• No results found

HERSTEL VAN VERTROUWEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HERSTEL VAN VERTROUWEN"

Copied!
117
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HERSTEL VAN VERTROUWEN

…OF HET PAARD ACHTER DE WAGEN SPANNEN?

Een onderzoek naar de effectiviteit en de efficiëntie van de Wet Toezicht Accountantsorganisaties

Wouter Glimmerveen S1752456

Rijksuniversiteit Groningen Masteropleiding Accountancy Begeleiders:

Dick Assink (namens de Rijksuniversiteit Groningen) Elizabeth Kostaras (namens PricewaterhouseCoopers) Erna de Jonge (namens PricewaterhouseCoopers)

(2)

De Wet Toezicht Accountantsorganisaties:

Herstel van vertrouwen…

of het paard achter de wagen spannen?

© Wouter Glimmerveen / Rijksuniversiteit Groningen /

PricewaterhouseCoopers

(3)

Voorwoord

Ik wil graag de volgende mensen bedanken voor het meehelpen aan het onderzoek:

Dick Assink, Erna de Jonge, Elizabeth Kostaras, Pieter Jansen, Jolanda Vonk-Roze, PwC Groningen, PwC BU de Ridder, Harry Geerlofs, Huub Wust, Aykut Oral, José Dubbeldam, Dick de Waard, Edwin Schrijver, Gerard van Vuuren, Vincent Roelink,

Frank Morsink, Tom van den Belt, Eric Hutten

(4)

Hoofdstuk I. Inleiding 8

Hoofdstuk II. Opzet van het onderzoek 10

2.01 Afbakening onderwerp 11

2.02 Ontstaan van het onderzoek 11

2.03 Probleemstelling 11

2.04 Doelstelling 11

2.05 Conceptueel model 12

2.06 Onderzoeksvragen 12

2.07 Relevantie van het onderzoek 12

2.08 Methodologie 13

i. Literatuuronderzoek 13

ii. Interviews 13

Doelstellingen van de interviews 13

Interviewmethode 13

Deelnemers aan de interviews 14

iii. Vragenlijsten aan gebruikers van de jaarrekening 14

2.09 Data-analyse 16

i. Literatuurgedeelte 16

ii. Interviewgedeelte 16

2.10 Resultaat 16

i. Aanbevelingen uit de praktijk 16

ii. Aanbevelingen naar aanleiding van andere regelgevingen 17

iii. Aanbevelingen uit de theorie 17

2.11 Schematische opzet van het onderzoek 17

2.12 Randvoorwaarden 17

(5)

Hoofdstuk III. Vertrouwenstheorieën 18

3.01 Wat is vertrouwen? 19

3.02 De vertrouwensleer van Limperg 21

3.03 Publiek vertrouwen in andere beroepsgroepen 26

i. Marketing 26

ii. Overheid 26

iii. Overheidsadministratie 27

iv. Overheidsinstellingen binnen OECD landen 27

v. Belastingdienst 28

vi. Wetenschap 28

vii. Chemische industrie 29

viii. Gezondheidszorg 30

ix. Farmaceutische industrie 31

x. Rechtspraak 32

xi. Media 32

xii. Bankwezen 34

xiii. Kernenergie 35

xiv. Genetische modificatie in de voedselindustrie 36

xv. Non-profit sector 36

3.04 Conclusies naar aanleiding van het onderzoek naar vertrouwensherstel in

andere beroepsgroepen 37

Hoofdstuk IV. Het vertrouwen in de accountant en zijn belangrijkste product 40

4.01 Publiek vertrouwen in vermogensmarkten 41

4.02 De kredietcrisis 41

4.03 De rol van de accountant in financiële markten 41

4.04 Het vertrouwen in de accountant en zijn belangrijkste product 42

4.05 Vertrouwen in de aanverwante producten van de accountant 42

4.06 Factoren van invloed op het publiek vertrouwen in de accountant 43

i. Het behartigen van publieke belangen 43

(6)

ii. Communicatie met het publiek en transparantie 43

iii. Beroepsethiek 44

iv. Competentie 45

v. Algemene factoren 45

vi. Organisaties die van grote invloed zijn op het vertrouwen in de accountant 45

4.07 Conclusies 45

Hoofdstuk V. Historische ontwikkeling van het vertrouwen in de accountant 46

5.01 Periode 1850 – 1920 47

5.02 Periode 1920 – 1960 47

5.03 Periode 1960 – 1990 48

5.04 Periode 1990 – heden 49

5.05 Toekomstverwachtingen 50

5.06 Conclusies 50

Hoofdstuk VI. Regelgeving en toezicht 52

6.01 Vormen van toezicht en controle 53

6.02 Regelgeving 55

i. Positieve reacties op regulering van de beroepsgroep 55

ii. Kritiek op de zeggenschap van accountants in regelgeving 56

iii. Kritiek op de hoeveelheid regels 56

iv. Kritiek op de inhoud van regulering 56

(7)

6.03 Marktwerking 56

6.04 Recent ingevoerde wetten en regels voor accountants 57

i Corporate Governance 57

ii Sarbanes-Oxley 60

iii Verordening Gedragscode 63

iv Voorschriften voor de Onafhankelijkheid 64

v Wet Tuchtrechtspraak voor accountants 66

vi Overige wetten en regels 66

vii Conclusies naar aanleiding van de andere regelgevingen voor accountants 67

Hoofdstuk VII. De Wet Toezicht Accountantsorganisaties: een analyse van de efficiëntie en

de effectiviteit 70

7.01 Aanleiding voor de WTA 71

7.02 Doelstelling van de WTA 71

7.03 Inhoud van de WTA 71

i Het vergunningstelsel 72

ii De accountantsorganisatie 72

iii Extern accountants 75

iv De toezichthouder 75

v Toezicht en handhaving 76

7.04 Knelpunten bij de WTA 76

7.05 Compliance-risico’s bij de WTA 77

7.06 Analyse van het probleem bij WTA-compliance 78

7.07 Analyse van de effectiviteit van de WTA in de opzet 78

i. Het behartigen van publieke belangen 78

ii. Beroepsethiek 79

iii. Competentie 79

iv. Communicatie en transparantie 79

7.08 Analyse van de effectieve werking van de WTA 79

i. Verwachting van het herstel 79

(8)

ii. Effect op de kwaliteit van de diensten van de accountant 80

iii. Effect op het midden- en kleinbedrijf 80

iv. Effect op het maatschappelijk verkeer 80

v. Effect op boekhoudschandalen 80

vi. Effectiviteit van regelgeving en toezicht 81

vii. Invulling van het conceptueel model in de praktijk 81

7.09 Efficiëntie van de WTA in de praktijk 82

i. Verhouding tussen het opgeleverde nut en de gemaakte kosten 82

ii. Verband tussen efficiëntie en kwaliteit 82

iii. De wijze van toezicht 83

iv. Gevolgen voor de markt 83

Hoofdstuk VIII. Aanbevelingen ter verbetering van het vertrouwen in de accountant 84

