimisme zit in de manier waarop hij vrijwel alle mogelijke alternatieven de pas afsnijdt. Zoals die vrouwelijke baas van hier­

boven, meteen al even zelfingenomen als haar mannelijke evenknieën, zo ziet Van Straaten in nieuwe leefvormen onverbiddelijk weer het oude patroon. Zijn verhaal Het wachten is bijvoorbeeld

gewijd aan een vrouw die uit een saai hetero­

huwelijk is gestapt. Ze wil die man nooit meer terug. ‘Ja kom… zeker weer iedere avond zitten wachten tot het hem belieft thuis te komen.’ Ze is een lesbische relatie begonnen, een bevrijding.

Haar ex snapt het niet, vertelt ze:

‘“Wat hij niet wil inzien is dat Dorien en ik…

Hoe laat is het nu?”

“Tien voor half vijf.”

“Tjee… tien voor half vijf? Ik begrijp niet waar ze blijft…”’

Half vijf… Het kwartje valt. De nieuwe relatie lijkt precies op de oude. Hoezeer Van Straaten je ook laat lachen, het is vaak wel grimlachen.

Geloof in een betere wereld is hem vreemd. Het gaat hem om de beperktheid van de menselijke natuur als zodanig.

Mannen komen bij Van Straaten in drie gedaanten. Ten eerste de sukkels. Ten tweede de kwaadaardige klootzakken, dom en zelfvol­

daan, die de kantoren bevolken waarover ik het hierboven had: die zijn niet meer te redden. Er zijn niet veel mannelijke kunstenaars die hun seksegenoten zo onbarmhartig neerzetten en die kritische blik vind ik wel weer hoopvol. Daarin toont Van Straaten zijn feministische kant. Ten derde laat Van Straaten mannen zien die er wat van maken, imperfect, leuk, liefdevol met vrou­

wen, immer drankzuchtig, maar ze doen hun best. Het prototype daarvan is Arthur, de ver­

loofde van Agnes. In de Agnes-reeks zie je ook

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Van Straatens pessimisme zit in de manier waarop hij de mogelijke alternatieven de pas afsnijdt

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(12)

met hoeveel meer mededogen Van Straaten kijkt naar vrouwen.

De befaamde Agnes-reeks begon als een feuille­

ton in Het Parool in 1984. Twee jaar later ver­

huisde dat feuilleton naar Vrij Nederland, waar Agnes met een korte onderbreking tot het jaar 2000 verscheen. Tegelijkertijd werden de afleve­

ringen in boekvorm gepubliceerd. Agnes: Scènes uit een slordig leven was in 1987 de eerste bundel.

Het oordeel dat in die titel besloten zit keert in de latere titels niet terug. De titels worden positiever en empathischer (in bijvoorbeeld Agnes redt het wel, Agnes moet verder, Agnes slaat terug, Agnes maakt het goed, of Niet doen Agnes). Van Straaten beschrijft Agnes’ worstelingen met het leven con­

sequent van binnenuit, hij oordeelt niet. Agnes oordeelt al genoeg over zichzelf. Haar innerlij­

ke strijd is Van Straatens ware onderwerp. In de eerstgenoemde bundel stuurt ze haar zoon­

tje naar haar moeder om even van het kind af te zijn, gaat naar een café, wacht op een geliefde.

Die niet komt: ‘Na het derde glas wijn begon­

nen er tranen achter haar ogen te prikken. Ze vloekte binnensmonds. Mijn leven is een ramp in slow motion, dacht Agnes. In plaats van te hui­

len begon ze zachtjes te giechelen.’

Niet alleen huilen maar ook vloeken en gie­

chelen, dat tekent haar. Deze verhalen werden enorm populair. Ik las ze vroeger onregelmatig in Vrij Nederland, vond ze amusant, maar nu ik de twaalf Agnes­boeken achter elkaar tot me neem onderga ik de verslavende werking ervan.

