• No results found

Advies betreffende kansrijkdom oevererosie als basis voor vaststellen natuurvriendelijke oevers en interventielijnen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies betreffende kansrijkdom oevererosie als basis voor vaststellen natuurvriendelijke oevers en interventielijnen"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies betreffende

kansrijkdom oevererosie als basis

voor het vaststellen van natuurvriendelijke oevers en

interventielijnen

Nummer: INBO.A.2010.69

Datum: 10 maart 2010

Auteur(s): Kris Van Looy - kris.vanlooy@inbo.be

Kenmerk aanvraag: Vraag vanuit de werkgroep Morfologie/Sedimentbeheer van de Maascommissie

Geadresseerden: Mirjam van Roode & Theo Savelkoul Rijkswaterstaat Dienst Limburg Informatie- en adviesdienst

(2)

AANLEIDING

Met de oprichting van een Werkgroep Morfologie/Sedimentbeheer, werd vanuit de Vlaams-Nederlandse Bilaterale Maascommissie het initiatief opgestart om grensoverschrijdend af te stemmen over morfologisch beheer. Onderstaande tekst vormt de startverklaring van deze werkgroep:

De Gemeenschappelijke Maas beschikt t.g.v. het ontbreken van scheepvaart over, naar Vlaamse en Nederlandse normen, ruime potenties m.b.t. natuurlijke hydromorfologische processen. Bovendien wordt door de uitvoering van de Grensmaasprojecten langs Vlaamse en Nederlandse kant gepoogd de rivierdynamiek te maximaliseren waarbij de groffe sedimentfractie mobiel mag zijn binnen hoogdynamische milieus. Deze dynamiek is gewenst binnen de toegestane grenzen die zijn gebaseerd op beleidsmatige afspraken voor het rivierbeheer (de veiligheid tegen overstromingen garanderen, de instandhouding van aanwezige kunstwerken en leidingen in het winterbed) en ecologie (het herstellen van de natuurwaarden in de Maasvallei).

Geconstateerd is dat morfologie een kritische factor is die ruime aandacht verdient. Aan de ene kant wensen we een morfologisch dynamische rivier die de ruimte krijgt om vrij te bewegen, maar tegelijkertijd willen we controle houden gezien de grote erosiegevoeligheid van de oevers, de risico’s van beddinginsnijding of oevererosie voor bv. de aanwezige leidingen en de consequenties van sedimentatie voor hoogwaterveiligheid. Overeenstemming werd bereikt over de volgende

uitgangspunten/principes:

- micromorfologie (erosie- en sedimentatieprocessen op lokale schaal) kan toegelaten worden, geen macromorfologie (zoals bv. bochtverplaatsing);

- insnijding kwetsbare trajecten wordt niet toegelaten;

- een zo vrij mogelijk systeem wordt beoogd binnen veilige marges; - royale aanwezigheid van grindige milieus, eilanden, banken is wenselijk; - gevarieerde substraatsamenstelling is wenselijk;

- zo min mogelijk vastgelegde oevers;

- zo traag mogelijke doorvoer van sediment door het systeem. Kader

Ten behoeve van deze afstemming van het morfologische beheer, dient overeenstemming bereikt wat betreft vrije processen van erosie en sedimentatie. Hiertoe kunnen de volgende stappen doorlopen worden.

1. grensoverschrijdende verkenning interventielijnen en kansrijkdom natuurvriendelijke oevers

2. vaststellen grensoverschrijdend kader van definities interventielijn/faallijn en vaststelling van deze lijn(en) op kaart.

3. formuleren voorstellen natuurvriendelijke oevers en vrij eroderende oevertrajecten

4. monitoringafspraken vrije oevererosie ikv monitoringplan morfologie

(3)

VRAAGSTELLING

Erosie en sedimentatie vormen de motor van een levende rivier en het herstellen van deze processen is de hoofddoelstelling van het rivierherstelproject voor de Grensmaas. Om deze processen op duurzame manier te kunnen garanderen is echter een voldoende aanbod aan steilwanden vereist (Malavoi et al. 2001, Piégay et al. 2005). Op dit moment is er een zeer beperkt aanbod grindige en zandige fractie in de sedimentvracht aanwezig. In de beheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water en Natura-2000 werd vorig jaar geconcludeerd dat de mogelijkheden moeten onderzocht worden om ook binnen het Grensmaasgebied 1) nog bijkomende voeding voor sediment te voorzien en 2) bijkomend kansen voor het verwijderen van oeververdediging en dus het voorzien van natuurvriendelijke oevers te benutten.

