• No results found

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen · dbnl"

Copied!
201
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Martin W. Duyzings

bron

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen. Uitgeverij De Koepel, Nijmegen / Antwerpen z.j. [1950]

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/duyz001spor01_01/colofon.htm

© 2008 dbnl / erven Martin W. Duyzings

(2)

Ten geleide.

Mag ik U, zonder in het minst gewichtig te willen zijn, een bekentenis doen? Ik heb het boek, dat hierna volgt, niet gelezen. Ik weet slechts, dat het over de Ronde van Frankrijk handelt en ik weet sinds anderhalf jaar, dat Martin Duyzings het zou schrijven.

Het was een dag in Juli, tijdens de Tour de France, in 1949. Wij zaten naast elkaar in het Postkantoor te Caen, wachtend op onze respectievelijke telefoonverbindingen.

Ik kende hem zoals wij, rondreizende sportjournalisten, die elkaar gisteren op de Wereldkampioenschappen te Milaan, vandaag op de Olympische Spelen te Londen en morgen op de Europese athletiek-kampioenschappen te Brussel regelmatig ontmoeten en elkaar allemaal kennen. Ik had oprechte professionele waardering voor z'n schrijverstalent en vakmanschap.

Er was vertraging op de lijn en Martin Duyzings begon met mij te praten. Hij stelde mij eerst 'n paar vragen, maar geleidelijk werd het een soort alleenspraak. Ik luisterde geboeid. Want het was een even meeslepend als leerzaam verhaal. Het was het verhaal van Martin Duyzings' exploratie-tocht naar het ware wezen der Ronde van Frankrijk. Naar de mens in de Ronde. Naar de menselijke hoedanigheden en gebreken van de gevierde kampioen, de geprezen technische leider, doch ook van de obscure tweede-rangs-renner, de onbekende verzorger en de nimmer in de bladen vermelde mecaniker. Alleen de werkelijk grote sportjournalisten, Desgrange, Goddet, Karel van Wijnendaele, Colombo, Ambrosini, Roghi, Joris v.d. Bergh, Jan de Vries, Albert van Laethen, hebben een dergelijk inzicht in de Tour de France. De rest tekent defecten en uitslagen op en geeft U op een uur na de juiste geboortedatum van een onverwacht rit-winnaar.

Martin Duyzings behoort tot de out-standing klasse. Ik heb zijn boek over de Ronde niet gelezen, doch ik weet, dat hij, ge-obsedeerd voor het onderwerp, verplicht was het te schrijven, zoals een schilder moet schilderen en een beeldhouwer moet beeldhouwen en het naar best vermogen schreef.

Ik ben daarom ook vast overtuigd, dat het een zeer goed, een zeer lezenswaardig boek is.

WILLEM VAN WIJNENDAELE.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(3)

Voorwoord.

Een inleidend woord van de hand van een oud AMATEUR BAANrenner in een boek, dat bijna uitsluitend handelt over de Tour de France, de geweldigste van alle WEGwedstrijden voor BEROEPSrijders, zal door velen wonderlijk worden gevonden.

Ook door mij zelf.

Want, al heeft dan ook de wielerbaansport geen geheimen meer voor mij, wat weet ik eigenlijk van de Tour de France f? Slechts één maal volgde ik hem gedeeltelijk en verder is mij van deze grootse gebeurtenis in de wielerwereld niet méér bekend dan aan ieder ander die tijdens de Tour, met 'n kaartje vóór zich, de verslagen in dagen sportbladen trouw en met aandacht volgt en glimlachend de foto's beziet van etappe- of eindwinnaars wier warme, bestofte koppen door heldenvererende jonge vrouwen worden gekust.

In die geest sprak ik tot de uitgever van dit boek toen hij mij om een voorwoordje vroeg en ik noemde hem de namen van anderen die de Ronde van Frankrijk meerdere malen volgden van het indrukwekkende en fleurige begin af tot en met het bittere einde. Bitter omdat, bij afloop, de volgers, zowel journalisten als verzorgers en officials, al even uitgeput en over hun zenuwen heen zijn als de renners.

De uitgever was het niet met mij eens. Juist omdat ik tussen de Tourkenners en het grote wielersportminnende publiek in sta, wilde hij weten wat dit boek mij, objectief beschouwd, zegt.

Welnu dan, het heeft mij veel en zelfs heel veel gezegd. In de eerste plaats, dat de schrijver over een zeer vaardige pen en een buitengewoon goed

waarnemingsvermogen beschikt. Niets is hem onopgemerkt voorbij gegaan. En hij heeft niet geschroomd bepaalde dingen van de tour, welke voor de buitenwereld verborgen bleven, te ontsluieren en hij heeft, naast het merkwaardige, gigantische en bewonderenswaardige, ook de - platweg gezegd - rotte plekken bloot gelegd.

Hij heeft als het ware de gehele Tour vóór zich op de snijtafel genomen en hij heeft er het ontleedmes diep in gezet. Hij snijdt en kerft erin en legt het de lezer stuk voor stuk voor ogen.

Pech! Wat is pech? Waarom heeft de een veel meer pech dan de ander? Voor velen een nog onopgeloste vraag. Het antwoord is in

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(4)

dit boek te vinden. Heeft Coppi een geheim? Wilt ge 't weten, lees dan de prachtbeschrijving van dit wielerphenomeen.

Dat de ultra lichte racefietsjes ware wonderen der techniek zijn, dat het, als 'n vallende steen, afdalen der bergen niet anders is dan een spel met de dood en welke rol de rijwielfabrieken in de Tour spelen - 't staat allemaal in dit boek beschreven.

't Is een eerlijk boek, vol spanning. Moed en durf en het fabelachtige

uithoudingsvermogen der renners worden duidelijk in 't licht gesteld. Nu eens wordt een waarachtig kampioen op de voorgrond gebracht, dan weer wordt een mannetje, dat door geluk of hulp een succes kon boeken en dientengevolge door zichzelf en door anderen tot ongezonde hoogte werd opgevijzeld, ten voete uitgetekend als een meelij wekkend kereltje, dat, na zijn terugval tot de mediocriteiten, ergens,

onopgemerkt, in een hoekje als een kind zit te grienen.

De schrijver trekt ook van leer tegen het onmetelijk kwaad van het zogenaamde drogueren, het toedienen van vergiften aan de deelnemers, dat, zoals hij terecht opmerkt, met duizend zuignappen in de wielersport zit vastgezogen.

Reeds sedert enige tientallen jaren is onze wielersportkenner bij uitstek, Joris van den Bergh, tegen die verschrikkelijke verwording in de wielersport te velde getrokken.

Al wel een twintigtal jaren geleden schreef hij, ontstemd omdat de renners en ook de bondsbesturen maar liever blind bleven voor dat sportondermijnende geknoei, een sensationeel artikel getiteld: ‘Ga die voddelappen te lijf!’ En daar bedoelde hij bepaalde ‘verzorgers’ mee die, door het toedienen van hun middeltjes, de, onder hun

‘hoede’ staande rijders tot grotere prestaties brachten of wilden brengen, met het noodlottige gevolg, dat menig veelbelovend renner, tengevolge van een voorgoed geknakte gezondheid, plotseling van het wielertoneel verdween en dat er zelfs zijn geweest, die er met hun leven voor moesten boeten.

De auteur van dit boek laat duidelijk uitkomen, dat de Tour de France rijders een zeer hard, ja bijna bovenmenselijk zwaar beroep uitoefenen. Hij heeft alle

onvergetelijke indrukken en al zijn belangrijkste belevenissen op papier gezet. Hij heeft zich - om het zo maar eens uit te drukken - in dit boek leeggeschreven. Hij heeft dat ongetwijfeld als 'n soort roeping opgevat. Dat voelt men onder het lezen aan en dat verhoogt nog het boeiende ervan.

G. Bosch van Drakestein

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(5)

De oertijd der Moustachen.

Georges, Robert Millochau ontmoette ik in de Landes.

Dàt was in Juli 1949 -, en op de brede, kaarsrechte ‘route nationale’ die van Bordeaux uit naar Bayonne en het Zuiden leidt -dwars door de donkere

pijnboombossen waarin geen maand later een afgrijselijke hel van vuur en rook en vonken zou ontstaan, die honderden het leven kostte -, sloeg dampend de hitte terug van het naakte, grijze beton en was 's morgens om elf uur de meedogenloze zon in het verblindende azuur van een hoge, starre hemel, zonder tropenhelm en zonder ijsgekoelde dranken voor een gewoon mens al niet meer te verdragen.

Die morgen om half tien had men ons - de Tour de Francekaravaan - in het hart van Bordeaux op de Cours Georges Clémenceau met de gebruikelijke plechtigheden van start gezonden ten overstaan van een juichende menigte, zoals overal elders bestaande uit leeglopers, bankmagnaten, bordenwassers, burgemeesters, filmsterren, dokwerkers, Eerwaarde Abbé's, slagersknechten, grootgrondbezitters, gigolos en alles wat gij daartussen aan varianten nog bedenken kunt. Een pistoolknal van Monsieur le Maire, een hoera! van de massa: toen had de karavaan, minzaam wuivend, aan de ‘Barrière’ van Saint Gènes haar weg naar het Zuiden gezocht, de hitte, de grens tussen Hendaye en Irun, en het lokkende Spaanse San Sebastian tegemoet.

Twee-honderd-en-dertig afschuwelijke kilometers!, en pas bezuiden Bayonne wachtte ons de kust met het bonte klatergoud van haar wereldbefaamde badplaatsen, met het verfrissende hel-witte schuim van een weerloos tegen de kaden klotsende

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(6)

zachtgroene Biscaja, en met - misschien! - een briesje en wat koelte!...

