• No results found

'WAT GING ER DOOR u HEEN?'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "'WAT GING ER DOOR u HEEN?' "

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- - - -

'WAT GING ER DOOR u HEEN?'

/

U. R 0 SENT

Het is nog niet zo lang geleden dat problemen, strijdpun- ten en kwesties in hun 'maatschappelijke context' werden geplaatst.Als groepen burgers zich tekort gedaan voelden door de overheid, claimden zij dat zij in hun objectieve rechten aangetast werden. Met kwantitatieve gegevens probeerden zij hun objectieve gelijk aan te geven.

Maar na decennia van maatschappelijke omstandighe- den zijn wij nu terechtgekomen in de tijd van het gevoel, de emotie en, wanneer we in grote getale bij elkaar zijn, de hype. Als er iets bijzonders gebeurt, vragen we niet wat er gebeurd is, maar: 'Wat ging er door u heen?' Die vraag is allang niet meer voorbehouden aan de reporter bij de Tour de France die de uitgeputte winnaar op die manier zijn diepste zieleroeselen ontfutselt. 'Wat ging er door u heen' lijkt wel zo ongeveer de existentiële vraag in onze maatschappij te zijn geworden. De vraag kent diverse varianten. Zoals ik een radioverslaggever tijdens de rellen in Paramaribo aan een Surinamer hoorde vra- gen:'Wat is uw gevoel hierover?' De man antwoordde dat het allemaal veel te duur was geworden. De radioverslag- gever had niet terug van dit verrassend gevoelloze objec- tieve antwoord.

Het gevoellijkt tegenwoordig in een aantal domeinen de objectivering, redenering en argumentatie weg te spe- len. Het zet daarmee de relaties tussen de overheid en de burgers in toenemende mate onder druk. En dat roept weer de fundamentele vraag op of de overheid zich als katalysator of zelfs als therapeut van de samenleving moet en kan opwerpen. Toen in de jaren zeventig bevrijde gijzelaars door artsen, psychologen en psychiaters onder de hoede werden genomen voordat zij naar huis konden, was dat onderwerp van heftige publieke discussie. De medici en de psychiaters moesten zich verdedigen tegen het verwijt dat zij de gijzelingen medicaliseerden en psy- chiatriseerden. Kom daar nu nog eens om. Sterker nog, als de overheid zich niet volledig identificeert met de

gevoelens van mensen die zich tekort gedaan voelen, en van hun zaakwaarnemers, worden karrevrachten litera- tuur aangedragen om te bewijzen dat die mensen er daardoor nog erger aan toe zijn. Dat die literatuur juist voortdurend aantoont dat de overheid er onder zulke omstandigheden het beste aan doet geen valse hoop te wekken, wordt al te gemakkelijk vergeten. En dat de samenleving met dit al stelselmatig aan veerkracht en zelfredzaamheid inboet, wordt voor lief genomen.

Het spreekt voor zich dat gevoelens en klachten van burgers serieus genomen moeten worden. Dat geldt ook voor schijnbaar lastige categorieën als individuele en col- lectieve stress, en voor daarmee samenhangende ziekte- beelden. Niet voor niets omschrijft de Britse socioloog Barton rampen als 'extreme collectieve stress'. Die extre- me collectieve stress tekent ook de soms jaren later opdoemende ramp na de ramp. Dat blijkt wel uit de col- lectieve opwinding tijdens het onderzoek van de parle- mentaire enquêtecommissie vliegramp Bijlmermeer, ruim zes jaar na de calamiteit.

De centrale vraag is evenwel niet of sentimenten, gevoelens, gezondheidsklachten en stress van burgers door de overheid serieus genomen moeten worden, maar in welke mate en tot welke grens. In de kernbegrip- pen van de democratie liggen die grenzen besloten. Van een responsieve overheid verwachten wij niet dat die als een automaat met geconditioneerde reflexen reageert op de sentimenten en gevoelens van sommige burgers, hoezeer die zich ook gedupeerd voelen. De overheid moet die sentimenten en gevoelens serieus nemen, maar zal daarbij veel moeten meewegen: hebben andere bur- gers misschien andere sentimenten en gevoelens? En welke gevolgen zal de overheidsreactie in toekomstige, soortgelijke situaties hebben?

Deze overwegingen gelden nog sterker als we het democratische bestel enten op de liberale beginselen van

(2)

' '

de representatieve democratie. In de representatieve democratie schenken wij volksvertegenwoordigers bij de verkiezingen vertrouwen. Vervroegde verkiezingen daar- gelaten, rekenen wij vier jaar later met hen af. Wij aan- vaarden daarbij impliciet dat volksvertegenwoordigers en de publieke opinie op bepaalde momenten niet hetzelfde oordeel hebben over wat moet gebeuren. In de represen- tatieve democratie zijn gezagsdragers noch volksverte- genwoordigers slaven van de volkswil. Zij redeneren en argumenteren naar beste kunnen, en zij wegen klachten en sentimenten van sommige burgers af tegen die van anderen. Zij zullen realistisch genoeg zijn om te luisteren naar klachten en zij zullen zich ontvankelijk tonen voor gevoelens van onbehagen en voor de stress onder een deel van de bevolking. Dat zal zeker gelden als die gevoe- lens door zaakwaarnemers trefzeker onder de aandacht wórden gebracht. Maar dat is en blijft iets anders dan dat volksvertegenwoordigers in een representatieve demo- cratie zichzelf als de waarnemer van een specifieke groep van de bevolking opwerpen en zich volledig met die groep identificeren.

Naast responsiviteit en representativiteit baseren wij ons democratische bestel tenslotte op beginselen van de rechtsstaat. In de rechtsstaat heersen de wetten en zijn allen -machtigen en ondergeschikten, politici en ambte- naren - onderworpen aan een en hetzelfde wettelijke regiem. De rechtsstaat beschermt allen tegen willekeur.

De rechtsstaat objectiveert en nodigt uit tot ordentelijke redenering en argumentatie. Natuurlijk laat de rechts-

90

staat sentimenten en gevoelens toe. Hij is er zelf op inge- richt om de burger de gelegenheid te geven klachten over overheidsoptreden te uiten en die behandeld te zien. Maar de rechtsstaat vraagt daarbij wel om zorgvul- digheid en prudentie. Dat geldt in hoge mate wanneer gezondheidsklachten of stress-gevoelens rechtstreeks gerelateerd worden aan het handelen van de overheid.

Daarvoor moeten dan glasharde bewijzen beschikbaar zijn. Bij de enquête vliegramp Bijlmer zou meer dan zes jaar na dato het bewijs moeten zijn geleverd dat klachten en ziektebeelden anno 1999 rechtstreeks terug te voeren zijn tot een gebeurtenis, hoe verschrikkelijk dan ook, uit oktober 1992. Bij zware beschuldigingen stelt de rechts- staat zware eisen aan de bewijsvoering.

De prominente plaats van het gevoel, de emotie en hypes einde jaren negentig is uiteraard een sociaal en politiek feit van de eerste orde.Van de overheid -politie- ke gezagsdragers, volksvertegenwoordigers, ambtenaren - mogen wij verwachten dat die dat sociale en politieke feit onderkent. Maar dat is iets heel anders dan zich daarmee te identificeren. Een verantwoordelijke overheid gaat zorgvuldig en prudent om met de gevoelens en klachten van mensen in moeilijkheden. Daarmee bewijst zij die mensen in moeilijkheden pas echt een goede dienst.

Profdr. U. Rosenthal is hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Erosmus Universiteit Rotterdam, alsmede voorzitter van de redactie van Uberaal Reveil.

Liberaal Reveil 3

Het o staat t de Se militai recht..

het OI

heidsr een'V de int•

Onder nummE Eric B<

Europe wordel zijn an;

artikel ander praatk1 op zijr samen•

van dit pende gem oe van ee de NA onder Binner intern•

maar~

de reg van er te beg nauws

Liber.

(3)

DE OORLOG

DAADKRACHT

IN

OF

JOEGOSLAVIË·

PRAATKRACHT?*

JAN VAN DER DUSSEN

Het optreden van de NATO tegen Joegoslavië staat ter discussie. Het is de vraag of de acties van de Serven tegen de bevolking van Kosovo een militaire aanval op het soevereine Joegoslavië rechtvaardigt. Zijn deze aanvallen legitiem, gezien het ontbreken van een uitspraak van de Veilig- heidsraad van de VN hierover? Mede op basis van een 'Verantwortungsethik' veroordeelt de auteur de interventies van de NATO.

