• No results found

Bijlage-2-reactierapport-bijlage-3b-ecologische-beoordeling-bikepark-Meerstad.pdf PDF, 1.58 mb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijlage-2-reactierapport-bijlage-3b-ecologische-beoordeling-bikepark-Meerstad.pdf PDF, 1.58 mb"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Notitie (definitief)

Stadsingenieurs gemeente Groningen Opsteller: Janneke van Goethem Datum: 2-12-2020

Onderwerp: ecologische advisering inzake aanleg bikepark Meerstad Projectleider: Nicolet van Schoonhoven

Ecologische effectbeoordeling van de voorgenomen aanleg van een bikepark bij Meerstad.

1. Plannen

Projectbureau Meerstad is voornemens om op een gedeelte van het voormalig slibdepot langs het Eemskanaal een tijdelijk bikepark aan te leggen (ook wel skillspark genoemd). Het projectbureau heeft hiervoor een gedeelte van het slibdepot naast de P&R Meerstad aangewezen. Voor de aanleg van het bikepark is een projectplan opgesteld waarin onder meer wordt aangegeven wat het doel is van het bikepark en hoe het zal worden aangelegd. Het initiatief is in eerste instantie voor een periode van vijf jaar. Het voornemen is om het bikepark na het broedseizoen van 2021 aan te leggen. In figuur 1 is het ontwerp voor het bikepark weergegeven.

In figuur 1 is te zien dat het bikepark op een braakliggend terrein is gepland tussen de P&R Meerstad aan de zuidwestzijde en het bos langs het Eemskanaal even verderop aan de noordoostzijde.

Figuur 1 Ontwerp van het bikepark (bron: projectplan bikepark Meerstad) 2. Leeswijzer

In de voorliggende notitie is in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de huidige situatie. In hoofdstuk 4, 5 en 6 worden de ecologische waarden beschreven en is een effectbeoordeling opgenomen ten aanzien van wet- en regelgeving. Deze effectbeoordeling is opgedeeld in een gedeelte ‘gebiedsbescherming’ een gedeelte gemeentelijk ecologisch beleid en een gedeelte

‘soortenbescherming’. De Wet natuurbescherming, het Natuurnetwerk Nederland (NNN), overige beschermde gebieden en het gemeentelijk beleid (Stedelijke Ecologische Structuur alsmede het groenplan Vitamine G) zijn hierin opgenomen. Toetsing aan het bestemmingsplan zal plaatsvinden in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de aanleg van het bikepark.

(2)

In hoofdstuk 7 zijn de conclusies uit het eerdere hoofdstuk samengevat. Verder worden in hoofdstuk 8 aanbevelingen gedaan waardoor rekening gehouden kan worden met wet- en regelgeving en waardoor kansen kunnen worden benut. De notitie eindigt met hoofdstuk 9 waarin de gebruikte bronnen zijn opgenomen.

3. Huidige situatie

Het terrein bestaat grofweg uit drie delen. Aan de noordwestzijde en aan de oostzijde tegen het bos aan is een verhoogd ‘plateau’ aanwezig. Daar tussen is een lager gelegen deel aanwezig met een waterpartij en een relatief groot rietveld. Het ontwerp van het bikepark is met name op de hogere delen gepland.

In onderstaande foto is een impressie gegeven van het terrein kijkend richting het westen.

Foto 1 Overzicht van het plangebied kijkend naar het westen. Aan de linkerzijde van de foto zijn de laanbomen te zien langs de Driebondsweg.

Op het hogere plateau aan de noordwestzijde van het plangebied van het bikepark is een afwisselende vegetatie aanwezig. Op veel plaatsen bestaat die uit diverse ruigtekruiden, maar er zijn ook plekken waar een heel open en lage vegetatie aanwezig is. Dit gedeelte van het terrein is het meest soortenrijke deel voor wat betreft kruidachtige planten. Soorten die voorkomen zijn bijvoorbeeld Koninginnekruid, Gewone margriet, Jacobskruiskruid, Hondsdraf, Akkerdistel, Harig wilgenroosje, Rode klaver en Vertakte leeuwentand. Het zijn allemaal kruiden van voedselrijke bodem hoewel op de opener plekken ook mos groeit. Dit kan betekenen dat de ondergroei plaatselijk zandig is.

Het hogere plateau aan de oostzijde is qua vegetatie zeer arm. Het grootste deel van het plateau is begroeid met Riet en Reuzenberenklauw. Ruimte voor andere soorten is er vrijwel niet.

In het lagere gedeelte komt een aantal soorten in grotere oppervlaktes voor. Het betreft Riet, Grote brandnetel en Akkerdistel. Plaatselijk is er ook ruimte voor andere ruigtekruiden zoals Harig wilgenroosje en Reuzenberenklauw maar een grote soortenrijkdom is hier niet aanwezig. Rondom de waterpartij is sprake van een redelijk ontwikkelde oevervegetatie met onder andere Grote lisdodde en Riet. Aan de

(3)

zuidrand zijn hier en daar bosschages opgeschoten en zijn op een enkele plaats bomen aangeplant.

Bomen of bosschages komen verder op het terrein niet voor.

Rondom het terrein liggen greppels. In de zuidwesthoek was deze greppel ten tijde van het veldbezoek ook deels gevuld met water. De overige greppels stonden droog.