Dàt was, die dag, het perspectief; en de Tour-karavaan had in de acht étappes welke zij sedert de start in Parijs al gereden had, wel eens vriendelijker vooruitzichten genoten. Die dag, in de onmenselijke hitte tussen Bordeaux en de Spaanse grens - het zij U in alle eerlijkheid gemeld -, die dag geloofde de Tourkaravaan het wel. Het mocht waar zijn wat de verzamelde wielersportexperts de avond tevoren nog naar hun kranten hadden geseind: dat alles wat in de bonte rennerssliert de naderende Pyreneeën-étappes vreesde, slechts belang had bij een wild offensief tussen Bordeaux en San Sebastian, onder het vriendelijke motto dat iedere klap welke men de klimspecialisten van het weinig courante genre Coppi en Bartali in deze (nogal) vlakke étappe nog kon toedienen slechts met baar goud te honoreren was; het mocht verder zo zijn, dat tussen Bayonne en Irun de weg naar het Zuiden geplaveid was met premies, en omzoomd door een levende haag van geestdrift en badpakken...:

de Tour-karavaan wist wel beter. Zij was Bordeaux nog niet goed en wel uit of de triomphantelijke optocht der ‘dwangarbeiders van de weg’ die pas nog, uitpuilend van vechtlust naar het scheen, over de Cours Clémenceau geparadeerd had, was al ineen geschrompeld tot een uiterst burgerlijk en alles behalve strijdlustig gezelschap, waarin Zijne Hoogheid de Campionissimo Fausto Coppi (de Eerste!, en ongetwijfeld ook de Lààtste) met evenveel overtuiging en even weinig parlementaire termen op de hitte vloekte als, bijvoorbeeld, de Heer Henk De Hoog uit Amsterdam (Hollande) die in zo'n Tour de France alleen maar 'n bescheiden figurantenrol speelt en die nog wel tien keer in zijn leven per fiets over de Alpen en de Pyreneeën kan gaan, zonder dat de kindertjes der lagere Italiaanse scholen zijn naam en geboortedatum van buiten zullen moeten leren en zonder dat men in Parijs, in Rome, in Brussel en Madrid met bonzend hart en glazige ogen in de rij zal staan om zijn onvervalste handtekening....

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(7)

Er bestaat - kameraad Stalin en de Directe Belastingen en Accijnzen uitgezonderd - niets vervelenders dan een Tour de France-étappe over meer dan twee honderd eindeloos lijkende kilometers, waarin de renners, de managers, de mécano's, de chauffeurs, de journalisten, de organisatoren, de reclame-makers en alles wat er verder nog tot dit wonderlijke, rondreizende wielercircus hoort, zich bij voorbaat gewonnen geven tegen de hitte, de afstand, de dorst, de ellende en de moeilijkheden.

Er bestaat niets ergers dan een Tour-karavaan die veertig kilometers na de start alle belangstelling voor de rest van het mensdom al verloren heeft en zelfs geen poging meer doet om de schijn van een behoorlijk tempo te bewaren. Er is, tenslotte, niets waar men barstender hoofdpijn en wurgender heimwee van kan krijgen dan van méér dan honderd renners die, wereldkampioenen of géén wereldkampioenen, in koor met hun secondanten in de volgwagens met schorre stem nog slechts om water, water!, en wat schaduw jammeren: als 'n klas zeurende, nukkige

kinderen-met-blaren-onder-de-voeten, met meester uit op een zwoele Hollandse zomerdag...

*

*

*

Er staan, zo'n dag, de journalist in de Tour-karavaan slechts twee wegen open. Hij kan, geeuwerig en landerig en hangerig en slaperig en weergaloos verveeld, met zijn wagen achter het peleton blijven aankruipen, tot heil zijner lezers zijn dagelijkse blocnote vullend met hoogst belangrijke aantekeningen van het genre: ‘na veertig k.m. alles nog bij elkaar!’... of: ‘na zestig k.m.: het moyenne gezakt tot 28 onbeschrijfelijke kilometers per uur’..., of: ‘na tachtig k.m.: Jean Robic, dat eigenwijze mannetje uit Bretagne, klimt in Cap de Pin bedaard van zijn fiets, wandelt kreunend de plaatselijke herberg binnen, bestelt en verzwelgt anderhalve liter troebel bier, en heeft zonder enige moeite en zonder enige strijd een kwartier later zijn achterstand al weer ingelopen als ginds, in Cap de Pin, de plaatselijke notabelen in de dorpskroeg nog hooglopende ruzie staan

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(8)

te maken wie onder hen het bier dat hun wieler-afgod verslond, wel mag betalen...’

Zo kunt gij, desgewenst, ook tussen Bordeaux en San Sebastian wel Uw blocnote vullen, doch zo de lezers van Uw krant bijgeval niet zijn van het slag dat tijdens zo'n Tour de France bereid is, vijf extra-edities per dag te kopen en voor het overige niet naar bed te krijgen is v o o r het in de allerlààtste extraeditie zwart op wit heeft kunnen lezen, dat Zijne Ongenaaktbaarheid, De Favoriet, zijn dagelijkse vijf biefstukken zonder schadelijke gevolgen verorberd -, en tot drie maal toe zijn pijnlijke voeten gewassen heeft -; zo de lezers van Uw krant nog niet door de Tour-kolder gegrepen zijn, is deze methode kennelijk dè methode niet. Gij loopt het gevaar, dat het verhaal dat gij die avond van San Sebastian uit over een toch al gammele telefoonlijn naar Uw redactie telefoneert, veel meer op het ooggetuigeverslag van de laatste gang ener ten dode opgeschreven Saharah-patrouille dan op de natuurgetrouwe beschrijving van de grootste wielerwedstrijd aller tijden lijkt; en het is verder niet onmogelijk, dat geen vijf uur later Uwe directie belangstellend en telegrafisch informeert of het met Uw zonnesteek en Uw woestijn-complex al wat beter is!...

Men neme dus de àndere methode: men neme - doodgewoon - de vlucht. Men zette eenvoudig de voet op het gaspedaal van de wagen, men rijde het zielig

voortsukkelende peleton voorbij en men jage vooruit: veertig kilometers met vol gas, en zo gij alle ramen en de poorten Uwer fantasie wijd openzet, zo leeft gij, vol-gas voortrazend over de eindeloos rechte weg, althans enige tijd in de beminnelijke illusie dat er koelte naar binnen waait inplaats van vliegen, muskieten, stof en wit-hete lava.

Veertig kilometers!, dàn zijt gij de karavaan wel drie-kwartier vooruit en kunt gij wat koelte zoeken tussen twee mierenhopen in de donkere schaduwen van de hoge pijnbomen van de Landes. En niet alleen de koelte doch ook de stilte proeft gij als een weldaad. En wanneer gij, drie kwartier later, voor het eerst weer van Uw Tour de France verneemt, dan is dat de holle.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(9)

metalen, moe geschreeuwde stem van een der vele luidsprekerswagens die de renners voorafgaan. En wat deze stem U te vertellen heeft, is al zo oud als heel deze saaie, lange, op de zenuwen werkende étappe: ‘Rien à signaler!’

*

*

*

Het was daar, aan de rand van het bos, in de indrukwekkende verlatenheid tussen Castets en Magesq zo gij dat nauwkeurig wenst te weten, dat ik Georges, Robert Millochau ontmoette. Hij kwam van ergens uit het Zuiden, een nietige stip eerst op die kaarsrechte weg. Hij fietste blootshoofds, alsof er geen zon was en geen hitte, en hij was, ijverig voortpeddelend al heel dichtbij v o o r hij aan de bosrand onze wagen zag. Toen stapte hij af, verlegen om een praatje.

Tussen de mierenhopen in de schaduw slaakten drie journalisten een zucht die ze tot ginds in Bayonne konden horen. Alweer, zelfs hier!, een vent-om-een-praatje!

Zij kènden dat onderhand. Het is een der kwellingen welke men in zo'n Tour ondergaat, en het komt allemaal door dat veelkleurige bord op de bumper van Uw wagen met de magische letters TOUR DE FRANCE PRESSE. Twee dagen voor de start van de Tour heeft men in de Parijse Rue Faubourg Montmartre dat bord op Uw automobiel gespijkerd, en opeens kunt gij, bijvoorbeeld op de Place d'Etoile, veertien ernstige verkeersovertredingen in serie begaan terwijl de Parijse verkeerspolitie zich uitslooft om Uw slachtoffers af te blaffen; en opeens buigen in Uw hotel de chasseurs, de portiers, de liftjongens, de kellners en de anders zo ongenaakbare chefs de réception als de spreekwoordelijke knipmessen, want het is mogelijk dat gij Apo Lazarides (de fietsende klipgeit) persoonlijk kent, en het is verder mogelijk dat Gino Bartali (de fietsende monnik) U al eens een hand gegeven heeft, en het is, tenslotte, niet uitgesloten, dat gij iets méér weet van de kansen.

Zo is dat nu eenmaal en er zijn, met de Tour de France-plaat als vlag en uithangbord en introductie, in de loop der jaren

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(10)

dingen vertoond welke men uitsluitend in het bijzijn van onverdachte getuigen kan na-vertellen, omdat anders geen mens het zou geloven. Vrààg het aan Wim De Ruyter!