Onder de titel 'Praatkracht of daadkracht?' is in het vorige nummer van Uberaa/ Reveil een artikel verschenen van Eric Balemans, waarin een aantal ontwikkelingen in de Europese politieke en militaire samenwerking aan de orde worden gesteld. De titel heeft met name betrekking op zijn analyse van de WEU. Over dit aspect van Balemans' artikel zou ik het niet willen hebben, maar wel over een ander onderdeel ervan, waarin de tegenstelling tussen praatkracht en daadkracht een rol speelt. Ik doel hiermee op zijn opmerkingen betreffende de Europese militaire samenwerking binnen de NAVO en het militair ingrijpen van dit bondgenootschap in Joegoslavië. De zich voortsle- pende oorlog in Joegoslavië houdt over de hele wereld de gemoederen bezig*. In de Nederlandse politiek is sprake van een opvallende eensgezindheid over het optreden van de NAVO: alleen de SP is een principieel tegenstander en onder de Groenen is slechts sprake van een lichte twijfel.

Binnen sommige politieke partijen heeft weliswaar een interne discussie plaatsgevonden, maar deze heeft alleen maar geleid tot een ondersteuning van het standpunt van de regering. Binnen de WD is tot op heden geen sprake van enige discussie. Dat hieraan geen behoefte bestaat is te begrijpen, gezien het feit dat twee WO-ministers ten nauwste bij het optreden van de NAVO zijn betrokken.

Toch kan het naar mijn mening geen kwaad ook bin- nen de WD de achtergronden en de legitimiteit van het militair ingrijpen van de NAVO aan de orde te stellen.

Ook als men dit ten volle onderschrijft is het immers alleen maar een goede zaak dat men zich bewust is van het ook figuurlijk gesproken ingrijpende karakter van dit optreden. Tot op heden wordt dit naar mijn mening onvoldoende gedaan. In het volgende zal ik in verband hiermee enkele kritische punten naar voren brengen, hierbij het bovengenoemde artikel van Balemans als uit- gangspunt nemend.

Balemans begint zijn betoog met een verwijzing naar het feit dat de NAVO onlangs is uitgebreid met de drie nieuwe leden Polen, Tsjechië en Hongarije. Hieraan voegt hij toe: 'Van een omarming van Rusland is géén sprake. De betrekkingen tussen de NAVO en Rusland behoren niet tot de meest vriendschappelijke, ondanks het einde van de Koude Oorlog.' Als simpele constatering kan dit feit moeilijk worden ontkend. Toch is het enigszins verbazing- wekkend, juist vanuit de WD. het bij deze constatering te laten. Is men dan vergeten, zo kan men zich afvragen, dat Bolkestein zich destijds in de Tweede Kamer met verve heeft verzet tegen de uitbreiding van de NAVO met bepaalde landen van het voormalige Warschaupact, waar- bij Rusland zou worden uitgesloten? De argumenten hiervoor waren bepaald niet van grond ontbloot: door de uitsluiting van Rusland zou dit land zich bedreigd kunnen voelen en daar zou de Europese veiligheid niet mee zijn gediend.

Welnu, de aanval van de onlangs met de drie Oost- Europese landen uitgebreide NAVO op Joegoslavië heeft precies datgene bewerkstelligd waarvoor Bolkestein had gewaarschuwd. Het is immers duidelijk dat Rusland zich door deze aanval en de legitimatie die eraan wordt gege-

(4)

ven inderdaad bedreigd voelt en dat de extremistische krachten in dat land hierdoor alle wind in de zeilen krij- gen.

Het in november vorig jaar vermoorde liberaal- democratische doema-lid Galina Starovoitova heeft zich de laatste jaren van haar leven grote zorgen gemaakt voor de doem van het lot van de Weimar-republiek in Duitsland, die het huidige Rusland bedreigt. Uit het verne- derde en verarmde Duitsland van na de Eerste Wereld- oorlog is immers destijds de nazi-staat voortgekomen. Er is alle reden voor te vrezen dat mede door het ingrijpen in Joegoslavië een soortgelijk scenario zich in Rusland zou kunnen voordoen. Weliswaar wordt thans vanuit de NAVO alles in het werk gesteld om Rusland bij een diplo- matieke oplossing van het Kosovo-conflict te betrekken, maar het is duidelijk dat dit door de recente ontwikkelin- gen ernstig wordt bemoeilijkt. De NAVO krijgt dus als- nog de rekening gepresenteerd voor de vertroebeling van de relatie met Rusland, waarop door Balemans wordt gewezen. Deze vertroebelde relatie, alsmede de mogelij- ke interne gevolgen in Rusland zelf, kunnen tot de onbe- doelde neveneffecten van het NAVO-optreden worden beschouwd. Maar het is wel een aspect waarvan men zich terdege bewust dient te zijn en waarvoor een zekere ver- antwoordelijkheid niet kan worden genegeerd.

Een meer wezenlijk aspect van het optreden van de NAVO in Joegoslavië betreft de legitimatie die hieraan wordt gegeven. Balemans ziet in deze geen onoverkome- lijke problemen: de interpretatie van eerdere VN-resolu- ties maakt volgens hem het ingrijpen mogelijk en verder ziet hij een basis 'in het internationaal-rechtelijk uitgangs- punt van de (morele) verplichting zorg te dragen voor de beëindiging van (dreigende) genocide en grove schending van de mensenrechten'. Een optreden van de NAVO bui- ten het eigen verdragsgebied acht hij mogelijk 'als daar- voor een internationaal-rechtelijke grondslag aanwezig is'. Dit moet dan wel 'bij voorkeur' geschieden op grond van een mandaat van de Veiligheidsraad of een verzoek van de OVSE. Indien dit niet het geval is, acht Balemans desondanks een optreden gerechtvaardigd op basis van de genoemde redenen (beëindiging van genocide of ern- stige schending van de mensenrechten).

Deze argumentatie moge in eerste instantie aanne- melijk lijken, het is toch goed om zich terdege bewust te

zijn van de implicaties die zij inhoudt. Er zijn namelijk twee aspecten in het geding: de internationaal-rechtelijke en het karakter en de positie van de NAVO. Om met het laatste te beginnen, men dient te beseffen dat de NAVO destijds voor louter defensieve doeleinden is opgericht en thans is overgegaan tot een offensieve aanval op een soevereine staat, zonder dat er sprake is van de bedrei- ging van één van de leden van het bondgenootschap. Het kan in dit verband geen kwaad artikel 7 van het handvest van de NAVO te citeren, dat handelt over de relatie tot het Charter van de Verenigde Naties: 'This Treaty does not affect, and shall not be interpreted as affecting in any way the rights and obligations under the Charter of the Parties which are members of the United Nations, or the primary responsibility of the Security Council for the maintenance of international peace and security.' Hoe het nieuwe strategisch concept van de NAVO er ook uit moge zien, de vraag is in dit verband gerechtvaardigd in hoeverre dit in strijd kan en mag zijn met het eigen hand- vest.

Maar er is meer. Het optreden van de NAVO is geba- seerd op humanitaire redenen, dat wil zeggen er zijn bepaalde fundamentele morele principes in het geding.

Nu is het zo dat in de ethiek het zogeheten universali- teitsprincipe als een algemeen geldig principe en uitgangs- punt wordt beschouwd. In de woorden van de bekende Engelse ethisch filosoof Hare houdt dit in: 'What is right (or wrong) for one person is right (or wrong) for any person in similar circumstances'. Er is uiteraard geen reden dit principe niet evenzo van kracht te doen zijn in de context van de morele beginselen die ten grondslag liggen aan de internationale verhoudingen. Het moge dui- delijk zijn dat de implicaties hiervan vergaand zijn. Indien immers de NAVO om humanitaire redenen het recht heeft om in te grijpen in een ander land, dan geldt dit recht evenzo voor andere landen of bondgenootschap- pen. De voorbeelden waartoe dit kan leiden liggen voor het oprapen.

Het enige recht dat een dergelijke 'catch as catch can' op mondiaal niveau, die de hele wereld letterlijk in vuur en vlam zou zetten, kan voorkomen, is het aloude recht dat uitgaat van de soevereiniteit van staten, waarop het volkerenrecht is gebaseerd. In het optreden van de NAVO is hiervan bewust afstand genomen, met een

2' K

c

cl bi rr gt io gt H rr G m b• fe di gt

bc pc pr d<

w se pr b< Se OI ge Of Kc da va in· in bij re al!

SC

L i

(5)

!lijk ijke het

vo

cht

~en

·ei-

~et est tot

>es tny :he he he 1et Jit in d-

a- jn g.