Ik vind die Agnes een schat. Haar worstelin­

gen met het bestaan zijn zo vertederend en her­

kenbaar. Het tijdsbeeld van de jaren tachtig en negentig is goed getroffen. Vrouwen werden in de jaren tachtig zelfstandiger, scheidden vaak, woonden alleen met of zonder kind, kregen steeds meer banen waar ze van konden leven en waren seksueel actief. Agnes is rond de veertig, na een huwelijk met een ver­

keerde man leeft ze als alleenstaande moeder in Amsterdam, ze verwent haar opgroeiende zoon Daniel te veel maar ze kan haar jonkie nu eenmaal niets wei­

geren, ze werkt als architect, heeft rela­

ties met mannen – meestal met Arthur, als hij niet vreemdgaat – ze gaat zelf ook vreemd, en ze verlangt naar liefde en naar alcohol. O, wat gaat er graag een slokje in bij Agnes, op sommige dagen staat er al een flesje goede wijn bij de lunch want ze zitten zo gezellig, altijd bij borreltijd, bij het eten, en als ze erg gelukkig of juist ongelukkig is ook daar­

na nog de zwaardere spullen als whisky of armagnac. Ik drink zelf graag wijn, maar de hoeveelheden die Agnes tot zich neemt kon ik op mijn veertigste absoluut niet meer aan. Het is in feite zwaar alco­

holisme, al Agnes’ vriendinnen, vrienden en wisselende partners zijn er onderdeel van, deze verhalen werden dan ook wel geschreven in een tijd dat alcoholver­

slaving minder geproblematiseerd werd

dan nu. Maar Agnes neemt zich regelmatig voor het drinken te minderen (en te lijnen, te sporten).

Ze wil mooi en gelukkig zijn en ja, op gezette tij­

den bedwelmd, ze wil werken, een goede moeder zijn, ze wil bemind worden en beminnen en dat is een druk programma. Agnes gaat over vallen en opstaan. Over triomfen en teleurstellingen, over in bed belanden en wakker worden met de vraag: wie is die man in godsnaam? Over falen en beter falen, over de moed niet opgeven, over alle situaties waar een aardige zelfstandige vrouw in belandt, soms tegen beter weten in.

Er is een opmerkelijke gelijkenis tussen Van Straatens Agnes­verhalen en de Britse Bridget Jones-reeks van Helen Fielding. Fielding begon ook met columns, waarvan de eerste verscheen in 1995. Daarop volgde een reeks Bridget Jones- boeken, neerbuigend geklasseerd als ‘chicklit’

die in de jaren daarna evengoed een triomftocht door de wereld maakten. Ook Bridget Jones is een zelfstandige vrouw, worstelend met haar hang naar sigaretten, haar dorst naar alcohol en haar gewicht, op zoek naar een geschikte man, maar vind er maar eens eentje. Ze heeft een succes­

volle baan maar is toch onzeker. Bridget is gees­

tig en realistisch. Dapper bestrijdt ze haar chaos met goede voornemens. Haar personage biedt een krachtig tegenwicht tegen de dominante beel­

den van innerlijke en uiterlijke perfectie waaraan vrouwen cultureel moeten voldoen. Haar huwelijk

– ja, het komt er toch van – is evenmin perfect en het moederschap confronteert Jones opnieuw met de spanning tussen ideaal en werkelijkheid. Dat alles wordt verteld in de ik­vorm – via een dag­

boek – anders dan bij Van Straaten, maar Agnes’

belevingswereld wordt evenzeer van binnenuit verteld. Dat Van Straaten met zijn Agnes al tien jaar vóór Bridget Jones een onversneden realisti­

sche vrouwenroman produceerde vind ik opmer­

kelijk. Agnes heeft hetzelfde kritische potentieel:

het perfecte plaatje rond vrouwelijkheid wordt erin verbrijzeld. Het heeft eenzelfde effect op de vrouwelijke lezer. Ach, Agnes, wat doe je nou weer.

En o ja, ik ook. Je weet al lezende dat je niet alleen bent in je pogingen iets van het verdomde leven te maken. Het is troostrijk over je leven te denken via een ander, zodat het niet zo hard aankomt. Dat de lezer zich aan Agnes spiegelt is een mechanisme dat algemeen verantwoordelijk wordt gehouden voor het eclatante succes van Bridget Jones onder miljoenen vrouwelijke lezers. Peter van Straaten is als mannelijk auteur gespaard gebleven van kritische hoon jegens chicklit. Dat heeft zeker te maken met het feit dat mannelijke auteurs stan­

daard in een ander kader worden beoordeeld.

