Zaterdag 8 aug. 1959 • No. 549
enDEMDCBATIE · ..
8
Progressief en
De nieuwe situatie, ontstaan als gevolg van de kabinetscrisis in december j.l.
blijkt niet alleen voor de praktische politiek van grote betekenis te zijn, zij dwingt ook tot theoretische bezinning op fundamentele vra- gen. Zo bijv. op de vraag: welke zin hebben in ons politieke spraakgebruik woorden als pro- gressief en conservatief?
Wat de praktische politiek betreft vinden wij dienaangaande een duidelijke aanwijzing in de uitspraak van prof. Oud, die immers bij de jongste Kamerdiscussies zeide te ver- trouwen, dat thans voorgoed een einde zal komen aan de legende, dat een werkelijke so- ciale politiek alleen zou kunnen worden bedre- ven door een regering, waaraan socialisten deel hebben. Men zal er geen onjuiste verkla- ring in zien, wanneer wij stellen, dat onze par- tijvoorzitter onder "werkelijke sociale" poli- tiek verstaat een progressieve politiek.
Theoretisch gaf prof. De Quay min of meer schertsend een toch principieel juist antwoord op de vraag, toen hij onlangs in een televisie- gesprek het zijn interviewer - en het Neder- landse volk - duidelijk maakte, dat "progres- sief" en "conservatief" termen zijn, die stui- vertje wisselen met de tijd: wie vasthoudt aan opvattingen, die op een bepaald ogenplik "pro- gressief" mochten heten, loopt, bij wisselende omstandigheden, gevaar in de conservatieve hoek terecht te komen. In wezen is progres- sieî- of conservatief zijn een kwestie van men- taliteit, wilt ge van levenshouding.
* * *
In "Tijd en Taak" schreef prof. Banning over dit onderwerp een artikel, dat in meer dan een opzicht onze aandacht waard is.
Allereerst omdat hij een opportunistisch aan- doende verklaring geeft van het feit, dat ook de P.v.d.A. het woord progressief veel meer gebruikt dan de term democratisch-socialis- tisch. "Men kan - zo schrijft hij - daarin een verloochening van het eigen beginsel zien, verwatering, verburgerlijking of welke andere term men belieft te gebruiken. Ten onrechte, naar mijn mening. De voor de hand liggende verklaring lijkt mij deze: de P.v.d.A. droeg regeringsverantwoordelijkheid, maar was aan- gewezen op coalitie met andere partijen, kon dus geen puur socialistisch program verwer- kelijken, maar moest (en wilde) zich tevreden
Zoals gebruikelijk, verschijnt ons blad in de vakantiemaanden juli en augustus tweewekelijks.
Het eerstvolgende nummer verschijnt in verband daarmede niet op 15 augustus, doch wel op 22 augustus.
stellen voor het ogenblik met een progressief program, waaronder dus werd verstaan: een program van concrete hervormingen, die naar socialistisch oordeel toch een stap vooruit
be~tekenden. Zo laat het gebruik van de term zich rechtvaardigen, mits de band met het so- cialistische beginsel levend blijft".
Inderdaad, zo laat het gebruik van de term zich rechtvaardigen. Maar wij willen eerlijk verklaren, in de socialistische voorkeur voor de term "progressief" steeds veeleer een ca-
PROF. DE QUAY termen, die stuivertje wisselen
mouflage dan een verloochening van het so- cialistische beginsel te hebben gezien. Met haar "progressiviteit" appelleert de P.v.d.A.
op talloze kiezers gemakkelijker dan zij het met haar socialisme zou doen.
Erkend zij, dat het democratisch socialisme zich in onze wereld in een moeilijke positie be- vindt. Prof. Banning spreekt nog wel van een eigen (socialistisch) toekomstbeeld, maar be- perkt dit tot een eigen "beginsel van ordening".
Zo acht hij een progressief economische be- leid daar aanwezig, waar in het belang der gemeenschap de bestaande eigendomsverhou- dingen of de beschikkingsmacht daarover worden gewijzigd. Maar duidelijk is, dat in het woord "toekomstbeeld" het gevaar van conservatisme reeds aanwezig is, want onze samenleving stoort zich in het algemeen wei-
Een historische week?
(Zie pag. 5)
nig aan "toekomstbeelden", doch volgt haar eigen ontwikkelingsgang. En sinds Sowjet- Rusland aan Marx' toekomstbeeld zijn eigen gestalte heeft gegeven, ziet prof. Banning zich dan ook gedwongen te erkennen, dat hij er he- lemaal niet van achterover valt, wanneer com- munisten hem en zijn geestverwanten van con- servatisme beschuldigen. Want: "inderdaad - schrijft hij - willen wij veel bewaren van wat zij willen vernietigen".
Ook hier dus wordt de tegenstelling "pro- gressief-conservatief" door een socialist ge- relativeerd, waarmee gezegd is, dat zij niet zo vlot hanteerbaar is als onze socialisten haar in onze praktische politiek plegen te gebruiken.
* * *
prof. Banning is een van de figuren, die tot de "vernieuwing" van het socialis- me te onzent het meest hebben bijgedragen.
Wij doelen hiermede niet op zijn aktiviteiten, die in en na de bezettingsjaren mede tot de ~p
richting van de P.v.d.A. hebben geleid. Reeds in de twintiger jaren ging hij in het voetspoor van Hendrik de Man, die feitelijk alle daarvóór geldende socialistische dogmata loswrikte. Ge- bruikt hij nu nog het woord "toekomstbeeld", dan moet hij het niet alleen substitueren door
"een beginsel van ordening", hij moet zich daarbij ook bewust zijn, dat er van een bepaald socialistisch toekomstbeeld niet meer gespro- ken kan worden. Welhaast in alle landen, waar nog van democratie sprake is, lijdt het socia- lisme daarvoor teveel aan innerlijke tegenstel- lingen. Substitueert men "socialisme" door
"progressiviteit", dan wordt de zaak daar al- lerminst- van socialistisch standpunt bezien - duidelijker op.
Het is dan ook een o.i. gewrongen redene- ring, wanneer prof. Banning de kwestie pro- gressief-conservatief toch nog weer in een simplistisch alternatief wil persen, althans wat onze nationale politieke verhoudingen aan- gaat. Hij wenst nl. dat de huidige regerings- partijen zullen aantonen, door hun gemeen- schappelijk "maatschappijbeeld" in staat te zijn tot hervormingsarbeid. Andere hervor- mingsarbeid weliswaar dan het socialisme tot stand gebracht zou willen zien, maar dan toch hervormingsarbeid. Vermoedelijk gebruikt prof. Banning hier niet zonder opzet niet het woord "toekomstbeeld", doch "maatschappij- beeld".
Maar zie, in die mogelijkheid zegt prof. Ban- ning niet te geloven ... omdat deze rege- ringspartijen niet over een gemeenschappe- lijk maatschappijbeeld - en dan weer bij sub- stitutie - een gemeenschappelijk beginsel van ordening beschikken, dat hen in staat zal stel- len tot wat zij zelf zouden kunnen noemen een
(Zie vervolg pag. 6)
VRIJHEID EN DEMOCRATIF.
Flitsen van Het Binnenhof (I)
Lonen, huren en melkpriis • Het sociaal-economische regerings·
beleid. Drie alternatieven van mr. H. F. van Leeuwen,. Voorstan- der van stabiel priisniveau met geleideliik stiigende lonen • Over·
besteding en inflatie moeten worden voorkomen • Vriiere loon- vorming is een stukie dynamiek.
I
n ons vorige nummer is reeds een overzicht gegeven van het debat in de Tweede Kamer over de plannen van de regering met de lonen, huren en de
melkpr~is. Hieronder wordt thans speci- aal aandacht besteed aan de beschouwin- gen van onze geestverwant mr. H. F. v.
Leeuwen. ·
Hij noemde eerst de drie alternatieven, die theoretisch gesproken, gevolgd zou- den: kunnen worden bij het sociaal-econo- mische beleid.
Alternatief 1 is, dat men als doel kan nastreven het resultaat van technische en organisatorische vooruitgang in la- gere prijzen tot uitdrukking te doen ko- men. Hierbij zou een gelijkblijvend b€- loningsniveau in geld nodig zijn; via het lagere prijsniveau komen dan de baten van de vooruitgang aan een ieder ten goede.
