inbo
nieuwsbrief
van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
www.inbo.be
inbo
Kliniekstraat 25, B-1070 Brussel T. +32 2 525 02 00 - F. +32 2 525 03 00 nieuwsbrief@inbo.be W etenschappelijke instellingvan de Vlaamse overheid
Nieuwe schimmelziekte bedreigt de es
Het INBO waarschuwt voor de opkomst van een nieuwe enmo-gelijk fatale schimmelziekte Chalara fraxinea bij de gewone es. De ziekte heeft zich verspreid uit het Oosten en Noorden van Europa, in Litouwen bijvoorbeeld zou al ongeveer 60 % van de essen afgestorven zijn. De ziekte is in Vlaanderen voor het eerst in 2010 in Oost-Vlaanderen vastgesteld. In 2011 is ze al ruim verspreid aanwezig en er zijn waarnemingen uit alle Vlaamse provincies. De symptomen zijn bij veel bos- en groenbeheerders waarschijnlijk nog weinig bekend, maar er zijn in de voorbije maanden toch al een twintigtal meldingen binnengekomen bij het Diagnosecentrum voor Bomen van het INBO.
De ziekte is zowel aan de bladeren als aan de takken en stam van de boom zichtbaar. Al tijdens de lente en zomer vergelen, verwelken en verdorren de bladeren, en blijven zo nog een tijd aan de twijgen hangen. Vaak sterven scheuten en takken af en ontstaat er schade in een groot deel van de kroon. Op de schors zijn kankerachtige en ingezonken vlekken mogelijk, eerst geel-oranje van kleur, later paars. Deze vlekken zijn vaak langgerekt ruitvormig. Wanneer de ziekte jonge bomen treft, kunnen deze na 1 of 2 jaar afsterven.
De oorzaak van de ziekte is een schimmel die via de wind ver-spreid wordt. De ziekte komt voor in bos- en natuurgebieden, in het cultuurlandschap en in openbaar groen. In boomkwekerijen
in Duitsland veroorzaakt de ziekte nu al ernstige verliezen. In landen waar de ziekte nog niet voorkomt kan een strikt beleid wat betreft import en transport van potentieel besmet plantsoen de verspreiding vertragen.
Bomen genezen is voorlopig niet mogelijk, maar er kunnen wel enkele preventieve maatregelen genomen worden. Bij bomen in stadsgroen kan de evolutie van de ziekte waarschijnlijk wel vertraagd worden door de afgevallen bladeren in de herfst te verwij-deren en zo de infectiebron weg te nemen.
Daarnaast is het vooral belangrijk dat geïnfecteerde bomen gemeld worden aan het INBO. Het is belangrijk om een globaal beeld te krijgen van de omvang van de ziekte in Vlaanderen. Meldingen kunnen worden gedaan bij het Diagnosecentrum voor Bomen van het INBO op 054 43 71 11 of via e-mail aan peter.roskams@inbo.be of arthur.dehaeck@inbo.be.
Meer informatie over de ziekte en een meldingsformulier: http://www.inbo.be/docupload/4593.pdf en http://www.inbo.be/ docupload/4617.doc.
14
dejaargang, oktober 2011
Huismus
Zelfs een goed bestudeerde soort als de huismus kan wetenschappers verrassen. Genetische diversiteit bij mussen op het platteland, in groene woonwijken, en in het centrum van Gent op blz. 3.
Visstand 2010
Jaarlijks rapporteert het INBO over de visstand in Vlaanderen. Het rapport 2010 toont een zo goed als ongewijzigde toe-stand van de binnenwateren.
Lees meer op blz. 2
Gunther Van Ryckegem, gunther.vanryckegem@inbo.be
Leren uit monitoring
Natuurontwikkelingsprojecten in de Zeeschelde
Rapport 2010
Visstand stabiel in binnenwateren
In de voorbije maanden bleek in de
pers dat er op een aantal plaatsen in
getijdengebonden rivieren een
op-merkelijke verbetering van de
water-kwaliteit en visstand te noteren viel.