Het gebeurde de dag voor de start van dezelfde Tour de France, dat men met de laatste voorbereidingen van de Nederlandse équipe zo volkomen in de knoop raakte, dat geen mens er nog raad mee wist. Alles wat ook maar bij benadering tot de Nederlandse Tourkolonie behoorde, holde met taxi's en bussen en métro's heen en weer door Parijs, zoekend wie te verslinden. Want àlles liep in het honderd. Aan de Boulevard de Grenelle, in de Vélodrôme d'Hiver, hadden de renners uren lang vergeefs op het monteren van hun fietsen gewacht, en toen de fietsen eindelijk gereed waren, was de Nederlandse ploeg, het wachten beu, al lang weer uitgezwermd over de wereldstad. Naar een door philantropen gedreven fabriek in Pantin waar ze zo maar twee paar raceschoenen cadeau gaven aan ieder die in de Tour de Franc zou starten.

Of naar het bureau van de Franse Wielerbond - vier krakende wenteltrappen en het summum van dolle bureaucratie, ergens aan de Poissonnière -, waar men nog formaliteiten te vervullen had. Of naar de cour van het organiserende blad, l'Equipe, aan de Rue Faubourg Montmartre waar men wéér andere formaliteiten te vervullen had. Of - zo maar - achter een ijsgekoelde citron-pressé op een schaduwrijk terrasje in de buurt van het Louvre. Dat àlles. En nog veel méér! Want bovendien zocht de chef d'equipe reeds uren woedend doch vergeefs naar zijn jeep die ergens in de grootstad voor goed leek ondergegaan; en verder bleek ook de soigneur, de magere Guerlache die er altijd uitziet alsof hij op weg is naar de bijzetting van zijn eigen stoffelijk overschot, als door de aarde verzwolgen; en vervolgens begon men in de hall van ‘Le Parisien Libéré’ op steeds dringender toon alle Nederlandse renners en (vooral!) alle Nederlandse fietsen ter keuring op te roepen; en juist toen het er op begon te lijken, dat de Nederlandse equipe nimmer op tijd met haar voorbereidingen gereed zou kunnen komen, juist toen... ontdekte Wim de Ruyter het sleuteltje in het contact-

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(11)

slot van een, in de Faubourg Montmartre parkerende bestelwagen met niet alleen op de bumpers doch ook op de zijwanden in beesten-van-schreeuwend-rode-letters de alles verpletterende woorden: Tour de France.

Een half uur later had Wim De Ruyter: a. de renners verzameld; b. de fietsen en de mecano verlost uit hun isolement in de Vélodrôme d'Hiver; c. de jeep van de chef d'équipe ontdekt; d. de soigneur ontmaskerd; e. de weg gevonden naar het gebouw van de ‘Parisien Liberé’ waar de Tour-officials juist op het punt stonden, de hoop op een weerzien met de Nederlandse equipe voor goed op te geven. Achter het stuur van de bestelwagen zat, nog altijd, een triomphantelijke Wim De Ruyter. De verkeersopstopping welke hij in en rond de Rue Rivoli veroorzaakt had in hoofse verontachtzaming van alle verkeersborden, -lichten, -regelen en -agenten duurde langer dan een kwartier. En de gendarme aan wie hij tenslotte de wagen overdeed met het vriendelijke verzoek, hem onbeschadigd naar de Faubourg Montmartre terug te rijden, wàs en bleef de beminnelijkheid zelve...

*

*

*

Altijd weer dat bord met de magische woorden, en altijd weer een van de Tour de France bezeten man die voor dat bord stil staat alsof hij door een hogere soort van bliksem getroffen is. En een praatje maakt...: ‘alors! Qui va gagner?’....

Zo begon dat. Ook met Georges, Robert Millochau daar aan de bosrand in de Landes, en men wéét onderhand wat men daar op antwoorden moet. Komt monsieur Millochau bijgeval van oorsprong uit Parijs? Dàn maakt de kleine Parijzenaar Marinelli een uitstekende kans op de overwinning!

Oh nee? Ah!, monsieur Millochau komt van de Gironde, uit Langoiran, wel, dàn kan monsieur slechts één favoriet hebben: Guy Lapébie, de lieveling der....

‘Merde!’, zegt monsieur, kort doch krachtig. En dàn kunt gij praten.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(12)

En een half uur nadat de karavaan voorbij gezeuld is, stil en wrokkig lijdend zonder op te zien, staat gij daar nog altijd aan die bosrand, want als monsieur Georges, Robert Millochau niet een héél verdienstelijk leugenaar is, dan is er in Langoiran een straat die naar hem heet, en dan heeft hij - in 1903! - in de laatste étappe van de éérste Tour de France een waarachtig niet onverdienstelijke een-en-twintigste plaats bezet.

Hij is zeventig nu, monsieur Millochau, en mager en wat gebogen. Hij geeft zich, toch wat aarzelend, uit voor architect, doch de architectuur schijnt hem geen fortuinen opgeleverd te hebben, want zijn fiets mocht wel een verfje, en zijn shirt is vaal en versleten, en zijn sandalen dateren, naar ruwe schatting, van v o o r de vorige wereldoorlog. Doch hij is zonder enige twijfel een héér, ook al poetst hij 's morgens en 's avonds zijn tanden niet; en als hij U, daar in de schaduw van de pijnbomen, vertelt van de dagen van weleer, dan trilt er iets in zijn oude stem en dan gaat zijn magere artiestenkop met het lange, witte haar wat hoger tussen de schouders. Een man die van de oertijd van de wielersport méér weet dan in een trilogie bij elkaar te schrijven zou zijn. En een boeiend causeur....

*

*

*

Er trekt sedert 1903 - en alleen een wereldoorlog houdt haar tegen - jaarlijks een Tour de France karavaan door een niet onbelangrijk deel van West Europa; en er worden links en rechts op de wereld hongersnoden geleden, staatshoofden vermoord, tornados geregistreerd en scheepsrampen gemeld die minder belangstelling en medeleven genieten dan deze fascinerende karavaan, die een maand lang van stad tot stad door Frankrijk (en soms zelfs door de nabuurlanden) trekt; en de mateloze macht van deze karavaan moet gij maar liever niet onderschatten.

Er heeft, in 1947, in Frankrijk een havenstaking gedreigd toen het Franse ministerie van bevoorrading aarzelde, voedsel en benzine vrij te geven voor het Tour-circus en heel het kleine

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(13)

leger van mensen en machines dat rechtstreeks of zijdelings aan een Ronde van Frankrijk te pas komt.

Er is, toen het sportblad ‘l'Auto’, dat de Tour de France had uitgevonden, in 1944 in de netten van de Franse perszuivering hangen bleef, achter de schermen van de Parijse krantenwereld een fantastisch gevecht geleverd om het bezit van de Tour de France, en temidden van dit wilde gevecht om ‘de grootste reclame-stunt van West Europa’ heeft men met millioenen francs gesmeten, en vele milliarden beloofd en geboden. Men schat het aantal mensen dat, op de ochtend van de start, naar de karavaan staat te kijken als zij dwars door de wereldstad trekt, op drie millioen koppen, en wat daar aan astronomische cijfers nog bijkomt in de daarop volgende dertig dagen v o o r het restant der karavaan afgebeuld en gehavend doch niettemin triomphantelijk weer terugkeert in het Parc des Princes, wordt beleefdheidshalve aan Uw fantasie overgelaten. Er gaan in zo'n Tour de France fantastische bedragen om.

Wat er alleen al door de verzamelde journalisten en fotografen vertelefoneerd, verseind en verkabeld wordt, vertegenwoordigt stellig een fortuin. Gij moet dat maar geen verkwisting noemen. Want het publiek in België, in Frankrijk, in Italië en waar-al-niet sméékt om Tour de France-kopij: kolommen, kolommen, eindeloze kolommen; en in de Parijse boulevardpers van alle kleur en alle richtingen, waar men geen hand omdraait voor drie regeringscrissen en twee métro-stakingen per week, kan men van hoog tot laag zijn zenuwen nauwelijks meester als tijdens de Tour de France iedere Tour-primeur onder een gillende kop op de voorpagina duizenden verkochte exemplaren méér betekenen kan. Meen niet, dat ik overdrijf. Het organiserende blad

‘l'Equipe’ geniet, als de strijd zijn hoogtepunt nadert en er tussen de wielergrootheden in Alpen en Pyreneeën op leven en dood gevochten wordt, dagen waarop de directie niet tot haar ongenoegen de oplaag van haar, onder de advertenties doorbuigende sportdagblad met - pak weg! - een halve millioen nummers ziet stijgen.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(14)

Dàt is de Tour de France, zoals gij hem kent.

Een millioenen-affaire, een adembenemende soort van koorts die steeds verder om zich heen grijpt, steeds meer belangstelling losslaat en - daardoor! - weer nieuwe millioenen....

Langs de straten, de wegen, de pleinen en hoog in de vrieskou tussen de gletschers op de Alpen-toppen staan en juichen de massa's. Wat zij in feite van de wedstrijd zien is - soms - slechts een niets zeggende flits. Een renner, diep hangend in het stuur, strak starend naar de weg die onder hem voorbij rolt, en half verborgen in een stofwolk van de hem omringende auto's en motoren. Of een bont en haastig voorbij-jakkerend peleton, dat al rond de straathoek verdwenen is v o o r men er zijn eigen favoriet in heeft herkend. Of 'n paar achterblijvers: ontmoedigd en vuil en mateloos moe en niet bereid, terwille van de massa te poseren als ‘veroveraar der bergkolossen’ of wat de poëten in de loop der tijden nog méér aan soortgelijke koosnamen hebben weten te bedenken.