I i- s- le lt IY n n .g i- n

t t

r

beroep op de handhaving van bepaalde morele humanitai- re waarden. In een uiterst gedegen artikel in

Die Zeit

van 29 april, onder de titel 'Bestialität und Humanität. Ein Krieg an der Grenze zwischen Recht und Moral', is de Duitse filosoof Habermas nader ingegaan op het span- ningsveld tussen het bestaande volkerenrecht en de claims van bepaalde universele mensenrechten. Het pro- bleem van de laatste is daarin gelegen, zo betoogt Haber- mas, dat indien deze moeten kunnen worden afgedwon- gen, dit alleen mogelijk is indien wordt uitgegaan van de idee van een de nationale staten overstijgend wereldbur- gerschap. Omdat hiervan (nog) geen sprake is, staat Habermas kritisch tegenover een interventionistische mensenrechtenpolitiek, die 'normative Masstäbe einem Gewaltpotential [will] überstülpen, das sich der Nor- mierung entzieht'. 'Moralische Normen, die an unsere bessere Einsicht appellieren', zo zegt hij even verder, 'dür- fen nicht wie etablierte Rechtsnormen erzwungen wer- den'. Zijn conclusie luidt dan ook dat 'die Selbstermächti- gung der Nato darf nicht zum Regelfall werden'.

De conclusie van Habermas lijkt mij moeilijk voor bestrijding vatbaar. Zou het motief voor het militair ingrij- pen van de NAVO in Joegslavië immers tot universeel principe worden verheven, dan zou dat tot niet minder dan een volledige ineenstorting van het bestaande inter- nationale rechtssysteem leiden. Hierbij dient tevens te worden aangetekend dat een interventionistische men- senrechtenpolitiek zich uiteraard dient te houden aan de principes van consistentie en rechtsgelijkheid. In dit ver- band geeft het te denken dat de etnische zuivering van de Serviërs in Krajina door Kroatië destijds door de NAVO op zijn minst is gedoogd en dat het moeilijk is uit te leg- gen waarin het optreden van Turkije tegen de Koerden en op Cyprus zozeer verschilt van dat van de Serviërs in Kosovo. Zonder al te veel overdrijving kan men zeggen dat een dergelijke selectieve inzet voor de handhaving van de mensenrechten de geloofwaardigheid en zelfs integriteit van de NAVO kan ondermijnen. Dit zit echter

Met het voorgaande wordt uiteraard niet betoogd dat de internationale gemeenschap zich niet zou moeten bekommeren om de handhaving van de mensenrechten.

Het tegendeel is het geval, maar ik zou wel een groot vraagteken willen zetten bij een politiek die erop is gericht deze rechten met militair geweld af te dwingen. Als dit leidt tot de verwoesting van een land, waarvan in het geval van Joegoslavië langzamerhand sprake is, zou ik zelfs een vraagteken willen zetten bij het morele gehalte van een dergelijk optreden.

De handhaving van de mensenrechten en de eventu- ele inbreuk op de soevereiniteit van landen die deze noodzakelijkerwijs met zich mee kan brengen lijkt mij geen zaak waartoe eenzijdig door welke partij dan ook kan worden besloten, maar een die slechts het resultaat van internationaal overleg zou dienen te zijn. Vooralsnog vormen de Verenigde Naties hiervoor het meest geschik- te institutionele kader. Toegegeven, deze organisatie is bij uitstek gebaseerd op het volkenrechtelijke principe van de soevereiniteit van staten en dit principe kan uitermate frustrerend werken bij de handhaving van de mensen- rechten. Van dit principe kan evenwel hetzelfde worden gezegd wat Churchill over de democratie heeft opge- merkt: het is verre van ideaal, maar vooralsnog het minst slechte.

Tot het, ten aanzien van bepaalde kwesties, afzien van de nationale soevereiniteit kan alleen vrijwillig en in onderling overleg worden besloten. De Europese gemeenschap is hiervan het beste voorbeeld. Het moet ons aller doel zijn uiteindelijk de hele wereldgemeen- schap tot een dergelijke ordening te brengen. Het is ech- ter onzinnig om te denken dat dit zou kunnen worden bewerkstelligd door militair ingrijpen.

De oorlog die de NAVO tegen Joegoslavië voert ver- toont overigens steeds meer de kenmerken van een oor- log in de klassieke zin van een strijd van het Goede tegen het Kwaad. Hij wordt zelfs in toenemende mate als een reprise van de Tweede Wereldoorlog voorgesteld, com- in de aard van de acties ingebakken. Het is immers zo dat pleet met een Hitier aan de Donau, de Serviërs in de rol bij een militair ingrijpen ter bescherming van de mensen- van de Duitsers, die straks 'heropgevoed' moeten wor- rechten sprake is van een rol van zowel aanklager, rechter den, terwijl ook het begrip genocide gemeengoed is als strafuitvoerder. Het is duidelijk dat deze curieuze ver- geworden en zelfs dat van de holocaust valt te beluiste- menging van rollen alle ruimte laat voor acties die de

schijn van een zekere willekeur op zich kunnen laden.

Liberaal Reveil 3

ren.

Hoe verwerpelijk het optreden van het bewind in

93

(6)

Belgrado in Kosovo ook is, een dergelijke voorstelling van zaken lijkt mij niet geheel op zijn plaats. In de eerste plaats is het weinig kies tegenover de slachtoffers van de werkelijke genociden van deze eeuw (de Turkse op de Armeniërs, de Duitse op de joden, Cambodja, Ruanda) om de massale verdrijving van de Albanesen uit Kosovo, maar ook de vervolging waaraan zij bloot staan, hieraan gelijk te stellen. Verder is het niet zo dat het regime in Belgrado een vorm van nationaal-socialisme, of welke andere ideologie dan ook, zou aanhangen. Er is wel spra- ke van een nationalisme, dat door de oorlogssituatie uiteraard wordt versterkt. Dat nationalisme is echter geenszins typisch voor Serviërs, maar voor alle volken in de Balkan en zelfs voor Oost-Europa in het algemeen.

Over het nationalisme is tegenwoordig heel wat te doen, maar de ruimte ontbreekt om hier uitvoerig op in te gaan. Eén ding is evenwel duidelijk: het westen is volle- dig verrast door het opkomend nationalisme in Oost- Europa, zoals zich dat sinds de ineenstorting van de com- munistische regimes heeft gemanifesteerd, en men heeft er maar weinig begrip voor. De westerse wereld beschouwt het als een atavisme en de afkeer ervan krijgt een extra dimensie, omdat het een verschijnsel betreft uit het eigen meer duistere verleden, waarmee men dacht voor goed te hebben afgerekend. De herleving van het nationalisme wordt daarom evenzeer veroordeeld als dat het onbegrepen blijft. Het laatste is evenwel geen goede zaak. Zonder in de fout te vervallen dat 'tout comprendre c'est tout pardonner', kan het immers alleen maar tot voordeel strekken te proberen bepaalde maatschappelij- ke en politieke verschijnselen en ontwikkelingen te begrijpen.

De bekende studie Nations and Nationalism ( 1983) van de vorig jaar overleden Engelse filosoof, oriëntalist en antropoloog Ernest Gellner is een uitstekende leidraad voor een beter begrip van het verschijnsel van het natio- nalisme. Het gaat hier om een politiek principe, aldus Gel- lner, 'which holds that the politica! and the national unit should be congruent'. De kern van zijn theorie is, dat het nationalisme een noodzakelijke functie vervult in het pro- ces van een agrarische naar een industriële samenleving.

Kort gezegd komt het erop neer dat een moderne geïn- dustrialiseerde samenleving een bepaalde homogene cul- tuur nodig heeft. De staat treedt als hoeder hiervoor op

94

en vormt haar bevolking hiertoe. Het nationalisme kent evenwel vele gezichten: het kan liberaal, democratisch en progressief zijn, maar ook autoritair, reactionair of dicta- toriaal.

Van belang is verder dat het zowel integratief als des- integratief kan werken. Het Italiaanse en Duitse nationa- lisme van de negentiende eeuw zijn voorbeelden van een integratief nationalisme. Van een desintegratie{ nationalis- me is met name deze eeuw sprake en het heeft de te- loorgang van drie multinationale staten bewerkstelligd: de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, het Otto- maanse Rijk en de Sovjetunie.