Meer landinwaarts is er echter nog
steeds sprake van een stabilisering
van de toestand. In het kader van het
‘Meetnet Zoetwatervis’ beviste het
INBO in 2010 247 locaties in beken en
rivieren verspreid over de elf Vlaamse
rivierbekkens. Afgezien van enkele
uitzonderingen stellen we vast dat
vissamenstelling op deze plaatsen
weinig veranderd is ten opzichte van
de vorige bevissingen hier in
2004-2007.
Zowel in de Dijle als de Leie vingen we voor het eerst bot, een diadrome soort, die vanuit de Schelde de zijrivieren optrekt. Zijn
aan-wezigheid in de Dijle en Leie duidt op een verbetering van de connectiviteit. Voor de Dijle blijft het traject Florival-Leuven beter dan het noordelijk traject van Leuven tot Mechelen, al neemt de visstand in dit laatst genoemde traject sinds 2007 toe. De eerder vastgestelde positieve trend op de Leie is in 2010 gestabili-seerd.
Met de Grote Gete en de Gete (Demerbek-ken) gaat het nog steeds niet goed, er wer-den slechts zes vissoorten gevangen en de vangstaantallen blijven zeer laag. Op de beken in de Voerstreek (Maasbekken) daarentegen blijven we zeldzame soorten zoals beekdonder-pad, beekforel en beekprik vangen.
De vangstresultaten van de Kleine Nete wijzen op een vooruitgang in het visbestand. We stellen er ook een toename vast van de beschermde soorten rivierdonderpad en kleine modderkruiper. De zeldzame Europese meerval wordt in 2010 voor het eerst in ons reguliere meetnet gevangen. Ook op de Poperingevaart (IJzerbekken) resulteren de hogere vangsten en de betere soortendiversiteit in een betere kwaliteitsklasse. Door het wegwerken van migratiebarrières kunnen vissen vanuit de IJzer
weer de Poperingevaart optrekken.
De beken in het bekken van de Bovenschelde, de Dender en Brugse polder blijven vooral een ontoereikende of slechte ecologische kwaliteit scoren. De visdiversiteit en vangsten zijn laag en beperken zich hoofdzakelijk tot de aanwezigheid van de twee stekelbaarssoorten aangevuld met exoten en vervuilingresistente soorten.
De Poekebeek (Gentse Kanalen) wordt al jaren gekenmerkt door de dominante aanwezigheid van stekelbaarzen en anno 2010 is de kwaliteit er nog op achteruitgegaan.
Je kunt het rapport met de bevissingsgegevens downloaden of bestellen op www.inbo.be. Van Thuyne G. en Breine J. (2011).Visbestand-opnames in Vlaamse beken en rivieren afgevist in het kader van het ‘Meetnet Zoetwatervis’ 2010. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2011.23, Groenendaal.
Een belangrijke uitdaging in het
maatregelenpakket van het
geactuali-seerde Sigmaplan is de realisatie van
getijdengebonden natuur. De
maat-schappelijke gevoeligheid van deze
projecten ligt bijzonder hoog en lokale
actoren wensen – terecht –
duidelijk-heid over de slaagkans en de
doel-gerichtheid van de voorziene
herstel-projecten van riviermondingen. Voor
een goed beleid is het van bijzonder
belang dat de gestelde verwachtingen
qua biodiversiteit en functionaliteit in
deze natuurontwikkelingsgebieden
worden ingevuld en niet de mist in
gaan door inschattingsfouten bij de
inrichting.
In opdracht en met de ondersteuning van Wa-terwegen en Zeekanaal NV en het Agentschap voor Natuur en Bos volgt het INBO vier estuariene uitbreidingsprojecten op: Paardenschor, Ketenis-seschor, Paddebeek en Heusden. Onderzoek van de evolutie van een welgekozen set variabelen moet informatie verschaffen over de kritische ontwikkelingen die zich typisch voordoen bin-nen verschillende inrichtingsvormen. Op deze manier kan vooraf een betere inschatting worden gemaakt van de doelgerichtheid en efficiëntie van inrichtingsmaatregelen ter realisatie van de doel-stellingen voor elk specifiek gebied.