En toch, teleurgesteld of niet, gij vindt haar een volgend jaar opnieuw langs de straten en de wegen, de massa. Want de Tour laat haar niet los. Hij fascineert haar, niet alleen door de boeiende brokken keiharde sport welke men er, in een woedend gevecht over bijna vijf duizend kilometers, in vertoont, doch stellig o o k door de ietwat Barnum and Bailey-achtige sfeer die deze monsterrace verspreidt.

Een circus!, jawèl. Het grootste circus aller tijden misschien. Doch -

merkwaardigerwijs - een circus waarin men het onvermijdelijke klatergoud angstvallig van de sport geschieden wist te houden. Er bestaan in de wielersport weinig

wedstrijdreglementen, strenger dan het reglement van een Tour de France. Er is geen wedstrijdleider, correcter en onpartijdiger dan Jacques Goddet, de ‘directeur de la course’. En misschien is dàt wel het geheim van het succes dat de Tour de France in nog geen vijftig jaren op zijn veroveringstocht heeft ondervonden: dat men de sport terwille van de nu eenmaal op tam-tam en sensaties beluste massa paarde aan de humbug, het klatergoud, de opge-

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(15)

blazen reclame en alles wat een nuchter mens rond zo'n Tour de France verder nog aan hinderlijke dingen kan tegenkomen. Maar dat men niettemin er naar streven bleef, de sport temidden van al dit wonderlijke gegoochel met millioenen francs, merkwaardig zuiver te houden.

*

*

*

En zo gij niettemin mocht denken, dat zo'n Tour de France met al zijn kabaal en al zijn krantenkolommen en al zijn verbluffende prestaties, toch wel een typerend en gechargeerd beeld projecteert van een moderne maatschappij, die alleen nog maar van sensaties en haar zenuwen leeft en die niet zal rusten v o o r 'n paar wielrennende krankzinnigen er in geslaagd zullen zijn, zèlfs de Himalaya met een gemiddelde van drie lijken en tweeen-twintig-komma-zeven kilometers per uur per race-fiets te beklimmen....: prààt eens een half uur met Georges, Robert Millochau (‘Architecte et ancien coureur cycliste internationale’), en gij zult tot Uw verbazing ervaren, dat men vijftig jaar geleden zonder atoombommen, zonder stalen gordijnen en zonder vliegtuigrampen al niet minder om sensaties schreeuwde. Want, om U de waarheid te zeggen, de Tour de France is eigenlijk uit niets anders dan deze zucht naar sensaties ontstaan.

Dat was, zoals gezegd, in 1903, en de man die het allemaal bedacht, was de later zo beroemde Henri Desgrange.

De wielersport bevond zich in die dagen nog in het stenen tijdperk, doch men reed er niettemin op los alsof de rijwieltechniek al een ongemeen hoge graad van perfectie had bereikt en het sportblad ‘Le Vélo’, dat toen al bèste zaken deed, organiseerde wedstrijden van het monster-genre die heel de beschaafde wereld met stomheid sloegen.

Wat dàcht U?! Er bestond in die dagen nog geen automobiel die van Marseille naar Parijs kon lopen zonder dat alle beschikbare hoefsmeden onderweg er aan te pas gekomen waren. Maar ‘Le Vélo’ zette in Marseille rustig een dozijn wielrenners, stuk voor stuk gehuld in een uitdagende snor en een gewaad dat het

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(16)

midden hield tussen een pyama en een surrealistisch werk van de heer Pablo Picasso, op een fiets, en er waren er niet minder dan drie die het overleefden. Zij arriveerden in het Parijse Bois de Boulogne en als zij met de blote hand een compleet regiment tot de tanden gewapende Pruisische Ulahnen verslagen hadden, had tout-Paris hen niet vorstelijker en geestdriftiger kunnen ontvangen.

Zo begon dat, en de directeur van het bloeiende blad ‘Le Vélo’ was al bezig een dame uit de allerbeste kringen en een riant buiten in Fontainebleau te huwen, toen hij plotseling concurrentie kreeg van de jonge Henri Desgrange, die een tweede sportblad stichtte, daar niet alleen de wieler-, doch ook de autosport in betrok, het daarom ‘l'Auto’ doopte, vervolgens zijn mouwen opstroopte en de vijandelijkheden stante pede opende. De strijd zou jaren duren.

‘l'Auto’ en ‘Le Vélo’ smeten met fortuinen en in hun jacht naar steeds nieuwe reclame-stunts, bedachten zij voortdurend fantastischer dingen. Totdat men op een goede morgen in 1903 de directeur van ‘Le Vélo’ bewusteloos onder zijn lessenaar vond, nadat hij in het concurrerende blad had kunnen lezen, dat Desgrange de stunt-der-stunts gevonden had: een Tour de France! In zes onmenselijke ritten! Met niet minder dan tachtig inschrijvers, en een voor die dagen fantastische prijzenlijst.

Zo werd de Tour de France geboren. Uit pure zucht naar sensatie. En de eerste edities waren ernaar!

Toen Henri Desgrange, jaren later, door middel van zijn Tour de France eindelijk de concurrenten van ‘Le Vélo’ voor goed gevloerd had, had hij een hoofd vol rimpels en grijze haren en had hij, hard en koppig, alles moeten doorstaan wat een

wedstrijd-organisator in de oertijd aan ellende maar beleven kon.

Een wonderlijk man, deze Henri Desgrange. Een der eersten in de sport, die begreep dat het leveren van topprestaties niet alleen maar een kwestie van spieren is, doch dat ook de geest die deze spieren dirigeert daarbij een overwegende rol speelt. Een voortreffelijk journalist met een pen zo briljant en zo scherp, dat zij

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(17)

door al zijn tegenstanders niet ten onrechte werd gevreesd. En een veldheer organisator zoals men er later in de... circuswereld nog een tegenkwam: Hans Stosch Sarassani!

Een keiharde man, die tienduizenden moeilijkheden overwon omdat hij in de Tour de France (zowaar) zijn levenswerk zag, en omdat hij in dat levenswerk geloofde.

Men mààkte het hem niet gemakkelijk.

In de tweede Tour de France waren de concurrenten van ‘Le Vélo’ weldoend met bankbiljetten en beloften onder de Tourrenners rondgegaan en er gebeurden als gevolg daarvan zoveel onsportieve dingen, dat Desgrange wel moèst ingrijpen, wilde hij geen bijdrage leveren tot een overhaaste begrafenis van de wielersport in het algemeen en ‘l'Auto’ in het bijzonder. De wedstrijd was dan ook nog geen twee étappes oud of Desgrange zette in Marseille een der belhamels, de heer Payan, zonder veel omhaal uit de race; en dat had hij beter kunnen laten. Want de heer Payan was afkomstig uit Nimes en verheugde zich aldaar in een grote populariteit en een uitvoerige, verknochte vriendenschaar; en toen de Tour-karavaan geen dag later door Nimes trok, op weg naar Toulouse, ondernamen de heer Payan en zijn vrienden onder het uitstoten van krijgsgehuil en stokken, een wilde flank-aanval op de Tour-menigte.

De karavaan bleef aan de winnende hand. Zij liet slechts enige, weinig betekenende bewustelozen in het plaatselijke ziekenhuis achter, en leverde zich verder, op verzoek der concurrentie, ook gedurende de daar op volgende dagen over aan alles wat er in die dagen aan onsportiviteiten, chantage en corruptie al uitgevonden was. Henri Desgrange liet de heren maar betijen. Hij wenste geen veldslagen meer zoals in Nimes. Want de burgemeester aldaar had in het krijgsgewoel een straatsteen op zijn magistrale hoofd gehad en overlaadde sedertdien de minister van binnenlandse zaken met protest-telegrammen waarin hij vriendelijk, doch dringend verzocht, Desgrange's

‘fietsende baarbaren’ door de gendarmerie van de weg te laten schieten. Desgrange wachtte dus rustig tot in Parijs. Toen men daar de huldigingen, de

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(18)

redevoeringen en de ere-champagne achter de rug had en de renners om hun prijzen kwamen, schrapte hij de nummers één, twee, drie en vier van de algemene

rangschikking zonder met zijn ogen te knipperen, en betaalde hij de hoofdprijs aan de vijfde man, Henri Cornet, die daar zo van schrok, dat hij, naar men beweert, slechts enkele jaren later aan een slepende hartkwaal overleed.

En wilt gij méér van dat fraais?

In 1905 - toen de Tour al elf etappes en 3000 k.m. mat - reed men de eerste dag van Parijs naar Nancy, en de weg van Parijs naar Nancy was door belangstellenden, die verder onbekend wensten te blijven, zo zorgvuldig met kopspijkertjes volgestrooid, dat men halfweg al pleisters en plaksel te kort kwam om alle lek gereden banden weer te rapareren. De eerste die zich door al deze ellende heenworstelde was Trousselier. Hij arriveerde de volgende morgen om vier uur in Nancy. De laatste twintig kilometers had hij, met de fiets op zijn nek, eenvoudig gelopen!....