Daarom werden de Agnes­boeken gewoon op hun merites bekeken en heeft niemand er ooit aan gedacht ze te vergelijken met Bridget Jones.

Die reeks werd internationaal neergesabeld door mannelijke critici, maar vrouwelijke lezers dach­

ten er anders over. Bridget Jones vond overigens ook mannelijke lezers, want ook zij konden zich vereenzelvigen met die eeuwige goede voorne­

mens, dat vallen en opstaan, het verlangen en het niet­krijgen van de moderne tijd. Voor Van Straaten zelf werkte het in elk geval in het schrij­

ven zo. Agnes was zijn alter ego. ‘Ik ben het zelf, maar dan verkleed als vrouw’, vertelde hij docu­

mentairemaker Pieter Verhoeff in 2005.

Maar ongetwijfeld zit er ook iets van Van Straaten zelf in Arthur, Agnes’ min­

naar. Ze hebben het gezellig, maken reis­

jes, helpen elkaar, gaan uit eten en drin­

ken (veel), maar ook dat schept een band.

Hij is solidair met haar en vaak lief. Er heerste gelijkwaardigheid tussen die twee. In het eerste hoofdstuk van Niet doen Agnes is het voorjaar, Agnes voelt zich jarig en ze heeft zin in vakantie:

‘“We kunnen ons toch gewoon voor pakweg drie weken ziek melden?”

opperde Arthur vanuit zijn bed.

“Nee, Arthur.” Maar ze lachte erbij.

“Kom dan in ieder geval nog even in bed. Om het te vieren.”

En ze vierden het. Dat het eindelijk lente was, dat ze nog steeds bij elkaar waren en dat het leven zo goed voor hen was.

Uitbundig.’

Arthur valt in te delen bij de sukkels noch bij de klootzakken. Arthur is gewoon een echt mens, net als Agnes.

Misschien zit Van Straatens hoop omtrent de man het meest in deze verhalen.

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Lezende over Agnes weet je dat je niet alleen bent in je pogingen iets van het verdomde leven te maken

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(13)

In september 2020 werd het Allard Pierson ver- rijkt met de collectie Peter van Straaten, circa 25.000 tekeningen, stripstroken en strippagina’s, brieven en manuscripten. Een van de toezeggin- gen die bij de verwerving werden gedaan, was een tentoonstelling. Vijf jaar na zijn overlijden is het zo ver. In Misschien valt er wat te lachen herden- ken we Peter van Straaten, de chroniqueur van het naoorlogse Nederland, en we kunnen gerust vaststellen dat zijn werk nog steeds ontzettend actueel en levend is.

Het was eind zomer 2013 toen Peter van Straaten contact met mij opnam. Hij wilde de originele tekeningen van zijn Vader & Zoon- strip schenken aan de stripcollectie van het Allard Pierson, onderdeel van de Universiteit van Amsterdam. Die stripcollectie is sinds 1970 gestaag uitgegroeid tot de grootste openbare stripcollectie van Nederland. Van Straaten wist dat we al de beschikking hadden over de origine- len van Dick Bos van Alfred Mazure, van de eerste

professionele tekenaar van Nederland, Henk Backer, maar ook over strips, pagina’s en teke- ningen van vele andere stripmakers. Mede om die reden vond hij het Allard Pierson de meest geschikte plek voor Vader & Zoon. Ook het feit dat de tekeningen in Amsterdam zouden blijven, was voor Peter een belangrijke reden.

We maakten een afspraak om te bekijken waar het precies om ging. En zo bezocht ik hem en zijn vrouw Els Timmerman thuis. Na wat handen schudden, dat kon toen nog, en een gesprek met koffie en koekjes mocht ik mee zijn

werkkamer in. Uiteraard lag daar op een tafel voor het raam (op het noorden natuurlijk) een half affe tekening. Maar daar kwam ik niet voor, ik moest de ladenkast bekijken die daar stond.

Want die zat vol met tekeningen. Hij trok wat laden open om zijn getekende schatten te tonen.