Grenzend aan de oostzijde van het plangebied voor het bikepark ligt een bos. Het betreft een spontaan opgeschoten bos dat zich circa 60 jaar lang heeft kunnen ontwikkelen op een voormalig slibdepot en waar vrijwel geen beheer plaats vindt. Het bos zelf ligt in een kom met daar omheen hoger gelegen wallen. Door de lage ligging van het bos is het er zeer nat en delen van het jaar zal er flink water staan in het bos. Dat is ook te zien aan sommige stammen en wortels van bomen en struiken. Het bos bestaat door de natte standplaats grotendeels uit diverse soorten wilgen. Maar door natuurlijke successie zijn er inmiddels ook Essen aanwezig, een groot aantal struiksoorten en zelfs eiken. De ondergroei in het bos is zeer divers. Aan de westzijde, dicht bij het geplande bikepark, is het bos zeer open met een ondergroei van grassen en biezen. Verderop richting het oosten bestaat de ondergroei dan weer uit brandnetels, dan weer uit Riet of braamstruweel. Op veel plaatsen zijn min of meer open gedeeltes aanwezig. Als geheel doet het bos denken aan een ooibos zoals dat ook langs de grote rivieren voorkomt. Middels onderstaande foto’s is een impressie van het bos weergegeven.

Foto’s 2-5 Een impressie van verschillende delen van het bos. De foto rechtsonder laat zien dat delen van het bos soms flink onder water staan.

(4)

4. Gebiedsbescherming en beoordeling

In Nederland zijn de meeste beschermde gebieden beschermd volgens de Wet natuurbescherming (Natura 2000) of regels omtrent het Natuurnetwerk Nederland (NNN voormalige EHS). Daarnaast kunnen gebieden ook worden beschermd vanwege hun natuurwaarden via verordeningen of het bestemmingsplan.

Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het gebied maakt geen deel uit van Natura 2000-gebieden of het NNN (voorheen EHS). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Drentse Aa-gebied, ligt op een afstand van circa 3 kilometer.

Tussen het Drentse Aa-gebied en het plangebied, ligt op minder dan 1 km afstand van het plangebied de Middelberterplas. Deze plas ligt binnen het ontwikkelgebied van projectbureau Meerstad en is onderdeel van het NNN. In de omgeving zijn verder nog NNN-gebieden aanwezig bij Kardinge en de Hunzezone op afstanden van minder dan 2 km van het plangebied. Iets verder weg op een afstand van circa 4 km ligt langs het Eemskanaal ook nog depot Veldzicht dat eveneens onder het NNN valt. In verband met de afstand en de beperkte effecten van de voorgenomen werkzaamheden, is de verwachting dat er geen directe negatieve effecten zijn van het bikepark op deze beschermde gebieden.

Ook een uitstralende werking op deze gebieden wordt niet verwacht.

Figuur 2 Ligging va het plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: Website ministerie van Landbouw Natuur en Visserij).

(5)

Figuur 3 Ligging va het plangebied (rode cirkel) ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (Bron:

Natuurbeheerplankaar 2020 provincie Groningen).

Overige beschermde gebieden

Het gebied maakt geen deel uit van overige beschermde gebieden zoals weidevogelgebieden of ganzenfoerageergebieden die in (provinciale) verordeningen of bestemmingsplannen zijn vastgelegd.

In verband met de relatief kleinschalige ingreep, is ook geen uitstralende werking naar dergelijke gebieden te verwachten. Er treedt dus geen conflict op ten aanzien van beschermde gebieden als gevolg van de voorgenomen ingreep.

5. Gemeentelijk ecologisch beleid

De gemeente Groningen heeft in 2014 het doelsoortenbeleid vastgesteld waarbij de Stedelijke Ecologische Structuur, de basis voor het beleid, op kaart is vastgesteld. Daarnaast is in 2020 het oude beleidsstuk Groene pepers geactualiseerd naar een nieuw beleidsstuk, Vitamine G. Daarin worden onder meer ambities vanuit ecologisch oogpunt verwoordt voor diverse gebieden binnen de gemeente.

Het doelsoortenbeleid en het nieuwe groenbeleid Vitamine G zijn aanvullend op elkaar.

Het plangebied ligt binnen de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) van de gemeente Groningen. Dit betreft een netwerk van groengebieden, wegbermen en watergangen over de gehele stad (oude gemeentegrenzen). Het netwerk is verdeeld in kerngebieden en verbindingszones. Ook zijn op de SES- kaart locaties aangegeven waar ecologische knelpunten zijn of die ecologisch versterkt moeten worden.

Het doel van het netwerk is om planten en dieren de mogelijkheid te bieden om van het ene naar het andere groengebied te komen en zo door de hele stad te bewegen zonder obstakels. Daarmee worden zowel het leefgebied als de populaties van soorten versterkt en een grote biodiversiteit gewaarborgd.

Voor de gebieden binnen het netwerk zijn doelsoorten aangewezen. Dit zijn soorten die passen bij het landschappelijke streefbeeld van het gebied en die hoge eisen stellen aan hun omgeving. Een doelsoort geeft dus een streven aan dat op korte of langere termijn haalbaar is. Indien de omstandigheden voor

(6)

dergelijke soorten gunstig zijn in het betreffende groengebied, kunnen andere soorten die minder hoge eisen stellen meeliften. Middels monitoring wordt elk jaar een aantal gebieden onderzocht op het voorkomen van de doelsoorten en worden aanbevelingen gedaan voor beheer of eventueel inrichtingsaanpassingen. De verwachting is dat eind 2021 de geactualiseerde kaart van dit netwerk wordt goedgekeurd door het gemeentebestuur. Stedelijke Ecologische Structuur (SES) wordt dan Gemeentelijke Ecologische Structuur (GES). Ook groengebieden in de voormalige gemeenten Ten Boer en Haren en gebieden in Meerstad zijn dan opgenomen in het netwerk.