Zo kunt gij dan verder gaan. Een lange, boeiende geschiedenis van grote en kleine drama's en van grote en kleine triomphen. Gij komt in deze geschiedenis de

ongelooflijkste dingen tegen. Er was een winnaar, René Pottier, die onmiddellijk na afloop van de race met de beker, de prijzen en de vrienden het nachtleven binnendook en er net zo lang hangen bleef totdat hij in een vlaag van waanzin een revolver op zijn eigen voorhoofd probeerde; hetgeen hij toevallig niet overleefde. Gij verneemt van een ander winnaar, de legendarische Petit-Breton, die dagelijks een paar zenuwcrisissen opvoerde van een kaliber waarbij vergeleken de huilbuien van hedendaagse ‘vedettes’ als René Vietto, Robic en Bartali niets anders zijn dan gekraai uit de kinderkamer. Men vertelt U van de heer Carrigou die, in 1910, op het punt stond de Tour de France met veel vertoon van oppermacht te winnen toen hij plotseling ergens tussen Nimes en Perpignan ietwat ongemakkelijk op zijn wenkbrauwen ging staan omdat men, naar later bleek, tijdens een contrôle in de

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(19)

gauwigheid zijn frame had doorgezaagd. Gij verneemt van de heer Duboc die, een jaar later, dezelfde Carrigou van etappe tot etappe ernstiger begon te bedreigen, totdat men hem tijdens het ravitailleren te Argelès voor de aardigheid een vergiftigd drankje in de handen duwde. Duboc verloor bijna twee uren v o o r hij weer in staat was, boven op zijn fiets te zitten. Maar hij haalde niettemin de finish. En de volgende dag won hij de etappe!

*

*

*

Dit alles, mijne heren, gebeurde in het moustache-stadium; en uit dit ijzeren tijdperk van de wielersport komt dan plotseling midden in een moderne Tour de France, waarin men al lang geen frames meer doorzaagt en geen kopspijkertjes meer zaait, monsieur Georges, Robert Millochau op U toegefietst, en het enige wat hij U na zijn verhaal als conclusie nog te melden heeft, is: ‘het was in die dagen wèl romantischer’.

En dat zal dan wel zo zijn.

Ook al was deze romantiek er een van de ruwe Wild-Westsoort. En ook al doet gij er beter aan, maar liever niet te informeren naar de alles behalve romantische geschiedenis van monsieur Millochau hoogstpersoonlijk....

*

*

*

Een half uur later hebt gij de karavaan weer ingehaald.

Dat is in Saint Jean de Luz, en er is daar een rimpelloze, blauwe baai met slanke, witte scheepjes, en er circelt, laag en riskant, een knalrood sportvliegtuig boven het peleton, en naar het Oosten steken trots en ongenaakbaar de Pyreneeën hun blinkend witte sneeuwtoppen in het azuur van de lucht. En naar het Zuiden nadert gij de grens.

De internationale brug tussen Hendaye en Irun!

Geen jaar geleden nog was deze brug onbegaanbaar voor ieder die de Spaanse of de Franse nationaliteit en toevallig géén diplomatiek paspoort bezat. En nog altijd verliest de reiziger daar

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(20)

tussen de twee grensposten aan weerzijden van de befaamde brug soms uren met het invullen van formulieren, het vergaren van stempels en het afleggen van plechtige verklaringen.

Doch vandaag is dat anders! Vandaag passeert de Tour de France, en wanneer gij bijgeval eens met de Britse Kroonjuwelen of het polshorloge van de Aga Kahn aan de haal mocht willen gaan om ze in Madrid tegen een zacht prijsje van de hand te doen, dan kan ik U voor Uw transport niets comfortabelers aanbevelen dan de Tour de France-karavaan. Want de grensbomen zijn wijd en gastvrij geopend. En de Franse douaniers staan arm in arm met de Spaanse heren van de anders zo stijle Guardia Civil hun favorieten toe te juichen. Men heeft eenvoudig geen tijd voor paspoorten, tripticos, vreemde valuta en meer van dat vervelends. Want de Tour begint een nieuwe triomphtocht. De Tour gaat, ‘en passant’, 'n stukje Spanje veroveren.

En dan?....

Dan vindt gij in de dorpen tussen Irun en de weelderige badplaats waar de Tour-karavaan vannacht verblijven zal, de straten volgestrooid met bloemen en de dorpelingen juichend en in feestkledij tot op de daken.

Dàn?....

Dan vaart er plotseling iets van het tomeloze, trotse rythme van een Spaanse fiesta door de rijen van de karavaan, schiet het tempo opeens fel omhoog, ontstaat er zelfs nog een korte doch hevige jacht; en wanneer dan, tenslotte in San Sebastian, de Tour-karavaan in een zee van bloemen en palmen en vlaggen en mensen de Avenida Principal opstormt, dan herkent gij in haar waarachtig niet meer de ten dode

opgeschreven woestijnpatrouille....

*

*

*

Die avond, in San Sebastian, temidden van een tropisch onweer dat zelfs de gloednieuwe electrische centrale een ogenblik te machtig bleek, stonden op het grootste plein van de stad de vele

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(21)

Gevecht op de Aubisque. Bobet, Bartalı en Stan Ockers, achtervolgd door een optocht van ploegleiders, officials en journalisten.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(22)

Tam-tam!.... Men vindt altijd wel een filmster of een chansonnière bereid om de etappe-winnaar te huldigen. Ten overstaan van de camera's, natuurlijk!

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(23)

tientallen reclamewagens die bij het circus horen. En zij draaiden hun plaatjes en zij gilden de lof van schoensmeer, fietsbellen, vulpeninkt, lingerie, kauwgum,

automobielen, tandenborstels, kranten, weekbladen, apéritifs en soortgelijke, min of meer huiselijke artikelen, uit over de stad. In het Frans!, en er was geen mens die er over nadacht of de heer Franco als gevolg van deze propaganda zijn schoensmeer nu plotseling in Lyon, inplaats van in Buenos Aires zou gaan kopen. Deed het er ook veel toe? Er zijn dagen in zo'n Tour de France, dat men het kabaal alleen maar maakt om.... het kabaal, en de reclame om de reclame, en de sfeer om de sfeer.

De nacht was koel en de hemel vol van sterren. Rond de weergaloos mooie baai hingen de duizenden lichtjes als in het décor van een groots gemonteerde operette.

Op het plein, rond de reclamewagen, danste men de tango en de samba met vuur en zwier en overgave. En ginds, in het casino, vierden Spanjaarden, Italianen, Luxemburgers, Belgen, Zwitsers, Fransen en Nederlanders met een glas bruisende Jerez de Grote Verbroedering. Atlantisch Pact of géén Atlantisch Pact. Ik wil slechts zeggen, dat er ook in zo'n moderne Tour de France zo nu en dan nog wel wat romantiek bestaat. Zij het dan: een andere romantiek dan die uit de tijd der moustachen!

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(24)

Drama op de Peyresourde.

Op de top van de Peyresourde - vijftien honderd meter hoog onder een egaal blauwe hemel en een alles verschroeiende zon - stonden in dichte drommen de Fransen. En wachtten op het Grote Wonder... Dàt was tijdens de beruchte Pyreneeënetappe Pau-Luchon in de Tour de France-1949, en zelfs de (Franse) klipgeiten zijn die dag stellig niet ontkomen aan de alom woedende zenuwen.

Het kwam - uiteraard - allemaal door de Italianen.

Twee weken tevoren waren de Italianen in Parijs aan de start gegaan met een hele optocht lawaaierige supporters, een legertje alles behalve geruisloze journalisten, een compagnie keurig geuniformeerde soigneurs, koks, tolken, officials en mecanos, een wagon vol reserve-materiaal, en de vriendelijke doch dringende mededeling, dat hun campionissimi, signor Coppi en signor Bartali, straks, in Pyreneeën en Alpen, zonder met de ogen te knipperen de volledige concurrentie vrolijk ondersteboven zouden rijden en dat, diensvolgens, alles wat er in deze Tour te doen was v o o r we de grote Pyreneeën-etappe bereikten, de heren campionissimi eigenlijk zo koud liet als een Eskimo in een koelkast in hartje-winter.

Het had, niet zonder nadruk, op de voorpagina van iedere, zich zelf respecterende Italiaanse krant gestaan: voor ons, voor de Italianen, begint deze Tour de France pas in Pau, aan de voet van de Pyreneeën. Dààr zullen onze klim-virtuozen op de Aubisque, de Tourmalet, de Aspin en de Peyresourde de rest

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(25)

van de concurrentie zulk een pak slaag geven dat men hen tot in Spanje toe om hun moeder zal kunnen horen jammeren; dààr zal de basis gelegd worden voor de meest volledige triumfo, ooit door een Italiaanse équipe behaald; dààr....

En de chefs d'équipe van de concurrerende ploegen hadden zich gehaast om hun renners in geheime bijeenkomsten te verzamelen, en zij hadden, uit pure angst voor dat beloofde Italiaanse Pyreneeën-offensief, zoveel verschillende soorten van tactiek bedacht, dat zij er tenslotte zelf niet meer uit wijs konden; en temidden van de wijd en zijd heersende verwarring hadden de Italianen tussen Parijs en Pau eigenlijk volledig hun zin gekregen. Een algemeen Belgisch offensief in de eerste drie etappes had geen enkel effect opgeleverd omdat de anders zo rustige Belgische chef d'équipe Pol Van de Velde in de kruitdamp van het slagveld zijn zenuwen en zijn hoofd verloor en hij enige zelden vertoonde blunders maakte. En van een Frans offensief in de vlakke etappes was helemààl niets terecht gekomen omdat men in het Franse kamp, in feite, zo heilig overtuigd was van de overmacht der campionissimi, dat men zich bij voorbaat al gewonnen gaf en men liefst maar zonder slag of stoot naar de Pyreneeën en ter slachtbank wilde. En de enige die er tenminste ièts van gemaakt had, was het tot dan toe volslagen onbekende Franse mannetje Marinelli dat zich, na vier etappes en vermoedelijk tot zijn eigen verbazing, plotseling in het gele leidersshirt ontdekte.