Naast de drie genoemde multinationale staten had het voormalige Joegoslavië

eveneens het karakter van een multinationale staat. Ook deze is ten onder gegaan, waaraan direct moet worden toegevoegd dat het westen hierbij een handje heeft geholpen door de onafhankelijkheid van Kroatië en Slo- venië te erkennen. Dit heeft tot een voorspelbaar sneeuwbaleffect van onafhankelijkheidsverklaringen geleid, maar wat erger is, deze gingen gepaard met een massale onderdrukking en verdrijving van minderheden en soms uiterst gewelddadige strijd. Het westen heeft het tij willen keren door een gekunstelde multinationale staat Bosnië te creëren, waarin de verschillende bevolkings- groepen hun eigen territoir kregen. Het huidige Joegosla- vië en Macedonië zijn in feite de enige 'authentieke' mul- tinationale staten die zijn overgebleven. Gezien de erva- ring met dit soort staten kan een vraagteken worden gezet bij hun levensvatbaarheid. In ieder geval voert het KLA/UCK een onafhankelijkheidsstrijd in Kosovo en staat Macedonië min of meer op springen. In dit geval is de houding van het westen nogal dubbelzinnig. Want enerzijds is men er een voorstander van dat Joegoslavië als 'multiculturele' staat intact blijft, terwijl anderzijds het KLA/UCK in de huidige oorlog de facto wordt gesteund.

Het is bovendien een illusie te denken dat de Albanese vluchtelingen naar een Kosovo zullen terugkeren dat nog steeds deel uitmaakt van Joegoslavië. Het is het zoveelste dilemma waarmee het militaire optreden van de NAVO wordt geconfronteerd.

Tot slot zou ik de vraag aan de orde willen stellen of er mogelijk sprake kan zijn van een liberale optiek in ver- band met de oorlog in Joegoslavië. Ik zou hierbij de ethi-

Liberaal Reveil 3

set

on ing de ga; set on aa1 be ha tel na be da ee bu scl ne ee tis on ee

Ier W< W< do op dit m;

Li

(7)

lt

n

1-

;- 1-

n

;-

e

d

k

1

r

sche aspecten centraal willen stellen. Dat is relevant, omdat het morele beginselen zijn geweest die tot het ingrijpen van de NAVO hebben geleid. In mijn bijdrage in de bundel Publieke verantwoordelijkheid ben ik nader inge- gaan op het door Max Weber gemaakte onderscheid tus- sen een Gesinnungsethik en Verantwortungsethik, een onderscheid waarop ook door Bolkestein in zijn bijdrage aan de bundel wordt gewezen.' Een 'gesinnungsethische' benadering legt alle nadruk op de motieven van politieke handelingen of besluiten en beoordeelt deze daarnaar, terwijl vanuit een 'verantwortungsethische' optiek de nadruk wordt gelegd op de gevolgen die door bepaalde besluiten of handelingen worden gerealiseerd (er wordt daarom ook wel gesproken van een plichtethiek versus een doelethiek of consequentionalisme). In de genoemde bundel is naar voren gebracht dat een 'gesinnungsethi- sche' benadering typisch is voor socialisten en confessio- nelen, terwijl een liberale optiek wordt gekenmerkt door

beginselen met voeten worden getreden. De motieven en idealen staan zelfs zozeer centraal, dat als bepaalde doel- einden niet worden gehaald, volstaan wordt met het benadrukken van de (goede) bedoelingen.

Een liberaal, zo zou men kunnen zeggen, behoort een dergelijke attitude, die in plaats van op een consequentio- nalistische en 'realistische' invalshoek geheel is gebaseerd op een Gesinnungsethik, niet zonder meer te onder- schrijven.Vanuit een het liberalisme eigen doelethiek zou- den deze mogelijke gevolgen serieus onder ogen moeten worden gezien, terwijl de verantwoordelijkheid ervoor niet uit de weg wordt gegaan. Verder zou het duidelijk moeten zijn dat het voor de oplossing van de gerezen problemen niet voldoende is de goede bedoelingen te benadrukken, maar dat vooral veel effectieve praatkracht nodig is.

een 'verantwortungsethische' en consequentionalis- N 0 TEN

tische invalshoek. Hierbij kan worden aangetekend dat dit

*

Dit artikel werd eind mei 1999 geschreven.

onderscheid min of meer parallel loopt met dat tussen een 'idealistische' en 'realistische' politiek.

Dit onderscheid in aanmerking nemend, is het opval- lend hoezeer bij het ingrijpen van de NAVO alle nadruk wordt gelegd op de motieven en idealen van waaruit wordt gehandeld: wij kunnen het niet accepteren wat door de Serviërs in Kosovo wordt gedaan; deze inbreuk op de mensenrechten is volstrekt inacceptabeLWij doen dit dan ook niet uit eigenbelang, zo luidt het argument, maar louter om te voorkomen dat bepaalde morele

Liberaal Reveil 3

I. Groenveld, K. en P.G.C. van Schie eds., Publieke Verant- woordelijkheid, Assen, 1998; hierin:

W.J.

van der Dussen, 'Verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties', pp. I 07-119; F. Bolkestein, 'Liberalisme en maatschappe- lijke verantwoordelijkheid', pp. 120-128.

Prof. dr. WJ. van der Dussen is hoogleraar cultuurwetenschap- pen aan de Open Universiteit Nederland en lid van de gemeenteraad van Heerlen.

95

(8)

MORGEN OF OVERMORGEN?

H .C. G. L. POLAK

Door de introductie van het (correctief) referen- En wat denkt u van die vale tekst die het verkiezingspro- dum zal de representatieve democratie haar gramma 1998 presenteerde:

zegetocht kunnen voortzetten en daardoor niet 'De werkingssfeer van het referendum dient zich niet principieel beschadigd worden. Het referendum verder uit te strekken dan tot het correctief referen- dat in bijna alle landen van de Europese Unie al dum'.

wordt gepraktiseerd is op komst. Morgen of over- Daaruit spreekt immers geen enkele geestdrift noch zelfs morgen? enige duidelijke gedachte: alles is goed als we maar ophouden bij dat schrikbeeld eener voorkeursstemming.

Voorlopig geen correctief referendum dus. Dat is minder Wiegels tegenstem lag dus geheel binnen de lijnen van erg dan het lijkt want het wetsvoorstel was een lege

doos. Als we maar niet tot St.Juttemis behoeven te wach- ten voordat het eindelijk zover is. Diegenen die in het referendum een wenkend perspectief zien dienen niet te versagen.

Ik behoor tot dezen en mag - na goedkeuring en aan- moediging van de redactie - een poging wagen de gedachte- wisseling over het referendum levendig te houden, in de hoop en stille verwachting dat de WD zich niet, zoals nu, alleen maar pro forma blijft uitspreken vóór het referen- dum, maar dat ook van harte zal gaan doen.

De WD heeft zich immers slechts met tegenzin geschaard achter de in de twee regeeraceoorden dien- aangaande opgenomen teksten. We zeiden 'ja' maar we bedoelden 'nee'. Herinner u in dat verband de overigens virtuoze manoeuvres van Te Veldhuis die in de Tweede Kamer wist te bewerkstelligen dat de zogenaamde drem- pels op forse wijze werden verhoogd, zodanig verhoogd zelfs dat een journalist uit de mond van Bolkestein kon optekenen:

96

'De invoering van een volksraadpleging is een veer die wij tijdens de kabinetsformatie moesten laten. PvdA en D66 wilden dit graag mogelijk maken. De drempels liggen echter zo hoog dat de kans dat een wet wordt afgestemd nagenoeg nihil is. Zo bezien valt er wel mee te leven' (Reformatorisch Dagblad, 24 november 1997).

ons programma, en de ja-stem der andere Eerste Kamer- leden evenzo.

Kortom: van de WD is denkelijk nog geen ferme bijdrage te verwachten voor een volgende poging om de volks- stemming te introduceren in ons staatsbestel. Dat is zo en jammer. Ik hoop dat de koers verlegd gaat worden en neem daartoe de pen op.

PRIMAAT DER VOLKSVERTEGENWOORDIGING EN DE BEWEERDE INBREUK OP DE

REPRESENTATIEVE DEMOCRATIE

De tegenstanders van het correctief referendum, dat ik in het vervolg zal aanduiden als referendum, tokkelen gedu- rig op de snaar van het 'primaat van het vertegenwoordi- gend stelsel' alsmede op de stelling dat het referendum een inbreuk zou maken op de representatieve democra- tie. Ik erken dat ik onzeker ben of er een wezenlijk ver- schil bestaat tussen deze beide. Voor alle zekerheid zal ik over beide aspecten iets te berde brengen.