Het plangebied ligt in een gebied dat op de SES-kaart is aangewezen als kerngebied groen (zie figuur 4). Er heeft nog geen monitoring plaatsgevonden voor dit gebied. Op de kaart staan diverse opgaven weergegeven om de verbindingen tussen dit kerngebied en andere gebieden in de omgeving op te pakken. Zo is er een te versterken groenverbinding (lichtgroene stippellijn) en een knelpunt (rode stip) aangegeven tussen de Eemskanaalzone en het Kardingen-gebied. De opgave rond het knelpunt die bekend staat als het ‘Kardings ontzet’ is reeds middels een burgerinitiatief opgepakt, waarbij ook de gemeente, de provincie en Natuurmonumenten zijn aangehaakt. De realisatie is op moment van schrijven al grotendeels afgerond. Het initiatief zorgt ervoor dat er een noord-zuid verbinding ontstaat tussen de Koningslaagte, het gebied rond Kardinge en Meerstad. In bijlage I is de plankaart van het Kardings Ontzet weergegeven. De ambitie is om deze verbinding van het ‘Kardings ontzet’ in de toekomst verder door te trekken naar het Reitdiepgebied, het Zuidlaardermeergebied en het Dannemeer. Zie hiervoor ook de ‘zoekgebieden robuuste verbindingen’ in het nieuwe groenbeleid, Vitamine G (uitsnede in figuur 5). De genoemde gebieden zijn onderdeel van het NNN waarmee de SES dus feitelijk aanhaakt bij het landelijke netwerk. Naast deze verbinding vormt de Eemskanaalzone een verbinding met de Hunzezone via de woonschepenhaven (zie figuur 4 en 5). Ook hier zijn in het verleden middels projecten van de gemeente Groningen maatregelen getroffen om de groenstructuur te versterken. En ook het huidige project van de Aanpak Ring Zuid, heeft ecologische opgaven in het contract om de Hunzezone te versterken middels faunapassages en een gedegen groeninrichting.

Tenslotte ligt er nog een opgave om de verbinding richting de Middelberterplas, eveneens een NNN- gebied, te versterken (zie de lichtgroene stippellijn in figuur 4).

(7)

Figuur 4 Ligging va het plangebied (blauwe cirkel) binnen de Stedelijke Ecologische Structuur (Bron: SES-kaart 2014, gemeente Groningen).

Figuur 5 Ecologische opgaven vanuit het groenplan van de gemeente Groningen in relatie tot de ligging van het plangebied (aangegeven met rode cirkel) (Bron: uitsnede uit het groenplan, Vitamine G).

Ruimtelijke ingrepen in SES-gebieden die de kwaliteit of omvang aantasten passen niet binnen het beleid omdat ze het netwerk als totaal verzwakken. Het uitgangspunt is daarom dat ruimtelijke ingrepen niet zijn toegestaan tenzij er geen ecologische aantasting plaats vindt of er dringende (planologisch en politiek onderbouwde) redenen zijn en de verloren kwaliteit en kwantiteit gecompenseerd wordt. Dit wordt verder onderbouwd door het nieuwe groenplan dat voor de Eemskanaalzone de ambitie

‘versterken lokale ecologisch netwerk’ aangeeft (zie figuur 5). Voor het bikepark geldt dat de negatieve effecten beperkt zijn en dat er met een goed ontwerp ook positieve effecten te genereren zijn waarbij de SES wordt versterkt. Er zijn daarom vanuit beleidsmatig oogpunt argumenten om dit tijdelijke initiatief mogelijk te maken.

Met de aanleg van een bikepark wordt de kwaliteit en kwantiteit deels aangetast. De verhardingen zorgen ervoor dat op die locaties geen leefgebieden voor planten of dieren aanwezig zijn. Door het naar verwachting intensieve gebruik, zal ook de kwaliteit deels achteruit gaan. De rust wordt aangetast waardoor naar verwachting bijvoorbeeld minder vogels in het gebied zullen broeden en foerageren en minder zoogdieren van het gebied gebruik zullen maken. Maar deze effecten zijn naar verwachting beperkt indien met de inrichting van het bikepark en het gebruik ervan voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden.

Het bikepark wordt uitsluitend aangelegd op het braakliggende terrein en op enige afstand van het bos.

Verder is het essentieel dat het bikepark uitsluitend overdag wordt gebruikt en dat hierover

(8)

handhaafbare afspraken worden gemaakt. Indien hekwerken gebruikt worden om mensen ’s avonds uit het gebied te weren, moet er wel voor gezorgd worden dat de hekwerken voor dieren passeerbaar zijn.

Dit kan bijvoorbeeld door ze iets boven de grond te plaatsen waardoor dieren er net wel en mensen net niet onderdoor kunnen. Er wordt geen verlichting gebruikt op het bikepark. Er worden geen evenementen georganiseerd waarbij gebruik gemaakt wordt van geluidsversterkende middelen. Deze maatregelen samen beperken de verstorende effecten op vogels en andere dieren.

De huidige vegetatie is over het algemeen zeer ruig en weinig soortendiversiteit. Maar juist op de locatie waar veel zaken voor het bikepark worden aangelegd aan de westzijde, is de plantenrijkdom het grootst.

Om het verlies hiervan te compenseren, wordt aanbevolen een kruidenmengsel in te zaaien nadat paden zijn aangelegd. Hierbij moet worden aangesloten op de doelsoorten die voor dit gebied gelden.

Het compenseren van de kwantiteit, verloren oppervlak door paden, is op deze locatie niet mogelijk omdat er niet meer groen kan worden aangelegd dan er nu al is. Er kan echter wel een kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd waarmee het beperkte verlies aan oppervlak wordt gecompenseerd. Het inzaaien van kruidenmengsels of een iets intensiever beheer is hier een voorbeeld van, maar er kan ook gedacht worden aan de aanplant van kleine groepen struiken. De groepen struiken fungeren daarbij voor veel soorten als stapstenen naar grotere houtopstanden. De verwachting is dat ook de grote rotsen en aangevoerde lemige zand kunnen zorgen voor meer ecologische diversiteit in het gebied. Lemig zand is bijvoorbeeld voor wilde bijen van belang en kan ook zorgen voor een meer diverse plantengroei. Tenslotte kan er ook worden ingezet op het specifiek aanleggen van structuren voor diverse dieren zoals het maken van bijenhotels of het aanleggen van takkenrillen.