In de praktijk is die metholle niet te verwezenlijken. Z~i stuit op te veel prak- tische en psychologische bezwal'en. De methode is •. onverkoopbaar". Zij zet bo- vendien een domper op de bedrijvigheid.
Het gevoel. dat het zelfde straks goed- koper is te krijgen dan nu, en dat verlies zal worden geleden op wat men heden koopt. remt de lust tot besteding voor duurzame goederen, voorraadvorming en investeringen. Schuldenaren k;,men in het gedrang omdat de geldswaarde stijgt, kredietgeving wordt geremd.
* *
M
ijn voorkeur gaat veel meer uit, al- dus de heer Van Leeuwen, naar het tweede alternatief, waarbij er naar wordt gestreefd het prijsniveau, in het bijzonder gemeten aan de kosten van levensonderhoud, zo constant mogelijk te houden.Bij vooruitgang van de techniek en de organisatie betekent dit dat er ruir.1.te is
Mr. VAN LEEUWEN
• . . . inventarisatie ... . voor verhogingen van belonh;gcn. Psy- chologisch geeft dit meer bevrediging dan constante beloning en dalende prij- zen.
Aangezien de produktiviteit niet over- al gelijkelijk toeneemt, zal, om het eind- doel te bereiken, de vooruitgang zic:1 ten dele toch moeten manifesteren in prijs- verlagingen, hetgeen dan het geval moet zijn met de produkten van bedrijven.
waar de produktiviteit het meest geste- gen is. Dit ter compensering van hogere prijzen. die voor sommige goedet>en en diensten zullen moeten worden gevraagd.
Immers, hogere beloningen, mogelijk geworden op grond van stijging van pro- duktiviteit en rentabiliteit, trekken belo- ningen in andere bedrijven, beroepen en ambten mee omhoog. Dit moeten wij vooral in het oog houden.
De geldswaarde blijft in dit f'y.steem gelijk. De verhouding tussen debiteuren en crediteuren wordt niet gewijzigd. De genieters van vaste geldinkomers blijven wie zij waren. maar delen niet in de meerdere voorspoed.
Alternatief 3 is, dat lonen worden verhoogd zonder rekening ie hou- den met de groei van produktivito.'it en rentabiliteit, hetgeen noodzakelijk leidt tot prijsverhogingen.
De nominale koopkracht stijgt meer clan de daar tegenoverstaande produktie, waardoor een inflatoire spanuiug ont-
staat. De geldswaarde daalt waardoor de schuldenaren in geld worden bevoor- deeld. De genieters van vaste geldinko- mens worden de dupe,
Het is een stelsel van schijn en van be- drog, waarbij sommigen er goeJ af kun- nen komen. doch velen, en met name ook de spaarders, worden gedupeerd.
Bij het vooruitijlen van de beloningen op de produktiviteit, wordt een opwek- kingsmiddel aan de economie gegeven.
Indien in niet te grote dosis ingenomen.
leidt dit opwekkingsmiddel op zichzelf tot een vergroting van de produktie en werkt als een tegengif tegen de bedenke- lijke krachten die VM>rden opgewekt,
Dit correctief werkt slechts bij zeer geringe dosering en brengt dan het eind- effect toch weer dichter bij dat van al- ternatief 2.
Z
owel uit een oogpunt vfl.n sociale rechtvaardigheid als van even- wichtige economische ontwikkeling gaat de keuze van de heer Van Leeuwen uit naar alternatief 2: stabiliteit in het prijs- niveau en geleidelijke stijging der geld- beloningen.Er z~in echter obstakels waarmee reke- ning moet worden gehouden. In de eer- ste plaats uit hoofde van de verhouding tot het buitenland. Bij een stelsel van vaste wisselkoersen en weinig belemmer- de uitwisseling van goederen en dien- sten. is het voeren van een onafhanke- lijke politiek niet mogelijk.
Een afstemming op het buitenland is onvermijdN.i:ik. waarbij onder de ogen moet woriren gezien, dat in Nederland het Joonniveau ....-:1 de kosten van levens- onderhoud laag zijn. Aan een zekere aan- passing is niet te ontkomen.
Wel moet hierbij echter worden opge- merkt, dat in weerwil van lagere ar- beidskosten de concurrentiepositie van ons land niet bijzonder sterk is.
Op agrarisch gebied liggen spec.iaal in de zuivelsector de kostprijzen bedenke- lijk hoog. Ook in de industrie is in het algemeen niet veel te merken van een voorsprong, die ons land door lagere ar- beidskosten zou hebben. Dit wijst op een zekere achterstand. Voor zelfgenoeg- zaamheid is er weinig aanleiding,
In de tweede plaats wordt het streven naar stabiliteit in kosten van levens- onderhoud doorkruist, doordat die kos- ten door subsidies zijn gedrukt, waar- door het prijzenbeeld is vervalst. Dit komt er op neer, dat een deel van de
·kosten ten laste van de belastingbetalers komt, resp. van huizenbezitters.
De prijs, die een ondernemer calcu- leert, is niet overeenkomstig met wat uit
nationaal oogpunt bezien de kostprijs is.
Het breken met dit funeste sysicem van verwarring heeft tot consequentie, dat de kosten van levensonderhoud stijgen.
Deze stijging mag echter niet als een s:vmtoom van geldbederf worden be- schouwd.
W
ij bevinden ons thans weer in een conjunctuurfase, cónstateerdc mr.Van Leeuwen. waarin op de rand van een overspanning wordt gebalanceerJ. Ken- nelijk streeft de regering ernaar zuveel mogelijk te varen op alternatief 2.
Daarbij poogt zij in daden o .. n te zet- ten hetgeen voorafgaande regeringen in woorden hebben bepleit, nl. dat algemeen gebruikte goederen en diensten normali- ter uit het inkomen moeten worden be- kostigd en dat de prijzen daarvan niet uit
PROF. ZIJLSTRA .... mee eens ...•
belastinggelden moeten worden gesubsi- dieerd.
Het standpunt van de regering is, dat naast de compensatie voor de huur- en melkprijsverhoging, van verdere loona- verbeteringen alleen sprake kan zijn zon..
der prijsverhogingen.
Het zou weinig bevredigend zijn, aldus de heer Van Leeuwen, indien er van de vrijere loonvorming weinig terecht zou komen. In ieder geval is het te hopen, dat nieuwe regelingen tot minder nivel- lering en meer differentatie zullen lei- den, zodat de meer waardevolle werkers beter bezoldigd kunnen worden, iets, dat zichzelf betaalt.
Ook een ruimere toepassing van winst- delingsregelingen zou aan de differentia- tie ten goede kunnen komen. Daarbij ware er aandacht aan te schenkc.n, dat deze uitkeringen, althans ten dele, in de sfeer van besparingen en niet in de sfeer der consumptie terechtkomen.
Indien niet de grootste voorzichtig- heid wordt betracht, komen wij in de gevarenzone van overbesteding en infla- tie. Waakzaamheid is daarom geboden op het terrein van de monetaire politiek en de kredietgeving. Men staat echter machteloos tegenover de gevolgen van een beloningsinflatie. En hoe bebr een prijsstijging wordt onderdrukt. des te fa- taler demonstreert zich de overspanning in de betalingsbalans tengevolge van een te grote consumptie,
Met nadruk sprak de heer v. Leeuwen tenslotte de hoop uit, dat het regerings- beleid er toe zal leiden. dat de verlaging van de belastingdruk, zij het niet onmid- dellijk, dan toch binnen de ambtsperiode van het kabinet, verwerkelijkt zal kun- nen worden.
* *
*V
an socialistische zijde had onze woordvoerder bij de replieken vele interrupties te verduren, omdat hij be- toogde, dat de arbeidslonen in Nederland te laag zijn, zelfs bedroevend laag, en dat de winsten laag zijn. Nederland is be- paald geen rijk land meer. Een verkla- ring daarvoor is het gebrek aan dyna- miek, dat wij hier door de ontwikkeling van zaken hebben gekregen.Hiermêe kom ik tot het vraagstuk van de vrijere loonvorming, aldus onze geest- verwant. Ook dit is een stukje dynamiek.
Dat is het mooie, afgezien van de sociale kant.