Doch zèlfs dat gele leidersshirt van het mannetje-Marinelli had eigenlijk zo bar veel niet te betekenen. Het mocht waar zijn, dat de legioenen der Franse

wielersportminnenden na enkele dagen reeds door een wilde Marinelli-koorts bezeten waren. Het mocht waar zijn, dat de experts van de grote Franse boulevardbladen, die zo uitstekend de kunst verstaan een krant vol te schrijven die door de massa ‘gevreten’

wordt, het mannetje-Marinelli onmiddellijk tot favoriet-numero-één hadden gebombardeerd. Het mocht waar zijn, dat het mannetje-Marinelli binnen vier-en-twintig uur nadat hij het gele leidersshirt ver-

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(26)

overd had, al een huwelijksaanzoek kreeg van een, ietwat uit het lood gezakte, gravin van onbestemde leeftijd en voorzien van de gebruikelijke grafelijke accomodatie in de vorm van kastelen, buttlers, wijnkelders en het familie-spook. Het mocht waar zijn, dat een Frans snelschrijver zich onmiddellijk zette aan het schrijven van ‘Le Roman d'un Enfant du Tour’, een roman waarop al door meer dan honderdduizend aanstaande lezers ingetekend (en betaald!) was nog voor de record-litterator het eerste het beste hoofdstuk goed en wel uit zijn schrijfmachine gedaverd had. Het mocht allemààl waar zijn, doch wie het mannetje-Marinelli wat nuchterder bekeek, hij wist wel beter: het mannetje was in die dagen alles behalve rijp voor een overwinning.

Hij had er de ploegmaten niet voor, hij miste de routine, hij miste ook de krachten.

Doch de Fransen, wier nationale ploeg in de eerste etappes niet veel meer temperament hadden getoond dan het temperament dat een baal meel gewoonlijk pleegt op te brengen, klemden zich met het nodige feestgeruis aan het gele shirt van het mannetje-Marinelli vast; en pas toen, nog v o o r Pau en de Pyreneeën, het mannetje-Marinelli met veel geweeklaag door de knieën ging, kwam de grote ontnuchtering.

Dàt was, twee dagen tevoren, tussen San Sebastian en Pau gebeurd. Daar, terwijl niemand het verwachtte, hadden de Italianen plotseling een klein doch vinnig voorhoede-gevecht geleverd. De kale, ietwat groezelige signor Magni, die héél hard fietsen kon doch gedoemd was in de schaduw der grote campionissimi te leven, was daar in de uitlopers der Pyreneeën te keer gegaan als een bezetene, Met assistentie van de volslagen onberekenbare Belg Raymond Impanis, en met een andere Italiaan, de kleine, gehaaide Brignole, die op het eerste oog méér op een Siciliaanse dorpsfigaro dan op een woest wielrenner lijkt, aan zijn wiel.

Italië had met dit voorhoede-gevecht nogal wat succes gehad, die dag. Zo haalden we na afloop der etappe, voor de tribunes op de Cours Clamou te Pau, het huilende mannetje Marinelli

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(27)

onder luid gejammer der omstaanders uit het gele leidersshirt om dat vervolgens aan signor Fiorenzo Magni te overhandigen, doch bovendien hadden zich onder de concurrerende menigte tal van andere drama's afgespeeld.

Neen, er had waarlijk geen feeststemming geheerst, die avond en de daarop volgende rustdag in Pau. Want het wemelde er van de slachtoffers. Er was één équipe - de Nederlandse - die tussen San Sebastian en Pau volledig ten onder was gegaan.

Er waren andere équipes wier perspectieven in één enkele etappe zo grauw geworden waren als een Hollandse herfstlucht bij een opzienbarende depressie op de Atlantische Oceaan. Onder deze équipes was de Franse nationale ploeg; en Georges Cuvelier, de Franse ploegleider, zat dan ook in zijn kamer in Hotel Bristol aan de Rue Gambetta de ene afschuwelijke zenuwcrisis na de andere te krijgen. Wat wonder! Zijn équipe was gehalveerd nog v o o r Coppi en Bartali behoorlijk in actie waren geweest. Zijn favoriet, de Breton Bobet, was al bezweken. Hij had Pau bereikt, gelegen op de comfortabele brancard van een der Rode Kruiswagens, en als je drie dagen later nog

‘Tour de France’ tegen hem zei, liep hij paars aan van zuivere ellende. Cuveliers paradepaard, Guy Lapébie, dat men meegenomen had om met zijn vlijmscherpe eindsprint naar schatting vijf etappes te winnen, was er nog veel erger aan toe geweest.

Toen hij, vijftig k.m. beoosten San Sebastian, de eerste de beste (bescheiden) Pyrenee in de verte zag opdoemen, stak hij meteen in wanhoop zijn armen in de lucht en begon hij haastig twee-en-dertig verschillende ziekten te verzinnen. Honderd vreselijke kilometers lang dreef Cuvelier zijn paradepaard nog voort. En het paradepaard huilde tranen bij emmers, vloekte en tierde alsof het naaste familie had onder de dokwerkers van Marseille, liet zich zo maar onder het oog van de wedstrijdcommissarissen, die haastig naar wat anders keken, door automobielen gangmaken en door hulpvaardige toeschouwers tegen de hellingen opduwen....; en toen de achterstand langzamerhand niettemin groeien bleef en tenslotte meer dan een uur beliep met nog veertig

moordende

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(28)

kilometers voor de boeg, toen klom het paradepaard van zijn fiets en schreeuwde om een volgwagen.

Monsieur Curvelier had, na een leven vol zorgen en wielersport, nog net drie haren op zijn arme hoofd. Die heeft hij dààr, tussen San Sebastian en Pau, van wanhoop uitgetrokken....

*

*

*

Er stonden, twee dagen later, ondanks alles nog twintig duizend Franse supporters rond de hairpins en op de top van de Peyresourde. Zij waren daar al van 's morgens vroeg, v ó ó r de bergweg ten behoeve van de Tour-karavaan voor de rest van het mensdom afgesloten werd; en hoe zij het al die vele uren, krimpend van de zenuwen en lijdend in de broeihitte van de dag, hadden kunnen uithouden zonder èrgere dingen dan een zonnesteek, was doodgewoon een raadsel.

Zij stonden er trouwens niet voor niets. Want zij, de duizenden op de Peyresourde, zijn er die middag getuigen van geweest hoe daar, midden in het moordende gevecht, in de slag-der-Pyreneeën een van de meest gecolporteerde en meest suggestieve sprookjes ooit verhaald, met veel gerinkel aan scherven ging.

Dat sprookje?....

Het wonderlijke sprookje van Fausto Coppi's... eh... onschendbaarheid.

Ik weet het: gij leest dit lang nadat dezelfde Fausto Coppi, alle sprookjes en alle legenden ten spijt, een jaar later in de Ronde van Italië zo zorgvuldig tegen de wereld gesmakt werd, dat een heel elftal vol befaamde geneesheren en professoren weken lang aan de slag moest teneinde de beroemde Italiaan opnieuw in de circulatie te brengen.

Inderdaad: dat lijkt niet op onschendbaarheid. Doch het sprookje heeft niettemin bestaan en het woedde in die eerste week van de Tour de France-1949 nog altijd in volle hevigheid. Het hoorde eenvoudig bij de Coppi-cultus in die dagen. Het heette, dat Fausto een afspraak had met Dame Fortuna: nooit eens een lekke band op een critiek ogenblik, nooit eens een aan diggels

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(29)

getrapte derailleur, nooit eens een valpartij. En zèlfse toen, die eerste week van de Tour-1949, Coppi samen met het mannetje Marinelli door een al te geestdriftig toeschouwer onderste boven gelopen werd en hij voor het eerst sedert mensenheugenis brokken maakte, liet Dame Fortuna hem niet in de steek. Alfredo Binda was slechts enkele seconden nadat het onheil geschiedde met een reserve-fiets ter plaatse, en in het peleton reageerde men niet. Na een korte en niet eens zo èrg hevige jacht, keerde Coppi nauwelijks vijf minuten later weer in dat peleton terug. Het enige wat hij er van over hield, was een pleister op een zijner beroemde benen....

Zo leefde het sprookje dan nog altijd toen de Tour-karavaan zich voorbij Pau omhoog hees tegen de Pyreneeën. Zo blééf het leven tot op de Peyresourde.

Ik moèt U daar wel van vertellen. Niet omdat de tafrelen, die zich daar die middag op de Peyresourde hebben afgespeeld, zo stichtend waren, dat zij coute que coute voor het nageslacht en zwart-op-wit moeten worden bewaard. Doch wèl omdat het zo typerend was voor dat wat een Tour de France (‘le plus grand spectacle du monde!’) aan sfeer en spanning en drama's en herrie op sommige momenten allemaal te creëren weet.

Het kwam, vermoedelijk, allemaal door de hitte. De hitte speelde een belangrijke rol in héél die lange Tour de France van dat jaar, want zij vergezelde ons practisch onafgebroken van start tot finish, doch juist in die eerste Pyreneeën-etappe was zij moordend. Men kon op de Col d'Aubisque 1700 M. boven de zeespiegel gaan staan:

de hitte bleef. Zij volgde, dik en drukkend, de renners zelfs in de anders zo koele, naakte spelonken op de Noordelijke hellingen en wat er die dag niet alleen door de renners maar ook door de lieden in de volgwagens en het publiek langs de weg aan dorst en zonnebrand en ellende allemaal geleden en doorstaan is, valt met een schamele schrijfmachine onmogelijk behoorlijk te beschrijven. Nog v o o r we, in Louvie-Juzon, goed en wel aan de beklimming van de eerste Col, de Aubisque, begonnen waren, zaaide de hitte links en rechts al

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(30)

slachtoffers. Het grote Italiaanse offensief moest toen uiteraard nog komen, doch niettemin mocht daar, op de Aubisque, de háást-litterator die toen al aan het

zeventiende hoofdstuk van de hierboven reeds gesignaleerde roman schrijvende was, op zijn hart kloppen, dat de directie van zijn uitgeverij toevallig niet onder de vele duizenden toeschouwers was, die met eigen ogen konden zien hoe het mannetje Marinelli meer dood dan levend op zijn fiets hing, hijgend, zwetend, huilend, jammerend en met een gezicht alsof hij daarnet zijn eigen lijkstoet al was tegengekomen.