Indien aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, is de verwachting dat er geen negatieve effecten zullen zijn op de Stedelijke Ecologische Structuur en dat de verbindingsfunctie richting Hunzezone verbeterd wordt. Ook wordt dan voor dit deel van de Eemskanaalzone invulling gegeven aan het versterken van het lokale ecologische netwerk zoals in het groenplan Vitamine G is aangegeven.

6. Soortenbescherming en beoordeling

Soortbescherming is in Nederland sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Aan de Wet natuurbescherming zijn drie lijsten met soorten gekoppeld. Het gaat om artikel 3.1 waar soorten van de Vogelrichtlijn onder vallen, artikel 3.5 waar soorten van de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn onder vallen en artikel 3.10 voor overige soorten. Soorten uit de eerste twee artikelen zijn daarmee Europees beschermd, terwijl soorten van artikel 3.10 nationaal beschermd zijn. Provincies hebben de mogelijkheid om voor soorten uit artikel 3.10 een vrijstelling te verlenen van enkele verbodsbepalingen. De provincie Groningen hanteert vanaf 1 januari 2017 een dergelijke lijst met (dier)soorten die een vrijstelling genieten bij o.a. ruimtelijke ontwikkeling.

Algemeen

Op 24 september 2020 is een veldbezoek gebracht aan het gebied. Daarnaast zijn bestaande gegevens gebruikt uit onderzoeksrapportages van Bureau Meerstad, rapportages van de gemeente Groningen met betrekking tot projecten in de omgeving en de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

Het terrein waarop men het bikepark wil realiseren, bestaat grotendeels uit een verruigde vegetatie. Dit biedt aan een beperkt aantal beschermde soorten een geschikt leefgebied.

Vaatplanten

Beschermde plantensoorten worden niet verwacht in verband met de voedselrijke bodem en de aanwezigheid van zeer concurrentiekrachtige soorten. Voor wettelijk beschermde soorten en ook voor soorten van de Rode lijst, is er daarom geen geschikt leefgebied aanwezig. Ten aanzien van de planten ontstaat er door de aanleg van het bikepark daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming.

Dagvlinders en libellen

In verband met de ruige vegetatie onder meer rondom het water, worden ook geen wettelijk beschermde dagvlinders of libellen verwacht. Deze soorten stellen hoge eisen aan een leefgebied die niet aanwezig zijn binnen het plangebied. Er ontstaat daarom ten aanzien van dagvlinders en libellen geen conflict met de Wet natuurbescherming bij uitvoering van de plannen.

(9)

Overigens komen naar verwachting wel veel algemene dagvlindersoorten voor gezien de aanwezigheid van brandnetel en de aanwezigheid van veel bloemrijke kruiden die als voedselbron voor de vlinders kunnen dienen. Het verdient aanbeveling om voor deze soorten voldoende bloemrijke stukken onaangetast te laten of eventueel in het ontwerp extra bloemrijke stukken op te nemen.

Amfibieën

Voor amfibieën geldt dat er potenties zijn door de aanwezigheid van de waterpartij, de greppels rondom het terrein en het nabijgelegen bos. Er is daardoor zowel voortplantingshabitat als winterhabitat aanwezig. Ook kan er gefoerageerd worden in het terrein met name rondom het water. Het gaat daarbij om algemene soorten zoals de Bastaardkikker waarvoor de provincie een vrijstelling verleent bij ruimtelijke ingrepen.

In de omgeving komt volgens onderzoek van Buro Bakker ook de strenger beschermde Heikikker voor.

Uit de diverse onderzoeken van Buro Bakker komt naar voren dat Heikikker niet voorkomt binnen het plangebied van het bikepark.

Poelkikker, eveneens een strenger beschermde soort, komt volgens gegevens uit de NDFF voor een stuk ten zuiden van het plangebied. Naar Poelkikker is door Buro Bakker geen specifiek onderzoek gedaan in en rondom het plangebied voor het bikepark en deze soort is daarom niet uit te sluiten. Door de verruigde vegetatie, zijn de potenties voor Poelkikker echter klein.

Reptielen

Reptielen komen in de wijde omgeving van het plangebied niet voor. De dichtstbijzijnde waarnemingen uit de NDFF liggen in de omgeving van Glimmen en Eelde. Dat zorgt ervoor dat de kans dat reptielen aanwezig zijn binnen het plangebied uitermate klein is. Voor de meeste reptielensoorten is het plangebied bovendien ongeschikt als leefgebied. Alleen de Ringslang zou eventueel een leefgebied kunnen vinden binnen het plangebied. Vanwege de beperkte oppervlakte van het terrein, kan hier echter geen duurzame populatie voorkomen. Bovenstaande redenen zorgen ervoor dat er ten aanzien van reptielen geen conflict is met de Wet natuurbescherming bij uitvoering van de plannen.

Vissen

Onder de Wet natuurbescherming zijn slechts weinig vissoorten beschermd. De beschermde soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied. Het plangebied voldoet hier niet aan waardoor het voorkomen van beschermde vissoorten zeer onwaarschijnlijk is. Er ontstaat daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vissen bij uitvoering van de plannen.

Er kunnen echter wel algemene vissoorten voorkomen in de waterpartij. Bij aanpassingen aan de waterpartij moet daarom wel rekening gehouden worden met de Zorgplicht. Dat houdt in dat dieren moeten kunnen vluchten naar aangrenzend leefgebied en dat doden van dieren voorkomen wordt.