8.01 Aanbevelingen naar aanleiding van publiek vertrouwensherstel in andere

beroepsgroepen 85

8.02 Aanbevelingen uit de praktijk 88

8.03 Aanbevelingen naar aanleiding van andere regelgevingen 93

8.04 Tijd voor een fundamentele verandering? Alternatieven voor de WTA 95

i. Het audit-only firm 95

ii. De accountantscontrole als overheidsdienst 96

Hoofdstuk IX. Samenvatting 98

Hoofdstuk X. Conclusie uit het onderzoek en eigen mening over het onderwerp 100

Literatuurlijst 111

Bijlagen 117

Bijlage I Vragenlijst aan gebruikers van de jaarrekening 117

Bijlage II Vragenlijst bij de interviews 118

Bijlage III Overzicht van de bevindingen uit de interviews 119

Bijlage IV Analyse van de bevindingen uit de interviews 132

Bijlage V Analyse van het onderzoek naar andere beroepsgroepen 135

(9)

Hoofdstuk 1

Inleiding

(10)

Inleiding

De financiële markt is gebaseerd op vertrouwen. Dat vertrouwen is in het begin van dit decennium op een laag pitje gekomen. De financiële markt heeft vanwege incidenten zoals boekhoudschandalen en de kredietcrisis een deuk in het vertrouwen opgelopen. De regelgevers nemen daarom maatregelen ter herstel van het vertrouwen.

Zowel bestuurders van grote ondernemingen als accountants zien hun beroep sterkt gereguleerd worden om de vertrouwensbreuk weer te lijmen.

De Wet Toezicht Accountantsorganisaties heeft tot doel het vertrouwen in de accountant terug te brengen door middel van publiek onafhankelijk toezicht, iets dat nieuw is in de accountancy. Accountantsorganisaties staan nu onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, dat voorheen door de beroepsorganisaties werd

gehouden. De belangrijkste functie van de accountant, de wettelijke controle, wordt nu streng in de gaten gehouden. Je kunt hier voor of tegen zijn. Tegenstanders van de WTA, waaronder de “Stichting de Wakkere Accountant”, vinden dat het beroep niet meer werkbaar is door de nieuwe regels. Dit wekte mijn interesse om te onderzoeken of de WTA een zinvolle maatregel is of niet.

In dit scriptieonderzoek probeer ik op kwalitatieve wijze de efficiëntie en de effectiviteit van de WTA te onderzoeken. Kwalitatief wil zeggen: ik probeer de gedachte waarmee de WTA is opgezet beter te begrijpen.

Theoretisch begrip van de WTA is één, de toepassing in de praktijk is een ander verhaal. Het onderzoek bestaat daarom uit een theoretisch deel en een praktijkgedeelte. Het doel van het onderzoek is het doen van

aanbevelingen aan de regelgevers, accountantsorganisaties en aan externe accountants zelf voor het verbeteren van het vertrouwen in de accountant. Ik heb hier voor gekozen omdat ik het zonde zou vinden als deze scriptie ergens in een la zou verdwijnen en niemand er meer naar om keek.

Het vervolg van deze scriptie zal beginnen met een uitgebreide uitleg over de opzet van het onderzoek.

Vervolgens begint de scriptie inhoudelijk met vertrouwenstheorieën, waaronder de vertrouwensleer van wijlen Theodorus Limperg, de grondlegger van de vaderlandse accountancy. Een groot deel van dit hoofdstuk zal uitleg geven over verbetering van publiek vertrouwen in beroepgroepen. Vertrouwensherstel is in een groot aantal beroepsgroepen een belangrijk issue, vooral tijdens crisissituaties. In totaal 14 beroepsgroepen passeren de revue om bij te dragen aan de vertrouwenstheorie en het doen van aanbevelingen.

De belangrijkste beroepsgroep in deze scriptie is uiteraard de accountancy. Hoofdstuk 4 zal daarom aandacht besteden aan het vertrouwen in de accountant en zijn belangrijkste product, de accountantsverklaring. Ook het vertrouwen in de aanverwante producten van de accountant zal hier behandeld worden en de belangrijkste factoren voor het vertrouwen in de accountant worden hier beschreven.

Het accountantsberoep is constant in ontwikkeling. Het vertrouwen in de beroepsgroep en de regulering van het beroep veranderen daarin mee. In hoofdstuk 5 wordt daarom kort uitgelegd welke ontwikkelingen in de

geschiedenis van het beroep zijn voorafgegaan aan de Wet Toezicht Accountantsorganisaties.

“Vertrouwen is goed, controle is beter” is een bekende uitspraak van Lenin. We leven momenteel net als in de oude Sovjet-Unie in een wereld van regels. Mensen worden sceptischer en willen “eerst zien, dan geloven”.

Hoofdstuk 6 beschrijft een aantal andere regelgevingen en vormen van toezicht van het laatste decennium waar de accountant mee te maken heeft.

De kern van deze scriptie zal in de hoofdstukken 7 en 8 worden behandeld. Het praktijkonderzoek zal grotendeels in deze hoofdstukken zijn terug te vinden. De effectiviteit en efficiëntie van de WTA zullen in hoofdstuk 7 worden geanalyseerd naar aanleiding van gesprekken met accountants en gebruikers van de accountantsverklaring. Ook zullen hier de inhoud van de WTA en de maatregelen die de WTA met zich mee brengt worden beschreven. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, het doen van aanbevelingen aan de regelgevers, accountantsorganisaties en externe accountants kunt u terugvinden in hoofdstuk 8. Ten slotte is in het onderzoek kort samengevat in de hoofdstukken 9 en 10.

Hopelijk kan dit onderzoek bijdragen aan het vertrouwen in het beroep en het verduidelijken van de theorie over vertrouwensleer. Het was voor mij in ieder geval een plezierige en interessante ervaring en hopelijk is het voor de mensen in de accountancy en in andere beroepen een bron van inspiratie om het vertrouwen in hun beroep te verbeteren en op een hoog niveau te handhaven.

(11)

Hoofdstuk 2

Opzet van het onderzoek

2.1 Afbakening onderwerp 2.2 Ontstaan van het onderzoek 2.3 Probleemstelling

2.4 Doelstelling 2.5 Conceptueel model 2.6 Onderzoeksvragen

2.7 Relevantie van het onderzoek 2.8 Methodologie

2.9 Data-analyse 2.10 Resultaat

2.11 Schematische opzet van het onderzoek 2.12 Randvoorwaarden

(12)

Opzet van het onderzoek

2.1 Afbakening van het onderwerp

Het hoofdonderwerp van deze scriptie is de effectiviteit en de efficiëntie van de Wet Toezicht

Accountantsorganisaties. De WTA heeft als doel het vertrouwen in de accountant en de accountantsverklaring te herstellen en te waarborgen door middel van

onafhankelijk publiek toezicht op accountantsorganisaties en externe accountants. Om de aanleiding van deze wet te begrijpen, ga ik de historische ontwikkeling van het vertrouwen in de accountant onderzoeken: waarom het vertrouwen in de accountant niet voldoende aanwezig was voorafgaand aan de WTA.