De meeste fans zouden hierop met een verbijs- terd ‘oh’ of ‘ah’ hebben gereageerd. Ik reageerde uiteraard professioneel, hield me in en beperk- te me tot ‘ja, heel mooi’ en ‘prachtig’ en ‘wan- neer heb je dat gemaakt?’ Maar van binnen was ik wel degelijk aan het jubelen. Dit waren alle- maal échte, originele tekeningen en de tekenaar liet ze me haast achteloos zien.

Wat mij direct vertederde waren de vogel- dagboekjes uit zijn tienerjaren. Minutieus hield hij toen in gelinieerde schriften bij welke vogels en andere dieren hij tegenkwam als hij door de bossen en velden rond Arnhem trok, waar hij opgroeide. Die dagboekjes, maar ook de strips die hij toen tekende, laten zien dat Van Straaten tekende zoals een normaal mens ademt. Uit noodzaak, dag in, dag uit, hij kon niet anders en het werd almaar beter en mooier naarmate hij ouder werd. Toen ik hem vroeg wat hij met al die andere tekeningen ging doen, kon hij geen antwoord geven. Daar hadden hij en Els nog niet echt over nagedacht. Maar de suggestie om alles bij het Allard Pierson onder te brengen, viel goed. Want kort voor zijn overlijden liet hij via Els weten dat de gedachte dat na zijn dood bijna al zijn tekeningen bij elkaar zouden blijven een zeer troostrijke voor hem zou zijn. Peter overleed op 8 december 2016. De overdracht werd in sep- tember 2020 formeel bekrachtigd.

Hoewel het exacte aantal tekeningen nog niet officieel is vastgesteld, kunnen we er toch van uitgaan dat we naast de ruim vijfduizend stroken Vader & Zoon over nog ongeveer vijf- tien- tot twintigduizend tekeningen beschik- ken. Daarvan is het gros te rekenen tot Dage- lijks Leven, de dagelijkse cartoon over u en mij en wat ons beweegt. Wat betreft de thematiek past dat uitstekend bij de strips van iemand als Gerrit de Jager, van wie het Allard Pierson even- eens ‘alles’ heeft.

In De Jagers Familie Doorzon volgden we in de jaren tachtig en negentig de dagelijkse beslommeringen van een in zekere zin doorsnee familie uit een willekeurige vinexwijk ergens in Nederland. En ook hier wordt, net als bij Vader &

Zoon, de lezer een spiegel van het dagelijks leven voorgehouden. En daarmee hebben we ook met- een de legitimatie te pakken van het beschou- wen van dit soort collecties als cultureel erfgoed.

Immers, of het nu een satirische, humoristische kijk op de samenleving biedt of een kritische, dit soort strips toont ons wat er in een bepaalde periode in onze geschiedenis speelde, wat de the- ma’s van de discussies tussen ouders en kinderen waren, wat er allemaal in de hoofden van men- sen omging en wat de tendensen in de samen- leving waren. De enorme collectie van Peter van Straaten is voer voor psychologen, sociologen en onderzoekers op tal van andere gebieden, ook voor generaties na ons.

Tekenen alsof je ademt

Dankzij het Allard Pierson zijn bijna alle tekeningen van Van Straaten bij elkaar gebleven. Dat was bij leven een

zeer troostrijke gedachte voor hem. Jos van Waterschoot

De chroniqueur

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

Minutieus hield hij toen in gelinieerde schriften bij welke vogels en andere dieren hij tegenkwam

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

(14)

Een paar honderd eerstejaars psychologie­

studenten kijken in hun collegebanken gecon­

centreerd naar het scherm voor in de zaal. Een tekening met de typische Peter van Straaten­sig­

natuur springt in beeld: norse vader, strak in pak, tuurt door het raam de tuin in. Vanuit daar kijkt zijn zoon hem hulpeloos aan. Even later verschijnt het onderschrift. ‘Daar was ik al bang voor. Die sufferd kan de eieren weer niet vinden.’

‘Ahhhw.’ Een zucht van medelijden stijgt op uit de zaal. Daarna gegniffel. ‘Persoonlijkheids­

stoornissen zijn erfelijk’, zegt hun docent, wij­

zend naar het scherm. ‘Maar dus niet alleen in genetische zin. Ook de opvoedingsstijl kan een afwijkende persoonlijkheid creëren.’