Doordat de heer Roemers en de zijnen (van de PvdA) in de eerste plaats kijken
H. G·ERRITZEN
HERENMODE
Laan van Meerdervoort 280a- Gevers Deynootpl. 9 Den Haag
~
Arrow Shirts à i 19.?5
verkrijgbaar in 3 mouwlengtes
··~---..:
8 AUGUSTUS 1959 - PAG. 2
naar een gelijke verdeling en zij een mogelijkheid tot een verhoging niet wil- len gebruiken. opdat iedereen maar het- zelfde zal krijgen, houden zij juist de dy- namiek van de maatschappij tegen.
Nu heeft de heer Roemers gezegd: U zegt dat Nederland zo'n slecht land voor de ondernemingen is, maar de buiten- landse ondernemers komen zich hier toch maar vestigen.
Dat is het nu juist: die buitenlandse ondernemers komen op de lage arbeids- kosten af. Men moet echter niet denken, dat zij hun winsten in Nederland laten.
Zij maken verkooporganisaties in het buitenland en zij laten daar hun winsten.
Zij profiteren dus van de lage loonkosten in Nederland en zij ontgaan de hoge be- lastingen in Nederland. Daardoor krijgt men een verwrongen beeld. Zo zit deze zaak.
verhoogde lonen, zette de heer Van Leeuwen uiteen, leiden tot een gro- tere welvaart. Dat is het geheim van al- ternatief 2. Wanneer men tegenover de mogelijkheden, die men heeft om tot een grotere produktie te komen, geen grotere koopkracht kan stellen, dan loopt die produktie dood en dan komt daarvan niets terecht.
Wanneer het geld niet doorstroomt in de vorm van hogere beloningen, die ge- leidelijk worden gegeven als gevolg van de grotere produktiviteit, komt er van die grotere welvaart niets.
Ondernemers, die winsten maken en dan op een gegeven dag heel zuinig wil- len zijn en hun liquiditeit vergroten, ver- geten dat zij op hetzelfde moment de koopkracht van de afnemers hebben weg- gewerkt.
Dat doorstromen van de baten van on- dernemingen in de verhoogde lonen is een van de primaire zaken waarvan onze grotere welvaart afhangt en dat krijgt men niet met het druk-op-de-knop-loon- systeem.
Maar het is natuurlijk heel belangrijk, dat de verhoogde koopkracht en de ver- hoogde produktiviteit synchroon lopen.
* * *
In 1955 heeft mr. Van Leeuw0n ge- waarschuwd, dat er in de finan- ciële sfeer tekenen waren te signaleren van een komende overspanning. Hij zag nu die tekenen weer in een te groot on- geduld ten aanzien van de uitvoering van allerlei grote plannen.
Men denke aan de Zuiderzeewerken, Deltawerken, Europoort en andere ha- venplannen. wegen-, bruggen- en tunnel- bouw, herverkavelingsplannen naast ka- pitaalsuitgaven voor woningbouw, scho- lenbouw, bouwrijp maken van gronden, openbare nuts- en vervoerbedrijven, voor het noorden van het land enz. Als men aan het tellen gaat, belandt men in cij- fers van tientallen miljarden.
Het lijkt mij bepaald nodig, aldus onze geestverwant, dat een inventarisatie wordt gemaakt van de grote plannen en dat hun rentabiliteit wordt bezien, zodat ook beter de onderlinge prioriteit zal kunnen worden bepaald.
In de laatste jaren is een grote voor- uitgang gemaakt in de statistische op- stellingen van besparingen en investerin- gen. Aan de hand hiervan kunnen ook ramingen worden gemaakt van hetgeen in de eerstkomende tijd naar redelijke schatting per jaar uit besparingen zal kunnen worden gefinancierd.
Het is uiterst gewenst, dat in de ge- vaarlijke zone die wij aan het invaren zijn, de beperktheid van de mogelijkhe- den duidelijk in het oog wordt gehouden.
Minister Zijlstra (Financiën) verklaarde het verlangen te delen om te komen tot een inventarisatie van de miljardenplan- nen die zo langzamerhand boven onze economie en boven onze financiën zwe- ven.
V. v.D.
VRIJHEID EN DEMOCRATm
Bet voeren van doelmatige politieke propaganda vereist een systematische aanpak
Grepen uit de ervaringen Naarden van de
van de afdeling V. V.D.
Het denkbeeld om voor de V.V.D. propaganda te maken, leden te winnen en giften te verkrijgen door het organiseren van huisbijeenkomsten is afkomstig van het V.V.D.-Hoofdbestuur en werd door de Kamercentrale aan de afdelingen voorgesteld.
Onze afdeling gaf het idee door aan de Propaganda-commissie, die bestaat uit de heren Derks, Kuhn en ondergetekende. Wij besloten het te verwezenlijken en wel op deze wijze:
1. Nagegaan wordt in wellie straten (lanen) en wijken een flink aantal V.V.D.- stemmers woont; dit is op te maken uit de stemcijfers der stemlokalen.
%. Deze lanen en wijken worden verdeeld in ressorten van elk ongeveer 80 wonin- gen - in het begin hebben we te kleine ressorten genomen - ; voor elk ressort wordt een V.V.D.-lid gezocht, dat er mee accoord gaat, dat een bijeenkomst bij hem thuis wordt gehouden; we hebben dan dus een gastheer en gastvrouw.
3. Een lijst wordt aangelegd van de na- men van alle bewoners van zo'n ressort, laan voor laan en in volgorde der huis- nummers.
4. Deze lijst wordt voorgelegd aan de gastheer en gastvrouw en/of andere VVD-leden, die de buurt goed kennen.
Geschrapt worden:
a. de VVD-leden.
b. degenen, die bekend zijn als trouwe aanhangers van een andere partij
c. degenen, die de gastheer om per- soonlijke redenen niet in zijn huis wenst te ontvangen.
5. Van de overigen wordt, voorzover ze aangesloten zijn, ook het telefoonnummer genoteerd.
rede van prof. Oud of "Opgaande Lijnen".
9. Aangezien een aantal uitgenodigden afwezig is als ze worden opgebeld en an- deren geen telefoon hebben, is het nog altijd een gis, hoeveel bezoekers· werke·
lijk komen.
10. Op de avond zelf wordt steeds de spreker ingeleid door een bestuurslid van de afdeling.
Na de inleiding moet ruim tijd over- blijven voor discussie en het stellen en beantwoorden van vragen.
11. Inleider of spreker of beiden moeten aan het einde opwekken tot stemmen op de VVD en om er lid van te worden, of minstens: een bijdrage in eens te geven.
Voorts worde een abonnement op V. & D.
aangeraden en kan men spreken over
JOVD en Driemaster; over de Vrouwen- in-de-VVD en over Liberaal Reveil. Ten slotte kan men aandacht wijdèn aan de Teldersstichting en het Gesprekscentrum.
12. De resultaten tot dusverre:
aantal bijeenkomsten 14 (de eerste op 17 dec. '58, de laatste 6 maart '59).
aantal sprekers 6 (Van Geer, Heeg, J. P.
de Haan, mevr. Bendien, Kuhn en Leyds).
aantal lanen 31
aantal uitgenodigden 878 aantal opgebelden ong. 600 aantal aanwezigen 122
aantal per bijeenkomst 9 gemiddeld aantal gewonnen leden 36
aantal per bijeenkomst 2V:,.
13. De ledenwinst is niet hoog als men het vele werk in aanmerking neemt.
Maar ik ben er zeker van, dat we door de verkregen gegevens in de toekomst nog heel wat personen, die nu nog weifelen naar ons toe zullen weten te halen, als stemmers zowel als leden.
14. De commissie adviseert dan ook om door te gaan met dit werk. Reeds is ongeveer driekwart van alle in aanmer- king komende lanen en straten onder handen genomen. Het laatste kwart kan vanaf september bewerkt worden.
W. J. LEYDS.
8 AUGUSTUS 1959 - PAG. S
Al ligt de verkiezingsstrijd dan ook al weer lang achter ons, het voeren van een
inten~sieve propaganda voor de VVD blijft een nimmer
afla~tende noodzaak. Aan de wijze waarop dit dient te geschieden werd in ons blad al vaker
aan~dacht besteed. We hebben dit steeds met genoegen gedaan omdat een uitwisseling van
ge~dachten omtrent dit vraagstuk bijzonder leerzaam kan zijn.
In dit nummer geven we gaarne het woord hierover aan de heer W. ]. Leyds, secretaris van de afdeling
Naarden~ Bus~sum, wiens bijzonder nuttige ervaringen zeker de aandacht
\....op ruime schaal verdienen.