Toezicht en regulering Herstel van

vertrouwen in de accountant en

zijn product

WTA

Efficientie Effectiviteit

Geschiedenis van de accountancy

Vertrouwens- theorie

Limperg

Publiek vertrouwen in

andere beroepsgroepen

Het onderzoek is gericht op het bepalen of de WTA efficiënt en effectief werkt en om met die informatie aanbevelingen te doen aan de regelgever, accountantsorganisaties en accountants. Om dit te onderzoeken en te begrijpen, komen een aantal andere onderwerpen aan bod om het probleem in een bredere context te plaatsen. Zo onderzoek ik hoe

vertrouwenstheorie werkt en ga ik specifiek in op de vertrouwenstheorie van Limperg uit 1926. Ook onderzoek ik uitgebreid hoe andere beroepsgroepen omgaan met publiek vertrouwen. Hiermee probeer ik patronen te ontdekken in methoden voor verbetering van publiek vertrouwen. Gecombineerd met de vertrouwenstheorieën probeer ik theoretische aanbevelingen te kunnen doen ter verbetering van de effectiviteit van de WTA. De uitkomst van dit gedeelte van het onderzoek probeer ik vervolgens toe te passen op de accountancy.

De WTA is niet ingevoerd zonder kritiek. Deze kritiek probeer ik begrijpbaar te maken door een beschrijving te geven van de andere recent ingevoerde regelgevingen in

de accountancy en door de historische ontwikkeling van het vertrouwen in de accountant te beschrijven. Ook de beantwoording van de probleemvraag moet tot de conclusie leiden of de kritiek over de WTA in de zin van effectiviteit en efficiëntie terecht is of niet.

2.2 Ontstaan van het onderzoek

Het onderwerp van dit onderzoek is ontstaan na een uurtje brainstormen. Hieruit ontstond een lijst van 15 actuele onderwerpen in de accountancy. Vervolgens heb ik uit deze lijst het volgende onderwerp gekozen:

“In hoeverre is de WTA een zinvolle maatregel?”

Dit onderwerp heb ik gekozen naar aanleiding van critici die zeiden dat de WTA overregulering was. Ik vroeg mij daardoor af of de WTA zinvol was en dat wekte mijn interesse om dit te onderzoeken. De mate van zinvolheid beoordeel ik op basis van de economische maatstaven effectiviteit en efficiëntie. Als een wetgeving effectief en efficiënt is, dan is het mijns inziens (vanuit economisch oogpunt) een zinvolle maatregel indien de doelstellingen in het belang van de maatschappij zijn.

Om het onderzoek relevant te maken voor mensen die in de accountancy werkzaam zijn, heb ik aan dit onderwerp de doelstelling om aanbevelingen te doen toegevoegd. Op deze manier is het een onderzoek dat (hopelijk) nuttig kan zijn voor het beroep waardoor de doelstelling van het onderzoek op een hoger niveau komt.

2.3 Probleemstelling

In hoeverre is de WTA een zinvolle maatregel?

Op basis van deze vraag is de probleemstelling

geformuleerd. De probleemstelling bestaat uit de volgende twee delen:

o In hoeverre is de WTA effectief om haar doel te bereiken? Zijn er aanpassingen of extra maatregelen nodig naast de WTA voor het herstellen van het vertrouwen in de accountantsverklaring en zo ja, welke?

o In hoeverre is de WTA een efficiënte methode voor het bereiken van haar doelstelling? Is het nodig de kosten-baten verhouding van de WTA te verbeteren om met minimale offers het optimale nut te verkrijgen?

2.4 Doelstelling van de WTA

De Minister van Financiën heeft de WTA de volgende doelstelling gegeven:

“Het herstellen en het waarborgen van het vertrouwen in de accountant door middel van het vormgeven van publiek onafhankelijk toezicht op het functioneren van accountantsorganisaties en de daaraan verbonden externe accountants.”

De doelstelling van het onderzoek is het geven van aanbevelingen aan:

- de regelgever,

- aan accountantsorganisaties en - aan extern accountants

met betrekking tot het op effectieve en efficiënte wijze verbeteren van het publieke vertrouwen in de accountant.

De aanbevelingen zullen in de vorm van verbeteringen van

(13)

de WTA en in de vorm van aanvullende maatregelen worden gedaan.

2.5 Conceptueel model

Om op wetenschappelijke basis een analyse te maken van de effectiviteit van de WTA en om een theoretisch kader te vormen voor het doen van aanbevelingen, moet de doelstelling van de WTA bekend zijn en moet worden onderzocht welke variabelen van invloed op de doelstelling van de WTA zijn.

Er bestaan verschillende theorieën over publiek vertrouwen. Deze theorieën beschrijven onder andere de variabelen die een positieve relatie hebben met

vertrouwen. Op basis van validiteit heb ik variabelen uit verschillende theorieën samengenomen en daaruit het onderstaande model samengesteld. In hoofdstuk 3 is een beschrijving te lezen van de theorieën en variabelen die dit conceptueel model vormen.

Het behartigen van het publieke belang

Concreet voor de accountant betekent deze factor het behartigen van de belangen van het maatschappelijk verkeer. Deze variabele is samengesteld uit: het tegengaan van opportunisme en eigenbelang, het voorkomen van een teveel aan financiële eigenbelangen en een te grote mate van ondernemerschap, in het belang van de maatschappij handelen, verantwoordelijkheid nemen voor anderen, onafhankelijkheid, sociale relaties, altruïsme, vrijwillig in het belang van anderen handelen, overeenkomst in sociale netwerken, wederzijds gedeelde belangen, identificatie met andermans doelen, voorzien in de behoeften van een ander, het bieden van een goede oppositie tegen de regelgever, het voortbrengen van verlangen uitkomsten, collectieve waarden en geen misbruik maken van de kwetsbaarheid van stakeholders.

Transparantie en communicatie

Deze variabele is samengesteld uit: het ontvangen ven de juiste antwoorden en betrouwbare informatie, perceptie, identificatie met verwachtingen, het zoeken en begrijpen van andere zienswijzen, ´alles vertellen wat men weet´, waarheidsgetrouwheid en geloofwaardigheid. De reden van het samennemen van Transparantie en Communicatie is dat deze elkaar complementeren. Voor

transparantieverbetering is communicatie nodig, voor verbetering van de inhoud van communicatie speelt transparantie een belangrijke rol. Deze twee variabelen gaan daarom ‘hand in hand’, vandaar deze keuze.

Beroepsethiek

Deze variabele is samengesteld uit: betrouwbaarheid, eerlijkheid, het nemen van ethische beslissingen, welwillendheid, handelen naar eer en geweten, sociale normen, culturele ethiek en eerlijkheid over risico’s.

Competentie

Deze variabele is samengesteld uit: het nemen van wijze beslissingen en deskundigheid.

Deze variabelen zijn als volgt in een conceptueel model te plaatsen:

Publiek vertrouwen in de

accountant

Publiek belang Beroepsethiek

Competentie Communicatie

en transparantie

Op basis van dit concept ga ik onderzoeken of de WTA effectief is opgezet en effectief werkt. Indien uit de interviews blijkt dat bepaalde variabelen zwakheden bevatten, dan zullen de variabelen geschikt zijn om aanbevelingen mee te doen.