De resultaten van de monitoring tonen dat de functionele ontwikkeling van de vier projecten in belangrijke mate bepaald wordt door de aanwe-zige waterdynamiek. Hoogdynamische omstan-digheden resulteren in bodemerosie en beperken de vestiging van bodemleven en vegetatie. Laagdynamische, luwe zones vormen een rustiger leefomgeving waar sedimentatie kan optreden, bodemleven zich kan ontwikkelen en dieren voldoende voedsel vinden. Deze zones
ontwikke-len zich uiteindelijk tot oevervegetaties, ’schorren’ genaamd. De projecten tonen dat laagdynami-sche zones veelal verwezenlijkt worden door voldoende intertidale breedte en een zwakke helling. Drainage, absolute breedte loodrecht op de rivier, hoogte in getijvenster en het type en/of grootte van de bres zijn belangrijk bij keuze van het te ontwikkelen areaal aan slik of schor. De beheerders zullen keuzes moeten maken welke habitats binnen de beschikbare ruimte het meest wenselijk zijn afhankelijk van de doelstellingen en middelen. De studie biedt handvaten om het ont-werp van toekomstige projecten te maximaliseren naar ecosysteemfunctie en biodiversiteit. Speybroeck, J., Van Ryckegem, G., Vandevoorde, B. & Van de Bergh, E. (2011). Evaluatie van natuur-ontwikkelingsprojecten in het Schelde-estuarium. 2e rapportage van de projectmonitoring periode 2006-2009. Rapport INBO.R.2011.21. 160 pp. Insti-tuut voor Natuur-en Bosonderzoek, Brussel.
Genetische
verbonden-heid bij huismussen
Plattelandsvogels boeren slecht. Hun populaties zijn de afgelopen decennia verkleind door intensi-vering van landbouw, en de populaties worden steeds meer geïso-leerd door het wegvallen van tussenliggende natuur. Bij vele organismen leidt isolatie tot een vermindering van de genetische uitwisse-ling, en in combinatie met een verkleining van de populatie leidt dit tot inteelt, en een verdere achteruitgang van de populatie. Hierdoor kun-nen kleine en geïsoleerde populaties in een neerwaartse spiraal terechtkomen die leidt tot het verdwijnen van de soort.
Bij vogels gaat men er vaak van uit dat een gebrek aan verbondenheid tussen nabijgelegen populaties geen groot probleem is omdat vogels kunnen vliegen. UGent en INBO testten met een casestudy op huismussen in de regio Zomergem-Gent (Oost-Vlaanderen) of genetische diversiteit en isolatie belang-rijke factoren zijn in het succes van huis-muspopulaties.
Huismussen hebben op het platteland hun grootste achteruitgang zo’n 20 jaar geleden meegemaakt, maar zijn nu gestabiliseerd. In stadscentra gaan ze nog steeds achteruit. We vonden dat stedelijke woonwijken met veel groen de hoogste genetische diversiteit herbergden, de stadspopulaties van centrum Gent de laagste, terwijl de plattelandspopula-ties zich tussenin bevonden. Stadspopulaplattelandspopula-ties vertoonden bovendien meer inteelt (kruising tussen verwante individuen).
Genetische uitwisseling vonden we bijna uit-sluitend tussen zeer nabijgelegen populaties (op minder dan 1.5 km van elkaar), ook op het platteland. Hoewel huismussen veel verder kunnen vliegen, met veel verwachte uitwisse-ling tussen populaties tot gevolg, blijken ze in de praktijk zeer plaatsgebonden te zijn. Daar-door ondervinden ze toch hinder van land-schapsversnippering en genetische isolatie. Dit onderzoek benadrukt hoe weinig we nog maar weten over verbondenheid van popula-ties, zelfs bij relatief goed bestudeerde soorten als de huismus. Nochtans is die informatie essentieel voor een duurzaam soortenbeleid. Meer lezen:
Vangestel C., Mergeay J., Dawson D.A., Van-domme V. & Lens L. (in druk) Spatial hetero-geneity in genetic relatedness among house sparrows along an urban gradient: a plea for individual-based analysis. Molecular Ecology Vangestel C., Mergeay J. & Lens L. (2011) Genetische verbondenheid en diversiteit bij Huismussen: van het platteland naar de stad. De Levende Natuur, 112, 80-83
www.inbo.be
Strand en duinen, open water, moerassen, hei-den, graslanhei-den, ruigten, struwelen, aanplanten en bossen: al deze biotopen zijn door middel van drielettercodes gevisualiseerd. Een inkleuring in groentinten geeft de biologische waarde ervan weer. Niet alleen de ‘natuurlijke’ gebieden maar ook het landbouwgebied en de open ruimtes in dorpen en steden zijn in kaart gebracht. Nu deze geactualiseerde kaart gebiedsdekkend is afge-werkt, willen we de informatie die de BWK omvat verduidelijken.