De voeding van de rivier met grindsediment moet voor de gewenste ontwikkeling (zie foto 1) van het gebied verbeteren, maar kan enkel als er voldoende oevererosie mogelijk is van de grindlaag.

De vraag ontstond waar er vanuit ecologisch en hydromorfologisch oogpunt de meest kansrijke en wenselijke locaties voor de voorziening van vrij eroderende oevers aanwezig zijn. Dit advies geeft een invulling aan deze vraag. Hiermee kunnen dan de rivierbeheerders van beide zijden hun ontwerpen van voorziene natuurvriendelijke oevers en interventielijnen vaststellen.

TOELICHTING

Verkenning kansrijkdom erosieve oevers Grensmaas

Een analyse van de mogelijkheden voor oevererosie gebeurde voor het voorziene ontwerp van de Grensmaasingrepen aan beide rivierzijden (Van Braeckel & Van Looy, 2007), op basis van de stroomsnelheden binnen de bedding bij een afvoer van 1920 m³/s, waarbij de plaatsen waar hoge stroomsnelheden (>3.5m/s) nabij de oever optreden als kansrijk werden aangegeven, voor zover het een onverdedigde oever betreft. Hiermee kunnen we dus plaatsen aanduiden waar op korte termijn steiloevers en sterke oevererosie kan ontstaan bij onverdedigde oevers.

(4)

Foto 1. De steilrand aan de beekmonding van de Berwijn illustreert hoe oevererosie kan bijdragen aan de grindsedimentvracht en dus aan de gewenste morfologische

(5)

a) Centraal deel in de referentiesituatie b) Centraal deel inclusief Vlaamse ingrepen

(6)

FIGUUR 1 Kansrijke locaties voor de ontwikkeling van steilwanden weergegeven bij het stroombeeld (stroomsnelheden) van 1920 m³/s. In referentiesituatie (A,C) en na uitvoering ingrepen (B,D). De aangegeven potenties voor oevererosie en de ontwikkeling van steiloevers zullen maar op een fractie van deze plaatsen toegestaan worden. Voor de plaatsen die in het zuidelijk deel als kansrijk worden aangegeven, lijken slechts enkele plekken in aanmerking te komen om natuurlijke steilwanden te laten ontwikkelen. De bescherming van Uikhoven, Geulle en Meers laten dit niet toe. Oplossingen kunnen op termijn gezocht worden in het weghalen van oeververdedigingen, binnen het beleid van de natuurvriendelijke oevers. Ondanks de beperkte kansen voor steiloevers kunnen de actuele potenties geoptimaliseerd worden door te garanderen dat er mogelijkheden voor oevererosie blijven bestaan.

Een mogelijke tijdelijke oplossing voor het voorzien van sedimentlading is het lokaal aanwezig laten van ‘oneffenheden’ en hindernissen in het ontwerp van de ingreeplocaties, zodat erosie en sedimentatieprocessen gestimuleerd worden. Zo zijn bijvoorbeeld bij de ingreep Kerkeweerd in 2009 enkele ‘bulten’ in het terrein achtergelaten en zo’ n 500m steiloevers bijkomend aangelegd bij uitvoering van het project (foto 2).

Foto 2. De ingreep Kerkeweerd in 2009 waarbij enkele ‘bulten’ in het terrein werden achtergelaten en zo’ n 500m steiloevers aangelegd werden.

Een andere mogelijkheid is het vrijmaken van de steile oevers door de oeverbekledingen weg te halen. Hierdoor heeft de rivier een aansnijpunt en kan deze reeds bij lagere stroomsnelheden erosief zijn. Ook in de verruimingslocaties en aan de randen van stroomgeulverbredingen zal de rivier in de onbeschermde bodem kleinere steilwanden kunnen vormen en zich aldus lokaal voeden met sediment. In deze vrijgegeven oevers (ontsteende oevers en onbegroeide vergravingszones) ontstaan mogelijkheden voor erosie van grind en zand bij stroomsnelheden vanaf 1.5 m/s, zodat de in figuur 1 geschetste kansen uitgebreid worden.