Het primaat zal wel inhouden dat niets en niemand anders dan de regering en de Staten-Generaal in beslis- singen over wetgeving een stem mogen hebben. Ik volsta in dit verband u te herinneren aan een uitlating van Geertsema, die destijds in onze kringen de referendum- bestrijder no. I is geweest. Hij publiceerde naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Biesheuvel een bro-

Liberaal Reveil 3

eh u 'bijl op 'Na dat abs mo lnd lijk der fou no1 na) dat

be~

haa mir dat

tati dat kei• der in I ti OI

Ma cee sch (w< sen get ger daa zuil de san ma ner bel en Sta] nie om

ZOl

Lit

(9)

·1 - - - -

chure 'Het referendum' met als apocalyptische subtitel 'bijl aan de wortels van de democratie'. Hij schrijft daarin op pagina 20:

'Nadat zij (de Commissie) terecht heeft geconstateerd dat we het vertegenwoordigend stelsel niet mogen ver- absoluteren, omdat het wel het primaat maar niet het monopolie heeft ... .'

Inderdaad, niet verabsoluteren! Dat kan intussen natuur- lijk wat anders komen te liggen als aangetoond zou wor- den dat bij doorbreking van dat primaat sommige dingen fout zullen gaan of scheef zullen lopen. Ik heb daarvoor nog niet voldoende aanwijzingen aangetroffen (zie hier- na). Het is te dezer plaatse toereikend te onderstrepen dat een primaat blijft, óók als van tijd tot tijd het volk zou beslissen. Het primaat blijft immers dan in die zin gehand- haafd dat voor elke wijziging in de wetgeving de instem- ming van regering en Staten-Generaal vereist zal zijn en dat zonder deze beide alles bij het oude blijft.

Vervolgens de beweerde schending van de represen- tatieve democratie. Eerlijk gezegd heb ik altijd gedacht dat de representatieve democratie geboren en ontwik- keld is vanuit de praktische overweging dat de directe democratie (iedereen stemt mee over elk voorstel, zoals in het klassieke Athene) ten huidigen dage niet kan func- tioneren. We kunnen niet elke week allemaal naar het Malieveld afreizen. In de door de Teldersstichting gepubli- ceerde studie Uberalisme, een speurtocht naar de frlosofr- sche grondslagen ( 1988) nemen de samenstellers ervan (waaronder Bolkestein) het standpunt in dat de repre- sentatieve democratie niet uit een praktische overweging geboren en naastbeste oplossing is, maar dat zij daarente- gen superieur is aan de directe democratie. Men wijst daartoe erop dat door representatie betere beslissingen zullen worden genomen omdat hopelijk en waarschijnlijk de volksvertegenwoordigers tot de geestelijke elite der samenleving zullen behoren en omdat deze dus beter bij machte zullen zijn om verbanden te zien en afstand te nemen van het eigenbelang ten dienste van het algemeen belang. Bolkestein gaat in zijn artikel 'Over burgerschap en democratie' (Uberaal Reveil, 1996 pag. 72 e.v.) nog een stapje verder. Hij durft de stelling aan dat 'in het verleden niet voor de representatieve democratie is gekozen omdat de directe democratie praktisch niet te realiseren zou zijn, maar omdat ze principieel te verkiezen is boven

Liberaal Reveil 3

directe democratie' (pag. 78).

De toenmalige voorzitter van het bestuur van de Stichting Liberaal Reveil 'gelooft daar niets van', zo zei hij in zijn bijdrage, geplaatst in het volgende nummer van ons vakblad (pag. I 03-1 OS). De reden waarom de representa- tieve democratie zo hardnekkig wordt verdedigd acht Nouwen te liggen 'in het principiële uitgangspunt dat sommigen het beter weten dan anderen'. Nouwen blijkt voor dit principiële uitgangspunt zeer ongevoelig.

Ik vermoed dat eertijds het ene èn het andere een rol hebben gespeeld, zowel praktische als 'elitaire' obser- vaties. Het valt ook wel te begrijpen dat men in het verle- den moeite deed om staatsbeslissingen toe te vertrou- wen aan anderen dan analfabeten, onopgeleide tobbers in de opkomende industrie of dag-en-nacht werkende mid- denstanders, die geen of nauwelijks couranten hadden en uiteraard al helemaal geen radio ofTY. Past evenwel een zodanige schroom en twijfel nog in deze dagen, nu ieder- een zich over de meeste dingen een redelijk oordeel kan vormen, en nu talloze informatieve kanalen wijd open- staan? Mijn antwoord kunt u raden.

De opstellers van de zojuist bedoelde studie Liberalis- me zomede Bolkestein doen ook nog een beroep op de arbeidsverdeling, die in algemene zin de kwaliteit der pro- ductie verbetert. Wie deze kwaliteitsverbeterende arbeidsverdeling toepast in de democratie ziet de repre- sentatieve democratie ontstaan. 'Politiek is een vak, net als tandartsenij of het slagersberoep'. De vergelijking is verleidelijk en bijna correct. Het verschil zit hem daarin dat ik, als ik weer eens een griezelige behandeling moet ondergaan, de tandarts op elk mij conveniërend moment kan opdragen zijn pijnlijke of mijns inziens onjuiste acties te staken. Ik kan mijn mandaat op elk moment intrekken, zij het dat ik van die mogelijkheid natuurlijk maar hoogst- zelden gebruik zal behoeven te maken. De staatsburgers daarentegen kunnen in een zuiver representatief demo- cratisch stelsel hun volmacht aan de gekozenen niet des- gewenst intrekken, ook niet in die enkele situatie waarin de gekozenen malle beslissingen nemen. Het gaat om een enkele keer, inderdaad, net zoals bij het jongetje dat vanaf zijn geboorte geen woord had gesproken en plotseling op 5-jarige leeftijd bij het lepelen van de soep vertelde dat deze hem aangebrand leek te zijn. Toen de opschud- ding voorbij was en hem werd gevraagd waarom hij zo

97

(10)

lang gezwegen had, verklaarde hij: 'Tot nu toe was alles in orde!' en daarna zweeg hij weer.

Samenvattende dunkt me dat, door introductie van het referendum, de representatieve democratie haar zegetocht zal kunnen voortzetten en daardoor niet prin- cipieel beschadigd wordt of onwerkzaam gemaakt, zulks uiteraard tenzij andere referendumbezwaren de invoe- ring onwenselijk zouden maken. Met een korte bespre- king van die andere bezwaren vervolg ik mijn vertoog.

ANDERE BEZWAREN TEGEN HET REFERENDUM

Een enkele maal hoort men spreken over de aanzienlijke kosten en de verlenging van de wetgevingsprocedure. Dat is waar maar deze euvels zijn relatief onbelangrijk. Ik doe er verder het zwijgen toe.

Soms hoort men opperen dat de kiezers in een refe- rendum ook andere overwegingen een rol laten spelen dan alleen de voors en tegens met betrekking tot het aan de orde zijnde wetsontwerp. Men pleegt dan te wijzen op het Franse referendum over het Maastrichtse verdrag dat meer en meer het karakter ging vertonen van een volks- stemming voor of tegen Mitterand. Alsof niet ook onze volksvertegenwoordiging met zekere regelmaat over de schutting kijkt en, bijvoorbeeld, het coalitiebelang nog meer in het oog houden dan het wetsontwerp. Deden de Tweede- en Eerste Kamerleden anders dan dit?

De Commissie-Deetman, die in opdracht van de Tweede kamer onderzocht welke staatkundige, bestuur- lijke en staatsrechtelijke vernieuwingen zouden kunnen worden aanbevolen, verzocht aan haar zogenaamde Tweede Externe Commissie te rapporteren over het referendum. De meerderheid van die commissie beval de invoering daarvan aan, maar een tweehoofdige minder- heid dacht daarover anders, onder meer omdat zo'n refe- rendum 'niet bijdraagt aan een groter vertrouwen van de kiezer in de gekozenen, eerder kan het tegendeel het geval zijn'. Is het echt waar wat hier staat? Ik kan het niet anders begrijpen dan dat deze minderheid wil voorko- men dat verborgen blijft hoezeer mogelijk een besluit van de gekozenen een behoorlijk draagvlak onder de kiezers ontbeert. Mij dunkt dat het in dit verband past te herin- neren aan de woorden van prof. Oud: 'het is toch in het algemeen ongewenst dat wetten tot stand komen waar-

98

tegen bij een meerderheid van het kiezersvolk bezwaren bestaan'.

(Constitutioneel recht,

2e druk, deel I, pag. 722).