De efficiëntie zal worden beoordeeld door te onderzoeken wat de kosten en het verkregen nut van de WTA zijn en door de verhouding hiervan te analyseren.

2.6 Onderzoeksvragen

Door de probleemstelling, de doelstelling en het conceptueel model samen te voegen, zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

1. Wat is in de literatuur bekend over de WTA?

2. Wat is er in de literatuur bekend over vertrouwensleer en herstel van vertrouwen?

3. Hoe gaan andere beroepsgroepen om met (herstel van) vertrouwen?

4. Wat zijn de zwakke en sterke punten van de WTA op gebied van efficiëntie en effectiviteit?

5. Welke aanbevelingen ter verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van de WTA kunnen worden gedaan aan:

a. De regelgevers b. Accountantsorganisaties c. Externe accountants

6. Welke alternatieve scenario’s voor de WTA bestaan er en welke argumenten zijn er voor en tegen deze alternatieven te bedenken?

2.7 Relevantie van het onderzoek

Vertrouwen in vermogensmarkten is een onderwerp dat het laatste decennium veel is behandeld. Wanneer een vertrouwenscrisis ontstaat, moeten er maatregelen genomen worden. De nationale en internationale regelgevers hebben de vermogensmarkten gereguleerd om het vertrouwen te waarborgen ter versteviging van de economie. De Amerikaanse Sarbanes-Oxley wet, de Code Tabaksblat en de WTA zijn hier voorbeelden van.

In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op de relevantie van dit onderzoek. Wat de rol van de accountant is en waarom vertrouwen in de accountant zo belangrijk is voor hemzelf en de beroepsgroep, maar ook voor

vermogensmarkten.

(14)

Hoofdstuk 7 beschrijft de efficiëntie en de effectiviteit van de WTA. Deze analyse is de basis voor het doen van aanbevelingen, die in hoofdstuk 8 gedaan worden. Deze aanbevelingen worden gedaan om op effectieve en efficiënte wijze het vertrouwen in de accountant te waarborgen. De aanbevelingen zijn gericht aan zowel de regelgever, accountantsorganisaties als de individuele externe accountant en bevatten zowel aanpassingen van regelgevingen als aanvullende maatregelen. De WTA is een nieuwe wet en heeft nog een aantal ‘kinderziektes’, bijwerkingen en beperkingen waar deze aanbevelingen een oplossing voor kunnen zijn.

Door het vertrouwen in de accountant te waarborgen, ontstaat er meer vertrouwen in vermogensmarkten.

Vertrouwen in vermogensmarkten speelt een rol bij zowel politieke als economische problemen in de gehele wereld, denk bijvoorbeeld aan armoede en terrorisme.

2.8 Methodologie

In overleg met dr. E.P. Jansen van de faculteit Economie en Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik de onderzoeksmethodologie vastgesteld. Het type onderzoek dat ik verricht is een kwalitatief onderzoek. De informatie die ik gebruik ga ik verzamelen door middel van literatuuronderzoek en door interviews en korte

vragenlijsten af te nemen. De reden voor een kwalitatief onderzoek in plaats van een kwantitatief onderzoek is het verschil in informatie die het oplevert. Een kwantitatief onderzoek kan heel exacte informatie opleveren om een stelling te verdedigen of te verwerpen, maar de bevindingen uit een kwalitatief onderzoek kunnen meer diepgaande informatie geven, wat meer mogelijkheden biedt tot het doen van aanbevelingen.

Het onderzoek is niet gericht op het testen van een theorie, maar meer op het begrijpen en mogelijk verbeteren van een theorie (in dit geval de theorie achter de WTA).

Hierdoor is een kwalitatief onderzoek meer geschikt voor het oplossen van de probleemstelling en het behalen van de doelstellingen. Het nadeel van een kwalitatief onderzoek is het komen tot subjectieve bevindingen.

Door in de bevindingen uit het onderzoek gevonden patronen kwantitatief weer te geven, kunnen bepaalde patronen worden onderbouwd, wat de hieruit resulterende aanbevelingen kan versterken. Het primair kwalitatief gerichte onderzoek heeft daardoor een (ondergeschikt) kwantitatief gedeelte ter ondersteuning van de resultaten.

Literatuuronderzoek

Het literatuurgedeelte gebeurt op basis van

wetenschappelijke artikelen en naslagwerken, welke zijn terug te vinden in de literatuurlijst. Iedere bron krijgt een vermelding in de tekst en in de literatuurlijst. De gebruikte literatuur zal de volgende onderwerpen bevatten:

- onderzoeksmethodologie

- publiek vertrouwen in beroepsgroepen - de vertrouwenstheorie van Limperg - andere vertrouwenstheorieën - geschiedenis van de accountancy

- regulering in de accountancy, zowel wetteksten en verordeningen als artikelen over regulering Het onderzoek naar vertrouwen in andere beroepsgroepen heeft drie functies:

1. het bieden van aanbevelingen, 2. het vormen van het conceptueel model 3. en het onderbouwen van aanbevelingen uit de

praktijk.

De vertrouwenstheorie van Limperg onderzoek ik om de oorspronkelijke theorie achter auditing beter te begrijpen.

Dit is een theorie die uit een ander tijdperk afkomstig is en

als gevolg van beroepsontwikkelingen niet meer geheel toepasbaar is in de hedendaagse praktijk, maar het biedt wel een fundament om relevante problemen bij de WTA beter te begrijpen en is daarom zeer geschikt voor dit onderzoek. De vertrouwensleer van Limperg is onderdeel van de theoretische basis waarmee het conceptueel model wordt onderbouwd.

Om tot de juiste literatuur te komen, maak ik gebruik van de bibliotheken van de Rijksuniversiteit Groningen en het Kennis- en Informatiecentrum (KIC) van het Nivra in Amsterdam. Deze laatste is de grootste verzameling van literatuur op gebied van accountancy in Nederland.

Interviews

Door het onderzoek voor een deel praktijkgericht te maken, bestaat er een grotere kans dat het onderzoek nuttig kan zijn voor beroepsbeoefenaren. Hierdoor zal het onderzoek relevanter zijn voor accountants(organisaties) en de regelgever. Een puur theoretisch gericht onderzoek is niet altijd praktisch toepasbaar. De interviews kunnen de resultaten van het onderzoek praktischer toepasbaar maken.