Gij hoeft dus niet te vragen wàt er in de Pyreneeën allemaal wel gaande was toen, volkomen volgens de verwachtingen, Fausto Coppi en Gino Bartali in de laatste drie kilometers van de eerste Col al aan het demarreren sloegen met een ijver, een betere zaak volkomen waardig. En ik behoef U vooràl niet te melden wat er ginds in Frankrijk aan kokende geestdrift opbruiste toen Georges Briquet, die op de top van de Aubisque in een ongeevenaarde woordenwaterval een van zijn opruiende radio-reportages te houden stond, de eer en het genoegen genoot, zijn millioenen luisteraars te kunnen melden, dat weliswaar Fausto Coppi met enige onbeduidende lengten voorsprong als eerste op de top was gearriveerd, doch dat vlak daarop de Fransen Robic en Apo en Lucien Lazarides op leven en dood en niet zonder vertoon van zelfvertrouwen schermutselden met Gino Bartali die er niet naar uitzag alsof hij dit alles zo vrolijk vond. Het was dan ook niet vrolijk. Fausto Coppi en Gino Bartali fietsen namelijk toch maar liever in de Alpen. Zij houden van het beestenweer, dat rond de hoogste Alpen-toppen doorgaans heerst. Zij houden van sneeuw en regen en hagel en modder. Zij houden van glibberige bergpaden waarop men, in de afdalingen, met snelheden van zestig tot zeventig k.m.u. langs alles behalve vriendelijk lokkende afgronden jagend, juist 'n tikje méér risico kan nemen dan de achtervolgende concurrentie, voor zo ver zij toevallig niet eveneens met een behoorlijke portie fatalisme gezegend is.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(31)

Doch wat zij in de Pyreneeën vonden, was een ànder soort van beestenweer: de onmenselijke hitte; en het bleek, dat het Franse klimmerstype, het type der kleine, lichte kereltjes dat dansend in de pedalen en alles behalve stijlvol tegen zo'n berg naar boven komt, tegen deze speciale Pyreneeën-moeilijkheden toch wat beter opgewassen was.

Dàt was de eerste grote surprise van die Tour de France, en alles wat Frankrijk heette in de volgerskaravaan, beleefde een dag om nooit te vergeten.

Want in de afdaling van de Aubisque maakten de familie Lazarides, Robic en Bartali hun paar lengten achterstand op Coppi zonder enige moeite weer goed. En in de tweede Col, de Tourmalet, moest Coppi het van een tamelijk krampachtig sprintje hebben en zat Gino Bartali al in moeilijkheden. En in de derde Col, de helemaal niet zo lastige Aspin, werd Bartali - eens de ongekroonde keizer der bergen - niet alleen door zijn eeuwige rivaal Coppi, doch ook door de drie Fransen

doodgewoon van het wiel gereden.

En dan kwam de Peyresourde....

En de Italiaanse journalisten, die van alle markten thuis zijn, hadden het haastig doch secuur al uitgerekend: dààr, in die laatste Col, zou het dan toch nog een Italiaanse triomph gaan worden. Want: a. de oudste der gebroeders Lazarides, Lucien, had in de eerste Cols zijn beste kruit kennelijk reeds verschoten en speelde in de strijd op de Peyresourde in feite geen rol; en b. het stond vast, dat Fausto Coppi er in de laatste kilometers van de klim opnieuw enige lengten voorsprong uit kon rijden, zèlfs tegen een knaap als Robic die boven op zo'n Col altijd nog adem genoeg heeft om wat sprintwerk te vertonen; en c. aan deze paar lengten had Fausto Coppi dan voldoende.

Want er was - aldus het sprookje - geen mens die sneller daalde dan Fausto. Er was - aldus het sprookje - geen concurrent die groter risico's durfde te nemen dan de campionissimo. Er was - aldus het sprookje - geen mens die minder gevaar liep met een lekke band, een wegslippend wiel of een kapot getrokken remkabel

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(32)

in een ravijn geslingerd te worden dan de man die een nonagressie-verdrag getekend had met Dame Fortuna. Wel: Fausto Coppi had voorbij de top van de Peyresourde niets anders te doen dan zich als een baksteen omlaag te laten vallen naar het dal.

Veertien razende kilometers slechts, dàn had hij in Luchon de finish bereikt; en men kon er van op aan, dat hij in die veertien waanzinnige kilometers zijn voorsprong van enkele schamele lengten opgevoerd zou hebben tot vele, vele zegevierende seconden!

Zo luidde dan het Italiaanse sommetje. Het sommetje was gebaseerd op de Coppi-legende, en het sommetje viel, anderhalve kilometer v o o r de top van de Peyresourde, dan ook mèt de legende aan gruizels....

*

*

*

Het was in een der laatste hairpins, dat Apo Lazarides die deze dag inderdaad verbijsterend gemakkelijk reed, met zoveel kracht démarreerde, dat Robic

onmiddellijk vijf, zes lengten achter raakte en dat Fausto Coppi uit het zadel moest komen, alles gevend, om het wiel van de kleine man uit Cannes nog te kunnen houden.

Het was dààr, op het meest critieke moment der etappe, dat Coppi's achterband met een snerpende sis zijn heengaan naar een andere wereld aankondigde; en wie op dat moment van dichtbij gezien heeft hoe Coppi daar van zijn fiets stapte met een gelaat alsof men hem daarnet geopenbaard had, dat Sinterklaas en de ooievaar wèrkelijk bestaan en dat kameraad Stalin een Kruistocht Voor de Naastenliefde begonnen was, hij moèt wel aannemen, dat een van de vele lieden die tot die dag in de

legende-der-onschendbaarheid geloofden.... signor Coppi hoogstpersoonlijk was.

En terwijl aldus Fausto Coppi een etappe-overwinning door een enkel lek bandje ontnomen werd, terwijl het sprookje in duizend

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(33)

wrede scherven uiteen spatte, gebeurden er opeens alle mogelijke dingen tegelijk.

De Italiaanse mécano's die alle wereldrecords houden op het gebied van snel-reparaties aan rijwielen, kregen het met hun zenuwen te kwaad en prutsten een halve minuut langer dan noodzakelijk aan het reservewiel dat men de campionissimo onmiddellijk overhandigde. En de campionissimo, wiens vocabularium onder andere

omstandigheden in een meisjespensionaat-voor-de-betere-standen gebezigd kan worden zonder dat Mère Superieure daar ook maar één aanmerking op te maken heeft, veegde met de rug van zijn hand hier en daar een traan uit zijn ogen en hield intussen een redevoering tot de chef d'équipe en de mécanos in termen, royaal voldoende om er in de rosse buurt van Milaan een daverend applaus alsmede een zetel in de gemeenteraad mee te veroveren.

In de Italiaanse volgwagens, waar men voor het eerst sedert jaren had moeten ontdekken, dat sommige sommetjes wel eens niet uitkomen en dat een Tour de France nog wel wat anders is dan de Stelling van Pythagoras, ging men onmiddellijk na het knappen van het bandje met beide voeten op alle beschikbare remmen staan, blokkeerde men aldus op onnavolgbare wijze de weg voor de andere wagens, weeklaagde men luidruchtig, en schold men om de een of andere nooit begrepen reden elkaar broederlijk en collegiaal voor vuile vis....

En de Fransen?....

De Fransen hadden met eigen ogen het nooit vermoede wonder van een Italiaanse nederlaag en een naderende Franse triomph gezien; en als tienduizend schor

geschreeuwde Fransen, geschaard aan weerszijden van het smalle pad dat naar de top van de Peyresourde leidt, tot een dergelijke ontdekking komen, dan kunt gij U veiligheidshalve maar beter bergen....

Het had iets van een massa-delirium. Het had o o k iets van een naderende lynchpartij. Langs de weg stonden de mannen, de vrouwen, de grijsaards, de kinderen en de kreupelen en zij btulden Apo Lazarides en Jean Robic practisch omhoog in die allerlaatste kilometer.

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(34)

Er was een Zwitserse volgauto die v o o r de kopgroep uitgereden had en die, stomend als een locomotief enkele honderden meters voor de top de geest gaf, niet meer verder wilde, en de weg versperde. De inzittenden hadden nog maar net tijd om zich te bergen. Toen nam de menigte die keurige Zwitserse auto bij de bumpers en de spatschermen...., en vermoedelijk liggen de overblijfselen van die auto nog altijd in het dichtbegroeide ravijntje, rechts van de weg. Er was een gendarme die tenslotte niet voor niets een heel boekwerk vol instructies tegen de Peyresourde omhoog gesleurd had en die, aan de hand van deze instructies en zwaaiend met een

gummi-stok, enige orde onder de omstaanders wilde scheppen. Hij kwam twee dagen later in het ziekenhuis van Luchon gelukkig weer tot zijn positieven en het is met de schedelbreuk welke hij opliep nadat men hem met een volle bierfles een dreun had gegeven, allemaal nog uitstekend afgelopen, naar het schijnt. Hoewel: in 1950 heb ik die gendarme op de Peyresourde niet meer teruggezien!