Zo is het! Niet de volksvertegenwoordigers (ver)dienen tegen de kiezers te worden beschermd, eerder moet het tegendeel het geval zijn.

Voorts is vaak geopperd dat de keizer niet bij machte is de samenhang te beoordelen van een aan de volksstem- ming onderworpen wetsvoorstel met andere aspecten van het overheidsbeleid. Anders gezegd: het electoraat is niet

wa1

me is.) mir zijn uit! SUF

in staat tot een integrale beoordeling. Er zit zeker iets in, EN maar toch is het bezwaar niet zwaar genoeg. In de eerste

plaats wijs ik erop dat dezelfde kiezers wél in staat worden geacht te bepalen aan welke partij zij de behartiging van al die talloze belangen en zaken willen toevertrouwen. Over integrale beoordeling gesproken. In de tweede plaats vestig ik de aandacht erop dat, zouden volksstemmingen gehou- den worden, de partijen veel meer dan nu aan de (hun) kie- zers zullen moeten gaan uitleggen waarom zij dit of dat standpunt voorstaan en welke samenhangen zij zien. Ik griezel eerlijk gezegd een beetje bij deze blijkbare onder- schatting van de beoordelingscapaciteit bij een deugdelijk voorgelichte kiezer. Gezond verstand is een van de weinige artikelen die behoorlijk evenwichtig over het mensdom is verspreid. Blijft men de kiezersbekwaamheid betwisten, dan, aldus Couwenberg in de Volkskrant van 17 mei 1999, moet men ook het kiesrecht maar afschaffen.

Geertsema heeft overigens gelijk dat er iets kan gaan knarsen, als in een regeerakkoord een of ander wetsont- werp als fundamenteel nodig wordt aangemerkt (hij geeft het voorbeeld van de loonwet) en als, na aanvaarding door de Staten-Generaal, het desbetreffende wetsvoorstel in een referendum sneuvelt. 'In feite', aldus Geertsema, 'is Nederland dan onbestuurbaar geworden'.lk acht dat over- dreven, te meer omdat Geertsema zelf de, door hem ove- rigens 'uiterst ongelukkig' genoemde oplossing erbij geeft:

een minderheidskabinet of een zakenkabinet. Oud houdt mijns inziens het gelijk aan zijn zijde, want het is evenzeer ongelukkig - of nog ongelukkiger - dat een wet tot stand zou komen waartegen bij een meerderheid van de kiezers bezwaren bestaan.

Ik durf zelfs van oordeel te zijn dat het invoeren van een niet door de meerderheid gedragen wetgeving eigen- lijk betekent dat een, liever: hèt grondbeginsel van de democratie, wordt prijsgegeven.

Liberaal Reveil 3

He de - r

-

(

An ver

co

Ik~

de gec

OVE

dat

ZOl

Lil

(11)

r ·

---~~

Tenslotte, al die bezwaren en bezwaartjes lijken mij wat te verbleken onder druk van het besef dat het geza- menlijke kiezersvolk uiteindelijk het hoogste staatsorgaan is. Alles en iedereen, de Staten-generaal, de Koningin, de ministers, kortom elk overheidsorgaan vindt uiteindelijk zijn legitimatie - middelijk of onmiddellijk- in een kiezers- uitspraak. Het referendum afwijzende ontkent men de suprematie van ons allen tezamen.

ENKELE VOORDELEN

Het lijkt mij de voorkeur te verdienen in verkorte vorm de voorzegde Tweede Externe Commissie te volgen:

medebeslissingsmogelijkheid voor de burgerij, die stil- aan uit steeds zelfstandiger denkende mensen gaat bestaan

de wetenschap dat een wetsvoorstel aan een referen- dum kan worden onderworpen zal waarschijnlijk mee- brengen dat tijdens de parlementaire behandeling door de partijen ruime informatie zal worden gegeven en zal voorts bijdragen aan de zorgvuldigheid der wetgeving.

Andere voordelen zijn in de voorgaande pagina's al uit de verf gekomen bij de weerlegging van bezwaren.

CONCLUSIE

Ik hoop dat het bestuur van de WO wegen zal vinden om de gedachtewisseling te reactiveren, dat wil zeggen de gedachtenwisseling over het referendum zèlf (dus niet over de oorzaken en de gevolgen van de Wiegelse nacht, dat is een gans ander verhaal lijkt me).

Zou het op het referendumfront windstil blijven, dan zouden voorstanders zich in een comité moeten vereni-

Liberaal Reveil 3

gen teneinde een 'referendum over het referendum' te organiseren. Dat verloopt dan zó dat het Comité bij de volgende algemene verkiezingen de referendumgrage kei- zers aanbeveelt om hun stem uit te brengen op nummer x van elke eigen favoriete lijst. Het referendumnummer is op alle lijsten hetzelfde, bij wijze van voorbeeld spreek ik over no. I 5. Men kan nu nagaan in hoeverre het instituut der volksstemming aan de kiezers attractief voorkomt:

men tellen daartoe de stemmen op die uitgebracht zijn op de nummers I 5 der diverse lijsten en vergelijke de som daarvan met het totaal der uitgebrachte stemmen.

Dusdoende doet niemand zijn eigen partij tekort, terwijl al die nummers I 5 duidelijk maken, voor elke partij apart en voor het electoraat in het geheel, hoe de vlag erbij hangt. Het leuke is bovendien dat deze methode van volksraadpleging ook bij allerlei andere maatschappelijke onderwerpen kan worden toegepast.

Enfin, het referendum dat in bijna alle landen van de Europese Unie al in deze of gene vorm wordt geprakti- seerd is op komst, dat is zeker mijns inziens. Morgen of overmorgen? Ik weet het niet. Maar daar ik elk stukje of toespraakje dienaangaande steevast beëindig met een toepasselijk citaat van Talleyrand, doe ik dat nu ook:

'De ware politicus herkent het onvermijdelijke vroeg- tijdig, hij bestrijdt het niet al te zeer en hij bevordert het vervolgens'.

Het is langzamerhand meer een cri de coeur gewor- den dan ene bezonken artikel, neemt u mij niet kwalijk ....

Mr. H.C.G.L Polak is onder meer oud-lid van de Raad van State en oud-lid van de redadie van Uberaa/ Reveil.

99

(12)

WASHINGTON BEHIND CLOSED DOORS

Achter de van

Washington

de bühne

In .

NAVO-top

HANS VAN BAALEN

Gezien de constanten in de geschiedenis van de hoofdrolspelers op het Europese politieke toneel (de VS, Duitsland en Rusland) blijft het Ameri- kaans leiderschap binnen de NAVO noodzakelijk en zijn met name de Duitsers verantwoordelijk voor een effectieve besluitvorming in de Europese Unie. Wat Rusland betreft is er geen plaats voor heimwee naar de Pax Sovietica. De grens van de Russische Federatie is ook de grens van de Russi- sche soevereiniteit.

De NAVO werd in 1949 opgericht om een blijvende betrokkenheid van de Amerikanen bij de Europese veilig- heid te garanderen. Deze betrokkenheid was gericht tegen een potentieel Duits revanchisme (interne drei- ging) en een reële Russische expansiedrang (externe dreiging). 'To keep the Americans in, the Germans under and the Russians out'. Zonder Amerikaanse betrokken- heid, geen stabiel Europa was de realiteit. Na de val van de Muur in 1989 leek de bestaansgrond van de NAVO aan een grondige revisie toe. Sommigen meenden zelfs dat met het wegvallen van een directe Russische dreiging en met de Duitse en Europese hereniging, de basis aan de NAVO was komen te ontvallen. De vraag is echter of we ons daarbij niet teveel gericht hebben op het volledig in discrediet raken van een tweetal naar aard en tijd bepaal- de agressieve politieke systemen, zijnde het nazisme in

100

1945 en het communisme in 1989, waardoor we de structurele instabiliteit van Europa uit het oog verloren hebben. De NAVO-top van Washington van 24 en 25 april jl. bouwt voort op meer dan 50 jaar constanten in de geschiedenis van de hoofdrolspelers op het Europese politieke toneel. Om de formele en informele uitkomsten van 'Washington' te duiden moeten we daartoe in de eerste plaats de Duitse kwestie en de Russische expansie en in de tweede plaats de rol van de Verenigde Staten nader bekijken. Kosovo vervult daarbij slechts de rol van katalysator, niet van testcase.