_)
In memoriam mej. F. Koopmans
De afdeling Soesterberg leed een groot verlies door het overlijden van haar zo toegewijde penningmeesteresse mej. F.
Koopmans.
Mej. Koopmans was niet alleen een zeer goede penningmeesteresse, zij heeft bovendien, hoewel haar gezondheidstoe- stand de laatste jaren zorgelijk was, vele leden voor onze partij gewonnen.
Wij zullen haar nagedachtenis niet be- ter kunnen eren dan door haar werk, hetwelk zij heeft moeten loslaten, met dezelfde toewijding voort te zetten.
6. Intussen is de commissie een datum overeengekomen met de spreker en de gastheer, zijn de uitnodigingen gestencild, de adressen geschreven en de postzegels van 12 cent geplakt.
7. De uitnodigingen worden 10 á 8 da- gen vóór de bijeenkomstdatum verzonden.
8. Eén dag vóór, of óp de bijeenkomst- datum worden alle telefonisch aangeslo- ten uitgenodigden door mij opgebeld met de vraag: of ik in verband met de plaats- ruimte en de stoelen mag vernemen of men van de uitnodiging denkt gebruikt te maken, dan wel: nog niet besloten heeft, in het laatste geval is men in ieder geval óók van harte welkom, maar we trachten te weten te komen hoeveel men- sen er ongeveer zullen komen.
Regeren is vooruitzien ook de politieke part~j
lll •
Dit telefonisch contact heeft een veel grotere betekenis dan men denkt.
Behalve het opgegev-en doel dient het ook: a. om de mensen aan de bijeenkomst te herinneren en b. om te weten te ko- men hoe het gezin in kwestie tegenover de VVD staat. Dat is van heel groot be- lang voor toekomstige contacten.
Soms ontstaat een heel gesprek door de telefoon over de politiek en de VVD.
Dan kunnen wanbegrippen uit de weg worden geruimd .en mensen worden over- gehaald om te verschijnen, die er anders niet over gedacht zouden hebben. Een enkele keer geeft iemand, die verhinderd is om te komen zich telefonisch op als lid. Aan velen wordt een agenda van nog volgende bije·enkomsten beloofd. Weer ander.en krijgen lectuur, zoals het begin·
selprogramma van VVD, PvdA of CHU, een nota over de Indische kwestie, een
Het aftreden van minister van den Bergh
De tragiek van het heengaan van de Minister van Defensie heeft ons allen ontroerd. Een ambtsvervulling.
waarvan wij zulke goede
verwachtin~gen durfden koesteren. kwam.
ter~nauwernood begonnen. tot een
ab~rupt einde. Wij beseffen de
onver~mijdelijkheid van het door hem genomen besluit. En in het
onvermij~,delijke kan men alleen berusten. Het houden van een nabetrachting is zonder zin.
Wat wij echter niet mogen doen.
is hem laten gaan zonder een woord van erkentelijkheid voor hetgeen hij voor de partij heeft gedaan. De V.V.D. heeft hem veel te danken.
Gedurende geruime tijd heeft hij als lid van haar dagelijks bestuur haar al zijn toewijding gegeven. Menig gelukkig initiatief is van hem
uitge~gaan. Ik vlei mij de tolk van geheel de partij te zijn, als ik uitdrukking geef aan de gevoelens van
dankbaar~heid, die ons deswege bezielen.
P. ]. Oud.
Bewuste
Mr. W. H. Fockema Andreae schreef ons het navolgende:
In Uw blad van 25 juli j.l. trof mij de geïllustreerde bijdrage van mr. H. van Riel, handelende over de positie van Nieuw Guinea in de tegenwoordige - op zijn minst gezegd, spannende - wereld- situatie.
Zijn wijs vermaan, steunende op gede- gen kennis en, naar het mij voorkomt,
een
helder inzicht in de actuele situatie, richt zich tot onze regering. Mr. van Riel wekt op otot waakzaamheid en tot het treffen van tijdige en doelreffende voorzieningen tegen eventualiteiten. De volksvertegen- woordiging maant vóór het te laat is.
Ik kan mij de dankbaarheid van de Re- gering denken voor deze tijdige waar- schuwing. Moge de slotopmerking van mr.
Van Riel: "Een gewaarschuwd man telt lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Willy Brandt, de burgemeester van West-Berlijn, is voor enkele weken van zijn zorgen bevrijd, want hij maakt een vakantietocht met vrouw en zoons door Beieren, Oostenrijk en Tirol.
eerste vereiste
voor twee" tot verdubbelde waakzaam- heid en tot een alleszins nuttig effect daarvan leiden.
Intussen is de kans groot in deze va- kantietijd, dat dit vermaan de Regering wel ter ore komt, maar overigens in deze per-iode van zon, vrije tijd en aanstaande loonsverhoging vervliegt in dat grote Niets in Nederland, waar geen belangstel- ling meer is voor de noodzaak van krachts~
ontwikkeling van ons land in de wereld.
Krachtsantwikkeling niet op militair gebied in de eerste plaats, maar wel po- litiek, cuHureel, algemeen menselijk en economisch. Wij missen heden ten dage deze overtuiging maar al te zeer. Van spanning der geesten en inspanning der krachten is geen sprake. Want het zicht van ons Nederlanders op de wereld en op de noodzakelijkheid van het voortdu- rend werken en vechten voor onze plaats onder de zon is versluierd.
De heer Van Riel deed goed door de Regering zijn waarschuwing toe te roe- pen; maar achter dit woord moet bewe- ging komen, achter het individu een groep, een ernstige wil van velen.
Daarom vraag ik, wat de Partij denkt te doen. Wij gaan toch zeker niet door met de jaarlijkse monologen van enke- len? Het betrekken toch van de Partij en van haar leden in hoofdzaken van ons nationaal welzijn, het verdiepen van hun inzicht en het stalen van hun gezamen- lijke k~~~·-' '~ ·"~~0 '~ nn~n kring de eerste
HeL -~ ... \":;J..n .. ...:J.!Ll; .Ul !!:.b9 is niet recht duidelijk wat wij burgers over heb- ben voor onZe nationale belangen. Eerder dan een overspannen aandacht in hoofd- zaak te blijven richten op onderwerpen van sociaal belang en van financieel-eco- nomische aard, gaat het voor Nederland thans om zijn positie onder de volkeren, om zijn gezag in Europa en om de krach- ten daarop gericht achter zijn Regering.
Die krachten achter de Regering be- hoort ook de V.V.D. te versterken. Dat betekent méér dan een zelfgenoegzaam:
.,Es ist erreicht" van onze partijleiding - dat betekent bewuste meningsvorming in de Partij als geheel.
Ik hoop daarom op een fors partijcon- gres vóór het einde van het jaar met als inzet een verdieping der liberale over- tuiging op de gebieden eerder genoemd.
Aanknopingspunten daartoe zijn er in Europa en buiten Europa thans te over om stof te leveren voor een liberale sa- menkomst met rijke inhoud.
VRIJHEID EN DEMOCRATIE
Flitsen van Het Binnenhof (IJ)
Maidenspeech van mr. D. Schuitemaker over het woningbouw- beleid • Het grootste probleem is: betaalbare huren voor minst draagkrachtigen· Verlaging bouwkosten noodzakeliik maar moei- liik • Minder overheidsbemoeiing • Subsidieverlaging verhoogt de huren van nieuwe woningen • Verhoging grondbelasting werkt ook huurverhogend.
B
ij de bespreking van de regerings- nota over de plannen met de hu- ren, lonen en melkprijs, heeft ons nieu- we lid der Tweede Kamer, mr. D. Schui- ternakar uit Utrecht, op basis van een~egelijke kennis van zaken, voor het eerst ·het woord gevoerd over het wo- ningbouwbeleid, in afwachting van de definitieve regeringsvoorstellen.
Hij zei de indruk te hebben, dat de omvang van de woningnood weleens wordt overdreven en dat men hieronder veel betrekt, dat in wezen met deze nood niet heeft te maken.
Door de vele overheidsmaatregelen, vooal op het gebied van de verdeling van de woonruimte, wordt in vele ge- vallen deze woningnood min of meer in het leven gehouden.
Bovendien heeft de politiek van het niet tijdig op peil brengen van de huren bij de huurders de bereidheid om voor het "wonen" een redelijk deel van het inkomen te betalen, belangrijk doen af- nemen, waardoor een onjuist beeld is ge- schapen en misstanden zijn ontstaan, vooral in de sector van de woningwet- bouw.