De docent is Willem van der Does, hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit Lei­

den en een van de gastcuratoren van de tentoon­

stelling in het Allard Pierson. Hij noemt het ‘de gelukkigste momenten uit zijn werkzame leven’, als hij grasduint door zijn collectie Van Straatens, op zoek naar exemplaren die zijn studenten iets kunnen leren over de menselijke psychologie.

Na al die jaren kent hij het oeuvre van de teke­

naar praktisch uit zijn hoofd. Als we elkaar spre­

ken in zijn werkkamer tovert hij om de paar zin­

nen een cartoon te voorschijn op zijn laptop om zijn punt te maken, en grinnikt alsof hij de teke­

ning voor het eerst ziet. ‘Briljant!’ roept hij dan, of: ‘Hoe verzint hij het!’

Jaren geleden ontdekte Van der Does dat zijn wetenschappelijke aandachtsgebieden – depres­

sies en persoonlijkheidsstoornissen – uitstekend samenvallen met zijn voorliefde voor het werk van Van Straaten, die hij erfde van zijn vader.

Van der Does senior was huisarts en gebruikte de prenten om zijn studenten de ongeschreven omgangsvormen van de arts­patiëntrelatie bij te brengen. Ook zijn zoon merkte later dat de kras­

serige zwart­wittekeningen met geestige punch- line zijn pupillen meer leren dan duizend woor­

den. Na het bestuderen van de pagina’s lange, gortdroge beschrijvingen van psychische stoor­

nissen in de DSM-5 valt bij studenten ineens het kwartje als ze de simpele afbeelding zien: dus zó herken je een narcist in het echt.

Van Straaten was een meester in het vastleg­

gen van de psychologie van alledag en juist dat alledaagse maakt de tekeningen zo bruikbaar voor psychologiestudenten. Want de patholo­

gie uit de leerboeken ligt volgens Van der Does op één lijn met de milde gevoelens en gedragin­

gen die we kennen van Van Straatens karakters.

‘Hij heeft zo’n beetje het hele spectrum van men­

selijke emoties en interacties getekend. Met die paar simpele lijntjes wist hij complexe emoties als schaamte of irritatie van de gezichten te laten spatten.’ Het lukte Van der Does moeiteloos om voor alle in de vakliteratuur beschreven persoon­

lijkheidsstoornissen illustraties te vinden die pre­

cies de vinger leggen op dat afwijkende gedrag.

Van dwangmatige tot theatrale en van schizo­

typische tot borderline­persoonlijkheden.

Wat begon als een grapje in een hoorcollege mondde uit in drie boeken waarin Van der Does psychopathologie uitlegt aan de hand van de

‘Dat is het!

Hij is een narcist!’

Hoogleraar Willem van der Does ontdekte dat zijn wetenschappelijke interesse in depressies en persoonlijkheidsstoornissen uitstekend samenvalt met zijn liefde voor het werk van Peter van Straaten.

‘Hij zag dingen misgaan in de relatie tussen mensen.’

Karlijn Saris

Depressies en stoornissen

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam

DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

(15)

cartoons. Alles bleek Van Straaten ooit al eens getekend te hebben, soms zelfs zonder dat hij het door had.

Zoals de prent van een automobi­

list die gefrustreerd probeert zijn auto in een veel te kleine parkeerplek te duwen en foetert: ‘Onzin, gisteren ging het hier ook!’ Of de vrouw die als laat­

ste gast, zichtbaar ongelukkig, met een glas wijn aan de bar hangt en klaagt:

‘Ik wou dat ik naar huis wou.’ Peter van Straaten tekende de automobilist wellicht ‘gewoon’ als een opgewonden standje, de vrouw als notoire alcoho­

list. Maar Van der Does ziet karakters die de regie over hun leven verliezen, hun impulsen niet kunnen beheersen, zich slecht kunnen aanpassen aan wis­

selende omstandigheden. ‘Als je stu­

denten dat laat zien, snappen ze met­

een wat een persoonlijkheidsstoornis is.

Bij karakters die achterdochtige trekjes vertonen, leg ik uit: als dat doorschiet, wordt het een psychose, of paranoïdie.’