Omdat de plannen voor het bikepark niet voorzien in aanpassingen aan de waterpartij zijn geen aparte maatregelen nodig ten aanzien van vissen.

Vogels

Ten tijde van het veldbezoek is een groot aantal vogels aangetroffen binnen het plangebied. Het ging daarbij om soorten die gebruik maakten van de waterpartij zoals Blauwe reiger, Kuifeend en Kokmeeuw.

Verder werden soorten aangetroffen die gebruik maakten van de ruige vegetatie. Dit waren onder meer Fazant, Pimpelmees en Putter. Tenslotte werden ook in de bosrand aan de oostkant van het plangebied vogels waargenomen waaronder Goudvink, Grote bonte specht, Groene specht, Spreeuw, Buizerd en Merel. Naar verwachting is de soortenrijkdom van vogels zowel in het plangebied als daar direct buiten groot. Uit eerder onderzoek uitgevoerd door Buro Bakker (2015) blijkt ook dat nog veel meer soorten (kunnen) voorkomen. Het plangebied biedt aan een deel van de genoemde soorten en naar verwachting ook veel andere soorten geschikt broedhabitat. Nesten van alle vogels zijn in Nederland beschermd gedurende het broedseizoen. Buiten het broedseizoen zijn de meeste nesten niet beschermd. Voor bovengenoemde soorten van water en ruigte geldt dat de nesten buiten het broedseizoen niet beschermd zijn. Indien werkzaamheden voor de aanleg van het bikepark buiten het broedseizoen plaatsvinden, ontstaat geen conflict met de Wet natuurbescherming. In het ontwerp is rekening gehouden met het grote Rietveld in de lagere delen van het gebied. In het Rietveld en bij de waterpartij komen geen paden. Hierdoor kunnen rietvogels en watervogels alsnog tot broeden komen hoewel dat door verstoring aan de randen ervan naar verwachting minder zal zijn dan in de huidige situatie.

(10)

Nesten die ook buiten het broedseizoen beschermd zijn, worden niet verwacht binnen het terrein van het bikepark. Uit onderzoek van Buro Bakker (Anonymus 2019) blijkt dat er wel een jaarrond beschermd nest aanwezig is aan de westzijde van het bos aan de rand met het bikepark. Het gaat om het nest van de Havik. Buro Bakker heeft vastgesteld dat er zowel in 2018 als in 2019 gebroed werd op deze locatie.

Onderzoek naar het broedsucces heeft niet plaatsgevonden. Volgens Krijgsveld et al (2008) moet voor een Haviksnest een verstoringsafstand van circa 100 meter worden aangehouden in geval van recreatie.

Verder geldt voor tenminste Grote bonte specht, Groene specht en Spreeuw dat nesten niet jaarrond beschermd zijn tenzij daartoe een goede reden is (categorie 5 soorten van de lijst met jaarrond beschermde nestplaatsen van vogels). Ook andere ‘categorie 5-soorten’ kunnen in het bos voorkomen.

Een goede reden om de nesten toch als jaarrond beschermd te beschouwen, is bijvoorbeeld als in de omgeving geen of heel weinig alternatieve broedplekken zijn. Voor Grote bonte specht, Groene specht en Spreeuw is dat op deze locatie het geval. Het bos biedt deze vogels ruimschoots broedgelegenheid waardoor de populaties vermoedelijk redelijk robuust zijn. In de omgeving zijn echter op dit moment geen of heel weinig bomen van voldoende omvang aanwezig die de benodigde holtes voor het broeden kunnen bieden. Uit onderzoek van Buro Bakker (Steendam 2019) blijkt dat verreweg de meeste spechtenholen aan de westkant van het bos aanwezig zijn. De holen liggen vanzelfsprekend in het bos en buiten het plangebied voor het bikepark, maar kunnen wel verstoord worden door activiteiten op het bikepark.

Verstoring van de jaarrond beschermde nestlocaties leidt tot een conflict met de Wet natuurbescherming.

Voor het nest van de Havik, zoals dat geconstateerd is door Buro Bakker, zou de aanwezigheid van mensen/fietsers binnen circa 100 meter van het nest tot verstoring kunnen leiden. De rand van het bikepark is gelegen op circa 100 meter van het nest. Tussen de rand van het bikepark en het nest is bos aanwezig dat ervoor zorgt dat de aanwezigheid van mensen/fietsers aan het oog onttrokken wordt.

Vanwege deze redenen wordt het nest van de Havik naar verwachting niet verstoord door mensen/fietsers in het bikepark. Zekerheidshalve moet dit door een ter zake kundige op het gebied van de Havik ter plaatse gecontroleerd worden omdat de verstoringsafstand van geval tot geval kan verschillen. De genoemde 100 meter is een indicatie.

Voor de overige soorten met jaarrond beschermde nesten (Grote bonte specht, Groene specht en Spreeuw) geldt dat indien de gebruikers van het bikepark op enige afstand van het bos blijven, er naar verwachting geen verstoring optreedt. Met het aangegeven ontwerp is dit naar verwachting het geval.

Vleermuizen

Uit onderzoek van Buro Bakker blijkt dat in het bos een groot aantal holtes in bomen aanwezig is (Steendam 2019). Een deel van deze holtes wordt gebruikt als verblijfplaats door vleermuizen. De verblijfplaatsen bevinden zich met name aan de westzijde van het bos tegen het geplande bikepark aan.