Dikwijls treft men in woningwetwo- ningen bewoners aan, die, wat hun in- komen" betreft, hierin bepaald niet thuishoren.
* * *
H
et probleem is meer gekomen in het financiële vlak en in het te lang handhaven van overheidsmaatre- gelen, dan in het vlak van de totale wo- ningproduktie, betoogde de heer Schui- temaker.Zo zien wij, dat de cijfers van de huis- vestingsbureaus in de grote steden uit-
Mr. SCHUlTEMAKER geen verlaging der bouwkosten door ingrijpen van de overheid ••••
wijzen, dat de grootste behoefte bestaat aan woningen in huurklassen, die voor de minst draagkrachtigen onder de be- volking nog te betalen zijn.
Dit is ook het probleem, waarmee de industrie en het bedrijfsleven in het al- gemeen te kampen hebben bij hun zorg voor het personeel een huisvestingsmo- gelijkheid te verkrijgen.
Het komt er dan op neer, dat door het bedrijfsleven zelf bijbetalingen in de een of andere vorm worden gedaan als bij- drage in de huur die de werknemer moet betalen.
Dit feit alleen al is voor onze totale economie een bepaald storende factor.
Deze vorm van particuliere subsidie heeft, zoals alle subsidiëring, een prijs- .verhogend karakter.
schijnsel dat direct met de woningnood te maken heeft. Deze vraag bestaat al- tijd. Toch worden deze cijfers bij som- mige huisvestingsbureaus ter bepaling van het aantal woningzoekenden wel meegeteld.
* * *
N
atuurlijk zal iedereen het erover eens zijn, dat het gewenst is, dat de bouwkosten op een lager peil komen, maar in de huidige omstandigheden en met handhaving van de bestaande over- heidsmaatregelen kan daarop weinig hoop bestaan.Sommigen willen juist door meer over- heidsingrijpen verlaging van bouwkosten bereiken. Ik ben van mening, aldus mr.
Schuitemaker, dat dit juist een averechtse uitwerking zal hebben. Het valt toch niet te ontkennen, dat juist door de over- heidsbemoeiïng de bouwkosten belangrijk verhoogd zijn.
De algemene stijging der lonen en so- ciale lasten, die niemand zou willen te- rugdraaien, het hinkende beleid waar- door in het bouwbedrijf de continuïteit steeds ernstig werd onderbroken, het perfectionistische streven en het ver- meerderen van de bouwvoorschriften bij vele gemeentelijke diensten, het verho- gen van het woongerief waardoor het verschil tussen arbeiders- en midden- standswoningen vrijwel verloren is ge- gaan, zijn maar enkele facetten ten aan- zien waarvan de rijksoverheid en de ge- meentelijke overheid zelf hebben meege- werkt aan de verhoging van de bouw- kosten.
Wanneer de invloed van de overheid vermindert en de vrije concurrentie zich verder kan ontplooien, is er een moge- lijkheid, dat de bouwkosten verminde- ren. Nu echter het ontstaan van een zekere arbeidsoverspanning dreigt, is de realisering van de verlaging van de bouwkosten zeker nog niet in zicht.
Overigens moet men goed begrijpen, dat wanneer men voor de minst draag- krachtigen redelijke woningen bouwt te- gen de lage huurprijs van 12 tot 14 gul- den per week in de grote steden, men dan niet tegelijkertijd allerlei voorzie- ningen kan wensen, die het woongerief uiteraard verhogen, maar waardoor het effect van de lage huur weer verloren gaat.
* * *
Met de voorgenomen huurverhoging van 20 procent, niet gedifferenti- eerd naar gemeenteklassen, ging de heer Schuitemaker geheel akkoord. Ik ben er van overtuigd, zei hij, dat dit ter ver- krijging van een evenwicht in de huren de eerste stap is, die noodzakelijk dient te worden gevolgd door verdere stappen, wil het gestelde doel worden bereikt.
Ik kan echter bepaald niet enthousiast zijn over het voornemen de van vóór 1918 daterende woningen van de huur- verhoging uit te sluiten. Wanneer bo- vendien nog een verscherping van de on- derhoudsnormen in het vooruitzicht wordt gesteld (waarmee wij wel akkoord kunnen gaan) opdat het verstoorde ver- band tussen huur en woongenot wordt hersteld, dan is in het geheel geen nood- zakelijkheid aanwezig om de woningen van vóór 1918 uit te sluiten.
Een grote groep van de bevolking zou dan een te lage huur blijven betalen,
STALEN
KANTOORMEUBELEN
GISOLAMPBN
MINISTER VAN AARTSEN onderhoudseisen verscherpt hetgeen niet strookt met de opvatting, dat de huurder er zich opnieuw aan zal moeten gewennen een redelijk deel van zijn inkomen aan huur te betalen.
Sluit men de woningen van vóór 1918 uit, dan zal dit de noodzakelijke door- stroming weer belemmeren, waardoor een gedeelte van de woningvoorraad (met ook na de huurverhoging nog te lage huren) geblokkeerd wordt, hetgeen voor een redelijke verdeling van de woonruimte een groot nadeel is en op zichzelf weer de opheffing van de over- heictsbepalingen ten aanzien van de woonruimteverdeling in gevaar brengt.
De huurders van deze woningen, die geen nadeel hebben omdat zij ook in de compensatiebepalingen vallen, kunnen altijd nog hun bezwaren naar voren brengen bij de huurcommissies.
*
D
e voorgenomen verhoging van de grondbelasting past niet in het so- ciaal-economische beleid van de rege- ring, dat gericht is op zo laag mogelijke huren.Deze belastingverhoging, hoewel niet van grote omvang, zal principieel als eigenaarslast een · huurverhogende wer- king hebben. Dat vertraagt het bereiken van een evenwichtspeil, omdat het even- wiehtspeil hoger komt te liggen.
Er zou bij verhoging van de grondbe- lasting een aperte onbillijkheid worden begaan ten aanzien van de eigenaren van ongebouwd onroerend goed (en te- genover degenen, die geen huurverho- ging mogen berekenen maar wel meer belasting moeten betalen).
Z
owel voor de woningwetbouw als voor de particuliere bouw zal de subsidieverlaging, wat de nieuwbouw betreft, huurverhogend werken. Als de regering de particuliere bouw van ar- beiderswoningen en goedkope midden- standswoningen wil stimuleren, hetgeen onze volle instemming heeft, aldus de heer Schuitemaker, dan zou subsidiever- laging bepaald niet op haar plaats zijn.Subsidieverlaging, zonder dat er iets tegenover staat, zal een afremmen van de particuliere bouw tengevolge hebben.
Door verlaging van de woningwetbij- drage zullen de moeilijkheden om wo- ningen te bouwen voor de minst draag- krachtigen, nog worden vergroot, terwijl In bepaalde gedeelten van ons land en
in bepaalde huurklassen kan men in feite niet meer spreken van echte wo- ningnood. Het verzadigingspunt is hier om en nabij bereikt. Het maken van een begin met de opheffing van de huur- prijsbeheersing zal er belangrijk toe bij- dragen de normale omstandigheden te .bereiken.
Ook de vraag naar betere woningen, voortspruitende uit de maatschappelijke ilrerbetering :van de enkeling, is geen :ver·
bitter-uur ONDERBERG
...-...!!..._.!_'---_ _ _ uur
8 AUGUSTUS 1959- PAG. 4
deze categorie het grootste deel van de woningzoekenden is. Het zal dus wel noodzakelijk zijn, dat voor deze catego- rie goedkope arbeiderswoningen worden gebouwd met een bijzondere bijdrage.
Ook de particuliere bouw heeft deze sociale kant, wanneer ook de arbeiders- woning en de goedkope middenstands- bouw weer tot zijn terrein gaan behoren.
Dan komt direct naar voren het ver- schil in subsidiëring van de particuliere bouw en de woningwetbouw. De rege- ring, die voornemens is beide in subsidie gelijkelijk te verlagen, neemt dus dit verschil als basis voor haar verdere po- litiek.
Dat wil zeggen, dat voor de woning- wetbouw de bevoorrechting bestendigd blij.ft met het stelsel van annuïteiten als financieringsmiddel, fikse langlopende leningen, rentetoeslag en veelal goedko- pere grond.