Doelstellingen van de interviews De doelstellingen van de interviews zijn:

- bepalen van de effectiviteit van de WTA - bepalen van de efficiëntie van de WTA - invulling geven aan de belangrijke factoren voor

het vertrouwen in de accountant in de praktijk - knelpunten en risico’s met betrekking tot de

WTA noemen

- beoordelen van mogelijke toekomstige alternatieven (audit-only firm en de accountant als overheidsfunctie)

- komen tot aanbevelingen naar aanleiding van de hierboven genoemde doelstellingen

Om de doelstellingen te bereiken, zullen de interviews op een gestructureerde manier worden afgenomen met een vaste vragenlijst. Hierdoor zullen de antwoorden beter vergelijkbaar zijn wat extra informatie zou kunnen opleveren. De bedoeling is om met de deelnemer aan het interview in discussie te gaan over de onderwerpen om tot volledige en duidelijke antwoorden te komen. Door op antwoorden door te vragen, kunnen antwoorden worden uitgediept om de theorie beter te begrijpen. Wanneer uit ervaring is gebleken dat uit bepaalde vragen niet een voldoende nauwkeurig antwoord kan worden geven om de doelstelling van het interview te behalen, dan worden de vragen aangepast, zonder afstand te doen van de vaste onderwerpen van de interviews.

Het is niet de bedoeling om een representatieve steekproef te nemen van de doelgroep. De bedoeling van het onderzoek is om een theorie uit te diepen, niet om een weergave te geven van een bepaalde populatie.

Interviewmethode

De interviews zal ik persoonlijk op locatie afnemen. Dit maakt het mogelijk om non-verbale informatie op te vangen bij het bediscussiëren van de onderwerpen.

Vastlegging van de interviews vindt uit kostenoogpunt direct in tekstuele vorm plaats zonder tussenkomst van een voicerecorder. De kans op dataverlies is op deze wijze echter groter dan met gebruik van een voicerecorder.

Uitwerking van het interviewverslag vindt daarom direct na het interview plaats.

De interviews vinden bij voorkeur plaats op de locatie van de ondervraagden. Een deel van de interviews hebben heeft telefonisch plaatsgevonden, vanwege tijdsgebrek bij

(15)

de ondervraagde. De voorkeur gaat bij mij uit naar een interview op locatie, omdat dit mijns inziens een meer directe methode is dan telefonisch.

Minimaal twee dagen voorafgaand aan het interview ontvangt de deelnemer de vragenlijst ter voorbereiding.

De helft deel van de interviews hebben kunnen plaatsvinden met dank aan dhr. Dick Assink, die mij een aantal namen heeft kunnen geven uit zijn collegiale netwerk. Daarnaast heb ik via mensen uit mijn eigen omgeving tot de andere helft van de interviews kunnen komen.

Deelnemers aan de interviews

De interviews zullen met de volgende functionarissen die in de accountancy werkzaam zijn worden afgenomen:

o externe accountants o partners

o quality review partners

o compliance officers van accountantsorganisaties o vaktechnisch medewerkers binnen

accountantsorganisaties

o medewerkers van beroepsorganisaties in de accountancy

o medewerkers van samenwerkingsverbanden tussen accountantsorganisaties

o gebruikers van de accountantsverklaring o een of meer docenten van de vakgroep

accountancy

Door voor de interviews een zo groot mogelijke variëteit aan organisaties binnen de accountancy te nemen, kan mogelijk een betere kwaliteit worden bereikt doordat de onderwerpen uit verschillende invalshoeken kunnen worden besproken. Om deze reden vinden de interviews plaats bij de volgende organisaties:

- Grote accountantsorganisaties

(PricewaterhouseCoopers, KPMG en Ernst &

Young)

- Middelgrote accountantsorganisaties (Kroese Wevers, BDO, VWG Nijhof, Lekx, Koks &

Geerlofs accountants)

- Kleine accountantsorganisaties (Rupert Accountants & Fiscalisten)

- Beroepsorganisaties (de Nederlandse Orde van Accountant-Administratieconsulenten)

- Koepelorganisaties (SRA)

- Onderwijsinstellingen (Rijksuniversiteit Groningen)

Belangrijke spelers binnen de accountancy, het Nivra en de AFM, gaven aan geen interviews te geven. De Nivra heeft een beleid waarbij zij geen interviews afgeven met studenten. Studenten kunnen wel gebruik maken van het Kennis- en Informatiecentrum van het Nivra. Ook ligt volgens het Nivra dit onderwerp politiek te gevoelig, waardoor het grote consequenties zou kunnen hebben wanneer zij uitspraken zouden doen over de WTA. De AFM verzocht mij om de persberichten over de WTA door te nemen. Ook de bestuursvoorzitter van de AFM, Paul Koster, zag geen mogelijkheid om een interview te geven.

De ‘Stichting de Wakkere Accountant’ zet zich in voor werkbare regelgeving voor accountants in het MKB. Deze stichting had geen tijd beschikbaar voor een interview en was van mening dat hun mening niet relevant is, aangezien deze stichting zich inzet voor niet-WTA accountants (mijns inziens is hun mening daarom juist interessant). Deloitte kon geen medewerking verlenen, na veelvuldig contact te hebben opgenomen met drie verschillende partners van Deloitte in Enschede, Groningen en Zwolle.

Een deel van de geïnterviewden gaven aan om niet te citeren met naam en toenaam. De bevindingen uit de interviews zullen daarom anoniem zijn. De namen van de geïnterviewden zijn in de onderstaande tabel af te lezen:

Naam Organisatie Functie Plaats

Dhr. A Novaa / Lekx, Kok & Geerlofs Oud-voorzitter Novaa resp. partner Woerden

Dhr. B PricewaterhouseCoopers quality review partner Amsterdam

Mw. C Rupert Accountants & Fiscalisten Extern accountant Goor

Dhr. D Ernst & Young, Rijksuniversiteit

Groningen partner, hoofddocent Groningen

Dhr. E BDO CampsObers partner Arnhem

Dhr. F SRA, VWG Nijhof vaktechniek/compliance officer Nieuwegein

Dhr. G Kroese Wevers (onderdeel van Nexia) vaktechniek/ extern accountant Enschede

Dhr. H KPMG Partner Enschede

Dhr. I PricewaterhouseCoopers quality review partner Groningen

Dhr. J KPMG, Rijksuniversiteit Groningen extern accountant, docent Auditing Groningen

Dhr. K Kroese Wevers (onderdeel van Nexia) directeur Enschede

Vragenlijsten aan gebruikers van de jaarrekening

Informatie van de gebruiker van de jaarrekening is relevant bij het bepalen of de WTA een effectieve maatregel is en om te bepalen wat het maatschappelijk verkeer belangrijke factoren vindt voor het vertrouwen in de accountant. Dit kan een bijdrage leveren aan het doen van aanbevelingen.

Het onderzoek is niet afhankelijk van dit onderdeel, maar het kan gegevens over accountants opleveren die objectief zijn en daarom waardevol. Het maatschappelijk verkeer kan mijns inziens weinig inzicht verschaffen in de efficiëntie van de WTA doordat hiervoor kennis van binnen accountantsorganisaties, overkoepelende organisaties

binnen de accountancy of beroepsorganisaties benodigd is. Vragen over efficiëntie vallen daarom buiten dit onderdeel.

Deze informatie over de effectiviteit van de WTA probeer ik te verzamelen via een korte vragenlijst van vijf vragen. De vragenlijsten zijn gericht aan de uiteindelijke investeerder.