De verwachting is dat het aantal aangetroffen verblijfplaatsen een onderschatting is van het werkelijke aantal omdat er met een beperkt aantal onderzoekers is gekeken in een vrij ontoegankelijk en onoverzichtelijk bos. Buro Bakker geeft dit ook aan in hun notitie van de bomeninspectie (Steendam 2019). Bovendien is uit ander onderzoek gebleken dat vleermuizen tijdens de kraamtijd soms heel weinig geluid maken tijdens het in- en uitvliegen van de verblijfplaats waardoor ze uitermate moeilijk zijn vast te stellen. Dit geldt in ieder geval voor de Watervleermuis die ook waargenomen is boven de waterpartij in het geplande bikepark. In de notitie van Buro Bakker wordt aangegeven dat het bos naar verwachting alle soorten verblijven (kraam, zomer, paar en winter) kan bevatten.

Naast de aanwezige verblijfplaatsen wordt er ook door vleermuizen gefoerageerd in het bos, langs de randen van het bos en boven de waterpartij. Omdat er weinig alternatieven in de omgeving zijn en Watervleermuis doorgaans strenge eisen stelt aan geschikt foerageergebied is het mogelijk een essentieel foerageergebied voor Watervleermuis. Omdat het bos de enige houtopstand van formaat is in de wijde omgeving, zijn er weinig tot geen alternatieven voor het foerageergebied in en rond het bos.

Het foerageergebied moet daarom, onder andere volgens Buro Bakker, beschouwd worden als essentieel voor het functioneren van de verblijfplaatsen. Omdat de omgeving rondom een verblijfplaats en de omgeving rondom een foerageergebied essentieel zijn voor het functioneren ervan, is een groot deel van het bos en een deel van het plangebied voor het bikepark te beschouwen als essentieel leefgebied voor vleermuizen. Welk deel van het bos dit betreft, zal uit een nadere analyse moeten

(11)

blijken. Voor het plangebied van het bikepark gaat het naar verwachting om de waterpartij en de rand tussen bikepark en het bos.

Aantasting van verblijfplaatsen of essentieel leefgebied vormt een conflict met de Wet natuurbescherming. Aantasting wordt verwacht indien de houtopstand fysiek wordt aangetast door bijvoorbeeld kap van bomen of aanpassing van de bosbodem of indien er indirecte verstoring optreedt.

Vanuit het bikepark kan hiervan sprake zijn indien het bos betreden wordt (te voet of per fiets) of indien er lichtuitstraling is richting de bomen. Met het voorgenomen ontwerp is er voor de aanleg en het gebruik van het bikepark geen voornemen om aanpassingen in het bos te doen of het bos te betreden. Ook zal er geen verlichting zijn op het bikepark. Er zal daarom geen sprake zijn van aantasting van verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van vleermuizen in en rond het bos. Directe of indirecte aantasting van het foerageergebied bij de waterpartij in het plangebied wordt niet verwacht. De waterpartij wordt niet aangetast en er is geen sprake van verlichting op het bikepark. Daarbij komt dat er op dit moment al sprake is van veel verlichting vanuit de P&R die deels uitstraalt tot in het plangebied voor het bikepark. Het gebruik van het bikepark leidt niet tot een wijziging in de huidige situatie daarvan.

Vanwege bovengenoemde redenen ontstaat er voor de aanleg en het gebruik van het bikepark geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van leefgebied van vleermuizen.

Overige zoogdieren

Behalve vleermuizen komen in het plangebied en de omgeving ervan andere ‘grondgebonden’

zoogdieren voor.

Uit onderzoek van Buro Bakker is gebleken dat in het verleden een Das gebruik heeft gemaakt van het bos naast het plangebied. De Das is in 2017 nog waargenomen. In 2018 is de Das niet waargenomen.

De reden die daarvoor werd genoemd is dat het bos waarschijnlijk in dat jaar te nat was. Voor een Dassenburcht geldt dat deze beschermd is zelfs als de Das er ‘tijdelijk’ geen gebruik van maakt. Pas als de Das vijf jaar achter elkaar geen gebruik heeft gemaakt van de burcht, mag deze als verlaten worden beschouwd. Dat houdt in dit geval in dat pas in 2022 geconcludeerd zou kunnen worden dat de bekende burcht verlaten is mits de Das er tot die tijd geen gebruik meer van maakt. De verwachting is dat het bikepark geen negatieve effecten zal hebben op de Das omdat het bikepark alleen overdag geopend is en buiten het bos ligt. De burcht zit min of meer midden in het bos. Er ontstaat dus geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van de Das mits de burcht niet verstoord wordt. Het is in dat opzicht van belang om duidelijke afspraken te maken (en te handhaven) met het bikepark over betreding van het bos om verstoring van de burcht, en daarmee een conflict met de Wet natuurbescherming, te voorkomen.

In de ‘dassenburcht’ is door Buro Bakker ook activiteit van een Vos waargenomen. Ook tijdens het veldbezoek op 24 september werden door het gehele gebied veel wissels waargenomen die waarschijnlijk door Vossen gebruikt worden. Vossenburchten zijn niet jaarrond beschermd behalve tijdens de kraamperiode (ivm het mogelijk doden van dieren). Ook hier is de verwachting dat het bikepark geen negatieve effecten zal hebben. Er ontstaat daarom geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van de Vos bij aanleg en gebruik van het bikepark.

Andere strengbeschermde grondgebonden zoogdieren worden niet in het plangebied of de directe omgeving ervan verwacht in verband met het ontbreken van geschikt leefgebied. Wel komen vrijwel zeker algemene zoogdieren voor zoals diverse muizensoorten, egel en kleine marterachtigen. De provincie verleent voor deze soorten een vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. De vrijstelling gaat ervan uit dat dieren naar aangrenzende leefgebieden kunnen vluchten. Bij het plangebied voor het bikepark is voor de genoemde diersoorten voldoende alternatief leefgebied aanwezig in de vorm van het naastgelegen bos. Bovendien kan een deel van de soorten ook na aanleg van het bikepark gebruik blijven maken van het gebied. Er ontstaat daarom bij aanleg en gebruik van het bikepark geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van deze algemene zoogdieren.