‘Echt een bos om je in te verhangen, vind je niet?’ De tekstregel staat onder een scène van een echtpaar dat door

het bos wandelt. Zij kijkt opgewekt, de tekst is afkomstig van haar. De man kijkt haar verbou­

wereerd aan.

Van der Does stuit op de cartoon als hij bezig is met een boek over depressies. Het brengt hem op het idee een speciaal hoofdstuk te wij­

den aan wat de plaat volgens hem symboliseert:

de nasleep van een zware depressie, die ook voor de omgeving heftig kan zijn. De hoogleraar weet dat patiënten die ooit suïcidaal zijn geweest nog lang daarna onbedoeld van alles en nog wat met de dood associëren. Een voorbijrijdende trein, een boom of een mes in de keukenla. Niet zo gek dus, denkt Van der Does, dat de terloopse opmer­

king van de vrouw in de tekening voor haar man zo beangstigend is.

Het bleek toeval, net als vele keren dat de hoogleraar een Van Straaten vond die ang­

stig accuraat aansloot bij zijn wetenschappe­

lijke theo rieën. ‘Over die scène in het bos vroeg ik Peter jaren later eens: hoe kom je daar nou bij? Zijn moeder bleek die zin vaak te gebrui­

ken, maar Peter had er nooit een onheilspellend gevoel bij gehad. Het hóeft ook niks te beteke­

nen, maar het kan wel. Soms duw ik zo’n teke­

ning mijn eigen kant op.’

Zo lukte het Van der Does om een heel boek met cartoons aan dat ene specifieke thema – depressie – te wijden. Zelfs voor de meest theo­

retische details viste hij ergens een Van Straaten vandaan die de tekenaar in zijn wildste fantasie­

en niet zo bedoeld had kunnen hebben. In het hoofdstuk over obstipatie als bijwerking van anti­

depressiva staat een tekening van twee vrouwen.

‘Meid, ik kan al vijftien jaar niet poepen!’ roept de dikste van het stel.

Die man verdient een prijs, dacht Van der Does toen hij de laatste hand legde aan het boek.

De realisatie dat de didactische mogelijkheden van het werk van Van Straaten onuitputtelijk zijn drong zich aan hem op. Hij stuurde zijn nieuw­

ste boek naar de agent van de tekenaar, vergezeld van een handgeschreven briefje. ‘Als ik ooit in de positie ben om u een eredoctoraat te geven, dan gaan we dat doen.’ Een reactie kreeg hij nooit.

Het was ook een krankzinnig idee.

Vaak schuren de illustraties die Van der Does gebruikt, en klinkt tijdens zijn colleges een onge­

makkelijke ondertoon door in de reactie van zijn studenten. Zoals bij de prent van de man in pak die woedend van onder aan de trap naar zijn echtgenote in de slaapkamer schreeuwt. ‘Is het weer zo ver? Heb je weer een depressie?’ In de psychologie, waar het bij uitstek gaat over ern­

stige ziektebeelden, kwetsbare patiënten en een omgeving die zware lasten draagt, kan de lijn tus­

sen hilarisch en ongepast flinterdun zijn.

‘Maar Peter voelde die grens steeds haarfijn aan. Het is nooit écht gemeen bedoeld. Uit zijn werk spreekt vooral mededogen, zelfs voor zijn meest sneue of onuitstaanbare types.’ Die onom­

floerstheid van Van Straaten kan juist taboedoor­

brekend werken; zijn tekeningen zeggen waar het op staat. ‘Dat kan confronterend zijn voor iemand die zichzelf daarin herkent, maar het is ook goudeerlijk, en soms heel verhelderend.’

Geregeld ontvangt Van der Does mails en brieven van mensen die zijn boeken lazen en een last van hun schouder voel­

den glijden bij het zien van de tekenin­

gen. Al die tijd dachten ze dat het aan hén lag. Waarom ontplofte hun baas steeds op onverwachte momenten?

‘Die mensen herkennen hun directeur in zo’n cartoon en ineens realiseren ze zich: dat is het! Hij is een narcist! We worden in het dagelijks leven allemaal geconfronteerd met mensen waar­

van we denken: waarom doet diege­

ne zo raar? Daar willen we grip op krij­

gen. Daarom zijn die tekeningen zo heilzaam: als je weet weet dat iets een patroon is van de ander, hoef je het niet meer op jezelf te betrekken.’