Om deze doelgroep te bereiken, gebruik ik telefoon en email. Een interview op locatie is mijns inziens geen efficiënte methode gezien de kleine hoeveelheid gevraagde informatie. In onderstaand overzicht is de communicatie met de gebruikers van de jaarrekening beschreven:

(16)

Rabobank had geen tijd, ik werd doorverwezen naar Rematch (Rabobank is een klant van Rematch).

ABN AMRO E-mailcontact, resultaat:

ABN-AMRO had geen tijd

Vermogensbeheerders

Robeco Geen reactie per mail,

opnieuw geprobeerd per telefoon. Resultaat: Robeco gebruikt geen

jaarrekeningen en adviseert op basis van resultaten van het onafhankelijk

onderzoeksinstituut IRIS

Onderzoeksbureaus Rematch

(onderzoeksbureau voor relaties op

aandelenmarkten)

Meerdere malen

telefonisch contact gehad, resultaat: Rematch had niet de informatie en kennis beschikbaar voor een interview

IRIS (beleggingsresearch) Telefonisch contact, medewerking was mogelijk indien tijd beschikbaar was; per email vragenlijst verstuurd

Beleggersbanken

Alex Beleggersbank Email contact, resultaat:

Alex gebruikt geen jaarrekeningen voor beleggingsbeslissingen;

Alex adviseerde mij om contact op te nemen met beleggingsfondsen, pensioenbeheerders en vermogensbeheerders.

Binck Bank E-mailcontact, geen

antwoord.

Pensioenbeheerders, (levens)verzekeraars,

beleggingsfondsen en andere financiële dienstverleners

Nest Emailcontact, resultaat:

Nest houdt zich niet bezig met het continu monitoren van bedrijven waarin wordt belegd. Investeringen worden gemaakt op basis van indexcijfers.

Zwitserleven E-mailcontact, geen antwoord, telefonisch contact, resultaat:

deelnemers werden gezocht, vragenlijst per email verstuurd.

PGGM Geen reactie per email,

opnieuw geprobeerd per telefoon. Deelnemers werden gezocht, per mail vragenlijst verstuurd

(Hewitt Assoiciates) gekregen. Meerdere malen uitgesteld, resultaat: Hewitt Associates noch Philips Pensioenfonds gebruikt jaarrekeningen.

Delta Lloyd Meerdere malen telefonisch contact gehad, resultaat:

Delta Lloyd kon alleen een opsteller van de

jaarrekening beschikbaar stellen

Dhr. P.C. Kinds RA (Financial analyst bij AEGON)

Gevonden in het Register, geen bruikbare

contactgegevens.

RVS E-mailcontact, geen

medewerking kunnen krijgen aangezien RVS geen pensioenfonds is.

Belangenorganisaties Vereniging van

Effectenbezitters Telefonisch contact, een deelnemer werd gezicht, vragenlijst per e-mail verstuurd.

Beursanalisten

www.belegger.nl E-mailcontact, geen reactie beursbulletin.nl E-mailcontact, geen reactie

Overheidsaccountants Dhr. W.G. Galekop RA

(belastingdienst) Niet beschikbaar

Een streefdoel is om minimaal één gebruiker van de jaarrekening te ondervragen, maar bij voorkeur twee of meer. Doordat het een kwalitatief onderzoek is kan het aantal deelnemers laag blijven.

Commissarissen zijn buiten beschouwing gelaten. Zij zijn onderdeel van het maatschappelijk verkeer, maar gebruiken de jaarrekening niet voor investeringen.

Eén van de conclusies uit onderzoek is dat de beste methode om deelnemers te benaderen het hebben van een referentie en het telefonisch of persoonlijk benaderen van de deelnemers is. Op deze manier is de kans op medewerking van de deelnemer het grootst gebleken.

Benadering per email levert meestal geen resultaat op door geen reactie te ontvangen van de deelnemer of om een andere reden.

Respons

De respons, voor zover daarvan mag worden gesproken bij een kwalitatief onderzoek, is voor het gedeelte van de gebruikers van de jaarrekening betreurenswaardig laag.

Van de 19 verstuurde vragenlijsten is er geen enkele beantwoord, zelfs niet na herhaaldelijk contact.

Het zoeken naar gebruikers van de accountantsverklaring heeft wel informatie opgeleverd. Er is meer duidelijkheid ontstaan over de mate van het gebruik van de

jaarrekeningen door organisaties die deel uitmaken van de

(17)

vermogensmarkt. Dit was lager dan verwacht en is dit een teleurstellende conclusie.

Nadeel van de gehanteerde werkwijze dat de respons laag is geweest en dat het relatief weinig informatie heeft opgeleverd voor het onderzoek. Verklaringen hiervoor zijn:

- te hoge verwachtingen over het aantal organisaties dat de jaarrekening gebruikt;

- de relevantie van het onderzoek voor de gebruikers van de accountantsverklaring en de gevolgen daarvan voor de motivatie om deel te nemen aan het onderzoek;

- geen beschikbare tijd van gebruikers van de accountantsverklaring binnen organisaties;

- niet beschikbaar zijn van informatie binnen organisaties voor beantwoording van de vragen.

Mijn mening hierover is dat ik het onverstandig vind om geen jaarrekening te gebruiken bij het doen van

investeringen. Jaarrekeningen zijn kosteloos opvraagbaar en ze geven een betrouwbaar financieel inzicht in ondernemingen. Mijn aanbeveling aan investeerders is om altijd gebruik te maken van jaarrekeningen bij het maken van investeringen.

2.9 Data-analyse Literatuurgedeelte

In het onderdeel over publiek vertrouwen in andere beroepsgroepen vat ik artikelen samen en trek ik daaruit de belangrijkste conclusies. Door patroonherkenning kunnen de belangrijkste factoren voor herstel van publiek vertrouwen in beroepsgroepen worden ontdekt. Deze factoren vormen het conceptueel model. De conclusies verwerk ik vervolgens in het conceptueel model. Hierdoor ontstaat een overzicht dat oplossingen biedt voor herstel van de vier variabelen in het conceptueel model

(transparantie en communicatie, beroepsethiek, behartigen van publiek belang en competentie).

Het conceptueel model zal worden gebruikt bij de beschrijving van de geschiedenis van het vertrouwen in de accountant, de andere recente regelgevingen in de accountancy, de specifieke maatregelen binnen de WTA en de aanbevelingen uit de praktijk.

Interviewgedeelte

De interviews hebben vaste vragen in de volgende onderwerpscategorieën:

Onderwerp Doel

Efficiëntie en effectiviteit

van de WTA Analyse van de efficiëntie en effectiviteit, aanbevelingen Knelpunten bij de WTA Analyse van de efficiëntie,

aanbevelingen

Compliance Analyse van de efficiëntie en effectiviteit, aanbevelingen

Toekomst Alternatieve scenario’s

beoordelen, aanbevelingen

Na afloop maak ik een verslag van het interview en trek hieruit de conclusies in de vorm van bullets, gesorteerd naar onderwerp. Het interviewverslag laat ik controleren door de geïnterviewde. De bullets van ieder

interviewverslag voeg ik samen in een totaaloverzicht, dat ik verder onderverdeel in de vaste onderwerpen die bij de interviews zijn gebruikt. Vervolgens worden de

bevindingen verder gecodificeerd. Deze verdere

onderverdeling komt tot stand door patronen te herkennen in de bevindingen uit de interviews. Door dit

‘distilleerproces’ kunnen bevindingen op een gedetailleerd niveau leiden tot het doen van aanbevelingen en

conclusies ten aanzien van de probleemstelling.