Overige soorten

Overige beschermde soorten worden niet in het plangebied verwacht in verband met het ontbreken van geschikt leefgebied of het ontbreken van populaties in de directe omgeving.

(12)

7. Conclusies Gebiedsbescherming

• Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000-gebieden of het NNN. Er zijn naar verwachting geen directe of indirecte effecten van de aanleg of het gebruik van het bikepark op de verder weg gelegen Natura 2000-gebieden of het NNN.

• Het plangebied maakt geen deel uit van overige beschermde gebieden die vastgelegd zijn in verordeningen of bestemmingsplannen.

Gemeentelijk beleid

• Het plangebied maakt deel uit van de SES. Ontwikkelingen binnen de SES zijn volgens geldend beleid mogelijk 1) indien kwalitatieve en kwantitatieve aantasting voorkomen wordt of zeer beperkt is of 2) als daar dringende redenen voor zijn en de verloren kwaliteit en kwantiteit gecompenseerd wordt. In het groenplan, Vitamine G, is ook de ambitie aangegeven om de Eemskanaalzone als ecologische verbinding te versterken. Aantasting ervan zonder compensatie is dus in tegenspraak met de geformuleerde ambities. Het bikepark zorgt slechts in geringe mate voor aantasting van kwaliteit en kwantiteit. Daarnaast geldt dat er met een juist ontwerp een kwaliteitsverbetering mogelijk is. Indien er invulling gegeven wordt aan deze kwaliteitsverbetering, past het initiatief dus binnen de mogelijkheden van het vigerende beleid.

Soortenbescherming

• Voor de aanleg en het gebruik van het bikepark ontstaat naar verwachting geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vaatplanten, dagvlinders, libellen, vissen en overige diersoorten omdat geen beschermde soorten in het plangebied worden verwacht. Wel moet rekening gehouden worden met de Zorgplicht.

• Voor amfibieën geldt dat vrijwel zeker algemene beschermde soorten voorkomen. De provincie verleent voor deze soorten vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. Wel geldt ook voor deze soorten de Zorgplicht.

• Verder is het onzeker of Poelkikker voorkomt. Hier is eerder geen onderzoek naar gedaan.

Indien de waterpartij en de directe omgeving niet worden aangetast, zijn er geen negatieve effecten op de soort te verwachten en ontstaat geen conflict met de Wet natuurbescherming.

Indien wel aan de waterpartij gewerkt wordt, moet alsnog worden onderzocht of Poelkikker aanwezig is en of er mogelijk negatieve effecten optreden.

• Indien de werkzaamheden voor de aanleg van het bikepark buiten het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd, ontstaat geen conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van

‘algemene’ vogels.

• Aan de rand van het plangebied, komen in het bos vogelsoorten voor waarvan de nesten jaarrond bescherm zijn. Het gaat om tenminste Havik, Groene specht, Spreeuw en Grote bonte specht. Indien afstand gehouden wordt tot de nestlocaties, treedt naar verwachting geen verstoring op en is er dus geen conflict met de Wet natuurbescherming. Voor Havik wordt doorgaans een verstoringsafstand van 100 meter aangehouden. Dit is echter ook afhankelijk van de terreininrichting rond het nest. Een ter zake kundige dient ter plaatse te beoordelen of het ontwerp van het bikepark tot verstoring kan leiden van de Havik. Voor overige genoemde soorten is de verwachting dat het ontwerp in voldoende mate afstand houdt om verstoring van nestlocaties te voorkomen.

• Conflicten ten aanzien van vleermuizen treden naar verwachting niet op indien de activiteiten van het bikepark zich beperken tot het open braakliggende perceel en er uitsluitend overdag gebruik wordt gemaakt van het bikepark waardoor verlichting niet nodig is. Het bos waarin vleermuizen verblijven en foerageren wordt dan niet aangetast of verstoord door verlichting.

Indien niet kan worden voldaan aan genoemde voorwaarden, ontstaat mogelijk wel een conflict met de Wet natuurbescherming.

(13)

• Voor de Das geldt dat de aanleg en het gebruik van het bikepark naar verwachting geen negatieve effecten heeft mits de burcht en de functionele leefomgeving niet verstoord wordt. De dassenburcht zit te ver van het bikepark af om negatieve effecten te ondervinden indien uitsluitend het bikepark wordt gebruikt buiten het bos. De Das is de afgelopen jaren niet waargenomen in het gebied. Maar de burcht mag op zijn vroegst pas in 2022 als verlaten worden beschouwd. Tot die tijd moet de omgeving van de burcht dus ongestoord blijven.

• Voor overige algemene zoogdieren zoals muizen, egel en kleine marterachtigen geldt dat de provincie een vrijstelling verleent bij ruimtelijke ingrepen. Uitgangspunt bij de vrijstelling is dat er voldoende alternatief leefgebied in de omgeving is waar de dieren heen kunnen vluchten.

Dat is voor het bikepark het geval. De aanleg en het gebruik van het bikepark resulteren daarom niet in een conflict met de Wet natuurbescherming.

• Algemeen voor veel diersoorten geldt dat ze negatieve effecten kunnen ondervinden van harde geluiden. Evenementen waarbij geluidsversterkende middelen worden gebruikt kunnen dus een conflict met de Wet natuurbescherming en met de SES-doelstellingen opleveren.