DUITSLAND: TUSSEN SERVET EN TAFELLAKEN

Sinds de vorming van het Duitse Keizerrijk in 1871 is de Europese politieke situatie chronisch instabiel. Het ver- enigde Duitsland viel tussen servet en tafellaken. Het was niet machtig genoeg om Europa blijvend te domineren en te sterk om permanent ondergeschikt te zijn aan de andere grote Europese staten, zoals Frankrijk, Groot- Brittannië, Oostenrijk, Hongarije, Italië en Rusland. In het centrale scharnierpunt van Europa was Duitsland vanaf 1871 een cruciaal. onderdeel van een ongemakkelijke machtsbalans, die met de Eerste Wereldoorlog definitief werd verstoord. In 1918 was Duitsland weliswaar politiek en militair zwaar beschadigd, maar niet definitief versla- gen. Ook na de Vrede van Versailles in 1919 bleef Duits-

Liberaal Reveil 3

lanc tor en< mar Dui gen ga u solc Dui onc Eur sine in E niet Go Rw geb aan san EE< de2 mu ein• de pol in st anc trie der

era latE sta, eer ver alle soc de se bui het en pol Du

Lil

(13)

' r - -- - - -

land een belangrijke politieke en economische machtsfac- tor in Europa, die zich in een vijandige omgeving niet kon en ook niet wenste te integreren. De Republiek van Wei- mar werd hiervan het eerste slachtoffer. In 1945 had het Duits revanchisme en nazisme Europa en Duitsland geruïneerd en verdeeld achtergelaten. In het Duitse Tor- gau aan de Elbe ontmoetten Amerikaanse en Russische soldaten elkaar. Zij zouden meer dan 40 jaar blijven.

Duitsland was na Auschwitz moreel bankroet, politiek onderworpen en militair non-existent. De Duitse en Europese deling had, hoewel immoreel, voor het eerst sind 1871 voor een stabiele politieke en militaire situatie in Europa gezorgd. Het Europees-Duitse probleem werd niet opgelost, maar slechts bevroren. Achter het Ijzeren Gordijn werd deze status quo, de Pax Sovietica, door de Russen met harde hand bestendigd. In West-Europa gebeurde dat door Amerikaanse politieke en militaire aanwezigheid in NAVO-verband en via economische samenwerking (Marshall Plan, OEES en de uit de EGKS, EEG en Euratom voortgekomen Europese Unie). Aan deze situatie kwam in 1989 met de implosie van het com- munisme en het uiteenvallen van de Soviet Unie een einde. De ontvoogding van Midden- en Oost-Europa en de Duitse hereniging leidden tot de ontdooiing van de politieke conflicten en daarmee tot de terugkeer van instabiliteit van voor de beide Wereldoorlogen, zie, onder andere, de situatie op de Balkan. "Sarajevo" vormt een triest baken van de continuïteit in de Europese geschie- denis.

Het herenigde Duitsland is een volwaardige demo- cratie, een solide rechtsstaat, maar is nog steeds een latent instabiele factor in Europa. De Duitse economie stagneert vanwege inflexibele sociale verhoudingen in een uitgedijde verzorgingsstaat. De sanering van deze verzorgingsstaat is politiek nog steeds onmogelijk omdat alle politieke partijen, behalve de FDP, eigenlijk ouderwets sociaaldemocratisch van aard zijn. Dat geldt zowel voor de SPD en de Groenen als voor CDU/CSU. Met de Duit- se economie stagneert de Europese. Ten aanzien van de buitenlandse en Europese politiek heeft de BRD steeds het politieke primaat van Parijs erkend. Duitsland is tot en met Heirnut Kohl een economische reus op lemen politieke voeten gebleven, gericht op het overdragen van Duitse souvereiniteit aan de Europese Unie. Dit uit angst

Liberaal Reveil 3

voor de eigen macht. Uit angst om leiding te moeten geven. Politieke keuzes in Europa werden niet gemaakt, maar afgekocht (Duitsland als Schatzmeister der EU).

Deze situatie is met de verkiezingsoverwinning van Rood-Groen veranderd. De generatie-Schröder-Fischer zal, zonder gewetenswroeging, Duitse belangen binnen en buiten Europa nastreven. De gemakkelijke morele chanta- ge van Duitsland en de Duitse meegaandheid is voorbij.

Het vermijden van keuzes en van politieke leiding door Duitsland ook. Duitsland zelf zal, binnen de Europese Unie, moeten leren politieke verantwoordelijkheid te dragen en, waar noodzakelijk, leiding te geven. Zonder een stevige Duitse politieke rol heeft Europa geen motor.

Zonder motor zal Europa niet in staat zijn een grotere eigen verantwoordelijkheid te dragen voor de veiligheid en stabiliteit op het eigen continent en zal het gebrek daaraan door de VS moeten worden gecompenseerd. De Duitse positie binnen de Europese Unie is die van Ameri- ka binnen de NAVO. Leiderschap zal irriteren. Er zal steeds draagvlak voor moeten gecreëerd, maar een func- tionerende organisatie kan niet zonder. Het weinig cohe- rente EU-voorzitterschap van Gerhard Schröder, de afgang van Oscar Lafontaine, de wankele positie van Joschka Fischer en de harde lessen van de binnenlandse politiek en de economie tonen aan dat Duitsland dit met vallen en opstaan zal moeten leren. Duitslands Europese partners zullen dit als gegeven moeten aanvaarden.

Deze nieuwe feiten maken van Duitsland weer een land van het midden, met belangen en invloed in het Wes- ten én het OostenVerankering van Duitsland in een eco- nomisch verenigd Europa en in stabiele NAVO voorkomt een, overigens ongewilde, Duitse alleingang. Uitbreiding van de Europese Unie en van de NAVO, en daarmee ver- ankering van de Bondsrepubliek in het midden van Euro- pa, is in het belang van Duitsland en van haar buren.

RUSLAND: EXPANSIE ALS TWEEDE NATUUR De Russische expansie in Midden- en Oost-Europa kan niet alleen vanuit de uitgangspunten van het communisme worden verklaard, zijnde 'communisme in één land' als stap in de richting van de wereldrevolutie. Nee, sinds de stichting van het Middeleeuwse vorstendom Moskou heeft de Russische politiek zich steeds structureel gericht op uitbreiding van haar grondgebied en invloedssfeer.

101

(14)

Hierbij stond de verovering van ijsvrije havens centraal.

Deze Russische expansiedrang kan worden verklaard uit de Russische angst van andere landen economisch afhan- kelijk te zijn. Handel is voor de Russen politiek en politiek betekent machtspolitiek. De Russische tsaren en de com- munistische leiders richtten zich daarbij op directe invloed in Finland, de Baltische Staten en Polen, de Balkan en de Zwarte-Zee-regio, Turkije, het Midden- en het Verre Oosten. De Tweede Wereldoorlog heeft de Russen de mogelijkheden en de rechtvaardiging geboden om zich vast in Midden- en Oost-Europa te nestelen. De drang daartoe bestond al veel langer.

De zoektocht naar het warme water is een eerste constante in de Russische politiek, los van het feit wie er in het Kremlin huisde. Een tweede constante daarbij is de Russische preoccupatie met fysieke veiligheid, beschermd door politieke, economische en vooral militaire invloed in de strategische fringe, in het cordon sanitaire aan haar grenzen. Echter, een derde constante is dat de Russen niet van onzekere avonturen houden. De Russen zullen verdragen tot de letter nakomen en de soevereiniteit van staten eerbiedigen indien zij de situatie niet (direct) naar hun hand kunnen zetten. Indien de Russen moeten kiezen tussen onzekere buitenlandse avonturen en stabiliteit door harde internationale afspraken, kiezen zij steeds voor het laatste. Wel geldt daarbij dat elk compromis een basis is voor een nieuw, gunstiger compromis, maar dat is het wezenskenmerk van de internationale politiek.

De beste wijze om de Russen voor hun eigen expan- siedrang te behoeden en hen te doen concentreren op de ontwikkeling van hun eigen land, is en blijft contain- ment door het bieden van harde veiligheidsgaranties aan de buurlanden van Rusland, gekoppeld aan een politieke, economische en militaire Atlantische dialoog met de Rus- sen. George Kennan blijft actueel. De recepten van de Koude Oorlog hebben hun waarde behouden. Duidelijk- heid is in de relaties met Rusland altijd een cruciaal ele- ment.Aan een heldere Westerse politiek ten opzichte van Rusland heeft het sedert de val van de Muur steeds ont- broken. Het platbombarderen van Grozny, het ontbreken van een goed ontwikkelde rechtsstaat, een stabiele democratie en civic society stonden een Russisch lid- maatschap van de Raad van Europa niet in de weg. Dit heeft de democraten in Rusland zelf zeer verbaasd. De

102

dreigementen om de Baltische Staten af te sluiten van Russisch gas bleven in het Westen bijna onopgemerkt.