Normaler zou zijn geweest indien eerst vooral in dit opzicht het klimaat meer zou zijn verbeterd voor de particuliere bouw voordat tot subsidieverlaging wordt overgegaan.
Minister Van Aartsen deelde o.a.
mee, dat het aantal huurwoningen van vóór 1918 ongeveer 584.000 bedraagt.
Door het stellen van de grens van negen gulden per week vallen 313.000 van deze woningen buiten de huurverhoging. Dat is 54 procent. Daarbij komt nog een aan- tal woningen, dat niet aan kwalitatieve eisen voldoet.
De onderhoudseisen zullen in die zin worden verscherpt, dat de eis zal worden gesteld van een redelijk onderhoud.
Thans staat in de voorschriften dat men gehouden is tot het onderhoud dat voor de instandhouding nodig is.
Dat is een vrij beperkte omschrijving, die de minister meent te moeten verrui- men. Hij acht het echter uitgesloten daarbij het binnen-onderhoud, verven, behangen e.d. te regelen. Men kan geen eigenaar verplichten b.v. het huis op te verven omdat het zo ontzaglijk van de bewoners zelf afhangt hoe zij het huis bewonen. Dit zijn verplichtingen, die van de zijde van de overheid uitermate moei- lijk kunnen worden opgelegd.
* *
Bij de replieken betoogde de heer Schuitemaker nog eens, dat het noodzakelijk is, dat de woningen, die vóór 1918 zijn gebouwd, in een redelijke staat worden gebracht. Daarvoor moet dan een zekere prikkel aanwezig zijn. In- dien deze prikkel ontbreekt, komt er niets van terecht.
Men komt dan eerder in een situatie, dat het veel te grote aantal krotten, dat wij als gevolg van de woningnood he- laas hebben, nog wordt vergroot.
Naar de mening van want had de minister te besteed aan de kwestie
onze geestver- weinig aandacht
van goedkope woningen voor de minst draagkrachtigen.
Ik ben er van overtuigd, zei mr. Schui- temaker, dat dit eigenlijk het kernpro- bleem is en dat de oplossing een groot offer van de schatkist zal vergen. Het is noodzakeUjk, dat hieraan op zeer korte termijn iets wordt gedaan.
De bestaande financieringen zullen, vooral nu ze verlaagd worden, niet meer aan hun doel kunnen beantwoorden ten aanzien van deze woningen met een lage huur. Zij zullen door de minst draag- krachtigen niet meer kunnen worden betaald.
Het zal dus noodzakelijk zijn, dat de regering zich hierop ernstig beraadt. Ik heb weleens de indruk, zo besloot de heer Schuitemaker, dat het vraagstuk niet zo belangrijk wordt geacht. Dit zou nog eens wel wat kunnen kosten. Wij zijn er nog ver van af dat goedkope woningen kunnen worden gebouwd, die een huur doen, die de minst draagkrachtigen kun- nen opbrengen.
V. v.D.
•
VRIJHEID EN DEMOCRATm 8 AUGUSTUS 1959 - PAG. I
Vormt de periode van 14 tot 17 juli j.l.
een historische weeli.?
Het begin 'VUil een
~i eh
Nede••landse labourformatie reëel geopenbaard
heeft
Het is ons, mensen, zelden gegeven een historisch ogenblik welbewust te beleven.
Vaak blijkt pas veel later, wanneer op een of ander terrein inderdaad belangrijke en diep ingrijpende veranderingen begonnen in te zetten. De ouderen onder ons, die b.v. 1 augustus 1914 hebben doorleefd, zullen ook niet hebben beseft, dat op die dag een periode van ongeveer twee eeuwen van vooruitgangsgeloof en optimistisch den-
ken over de toekomst van mens en mensheid een einde nam, om plaats te maken voor het onstabiele en pessimistische denken van nu. Toch lag deze scheiding in feite op de dag van de eerste wereldoorlog, een dag ook daarom dus van historische
betekenis. •
Wanneer ik nu meen, dat de dagen van 14 tot 17 juli 1959, waarin in de Tweede Kamer het debat plaats vond over de nota inzake enkele hoofdpunten van het sociaal-economisch beleid in d-:1 naaste toekomst, historische dagen zijn in onze politiek, dan zal u dit wellicht menselijke hovaardij toeschijnen, maar de gedachte laat mij niet los, dat het toch zo is en ik wil trachten duidelijk te maken waarom.
Het belangrijke feit uit die dagen ligt m.i. hierin, dat onze drie grote vakcentrales zich met één adres tot de Tweede Kamer hebben gewend en dat zij met dit adres in feite het debat hebben beheerst. Om het nu maar kort en goed te zeggen; ik zie hier het be- gin van een Nederlandse arbeiderspar- tij, een uitgesproken Nederlandse la- bourformatie.
Men zal mij zeggen, dat ook andere groepen van onze bevolking, organisa- torisch samengesteld uit verschillend ge- richte levensbeschouwelijke organisaties zich wel voor een gezamenlijk bepleit be- leid tot regering en volksvertegenwoor- diging hebben gericht. Dit is b.v. het ge- val bij de landbouw.
Toch heb ik daaruit niet de conclusie getrokken, dat daardoor een nieuwe landbouwpartij in Nederland zou zijn ontstaan. Er is dus reden om te vragen, waarom ik dit nu wel verwacht door het gemeenschappelijk optreden van onze vakverenigingen.
Mijn antwoord is dan, dat hier sprake is van een zeer groot verschil van om- vang in het gemeenschappelijk optreden en dat de macht op politiek terrein doo<·
deze vakverenigingen vertegenwoordigd zo groot is, dat het deze kant licht op kan gaan. Onze landbouwbevolking maakt maar een klein percentage uit van onze totale bevolking en bovendien is zij politiek sterk principieel georiën- teerd. Ook liggen er tussen en binnen de verschillende partijen ten aanzien van het landbouwbeleid weinig punten van groot verschil. Op grond van deze over- wegingen behoeft aan het ontstaan, door gezamenlijk optreden, van een soort landbouwpartij niet te worden gedacht.
Bij de vakverenigingen ligt dit geheel anders. Bij b.v. de landbouwbevolking vergeleken zijn zij als "pressure group"
een kolossus. Wij weten bovendien, dat heel wat arbeiders nu aan hun politieke partijen principieel minder sterk gebon- den zijn dan vroeger en dat zij zich bij hun optreden op politiek terrein in ster- ke mate laten leiden door hun belang.
Er is hier een vlottende kiezersbevol·
king en het beleid der politieke partijen wordt daar scherp gevolgd, wat zij in dezen wel en niet doen.
Bindend element boet aan kracht in
Er is nog een andere reden om toch wel in deze richting te denken en deze ligt hierin, dat het bindende element van het gezamenlijk beleden christendom in de christelijke partijen aan kracllt in·
boet. Wij weten allen, dat het christen- dom, ook het kerkelijk christendom, in·
wendig en ook dogmatisch meer onzeker wordt en dat het voor grote problemen staat nu het in snel tempo in intensieve aanraking komt met andere wereldgods- diensten en met het "opengebroken"
heelal.
Bovendien gaat het in de politiek op het ogenblik om zeer materiële dingen, n.l. de rechtvaardige verdeling van het volksinkomen en op grond van het chris- telijk beginsel kunnen hier geen mar- kante lijnen worden getrokken.
christelijk erfgoed der eeuwen, gebeurt niet alleen in de christelijke partijen, doch in alle kringen van ons volk; de confessionele overtuiging heeft daar op zichzelf weinig concreet mee van doen.
Waar nu alle partijen vanuit deze ach- tergro,nden hun standpunt trachten te bepalen, daar is het voor het specifiek christelijk denken moeilijk zich te open- baren en dreigt juist deze partijen het gevaar, dat zij in compromissen verward raken.
Er zijn ook andere groepen oon de ar- beiders, die bij de verdeling van het volksinkomen groot belang hebben. Hier valt te denken aan de ambtenaren, maar ook aan de zgn. vergeten groepen, aan de huiseigenaren, aan de boeren, vooral aan hen, die eigenaar zijn van de door hen beheerde bedrijven en ook aan hen, die van kleine vermogens moeten leven
Superfosfaat ULTRA SUPER Mengmeststoffen A.S.F. KORRELS
en aan de vrijgezellen, die zo gaarne hun belasting verlaagd zagen.