Bepaalde conclusies verwerk ik kwantitatief om bepaalde aanbevelingen en de beantwoording van de

probleemstelling mee te ondersteunen. Een groot deel van de conclusies zullen echter resulteren in het beter begrijpen van de theorie achter de WTA en om

aanbevelingen te doen. Bepaalde aanbevelingen kunnen in meerdere interviews terugkomen. Met een kwantitatieve onderbouwing van de aanbevelingen zal duidelijk worden naar welke maatregelen de meeste vraag is. Daarnaast kan een kwantitatieve analyse aangeven welke factoren het meest worden genoemd als belangrijk voor het vertrouwen in de accountant. De methode van analyseren is het gebruik van taartgrafieken.

2.10 Resultaat

Aanbevelingen uit de theorie 1. Andere beroepsgroepen Het literatuuronderzoek is gericht op vertrouwensleer. Naast de algemene

vertrouwenstheorieën zal het literatuuronderzoek zijn gericht op het verbeteren van publiek vertrouwen in andere beroepsgroepen dan de accountancy. Voor dit onderzoeksgedeelte heb ik wetenschappelijke artikelen en een aantal boeken onderzocht waarin wetenschappers beschrijven hoe zij aan bevelen het publieke vertrouwen in andere beroepsgroepen te verbeteren. Een overzicht hiervan is in de literatuurlijst te vinden.

Deze wetenschappelijke literatuur zal ik in deze scriptie samenvatten en daaruit conclusies trekken. Het trekken van de conclusies is de basis voor het doen van theoretische

aanbevelingen. De conclusies zijn in een tabel verwerkt, die de indeling heeft van het conceptuele model. Deze tabel geeft aanbevelingen die in andere beroepsgroepen effectief zijn geweest en theoretisch gezien toepasbaar zouden kunnen zijn in de accountancy.

2. Andere regelgevingen in de accountancy Naast de aanbevelingen uit andere

beroepsgroepen zullen andere regelgevingen als voorbeeld kunnen dienen voor de WTA. De Sarbanes-Oxley wetgeving en de Code

Tabaksblat zullen beschreven worden en worden beoordeeld op basis van de effectiviteit en de efficiëntie van deze regelgevingen.

De aanbevelingen uit de andere regelgevingen staan vaktechnisch dicht bij de WTA wat bijdraagt aan de relevantie.

Aanbevelingen uit de praktijk

In de wetenschap wordt benadrukt dat iedere

beroepsgroep een specifieke behandeling vereist en dat er geen vaste formule bestaat voor verbetering van publiek vertrouwen. De aanbevelingen uit andere beroepsgroepen zijn geen waterdichte garantie voor succes in de

accountancy.

Het doen van specifieke aanbevelingen voor de

accountancy zal gebeuren op basis van de interviews. De deskundigen die worden geïnterviewd kunnen met

(18)

suggesties komen voor aanbevelingen, die ik verder zal gaan uitwerken. De aanbevelingen kunnen met de gevonden theorie onderbouwd worden.

De aanbevelingen uit de interviews zullen naar

verwachting meer effect hebben dan de aanbevelingen uit de theorie over andere beroepsgroepen. De

aanbevelingen uit de interviews zijn op de WTA gericht en zijn daarom, in tegenstelling tot de aanbevelingen uit de andere beroepsgroepen, niet generaliserend. Daarnaast worden deze aanbevelingen gedaan door professionals in de accountancy en waardoor de aanbevelingen uit relevante bronnen afkomstig zijn. De aanbevelingen uit andere beroepsgroepen kunnen de aanbevelingen uit de interviews onderbouwen en versterken waardoor zij waardevol zijn voor het onderzoek. Ook heeft het onderzoek naar publiek vertrouwen gediend als theoretische basis voor de interviews.

2.11 Schematische opzet van het onderzoek Schematisch kan het onderzoek als volgt worden weergegeven:

Het onderzoek begint met het literatuuronderzoek. Uit het literatuuronderzoek formuleer ik de vragen voor de interviews. De literatuur vormt een basis voor het geven van aanbevelingen (de doelstelling). De aanbevelingen zullen daarom gedeeltelijk theoretisch van aard zijn. De interviews, die na het literatuuronderzoek volgen, zullen aanwijzingen kunnen geven om aanbevelingen te kunnen doen. Hiermee probeer ik de aanbevelingen ook een praktische kant te geven. Naast het bieden van aanbevelingen is het oplossen van de probleemstelling een doelstelling van de interviews. Over de WTA is in Nederland een geringe hoeveelheid wetenschappelijke literatuur beschikbaar waarin de WTA kritisch wordt beoordeeld. De oorzaak hiervan is dat de WTA op moment van schrijven een betrekkelijk recente wet is. Het oplossen van de probleemstelling zal op zijn beurt kunnen bijdragen aan de aanbevelingen. De doelstelling sluit aan op de probleemstelling, omdat de aanbevelingen inspelen op de zwakheden in de efficiëntie en effectiviteit van de WTA.

In bovenstaand schema is af te lezen dat iedere fase bijdraagt aan de doelstelling van het onderzoek: het geven van aanbevelingen. Dit maakt de opzet van het onderzoek doelgericht, wat het onderzoek effectief maakt voor het bereiken van de doelstellingen.

2.12 Randvoorwaarden

- Het onderzoek begint op 15 maart 2008 en is bij voorkeur (niet noodzakelijk) vóór 31 augustus 2008 voltooid.

- Het afstudeercontract met

PricewaterhouseCoopers loopt tot 31 juli 2008.

Tot die tijd stelt PricewaterhouseCoopers begeleiding en andere mogelijkheden

beschikbaar waaronder een voortgangscoach en een inhoudelijke coach, een laptop, werkruimte, toegang tot het netwerk van

PricewaterhouseCoopers, een mailbox, reiskostenvergoeding en een

afstudeervergoeding.

- Een streefdoel is om minimaal 12 deelnemers te ondervragen, met personen van een zo gevarieerd mogelijke groep

(accountants)organisaties. Van de 12 deelnemers is het de bedoeling dat minimaal één deelnemer gebruiker van de jaarrekening is, maar bij voorkeur twee of meer. Minimaal 10 deelnemers moeten deskundigheid hebben op gebied van accountancy.

