kerk & leven
24 oktober 2012klapstoel 9
– Toch had u vroeger geen oren naar geloof?
Gelovig opgevoed, verwaarloosde ik het op kot. Omdat ik er eenvoudigweg geen tijd en aandacht voor had. Tot ik uit het raam viel. Tijdens mijn revalidatie had ik veel steun aan het gebed van mensen rondom me. Het is moeilijk uit te leggen, maar ik heb echt ervaren dat ze in mijn parochie een noveen baden voor me, dat mijn studentenmaten pintjes dronken op mijn gezondheid. Dat is ook een vorm van bidden hè? Zodra ik kon, brandde ik een kaars in de kapel van het ziekenhuis.
Om te danken dat ik nog leefde. Om te danken voor de vele steunbetuigingen.
Ik ben dat blijven doen, want het leven is ontzettend mooi.
– U moet het allicht ook moeilijk hebben ge- had. Baalt u nooit?
Ik had ontzettend veel pijn en vloekte vaak. Voorheen vloekte ik wel eens uit frustratie, maar na mijn val was het een echte vloek. Tegen Hem. Wat onmogelijk leek, is echter mogelijk geworden omdat ik er niet alleen voor sta. Ik word gedra- gen. Bovendien word ik omringd door fantastische ouders en vrienden. De ho- geschool voerde aanpassingen uit zodat ik kon voortstuderen. Want het stond als een paal boven water dat ik niet thuis tus- sen de geraniums zou wegkwijnen.
En ja, natuurlijk baal ik wel eens. Ik kan me ergeren als mensen over mijn hoofd heen praten of als ze me helpen door mijn armen beet te nemen. Mijn armen zijn immers mijn mobiliteit. Daartegenover staat dat ik zo vaak ‘dank je’ mag zeggen.
Toen ik in de winter moeizaam door de sneeuw ploegde, stopte er een auto. Een man stapte uit en vroeg: „Waar moet je naartoe?” En hij duwde me tot bij m’n auto. Ja, er zijn engelen op deze wereld.
– Na uw studies werkte u bij een financierings- maatschappij. Waarom gaf u die carrière op?
Na mijn ongeluk verdiepte ik me in het geloof. Hoewel ik zelf nooit de theodicee heb ervaren, werd de vraag naar het be- staan van God terwijl er zoveel lijden is, wel voortdurend door anderen gesteld.
Ik ging les volgen aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen. Het eer- ste jaar bleek enorm verrijkend, het twee- de jaar irritant opvorderend. Ik ervoer het als een rechtstreeks appel dat ik niet naast me kon neerleggen. Toen ik in mijn baan een promotie mis liep, zag ik dat als een moment van keuzes en kansen.
Hoe kan ik vanuit een rolstoel actief zijn in de religieuze sector? Na drie jaar gods- dienstles gegeven te hebben, belandde ik bij IDeE aan de hogeschool Lessius Thomas More.
– Wat is IDeE?
Het staat voor Identiteit, Diversiteit en Engagement. Het is een platform dat ho- geschoolbreed allerlei initiatieven uit ver- schillende afdelingen bundelt. Er gebeurt heel wat op kleine schaal, maar als je samen- werkt, bereik je een grotere groep. Zo kun je echt gemeenschap vormen. Je beseft ook dat er meer mensen zoeken naar zin.
Het valt me op dat studenten argwanend zijn als we een uitgesproken katholieke ac- tiviteit plannen, maar heel nieuwsgierig als we bijvoorbeeld een conferentie organi- seren over de ideologische en/of spirituele visie achter fair trade. Ze weten dat een ac- tiviteit van IDeE uitnodigt om stil te staan bij hun referentiekader en hun handelen.
Intussen groeide het IDeE-logo uit tot een kwaliteitslabel.
Je hoeft het geloof ook niet altijd uitdruk- kelijk ter sprake te brengen, want de taal van de Kerk klinkt vandaag wereldvreemd voor jongeren. Toch staan ze open voor spiritu- aliteit. Zo vroegen we jongeren om foto’s te maken die hoop symboliseren en te verant- woorden waarom ze net dat plaatje schoten.
Bijna allen duidden ze hoop spiritueel. Is dat geloof? Is dat spiritualiteit? Dat hoeft
niet altijd te worden benoemd. Het zit hem in de ervaring. Jongeren willen geloof be- leven. Ik droom ervan om vanuit IDeE met een vaste groep jongeren te kunnen werken, à la studentenraad. Dat is toekomstmuziek, maar ik geloof in de toekomst. En jongeren zijn de toekomst.
– Sinds september werkt u ook deeltijds voor het vicariaat voor de parochies in het bisdom Antwerpen. Waaruit bestaat uw opdracht?
Ik ondersteun de vicaris in de opvolging van medewerkers te velde. Natuurlijk is de Kerk het volk Gods, maar er schuilt ook een bedrijfseconomische structuur achter. Als die goed functioneert, is de gemeenschap beter gedragen. De Kerk moet allereerst gemeenschap zijn, maar dat kan ze maar als ze daar een goede plek voor heeft. Daar komt een hele organisatie bij kijken. Hoe vlotter dat loopt, hoe dieper de gemeen- schap kan gaan. Ik mag dan economisch geschoold zijn, ik hoop dat mijn gespreks- partners aanvoelen dat ik vanuit een gelo- vige inspiratie werk. Ik kan immers niet anders dan in woorden, maar ook tussen de regels door, te getuigen van m’n geloof.
Dat is altijd onderhuids aanwezig.
Lisbet Lenaers
Medewerker IDeE aan Lessius Thomas More
Identiteit, diversiteit en engagement. Drie waarden die altijd al belangrijk waren voor Lisbet Lenaers en die ze mag uitdragen als stafmedewerker van het platform IDeE aan de hogeschool Lessius Thomas More in Antwerpen.
Sinds kort rolt de goedgemutste Limburgse ook gezwind door de gangen van het bisschopshuis in Antwerpen, waar ze het vicariaat voor de parochies versterkt.
‘Ik geloof niet in toeval. Ik spreek liever van de gratie Gods’
Ilse Van Halst
Aan de slag bij een financiële instelling droomde Lisbet Le- naers ervan carrière te maken.
‘Toevallig’ liep het anders. Na een val, waardoor ze verlamd raakte aan de benen, vond ze veel steun in haar geloof. Dat zou haar leven een andere wending geven. Zelf wil ze niet van toeval horen. „Als mensen ‘toevallig’ knipogen, bedoelen ze ‘bij de gratie Gods’.
Waarom zeggen ze dat niet? Om- dat het ouderwets is? Ik vind het een prachtige uitdrukking, die best ‘hip’ is.”
Lisbet Lenaers: „Ik kan niet anders dan getuigen van mijn geloof. Het is onderhuids aanwezig.” © Frank Bahnmüller