Onder het forse en bewuste optreden van de vakverenigingen dreigt nu steeds het gevaar, dat de aanwezige "ruimte"
zo verdeeld wordt, dat er voor de ver- langens van deze andere groepen weinig ter beschikking blijft staan. Hoewel alle partijen het voor deze groepen moeten opnemen, is het klaarblijkelijk, dat hier in eigen boezem scherpe tegenstellingen ontstaan tussen de met macht beklede vragen van "hun vakvereniging" en de minder luid klinkende en niet met macht beklede verlangens van deze overige groepen.
Fors optreden der vakverenigingen
Dr. Hommes heeft in zijn brochure:
"Kunnen wij nog anti-revolutionair zijn?" op deze tegenstelling duidelijk ge- wezen en wordt het gevaar niet steeds meer accuut, dat door dit forse optreden van de vakverenigingen voor b.v. de huiseigenaar ook van de Nederlands-:1 Staat gaat gelden, wat Augustinus een;
heeft gezegd: "neem uit de Staat de ge- rechtigheid weg en er blijft niet anders over dan een rovershol"?
FABRIEK & TERREINEN:
45 (7 LIJNENl
MMSSLUIS. HELDRINGSTR. 33 TELEF. K1899-2788/3052
Technisch Fosforzuur Dinatriumfosfaat ~
Trinatriumfosfaat Kiezelfluornatrium Ammoniumfosfaten
Dit kon wel, toen het in de politiek ging om vragen als b.v. bij de school- strijd, maar dit gaat veel minder goed, nu het in feite gaat om een algemeen christelijke ethiek van het betrachten van de maatschappelijke rechtvaardig·
heid. Het trachten te volgen van deze ethiek, die gevoed werd en wordt uit het
A L B A T R 0 S S U P ER F 0 S F A A T F A B R I E K E N N. V
MALIEBAAN 81 UTRECHT
Het is nu te vrezen, dat in dit ernstige
·om niet te zeggen akelige dilemma het specifiek christelijke beginsel onzer con- fessionele partijen niet zo duidelijk zal spreken, dat de rechtvaardigheid hier zegeviert over de macht. Juist in onze christelijke partijen zal men mij ver- staan, wanneer ik zeg, dat de zondige gesteldheid van de mens de kans groot maakt, dat het egoïsme van personen en groepen gaat heersen over de eisen van sociale gerechtigheid en van verantwoor·
delijkheid voor de naaste.
Uit het bovenstaande volgt, dat zich een ontwikkeling Iaat denken, waarbij door de dynamiek van het forse optre- den der vakverenigingen de spanningen in de christelijke partijen zo groot wor- den, dat zij niet meer te overbruggen zijn. Ik geloof, dat het niet onlogisch ge·
dacht is, dat de consequentie daarvan is een Nederlandse labourpartij, die in feite nu reeds functionneert.
Ik wil hier nu niet verder ingaan op de vraag, waar dan een overblijvend deel der christelijke partijen een politiek tehuis zou moeten zoeken. Het zal dui- delijk zijn, dat hier op onze V.V.D. een zware verantwoordelijkheid rust, n.l. de- ze of wij ons liberalisme zo welbewust, zo duidelijk omlijnd en oprecht weten te beleven, dat deze groepen zich daar thuis zullen kunnen voelen.
Met het bovenstaande bedoel ik aller- minst de hier mijns inziens op gang zijn- de ontwikkeling te versnellen of met ge- juich te begeleiden. Ik tracht slechts te begrijpen wat er gaande is en welbewust te beleven wat er geschiedt. Mocht ik de dingen onjuist zien en mocht het bin- dend element van het gezamenlijk bele- den christendom onze confessionele par- tijen heelhuids door deze spanningen heen voeren, dan zal ik daardoor aller- minst verslagen zijn.
De kans erop schijnt mij evenwel niet groot en daarom moeten wij ons reken- schap geven van wat er gebeuren gaat, wanneer de bovengeschetste ontwikke- ling zich voortzet.
Aftocht van het Christendom
Als ik nu ten slotte een ogenblik mag stilstaan bij die moeilijke positie van on- ze christelijke partijen, dan treedt hier één facet aan de dag van een nog veel meer omvangrijk gebeuren: de schijnba- re of werkelijke aftocht van het chris·
tendom uit onze wereld van nu. Als do- minerende factor in onze westerse we- reld, als inwendig beleefd geloefsbezit is er zeker van een aftocht sprake en in·
wendig is het er nog niet in geslaagd - als een basis voor een offensief van straks - de boodschap van het evange·
lie in voor de mens van nu begrijpelijke en aansprekende beelden en woorden te
vertalen. ·
Een schijnbare of werkelijke aftocht?
Naar mijn overtuiging het eerste, omdat ik geloof, dat de boodschap van God's reddende en ontfermende liefde, in dat evangelie tot ons gekomen, voor alle tij- den en volkeren geldt. Alleen, het is wel mogelijk, dat wij christenen van nu zo ontoegankelijk zijn voor wat de Heilige Geest ons nu wil doorgeven, dat wij, mitsgaders vele van onze Kerken, voor die nieuwe opgang niet te gebruiken zijn en anderen geroepen zullen worden Zijn Boodschap te verstaan en te verkondi·
gen en Zijn Kerk weer uit de catacom- ben te doen herrijzen.
Dit gebeuren is zo groots, dat wij, men- sen, er met ingehouden adem bij zouden willen staan, nu de Voorzienlgbeid ons zo duidelijk in de smeltkroes van de tijd werpt. Maar het is ons niet gegeven en ook niet geoorloofd werkloos toe te zien.
Wij moeten en willen naar onze Inner- lijke aandrift ook medespelers zijn. Wij kunnen eenvoudig niet anders en van-
daar ook deze uiting.
Een ieder denke hier zijn eigen ge- dachten en zij in eigen gemoed ten volle verzekerd, dat hier slechts één ding van ons gevraagd wordt: trouw zijn aan het beste wat in ons is.
Ik stel er prijs op te verklaren, dat ik voor IJ;lij niet twijfel aan de oprechtheid, waarmede in onze christelijke partijen geworsteld wordt om trouw te zijn aan dat beste, evenals ik aanneem, dat men dat ook bij mij veronderstelt.
Zo moge het bovenstaande een per- soonlijke getuigenis zijn en niet meer.
H. D. LOUWES
'YBIJHEID EN DEMOCRATIE 8 AUGUSTUS 1959 - PAG. 6
• •
VlSle
Liberale op actuele onderwijsproblemen (VIII)
BEZWAREN TEGEN ARTIKEL 39 VAN CALS' MAMMOET-WET
Een negatieve formulering, die voor het openbaar onderwijs een gevaar inhoudt
De afgelopen weken hebben mij ruimschoots de gelegenheid geschonken om aan de hand van binnengekomen reacties van lezers vast te stellen, dat de belangstelling voor het openbaar onderwijs bij velen in ons land nog verheugend groot is.
Ik heb mij dus in dit opzicht niet vergist, toen ik indertijd opmerkte, dat de per- spectieven voor de openbare school gunstiger zijn dan velen menen. Ik verheug mij daarover te meer, omdat ik er van doordrongen ben, dat m deze maanden de publieke belangstelling zich nagenoeg geheel richt op de problemen rond het sociaal-econo- misch beleid van het nieuwe kabinet.
Huurverhogmg, belastingpolitiek, afschaffing van subsidies, loonpolitiek, het zijn kwesties, die ons allen en onmiddellijk raken, omdat zij nu eenmaal van directe bete- kenis zijn voor onze materiële bellmgen. Dit neemt mtussen niet weg- gelukkig! - dat onze aandacht voor vraagstukken, die ten nauwste samenhangen met wereld- en levensbeschouwing, allerminst mag verflauwen.
Het nogal krachtige verzet van de voor- standers van bijzonder onderwijs tegen de rnammoet-wet levert het bewijs, dat al- thans in die kringen de geesten wakker zijn als er vermeende of werkelijke geva- ren dreigen voor dat onderwijs.
Werd in de verschillende bladen, ver- want aan de niet-confessionele partijen, het komende debat over de regeringsnota inzake het sociaal-economisch beleid be- schouwd als een vuurdoop voor het nieu- we kabinet, een vraag aan de voorzitter van de A.R. of de rnammoet-wet aanlei- ding zou kunnen geven tot een kabinets- crisis toont m.i. overduidelijk aan, hoe be- langrijk de voorstanders van het bijzonder onderwijs deze wet achten.