‘Mam, ik ben doctor!’ In november 2010 staat in Mare, het weekblad van de Uni­

versiteit Leiden, een zelfportret van Van Straaten. Gehuld in toga zwaait de man met krullen en een klein rond brilletje achter een kanselier trots met een rol papier. Feitelijk gezien klopt er weinig van de afbeelding. Tijdens de uitreiking van een eredoctoraat dragen de profes­

soren een toga, degene die het doctoraat ontvangt niet. Maar kun je hem dat kwalijk nemen? Zelfs hoogleraren maken zo’n academische hoogmis één of twee keer in hun carrière mee. Laat staan als je helemaal geen academicus bent, zoals Van Straaten.

Het begon een jaar daarvoor, en verrassend informeel: een aantal hoogleraren en decanen aan de universiteit bleken net als Van der Does bewonderaars van de chroniqueur van de Neder­

landse samenleving. Een gekscherende suggestie tijdens een borrel bracht het balletje aan het rol­

len. Van der Does kreeg de taak Peter van Straaten te bellen. Of hij zo’n eredoctoraat eigenlijk wel in ontvangst wilde nemen. ‘Hij vond het wel wat vreemd allemaal. Maar hij was vooral erg gevleid.’

De Pieterskerk zit stampvol, die winterdag in februari 2011. Gehesen in rokkostuum staat Van Straaten op het podium terwijl Van der Does – zijn erepromotor – in het Latijn de bul opleest.

Dan komt het moment waarop het publiek heeft gewacht: het dankwoord van de kersverse doc­

tor. Waar kwam zijn genialiteit toch vandaan?

Had hij al die tijd een psycholoog of psychiater aan zijn zij die hem zo nu en dan iets influister­

de? Van der Does lacht hardop als hij terugdenkt aan dat moment. ‘Hij zei toen: “Wetenschap? Ik wéét helemaal niks” en: “Mijn werk is slechts gebaseerd op bange vermoedens.”’ Van der Does heeft het nooit geloofd.

‘Deze man moet een weergaloos geheugen hebben gehad, een haarscherp observatievermo­

gen, maar vooral mensenkennis. Als Peter zo’n alledaags tafereel observeerde, móest hij hebben begrepen dat daar wat wringt. Misschien wist hij niet eens wat precies, maar hij zag dingen mis­

gaan in de relatie tussen mensen. Daar had hij een antenne voor.’

Collectie Peter van Straaten, Allard Pierson, Universiteit van Amsterdam DE GROENE AMSTERDAMMER9.12.2021

‘Uit zijn werk spreekt

vooral mededogen, zelfs

voor zijn meest sneue

of onuitstaanbare types’

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

strengthen the institutional management of the sector; ade- quately provide for medical and nursing training; adequately provide for specialist services; develop policies for

Op een mysterieuze wijze bidden we voor hen die door omstandighe- den niet kunnen bidden of niet willen bid- den.. Een van de belangrijkste elementen in ons leven is het

Hier in deze wijk is de Duitse norbertijn Peter Böker verantwoordelijk voor de Nederlandstalige pastoraal, een taak die hij tot voor kort combineerde met die van ceremoniemeester

Ik voel geen fascinatie, ben ook geen historicus (wel classicus, ndr.), maar toen een tweetal jaar geleden de voorberei- dingen voor de herdenking begonnen, kreeg

Omdat hij verkeerde verwachtingen koestert, heeft hij geen oog voor de rijk- dom om zich heen: zijn vrouw die hem nu nog liever ziet, Ronny die naar hem opkijkt

Jonge vogels van zeldza- mere soorten kun je het best naar een Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren brengen als het helemaal doorweekt of gekwetst is, als

kunnen zijn en b) door hen te versterken in hun executieve functies, zodat ze hun eigen verantwoordelijkheid (weer)

• Namens het consensusoverleg hebben Ton en ondergetekende Cees bedankt voor de openheid van de gemeente Woerden in dit dossier.. De conclusie is derhalve dat, op basis van