Het privatiseren van staatsondernemingen via manage- ment buy outs door de communistische nomenklatoera dat leidde tot een economisch wildwest en kapitaal- vlucht, hebben blijvende financiële injecties door het IMF en de Europese instellingen niet verhinderd. Falend, dan- wel ontbrekend milieubeleid resulteerde in milieurampen met internationale consequenties. Tot Westerse protes- ten kwam het nauwelijks. De Brent Spar trok veel meer aandacht dan tikkende nucleaire tijdbommen in Russische marinehavens in het hoge Noorden. Wapenhandel met het Irak van Saddam, het Libië van Kolonel Khadaffi, het Joegoslavië van Milosevic en het Congo van Kabila door Russische bedrijven wordt door Moskou gedoogd, dan- wel aangemoedigd. Inmiddels oud-premier Primakov koesterde zijn oude vriendschappen uit de Soviettijd. De reacties vanuit het Westen zijn lauw. Rusland ontbeert een sterke regering, een volwassen parlement en een onafhankelijke rechtsstaat. Het ontbreekt in Rusland aan de rule of law en aan een actieve middenklasse.

Het Rusland van nu lijkt nog het meest op het Italië van de jaren '70, maar dan zonder het optimisme, de charme, het individualisme en het ondernemerschap van de Italianen. Rusland is een staat die geen staat is. De lange arm van Moskou reikt niet meer tot in alle uithoe- ken van het land. In tegendeel, de desintegratie van de Russische Federatie gaat onverminderd door. Een reprise van het uiteenvallen van de Soviet Unie behoort absoluut tot de mogelijkheden. Een regering die niet regeert, maar verwikkeld is in een Byzanthijnse machtsstrijd. Een parle- ment als theater. Een krijgsmacht op drift. Een zakelijke elite die niet onderneemt of investeert, maar haar kapi- taal naar het buitenland exporteert. De Amerikanen heb- ben Jeltsin partnership in leadership aangeboden,'zonder te beseffen dat Jeltsin geen leider was en ook nooit zal worden. Zonder druk op de ketel zullen de hervormers, zoals Javlinksi, Gaidar, Kirijenko en Nemtsov, nog altijd politici zonder machtsbasis, het steeds afleggen tegen de Jeltsins, de Gasbolatovs, de Lebeds en de Zjirinovskis, de tijdelijke volkshelden die geen leiding geven, maar leider spelen.Voor Rusland moet het duidelijk zijn dat hetWes- ten alleen op harde voorwaarden zaken zal doen. Dat wil zeggen, indien Rusland de volledige soevereiniteit van

Liberaal Reveil 3

haar Er is kan ty,e• geer Rus I

DE EIG Voo den nisrr hun gen kam op ,

ov~

gen Spe;

stat•

min•

Am•

ei ge Eu re in te bon de trac Am•

met Oo1 rika: rika.

reec stre Kos Kiss de!

niet gen nu aan meE

Lib

(15)

haar buurlanden definitief erkent en afziet van expansie. NAFTA), mede door de veranderde demografische Er is geen Near Abroad, waarop Rusland speciale rechten samenstelling van de VS zelf. Voorts is de VS de enig over- kan doen gelden. Zonder de opbouw van een civic socie- gebleven superpower, volgens de Fransen hyperpower,

ty, een rechtsstaat en een vrije markteconomie is Rusland die tegen wil en dank een global policeman is geworden.

geen partner, maar een risico. Voor het Westen is niet De VS verlangen in ruil voor hun betrokkenheid bij de Ruslands sterkte een probleem, maar haar zwakte. Europese veiligheid, Europese medeverantwoordelijkheid

bij internationaal crisismanagement.

DE AMERIKANEN: ONZEKERHEID OVER EIGEN BELANG

Voor de Amerikanen heeft vanaf de burgeroorlog gegol- den dat zij zweven tussen internationalisme en isolatio- nisme. Hierbij vragen de Amerikanen zich steeds af waar hun belangen liggen. In de eerste plaats liggen deze belan- gen in de VS zelf. Internationale politiek is voor de Ameri- kanen voor alles het voorkomen van buitenlandse invloed op de States zelf. Lidmaatschap van de VN, de OESO, OVSE, de NAVO, etc. moest en moet Amerikaanse belan- gen dienen. 'All politics is local', aldus Tip O'Neill, destijds Speaker of the House. Dat geldt overigens voor alle lid- staten van deze organisaties, alleen zijn die daarin vaak minder duidelijk. Zowel in 1917, als in 1941 zagen de Amerikanen zich zowel vanuit economisch en politiek eigenbelang als vanuit moreel idealisme genoodzaakt in Europa te interveniëren. In beide gevallen waren het de internationalisten die het initiatief namen voor de Volken- bond, de VN, de NAVO en de Europese integratie, terwijl de isolationisten het Amerikaanse commitment sterk trachtten te beperken. Sinds de late jaren zestig staat het Amerikaanse internationale commitment ter discussie, met name in het Congres. Sinds het einde van de Koude Oorlog ligt Europa niet meer in het brandpunt van Ame- rikaanse belangen. Europa concurreert met andere Ame- rikaanse prioriteiten. Amerika vreest, zoals Paul Kennedy reeds in The Rise and Fa/I

of

Great Powers schreef, 'over- stretch'. Geregeld gaan er stemmen op dat Bosnië en Kosovo Europese problemen zijn, die, volgens o.a. Henry Kissinger, in de eerste plaats door de Europeanen zelf op de grond dienen te worden opgelost.

Europa mag de Amerikaanse betrokkenheid daarom niet voo1· lief nemen. Zij zal steeds de Amerikaanse belan- gen bij de Europese veiligheid moeten aantonen. Zeker nu het pro-Europese Oostkust-establishment definitief aan invloed heeft ingeboet. Amerika richt zich meer en meer op de Pacific Rim en op Latijns-Amerika (o.a. via

Liberaal Reveil 3

HOEKSTENEN EUROPESE STABILITEIT: EU EN NAVO

Indien we de drie constanten van het Europese politieke theater helder voor de geest blijven houden, te weten (I) de latente instabiliteit in Europa vanwege een herenigd Duitsland en het einde van de Koude Oorlog, (2) het latente expansionisme van Rusland en (3) het immer latente isolationisme van Amerika, vormen de Europese integratie én het betrekken van de Amerikanen bij de Europese veiligheid de hoekstenen van de politieke stabi- liteit in Europa. Dankzij de NAVO blijft Amerika bij onze veiligheid betrokken. Dankzij de EU kan Duitsland een bindende centrumpositie in Europa innemen. Dankzij de trans-atlantische samenwerking komt Rusland niet in de verleiding zich in de belangen van haar Europese buren te mengen en kan zij zich op haar eigen toekomst concen- treren.

De NAVO en de EU kunnen niet zonder duidelijke leiding. De NAVO is alleen effectief door Amerikaans lei- derschap. Zonder Amerikaanse initiatieven, geen optre- den van de NAVO. Zonder effectief Duits optreden in de EU, geen vooruitgang. Het Amerikaanse leiderschap wordt in nauwe consultatie met de Britten, de Fransen en de Duitsers uitgeoefend. De Amerikanen hebben hun lei- derschap steeds weten te legitimeren, waarbij de reserve van de Fransen door ceremonieel eerbetoon steeds kan worden overwonnen. De Amerikanen ergeren zich dan ook veel minder aan de Fransen dan wij Nederlanders dat doen. Duits leiderschap stuit emotioneel nog steeds op veel weerstand in de EU en zal op kousevaeten moe- ten worden uitgeoefend, waarbij de nationale gevoelens van de Fransen op dezelfde wijze zullen moeten worden geaccommodeerd als dat binnen de NAVO 'door de VS gebeurt.

Buiten NAVO en EU willen de Russen serieus geno- men worden. De volledige onttakeling van het Rode Kei-

103

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.4 De gemeente heeft voor de benoemde doelen SMT-indicatoren benoemd op basis waarvan kan worden bepaald in welke mate de doelen binnen de gestelde termijnen en het gegeven

Figuur 26 laat zien hoe deze vestigingen zijn verdeeld over de verschillende branches, grootteklassen en stedelijkheid (regio). Deze steekproef is gestratificeerd naar

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

Te denken valt aan een toename van opleidingskosten voor het bedrijfsleven omdat onderwijs minder uit de algemene middelen gefinancierd zal worden, hetgeen kan betekenen dat

[r]