De mening werd uitgesproken, dat het vermoedelijk niet tot een crisis zou ko- men, omdat van te voren stellig de door de voorstanders van het bijzonder onder- wijs naar voren gebrachte wensen wel zouden worden vervuld. Wat hier ook van zij, één ding is wel duidelijk geworden:
als het om vraagstukken van levensbe- schouwelijke betekenis gaat, zullen de confessionele partijen stellig geen duim- breed wijken.
De voorstanders van het openbaar on- derwijs mogen hopen, dat degenen, die in de volksvertegenwoordiging op de bres staan voor de openbare school evenmin bereid zullen zijn iets te aanvaarden, dat nadelig zou zijn voor dit onderwijs. Ik wil het hier nog eens duidelijk stellen: ik acht het de plicht van de voorstanders van het bijzonder onderwijs, dat zij voor dit onderwijs onvermoeid blijven ijveren en tegelijkertijd alles zullen doen om de positie van het openbaar onderwijs onaan- getast te laten.
Van geen voorstander van bijzonder on- derwijs kan of mag worden verlangd, dat hij voor het· openbaar onderwijs propa- ganda zal maken. De volksvertegenwoor- digers, die persoonlijk het bijzonder on- derwijs voorstaan en als enig juiste ach- ten, zijn als Kamer-, Staten-, of Gemeen- teraadsleden echter verplicht de belangen van het openbaar onderwijs mede zo goed mogelijk te behartigen.
Omgekeerd zullen de vertegenwoordi- gers van het volk in de Kamers, de Staten en de Gemeenteraden, die persoonlijk
voorstanders zijn van de openbare school, dit onderwijs op alle mogelijke manieren moeten steunen en anderzijds eerlijk en
*welwillend moeten staan tegenover het bijzonder onderwijs, of anders geformu- leerd: zij zullen loyaal moeten meewerken aan de realisatie van de gelijkstelling.
Wij hebben in ons land de onderwijs- pacificatie verworven en kunnen daar trots op zijn, doch wij dienen haar te handhaven. Dit geschiedt evenwel niet, als allen ten aanzien van het bijzonder on- derwijs tot volledige medewerking bereid zijn, maar ten aanzien van het openbaar onderwijs sommigen onverschillig, of on- sympathiek staan.
Reactie van lezers
Ik heb, mede naar aanleiding van de uitspraak van ons partijlid dr. v. d. Ende tijdens de jaarvergadering van Volkson- derwijs te Zwolle, nl., dat de onverschil- ligheid van de ouders fataal kan zijn voor de openbare school,, opgemerkt, dat er in- derdaad bij vele ouders weinig belang- stelling bestaat voor de openbare school (maar tevens eraan toegevoegd, dat een zelfde verschijnsel zich ook voordoet in kringen van het bijzonder onderwijs), en dat van de school uit veel kan worden gedaan om de belangstelling in de ouder- wereld te activeren.
Verschillende lezers(essen) hebben op deze uitspraken gereageerd en meege- deeld, hoe in hun omgeving de ouders krachtig opkomen voor de openbare school. Zelfs ontving ik een schrijven, waarin werd uiteengezet, dat de school aldaar zelf eer tegenwerkte dan mee- werkte.
Mij is alleszins bekend, dat in talrijke plaatsen, doorgaans in de kleinere ge- meenten, van de zijde der ouders grote belangstelling bestaat voor openbaar on- derwijs en dat hier en daar met succes jaren achtereen is gevochten om een op- geheven openbare school weer opgericht te krijgen. Ik krijg zelfs de indruk, dat in verscheidene streken de indertijd door Marcbant opgeheven openbare scholen, weer zijn of zullen herrijzen. Met dr. v. d.
Ende heb ik hoogstwaarschijnlijk te veel
oog gehad voor de situatie in de grote steden.
Wanneer in sommige gemeenten de leerkrachten van de openbare scholen niet doen waartoe zij verplicht zijn, n.l.
alles in het werk te stellen om hun school en het openbare onderwijs zo goed moge- lijk te doen zijn, is dat een treurig feit. Ik heb ook wel eens vernomen, dat zulks voorkomt bij het bijzonder onderwijs, maar dat verontschuldigt de ,onjuiste houding van de nalatige openbare onder- wijzers evenwel niet.
Ik weiger echter absoluut te geloven, dat dergelijke feiten veel voorkomen. Dat te velen bij het openbaar onderwijs niet volledig doordrongen zijn van de levens- beschouwelijke achtergrond van de open- bare school ontken ik niet, doch ik heb daar uitvoerig over geschreven en er tege- lijkertijd bij aangegeven wat m.i. tegen dit euvel moet en kan worden gedaan.
Ik heb mij bovendien terzake van deze kwestie met een uitvoerig schrijven tot Volksonderwijs gericht, dat mij bij een schrijven van de algemeen secretaris heeft medegedeeld de grootst mogelijke aan- dacht te zullen schenken aan deze ma- terie.
Wat mij echter ten zeerste verontrust is het feit, dat de voorstanders van de openbare school zich niet krachtig ver- zetten tegen de volkomen onvoldoende formulering van art. 39 der Mammoet- wet (ongewijzigde vorm):
De rector, de directeur en de leraren aan een openbare school onthouden zich ervan iets te leren, te doen of toe te la- ten, dat strijdig is met de eerbied, ver- schuldigd aan de godsdienstige begrip- pen van andersdenkenden.
Sanctiebepaling
Hier wordt alleen naar voren gebracht, wat een leerkracht, werkzaam in een openbare school, niet mag doen, waarvan hij zich dient te onthouden. De sanctie- bepaling luidt: Wij kunnen hem, die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig maakt, voor ten hoogste een jaar en bij herhaling voor onbepaalde tijd in zijn be- voegdheid tot het geven van onderwijs aan een open b are school (spatiëring v. M.) schorsen.
Voor de grote massa is een openbare school een rijks- of een gemeentelijke school, welker leerkrachten door de Over- heid worden benoemd en ontslagen. Men
voegt er meestal nog aan toe, dat er in de openbare school "niets aan godsdienst wordt gedaan" en dat er kinderen van allerlei gezindte gezamenlijk onderwijs ontvangen. Dat "van-allerlei-gezindte"
wordt dan verstaan als: van mensen, die humantisch of, vrijzinnig zijn of - en dan volgt er een opmerking, die men niet ge- noeg kan bestrijden - van mensen, die van hun geloof af zijn of van hun kerk niets meer willen weten.
Natuurlijk is dit allemaal niet waar en gaan er duizenden kinderen naar de open- bare school uit gezinnen, waar men ter- dege wel aan godsdienst doet of beslist kerks is.
Voor mij - en ik weet mij overtuigd, dat talrijke liberale medestanders er pre- cies zo over denken - , heeft de openbare school een zeer positieve taak, voortvloei- ende uit de levensbeschouwelijke achter- grond van het openbare onderwijs. Een taak, die niet als in art. 39 van het wets- ontwerp, bestaat uit het zich onthouden van, maar in het zich geven aan.
Als dr. v. d. Ende in zijn inleiding voor
"Volksonderwijs" zegt, dat de overheid zich niet mag beperken tot het scheppen van mogelijkheden alleen, maar in de geest van de grondwet haar aanhoudende zorg zal moeten laten gaan over het aan- wezig zijn van een voldoende aantal scho- len voor openbaar onderwijs, die toegan- kelijk zijn voor kinderen van alle gezind- ten, waar met eerbiediging van ieders godsdienstige overtuiging, opgevoed wordt tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, dan spreekt hij daarmee een overtuiging uit, die door zeer vele libe- ralen wordt gehuldigd.
Ook het positieve
Vooral op grond van de toevoeging van het door mij onderstreepte, ben ik het met dr. v. d. Ende eens, dat dit expliciet in de wet op het voortgezet onderwijs moet worden gesteld. Niet alleen het negatieve, maar eerst en vooral ook het positieve deel dier formulering.
De huidige formulering van artikel 39 is voor ons beslist onvoldoende. Zij is ook onjuist en onaanvaardbaar.
De voorstanders van de openbare school moeten op hun ·hoede zijn. Er dreigt ge- vaar, als niet bijtijds wordt ingezien, dat de openbare school veel meer is dan een onderwijsinrichting, waar men zich van verschillende dingen te onthouden heeft.
J. VAN MOURIK.
11111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111!111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
(Vervolg van pag. 1)