(19)

Hoofdstuk 3

Vertrouwenstheorieën

3.1 Wat is vertrouwen?

3.2 De vertrouwensleer van Limperg

3.3 Publiek vertrouwen in andere beroepsgroepen

3.4 Conclusies naar aanleiding van het onderzoek naar vertrouwensherstel in andere beroepsgroepen

(20)

Definities

Hieronder volgen een aantal citaten van wetenschappers over de definitie van het begrip vertrouwen:

De UK House of Lords beschrijft het begrip vertrouwen als volgt:

o Wij geloven dat wij de juiste antwoorden en betrouwbare informatie kunnen ontvangen o Wij geloven dat u eerlijk bent en dat u ons alles

vertelt wat u weet

o Wij vertrouwen op uw oordeel, en vertrouwen op uw beslissingen, die wijs, volledig, ethisch en in het belang van de maatschappij zijn

o Wij denken dat u (actiegroep) een goede oppositie biedt als tegenhanger van de regelgever en de industrie

“De basis voor vertrouwen is het zoeken naar en begrijpen van andere zienswijzen” (bron: OECD).

Gutteling en Wiegman hebben als belangrijke factoren bij vertrouwen “deskundigheid’ en ‘waarheidsgetrouwheid’

gevonden.

“Vertrouwen is belangrijk voor de perceptie van risico”

(Lang, Hallman, 2005)

“Sociale relaties zijn de belangrijkste factor voor het produceren van vertrouwen in het economisch leven.

Vertrouwen wordt opgewekt wanneer overeenkomsten zijn ingebouwd in een grotere structuur van persoonlijke relaties en sociale netwerken.” - Granovetter

“Vertrouwen maakt het mogelijk dat de maatschappij onzekerheid tolereert over zaken die zij niet begrijpen.” -- Luhmann

Vertrouwen bestaat uit twee factoren: geloofwaardigheid en competentie (Metlay).

“Vertrouwen speelt geen rol wanneer belangen of uitkomsten volledig bekend zijn.” -- Lang en Hallmann, 2005

In de wetenschap worden voornamelijk de volgende vier factoren onderzocht bij onderzoek naar vertrouwen:

o Competentie: het hebben van de kennis en vaardigheden om informatie nauwkeurig te kunnen beoordelen en op basis daarvan de juiste beslissingen kunnen nemen.

o Transparantie: Openheid en de communicatie o Publiek belang: Het niet in strijd functioneren

met maatschappelijke normen

o Eerlijkheid: De waarheid spreken over risico’s.

(Lang en Hallmann, 2005)

“Vertrouwen dient als substituut voor risico’s, maar betekent in die zin ook steeds een risico voor diegene die

Vertrouwen en sturing zijn zowel substituten als complementen. Door conflicten kan vertrouwen worden afgebroken. Sturing van de relatie kan het conflict oplossen en het vertrouwen weer opbouwen en verder verdiepen. Een gebrek aan sturing kan de behoefte aan vertrouwen doen toenemen. Vertrouwen kan ook sturing aanvullen, zoals bij een contract, dat niet volledig dekkend is. (Nooteboom, 2006)

“Vertrouwen houdt in dat men risico’s accepteert die door afhankelijkheid, gecombineerd met een gebrek aan sturing, ontstaan.” (Nooteboom, 2006)

“Intentioneel vertrouwen bestaat uit vertrouwen in de welwillendheid en vertrouwen in de toewijding.”

(Nooteboom, 2006).

“Persoon A is in de ogen van persoon B

vertrouwenswaardig wanneer B kan verwachten dat A vrijwillig, maar niet geheel voor altruïstische motieven, handelt in het belang van B.” (Hardin).

In een studie naar marketingrelaties, vonden Morgan en Hunt (1994) een positief verband tussen wederzijds gedeelde belangen, communicatie en vertrouwen. In brede zin is vertrouwen “de verwachting dat de ander handelt in overeenstemming met wijze waarop hij of zij zich presenteert”, in enge zin is vertrouwen “de verachting dat de ander naar eer en geweten handelt.”

“Vertrouwen ontstaat wanneer A zich identificeert met de doelen, normen en waarden, verwachtingen en ervaringen van B.” (Bryce, 2007).

“Vertrouwen is een functie van collectieve waarden, sociale normen en culturele ethiek.” (Fukuyama, 1995).

“Vertrouwen is de bereidheid om iemands kwetsbaarheid te vergroten ten opzichte van een persoon die buiten iemands control ligt.” (Zand, 1972)

Anderson en Wetiz (1989) beschrijven vertrouwen als “het geloof van de ene partij dat voorzien wordt in zijn behoeften door de andere partij.”

Hart en Johnson (1999) definiëren vertrouwen in een ondernemingscontext als “het geloof dat een organisatie of sector en haar mensen nooit misbruik zullen maken van de kwetsbaarheid van stakeholders, door eerlijk, betrouwbaar, competent en ethisch te handelen in iedere situatie.”

“Vertrouwen is de verwachting dat een object (een instelling of haar bestuurders) de verlangde uitkomsten zal voortbrengen voor degene die het object in vertrouwen neemt, ook als hij het object niet beïnvloeden zal.”

(Garnson, 1968).

Volgens Seligman (1998) bestaat er een verschil tussen het begrip control en het begrip vertrouwen. Control is het weten wat iemand kan verwachten in een situatie en de mogelijkheid hebben om te sanctioneren wanneer de verwachtingen niet worden waargemaakt. “het verschil”, zegt hij, “zit hem in het feit dat control is gebaseerd op iemands kennis of de verwachting van andermans handelen, terwijl vertrouwen nodig is wanneer deze kennis ontbreekt.”

In de vakgebieden psychologie en marketting speelt vertrouwen een belangrijke rol. In deze vakgebieden omschrijft men vertrouwen als ‘eerlijk een welwillend’

(Kumar, Scheer en Steenkamp, 1995, Larzelere, Houston 1980, Rempel, Holmes en Zanna, 1985). Het eerste facet, eerlijkheid, kan worden gedefinieerd als overtuiging in de betrouwbaarheid (Morgan en Hunt, 1994), ‘zich aan zijn

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel zal moeten worden getracht om een organisatie als Moret Ernst & Young zodanig voor de toekomst gereed te maken, dat wij met recht kunnen blijven volhouden, dat wij

De adviesdiensten moeten naar aard en kwaliteit in overeenstemming zijn met het professionele beeld van de accountant en mogen de objectiviteit met betrekking tot een cliëntrelatie

Uit de totstandko­ ming van deze wet kan worden afgeleid, dal de wetgever hierbij geen aanvullend onderzoek door de accountant voor ogen heeft gestaan, maar wel voorschrijft

De erven, bij­ gestaan door een vaktechnisch adviseur van het kantoor waarvan betrokkene deel heeft uitgemaakt, tekenen beroep aan, kennelijk al­ leen tegen de

Ook in deze nota is ruim­ schoots aandacht gegeven aan het begrip kwaliteit en wordt aandacht besteed aan de vraag in hoe­ verre er kwaliteitsverschillen

Dient de accountant die de te verkopen vennootschap controleert doch in het geval die tevens optreedt voor de verkoper, niet het bijzondere belang van de

4 dat in een verklaring niet gesteld mag worden dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van vermogen en resultaat als de accountant van oordeel is dat een

is kennelijk aan Blokdijk voorbijgegaan, evenals het vele dat in binnen- en bui­ tenland over de rapportage van omgevingseffecten is gepubliceerd4). Wat Blokdijk