8. Aanbevelingen

Aanbevolen wordt om het ontwerp van het bikepark zodanig aan te passen dat ecologische maatregelen worden opgenomen om negatieve effecten op de SES te voorkomen of compenseren. Maatregelen bestaan uit bijvoorbeeld inzaaien van kruidenmengsels, aanplant van kleine struikgroepen en aanleg van bijenhotels of takkenrillen.

Aanbevolen wordt om een ter zake kundige op locatie te laten kijken naar het ontwerp in relatie tot het nest van de Havik. Er kan dan bepaald worden of de afstand van het bikepark tot het nest in relatie tot de inrichting van de omgeving inderdaad voldoende is, zoals in deze notitie aangegeven. Op deze manier wordt geborgd dat er geen verstoring optreedt van het nest en een conflict met de Wet natuurbescherming voorkomen wordt.

Om lichtverstoring op vleermuizen te voorkomen, wordt aanbevolen geen verlichting op te nemen in het ontwerp en het bikepark uitsluitend overdag te gebruiken. Indien hieraan niet voldaan kan worden, is nader onderzoek naar de effecten van de verlichting op vleermuizen noodzakelijk.

Er zouden maatregelen getroffen moeten worden die voorkomen dat mensen ’s nachts gebruik maken van het bikepark. Dit voorkomt conflicten met de Wet natuurbescherming en de SES.

Voor de aanleg wordt aanbevolen om in rustig tempo de grondwerkzaamheden uit te voeren en deze uit te voeren vanaf één zijde richting aangrenzend leefgebied voor dieren. Hiermee wordt voldaan aan de Zorgplicht uit de Wet natuurbescherming

Verder wordt aanbevolen om de aanleg van het bikepark uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels. Dit voorkomt een conflict met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vogels.

In verband met de onzekerheid over de aanwezigheid van Poelkikker en in verband met de Zorgplicht ten aanzien van vissen en amfibieën, wordt aanbevolen om geen werkzaamheden uit te voeren aan waterpartijen. Indien dat wel noodzakelijk is, is nader onderzoek naar de aanwezigheid van Poelkikker noodzakelijk.

Ten aanzien van de Das wordt aanbevolen om jaarlijks onderzoek te laten uitvoeren om vast te stellen of de burcht wel of niet in gebruik is. Pas na vijf jaar achtereenvolgende leegstand van de burcht, mag geconcludeerd worden dat de burcht verlaten is.

Voor het gebied langs de Eemskanaalzone waarbinnen het plangebied voor het bikepark valt, is nog onbekend welke vogels er precies aanwezig zijn en wanneer. De verwachting dat het aantal broedvogels en de soortenrijkdom in broedvogels bijzonder groot is. Er is tijdens onderzoek uitsluitend gekeken naar de aanwezigheid van vogels met jaarrond beschermde nesten (exclusief categorie 5 soorten). In verband met de beperkte alternatieven in de omgeving, zijn categorie 5 vogelsoorten hier

(14)

ook relevant. Aanbevolen wordt om deze soorten alsnog in beeld te brengen. Daarnaast zijn er redenen om aan te nemen dat het bos een belangrijke rol vervult tijdens de herfstmigratie. Aanbevolen wordt daarom om een broedvogelmonitoring uit te voeren en een jaarrond telling. Mogelijk kan er daarbij ook gebruik gemaakt worden van gegevens van Sovon. Door bij de planvorming rekening te houden met deze waarden, wordt niet alleen een belangrijke bijdrage geleverd aan de biodiversiteit van de stad en omgeving (beleid en wetgeving), maar wordt ook de migratie door Nederland en verder richting de rest van Europa ondersteund.

(15)

9. Literatuur

Anonymus. 2015. Ecologisch onderzoek aanleg P&R Driebondsweg te Groningen. Buro Bakker, adviesburo voor ecologie.

Anonymys. 2017. Projectplan Kardings Ontzet. Versterking van de biodiversiteit in Kardinge.

Projectgroep Kardings Ontzet. Groningen.

Anonymus 2019. Ecologische onderzoek Meerstad-west 2018/19. Buro Bakker, adviesburo voor ecologie.

Anonymus 2020. Groenplan Groningen, vitamine G. Gemeente Groningen en Strootman Landschapsarchitecten.

Krijgsveld K.L., Smits R.R. & van der Winden J. 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels, update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg.

Steendam, H. 2019. Onderzoek boomholtes slibdepot Driebondsweg. Buro Bakker, adviesburo voor ecologie.

Steendam, H. 2019. Ecologisch onderzoek naar de Das in slibdepot Driebondsweg. Buro Bakker, adviesburo voor ecologie.

SES-kaart 2014.

Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF)

(16)

Bijlage I: plankaart van het Kardings ontzet (bron: projectplan Kardings ontzet)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De waargenomen soorten zijn (van veel tot weinig): gewone dwergvleermuis, watervleermuis, laatvlieger, meervleermuis, rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis en

41 In het huidige ontwerp ligt het fietspad niet zo dicht mogelijk langs de ringweg om zoveel mogelijk bomen en houtopstand te kunnen sparen.. De ecologische belangen van

Onverminderd artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening kan een bestemmingsplan alleen voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze

In het voorlopige ontwerp voor de varianten voor de auto- en busverbinding wordt duidelijk dat vanwege de ruimte voor de nieuwe wegen en de keuze voor meer groen het

We willen een kwaliteitsslag op en rond het water. Op land kent Groningen geen welstandsvrije ge- bieden en als we schepen zouden uitsluiten van welstand, dan zouden we feitelijk

In het daarbij opgenomen MER is beschreven welke (extra) maatregelen zijn genomen om te borgen dat de realisatie van Meerstad-Midden West geen negatieve

De realisatie van het European Hyperloop Center (EHC) maakt onderdeel uit van een bredere aanpak, het Hyperloop Development Programma (HDP). Dit programma legt de basis voor

[r]