Zo ging dat, daar in die laatste kilometer. Zo ging dat onvermijdelijk naar een volgend drama. Het drama gebeurde toen een volgwagen van Paris-Presse, met de eens zo beroemde oudwielrenner Charles Pélissier aan boord, van pure geestdrift zo dicht op de koplopers ging rijden, dat één enkele uitwijkmanoeuvre van de man achter het stuur royaal voldoende was om Apo Lazarides te vloeren. Hoe de kleine Apo er in slaagde, nog levend onder die auto vandaan te komen, zal wel voor altijd een raadsel blijven. Doch in ieder geval zat hij onder de builen en de schrammen, en in ieder geval lagen de gehavende onderdelen van zijn fiets verspreid tot op de aangrenzende rotsmassieven, en in ieder geval was de Franse chef d'équipe met een wagen vol reserve-materiaal niet in de buurt omdat hij, twee hairpins lager, vergeefs worstelde om uit de onuitwarbare verkeerschaos te geraken welke het lekke bandje van Fausto Coppi en de daarmee gepaard gaande redevoeringen aldaar veroorzaakt hadden. De heer Charles Pélissier lééft nog. Hij dankte dat uitsluitend aan het feit, dat hij toevallig de heer Charles Pélissier was, een

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(35)

man met een befaamde wielrennersnaam, een man die eens door het Franse publiek bij wijze van spreken op de handen gedragen werd. Zo zijn naam toevallig Klaas Jansen geweest ware, hij had die Peyresourde stellig nooit overleefd en vermoedelijk zou het parket van Luchon de grootste moeite hebben gehad om zijn stoffelijk overschot, fijn gemalen in de woede des volks, te kunnen ontcijferen. Doch voor het overige gebeurde er alles wat er pleegt te gebeuren als de volkswoede enige moeite heeft om een uitlaatklep te vinden: de arme Apo werd onmiddellijk door toesnellende omstaanders opgetild; en vervolgens begonnen deze omstaanders een wild gevecht met andere omstaanders die Apo evenééns wilden optillen; en alle kinderen beneden de leeftijd van veertien jaren begonnen te huilen; en alle vaders sloegen de huilende kinderen prompt tot zwijgen; en alle moeders schreeuwden de lelijkste dingen naar de vaders; en er viel een oude dame flauw; en de hulpvaardige omstaanders lieten Apo Lazarides voor de derde achtereenvolgende maal als een vaatdoek op de grond vallen omdat zij met hun handen uppercuts en rechtse directen aan derden stonden uit te delen...., enfin: beneden in het dal was Jean Robic al over de eindstreep toen er op de Peyresourde nog een herrie van jewelste heerste. Toen had Georges Cuvelier zich met zijn wagen eindelijk een weg naar de plek des onheils gebaand. Hij was daarbij, naar ruwe schatting, twee dozijn wild geworden landgenoten met de banden van zijn wagen eenvoudig over de tenen gereden. Doch dàt zijn kleinigheden die niet tellen, in zo'n Tour.

*

*

*

Zo, in deze sfeer, stierf dan de Coppi-legende.

Doch het duurde nog ruim een half jaar voor eindelijk een nuchter Frans journalist in de ‘Waalse Pijl’, een der grootste Belgische wegwedstrijden, een dag lang met zijn volgwagen achter Fausto Coppi rijden bleef en hij het geheim van het ont-

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(36)

staan der legende ontdekte. Het geheim, zo ontdekte deze Franse journalist, was eigenlijk helemààl geen geheim. Het was zo helder als een kilo suiker. De Coppi die jaren lang op zo opvallende wijze van pech verschoond was gebleven, had dat niet te danken aan de een of andere toverformule. Hij had dat slechts te danken aan de volgende factoren:

a. Het is al een oude stelling, dat een wierlrenner die in topforme zit, vrijwel nooit door pech wordt achtervolgd. Paulo Delay, de chef-mécano van de Parijse Vélodrome d'Hiver, zegt dat nog sterker: ‘er bestààt geen pech. Er bestaan alleen maar wielrenners die rechtstreeks of indirect stukken veroorzaken door eigen schuld, en die zich dan haasten om dat “pech” te heten’.

Dat is inderdaad nogal kras en men mag het dan ook met een handvol zout nemen.

Een enkel kopspijkertje in het grint van een bergweg kan ook de

kampioen-der-kampioenen een lekke band bezorgen, en hij heeft dan doodgewoon pech gehad. Doch van de andere kant: er zit zonder twijfel veel waars in de stelling, dat een renner-in-forme de pech, de brokken en de ongevallen haast automatisch uit de weg gaat. Want de renner-in-forme is attent. Hij heeft kracht en durf en

zelfvertrouwen. Zijn geest wordt niet in beslag genomen door de steeds nadrukkelijker klinkende vraag: kan ik dit tempo wel houden? en zal men mij straks, over tien, twintig, honderd k.m. niet los rijden? Hij kan zijn hersens voor andere dingen gebruiken. Hij heeft gelegenheid genoeg om zich te realiseren dat men, als een logge zak in het zadel hangend, tenslotte wel lekke bandjes, frame-breuken en om hulp schreeuwende derailleurs veroorzaken moèt wanneer men moe en afgetobd zonder enige aandacht door kuilen, over overwegen en door het steenslag dendert. De renner-informe zièt de gevaren die hem dreigen. Hij verplaatst snel, veerkrachtig en handig zijn gewicht als zijn ach zo lichte fiets het op een slechte weg bij hoge snelheid zwaar te verduren krijgt. Hij gochelt al even handig met zijn gewicht als hij in de afdalingen rond de bochten giert. Hij ontwikkelt als vanzelf een

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

(37)

stuur-techniek die hem met grotere snelheid en.... minder risico's als een kogel het dal tegemoet doet gieren. En v o o r alles: hij gelooft aan zich zelf. En mocht hij al eens een lek bandje tegenkomen, dan geeft dat geen deuk in zijn zelfvertrouwen. Hij neemt geen tijd tot treuren. Hij springt onmiddellijk van zijn fiets, herstelt met vaste hand, jaagt fel en in de zékerheid dat hij zijn achterstand weer goed kan maken. En meestal mààkt hij die achterstand dan ook wel goed.

Er was in diezelfde Tour een Nederlandse équipe, en deze équipe kwam tussen Parijs en Pau (waar zij, zoals reeds gezegd, volledig sneuvelde) practisch alle pech tegen die gij maar bedenken kunt. Men brak frames, men reed per dag soms tien bandjes tot poeder, men was betrokken in valpartijen, men kraakte pedalen, men trok derailleurs zo volledig uit elkaar dat zij door geen tien mécano's behoorlijk te herstellen waren, men brak een zadel, men viel een crank stuk en een pedaal krom:

en de Nederlandse mécano had een hondenleven....

Dat alles heette: pech!

Doch de voornaamste oorzaak van al deze pech was gelegen in het feit, dat vijf van de zes Nederlandse renners hun topforme thuis gelaten hadden, dat zij slecht en lusteloos en onattent reden. De enige onder hen die tussen Parijs en Pau getoond had, behoorlijk in vorm te zijn - Wim De Ruyter - reed met precies hetzelfde materiaal één bandje lek. Dat was al....

b. Fausto Coppi rijdt een stijl zo gaaf, dat er niets gewrongens is in de manier waarop hij zijn rijwiel voortbeweegt. Hij irriteert het materiaal zo min mogelijk. Hij vormt als het ware één geheel met dat materiaal, en er zijn niet veel andere renners van wie men hetzelfde zeggen kan.

Een renner als de Belg Brieck Schotte heeft in de loop der jaren schitterende prestaties geleverd, doch zijn stijl was de stijl van de man die worstelen, ploeteren, wèrken, zwoegen moet om zijn doel te bereiken. Ook Brieck Schotte heeft dagen gehad waarop hij in topvorm zat en waarop hij zèlfs een Coppi en een Bartali om de drommel niet vreesde. Ook Brieck Schotte bediende zich

Martin W. Duyzings, Sport op twee wielen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

best te kunnen verduidelijken door nauw aan te sluiten bij de werkzaamheden van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie, waar zeer binnenkort het monumentale Woordenboek

W. Martin, De Hollandsche schilderkunst in de zeventiende eeuw: Rembrandt en zijn tijd.. van het Amsterdamsch portret, waarin Van Dyck's invloed reeds eerder die soepelheid

• notitlebreak : si cette option est présente, si le cadre est coupé (avec l’option la commande \breakbox), le titre dans le second cadre est supprimé.. À noter que si vous

Cervical cancer remains the most diagnosed gynaecological malignancy in women worldwide. The lack of resources and high HIV/AIDS incidences occurring in Sub-Saharan Africa are

Daaruit kan worden afgeleid dat de voor slachtoff ers belangrijkste informatie niet of meestal niet beschikbaar is, zoals de mate waarin een belangenbehartiger voor zijn

De leden van de Maatschappij gingen akkoord met de voorgestelde veranderingen en op 2 januari 1857 stelt de nieuwe 28-koppige redactie zich voor in het eerste nummer van het

Op de eigenaar van de wijngaard die boos wordt omdat anderen niet goed zijn.. Op de geduldige en hardwerkende

Hoewel dit op het eerste gezicht in strijd lijkt te zijn met de onder VR afgesproken wijze van procederen waren er onder de 356 zaken twintig die met vonnis of royement waren