In deel I gaan we in op de achtergronden, de totstandkoming, de methode en de beleidstoe-passingen van de BWK.
Deel II bevat een schat aan informatie, ook voor de niet-professionele gebruiker. Aan de hand van illustraties, indicatieve soortenlijsten en uitvoerige beschrijvingen kan de lezer zich een beeld vormen van bovenvermelde biotopen en de biologische waarde ervan.
We bespreken uitvoerig de overeenkomsten met de meest courante andere classificatiesystemen zoals de Natura 2000-habitattypen. Er wordt een link gelegd met de juridische bescherming die bepaalde biotopen genieten. We presenteren nieuwe gegevens over oppervlakte en zeld-zaamheid van de verschillende biotopen. Een
overzichtelijk kaartje geeft de verspreiding van iedere biotoop weer.
In Deel III staat onder meer een handig overzicht van de beschreven biotopen, met biologische waardering, oppervlakte, zeldzaamheid, … Kort samengevat vormt dit geïllustreerde, we-tenschappelijk onderbouwde standaardwerk een basis voor iedereen die betrokken is bij het natuurbehoud, de ruimtelijke planning, de mi-lieueffectrapportering en de landschapszorg. Vriens L., Bosch H., De Knijf G., De Saeger S., Guelinckx R., Oosterlynck P., Van Hove M. & Pa-elinckx D. (2011). De Biologische Waarderings-kaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaan-deren en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.M.2011.1, Brussel. 416 p.
Het boek ‘De Biologische waarderingskaart, biotopen en hun verspreiding in
Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest’ is er gekomen naar
aanlei-ding van de afwerking van de tweede versie van de Biologische
Waarderings-kaart (BWK), een inventarisatie en evaluatie van het biologische milieu.
In Europa beschikt alleen Vlaanderen
over zo’n gedetailleerde,
gebiedsdek-kende inventaris van zijn ecologisch
erfgoed.
Nieuwe INBO-uitgave
De Biologische Waarderingskaart
Prijs € 45.
Je kan het boek online bestellen via http://publicaties.vlaanderen.be.
Niet verkrijgbaar in de boekhandel. Joachim Mergeay, joachim.mergeay@inbo.be
foto: Y
in
b
o
nieuwsbrief
B el gi ë – B el gi qu e P.B. B ru ss el X 3/6 36 7 D ri em aa nd el ijk s t ijd sc hr if t - V .U . D r. J ur ge n T ac k, K lin ie ks tr aa t 2 5, 1 07 0 B ru ss el A fg if te ka nt oo r 1 09 9 B ru ss el X P 60 23 79 Ei ndr ed ac ti e: K oe n V an M uy le m , H ug o V er re yc ke n D ruk : M an ag em en to nd er st eu ne nd e D ie ns te n v an d e V la am se o ve rh ei d – g ed ru kt o p r ec yc la ge pa pi erIn- of uitschrijven op deze nieuwsbrief kan via een seintje naar: INBO nieuwsbrief Kliniekstraat 25,1070 Brussel T. 02 525 02 00 - F. 02 525 03 00 nieuwsbrief@inbo.be W etenschappelijke instelling
van de Vlaamse overheid
inbo
nieuwsbrief
van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
De publicatie van het Millennium Ecosystem Assessment (MA) in 2005 heeft het concept van ‘ecosysteemdiensten (ESD)’ wereldwijd op de politieke agenda geplaatst. ESD brengen de voordelen van de biodi-versiteit voor de mens in beeld. Dit kan helpen om het belang van bio-diversiteit beter te duiden en het biobio-diversiteitsbeleid te ondersteunen. Maar versterken beide concepten elkaar steeds of kunnen ze ook tegenstrijdig zijn? Verwachten we - in een sterk verstedelijkt gebied zoals Vlaanderen - dat biodiversiteitswaarden