(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(15)

CONCLUSIE

De kaarten tonen de meest kansrijke locaties voor oevererosie die bijdragen aan de voeding van de bedding van de Grensmaas. Enerzijds zijn kansrijke trajecten in directe rivieroevers aangegeven waar geen ingrepen voorzien zijn van het Grensmaasproject. Daarnaast liggen er binnen projectlocaties ook kansrijke locaties aansluitend bij de geulverbreding, waar de overgang naar de weerdverlaging kansen biedt voor erosieprocessen (eventuele ontwikkeling van kleine steilwanden).

Vooral de bijkomende mogelijkheden voor natuurvriendelijke oevers (vrij eroderende oevers) op het traject geven invulling aan de beleidsdoelstellingen uit de Kaderrichtlijn Water en kunnen op korte termijn gerealiseerd worden. Hierbij kan tevens aangegeven worden dat voor het traject benedenstrooms Maaseik alle oevertrajecten geschikt/kansrijk zijn voor de ontwikkeling van vrij eroderende oevers, en er dus enkel de afweging vanuit bescherming van infrastructuur moet gemaakt worden. De oevers aansluitend bij natuurterrein komen alleszins prioritair in aanmerking voor een ontstening.

Naast deze mogelijkheden voor vrije oevererosie door het voorzien van natuurvriendelijke oevers, blijft nog steeds het beheerkader van de minimale vrije ruimte voor de rivier, zoals beschreven in het Sedimentbeheerplan Gemeenschappelijke Maas (Van Looy, 2009), de basis voor het voorzien van een voldoende vrijheid voor erosie- en sedimentatieprocessen. Hiertoe zal de vervolgstap (zie aanleiding) uitwerking bieden met de aanduiding van interventielijnen en het regelen van het gemeenschappelijke beheer en monitoring met betrekking tot de morfologie van de rivier.

REFERENTIES

(publicaties, databanken, websites)

Malavoi, J.R., Gautier, J.N., Bravard, J.P. 2001. Free space for rivers : a geodynamical concept for a sustainable management of the watercourses. Proceedings of the

River Flow Conference 2001.

Piégay, H., Darby, S.E., Mosselman, E. & Surian, N. 2005. A review of techniques available for delimiting the erodible river corridor: a sustainable approach to managing bank erosion. River Research and Applications 21: 773-789.

Van Braekel, A., Van Looy, K. 2007. Ecologische effecten van ingrepen langs de Gemeenschappelijke Maas : focus : zuidelijke sector. Rapporten van het Instituut

voor Natuur- en Bosonderzoek, 2007(52). Instituut voor Natuur- en

Bosonderzoek: Brussel : Belgium. 106 pp.

Van Looy, K. 2009. Sedimentbeheerplan Gemeenschappelijke Maas. Rapporten van het

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2009(15). Instituut voor Natuur- en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze techniek bestaat uit een dijkverplaatsing met de aan leg van brede plasbermen. Hierbij wordt tussen de huidige oever en de nieuwe dijk een ondiepe, natte

(1) Meer ruimte voor water en natuur, met het behoud en het herstel van de natuurlijke overstromingsvlakte van de IJzer en de hierbij horende natuurlijke

De plasbermen van de Moervaart kunnen representatief worden geacht voor de oeverproblematiek van de meeste kleinere bevaarbare waterwegen, waar de ruimte voor de aanleg

De natuurvriendelijke oevers van de Moervaart kunnen representatief worden geacht voor de oeverproblematiek van kleinere bevaarbare waterwegen, waar de ruimte voor de aanleg

* Tevens is binnen ecotopen per soort de eventuele voorkeur voor het onderscheiden bodemtype (veen, zand of klei) gegeven (Van der Meijden et al., 1990). Heutige gewassen zijn

De bedekking voor soorten met hoge (>6) Ellenberggetallen voor nutriënten is significant lager bij opnames met een nietsdoenbeheer ten opzichte van (1) opnames met een

Voor een suc- cesvol eindresultaat is het van belang dat voor iedereen duidelijk is waar en waarom natuurvriendelijke oevers wel of niet gewenst zijn en welke “harde” en

Aan de hand van overzichtstabelien en grafieken wordt aandacht besteed aan: verspreiding van natuurvriendelijke oevers over Nederland, verspreiding over