en potenties voor ESD steeds positief gecorreleerd zijn? En is een toenemende intensiteit van het landgebruik er nog gecorreleerd met een daling van de biodiversi-teit en van het aantal ESD dat potentieel geleverd kan worden? Die hypothesen zijn voor Vlaanderen op het INBO voor het eerst ge-toetst en bediscussieerd op basis van een aantal signaalkaarten. Een landgebruikskaart is omgerekend naar een potentiële ESD-kaart. Die kaart is vergeleken met een biodiversiteitshotspotkaart, opgesteld op basis van het voorkomen van het aantal rodelijstsoorten voor planten. Globaal vertoonden beide kaarten hetzelfde patroon. Zowel de biodi-versiteit als de potentiële ESD dalen naarmate de intensiteit van het landgebruik toeneemt. Maar dit geldt echter niet voor alle ESD. Zo vertonen de producerende diensten vaak een heel ander patroon dan de regulerende diensten en de biodiversiteitshotspots.
De globale trends versterken elkaar dus maar specifieke diensten kun-nen een ander en zelfs tegengesteld patroon vertokun-nen.
Voor kaarten, figuren en extra info:
Schneiders A., Van Daele T., Van Landuyt W., Van Reeth W. (2011). Biodiversity and ecosystem services: complementary approaches for ecosystem management? Ecological indicators (in press).
Biodiversiteit en Volksgezondheid
Op 30 november 2011 organiseert het Belgisch Platform Bio-diversiteit een conferentie over de natuurlijke relatie tussen biodiversiteit en volksgezondheid. De conferentie heeft als belangrijkste doel capacity building: het bij elkaar brengen van een diversiteit aan wetenschappelijke en beleidsexperten met relevante kennis ter zake, of interesse om expertise hier rond op te bouwen. Gesteund door een uitgebreid Wetenschappelijk Adviescomité bestaande uit wetenschappers en beleidsexper-ten werd ervoor gekozen te werken met een open call voor workshops (intussen afgesloten) en posters (verlengd tot 25 oktober).
Biodiversiteit en volksgezondheid zijn meer verwant dan men-sen wel denken, en op vele verschillende manieren. Zo is biodi-versiteit belangrijk voor:
• Het bestrijden van invasieve soorten en ziekten
• De kwaliteit van voedsel, lucht en drinkwater
• Het tegengaan van de verspreiding van infectieziekten, zoals de ziekte van Lyme, het Hantavirus, …
• Het voorkomen van rampen zoals overstromingen, extreme droogte, de gevolgen van de klimaatswijziging
• De aanmaak van geneesmiddelen, zowel traditioneel als modern; en biotechnologie
• Het beleven van de natuur, zowel in de sociale als culturele en spirituele context
De conferentie richt zich tot zowel wetenschappers uit allerlei disciplines als beleidsmakers op regionaal, nationaal en Euro-pees niveau.
Inschrijven kan op www.biodiversity.be/health.
Hans Keune, hans.keune@inbo.be
Anik Schneiders, anik.schneiders@inbo.be
Biodiversiteit A B C Intensiteit landgebruik Ecosysteemdiensten 0 1 2 - 4 5 - 10 11 - 20 21 - 38 Kilometer 0.12 - 0.77 0.78 - 1.00 1.01 - 1.20 1.21 - 1.48 1.49 - 1.97 1.98 - 3.04 0.19 - 0.58 0.59 - 0.66 0.67 - 0.72 0.73 - 0.76 0.77 - 0.8 0.81 - 0.91
Verdeling voor Vlaanderen met een rooster van 4x4 km van de scores voor (a) biodiversiteit, (b) landgebruik en (c) potentiële ecosysteemdiensten variërend van 0 (geen mogelijkheid om ESD te bieden) tot 5 (vele mogelijkheden om ESD te leveren) (Burkhard et al., 2009)