• No results found

G. V. O / 2006 / 4 / verzoekende partij / 8 maart 2006

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "G. V. O / 2006 / 4 / verzoekende partij / 8 maart 2006"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 G. V. O / 2006 / 4 / verzoekende partij / 8 maart 2006

Inzake KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD VRIJ ONDERWIJS

BESLISSING

verzoekende partij, wonende te …, bijgestaan door …, verzoekende partij,

tegen de instelling …gevestigd te …, vertegenwoordigd door …, directrice en …, respectievelijk voorzitter en lid van de instelling, en bijgestaan door …, advocaat,

verwerende partij.

Met een ter post aangetekende brief van 21 december 2005 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling haar betekend bij aangetekende brief van 12 december 2005 en waarbij haar de tuchtstraf van het ontslag wordt opgelegd.

1. Over de gegevens van de zaak

Op 21 december 2004 wordt vastgesteld en door verzoekende partij tegenover de politie erkend dat zij geld heeft ontvreemd uit de schoolkas.

Op 22 december start het schoolbestuur op die grond een tuchtonderzoek met een schrijven dat om procedurale redenen wordt hernomen op 7 januari 2005. Het verhoor vindt plaats op 19 januari 2005. Die dag wordt verzoekende partij preventief geschorst met ingang van 25 januari 2005. Tijdens de duur van het strafrechtelijk onderzoek wordt de preventieve schorsing verlengd.

Op 27 september 2005 verklaart de correctionele rechtbank van Hasselt de feiten bewezen; de uitspraak van de veroordeling wordt opgeschort.

Op 25 oktober wordt verzoekende partij opgeroepen voor het tuchtverhoor dat plaatsvindt op 24 november 2005.

Op 12 december 2005 deelt de instelling aan verzoekende partij de beslissing van dezelfde dag mee waardoor haar de tuchtstraf van het ontslag wordt opgelegd.

Het is tegen deze beslissing dat beroep wordt aangetekend.

(2)

2 2. Over de ontvankelijkheid van het beroep

Het beroep is binnen de termijn en naar de vorm regelmatig ingediend.

3. Over het verloop van de procedure

Er worden geen leden van de Kamer van beroep gewraakt.

Er worden geen getuigen opgeroepen.

Een memorie van toelichting is regelmatig ingediend op 10 januari 2006. Er worden door verweerder stukken neergelegd bij de Kamer op 1 maart 2006; er is geen verweerschrift ingediend.

De partijen worden op 8 maart 2006 door de Kamer van beroep gehoord over de grond van de zaak.

Ter zitting legt de verwerende partij een pleitnota neer, die voorheen ook aan de verzoekende partij was overhandigd.

… , vertegenwoordiger van de inrichtende machten in de Kamer ziet zich genoodzaakt om voor de deliberatie de vergadering te verlaten.

4. Over de grond van de zaak

4.1. De verzoekende partij stelde vragen over de statutaire bevoegdheid van het orgaan dat de tuchtbeslissing heeft genomen. De verwerende partij legt ter zake dienende

stukken voor en licht die toe op de zitting. De verzoekende partij neemt aan dat de beslissing is genomen door het bevoegde orgaan.

4.2. De ten laste gelegde feiten van diefstal worden niet betwist. Ze zijn door de strafrechter bewezen verklaard. In het arbeidsrecht wordt aanvaard dat een diefstal gepleegd door een werknemer een grond kan zijn voor een onmiddellijk ontslag. De inrichtende macht heeft rechtmatig kunnen oordelen dat de diefstal gepleegd door een administratieve medewerkster in die mate het vertrouwen heeft geschonden dat een tuchtrechtelijk ontslag voor haar onvermijdelijk was.

BESLISSING

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch- sociale centra, zoals het werd gewijzigd;

(3)

3 Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 22 mei 1991 omtrent de preventieve schorsing en de tucht, alsmede omtrent het ontslag van sommige tijdelijke

personeelsleden in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerd psycho-medisch- sociale centra, zoals gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 mei 1996 en van 13 januari 1998;

Gelet op het huishoudelijk reglement van de Kamer van Beroep van het gesubsidieerd vrij onderwijs van 20 oktober 1999;

Na beraadslaging,

Met eenparigheid van stemmen, Enig artikel

De beslissing van de instelling waarbij aan verzoekende partij de tuchtstraf wordt opgelegd van het ontslag, wordt bevestigd.

Aldus uitgesproken te Brussel op 8 maart 2006.

De Kamer van beroep is samengesteld uit:

De heer Raf VERSTEGEN, voorzitter;

De heren F. DE COCK en P. WILLE, vertegenwoordigers van de representatieve groeperingen van de inrichtende machten;

Mevrouw H. LAVRYSEN en de heer L. VAN DEN BOSCH, vertegenwoordigers van de vakorganisaties;

Mevrouw Maddy BOLLEN, secretaris.

Opgemaakt in twee originele exemplaren, waarvan één voor elke partij.

De secretaris, De voorzitter,

Maddy BOLLEN Raf VERSTEGEN

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende dat de Kamer van Beroep haar bevoegdheid haalt uit het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het

Met een ter post aangetekende brief van 15 juni 2006 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, betekend bij aangetekende brief van 31 mei 2006

Het blijkt dat verzoekende en verwerende partij grondig van mening verschillen over de vraag of het ouderschapsverlof dat verzoekende partij heeft genomen al of niet in

Met een ter post aangetekende brief van 30 januari 2006 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, hem betekend bij aangetekende brief van 12

Hoewel de tenlastelegging van administratieve tekortkomingen door de Kamer van beroep niet als tuchtfeiten wordt aanvaard, is de Kamer niettemin van oordeel dat er geen grond is om

Met een ter post aangetekende brief van 12 december 2005 tekent verzoekende partij beroep aan tegen de beslissing van de instelling, hem betekend bij aangetekende brief van

De Kamer stelt vast dat de vraag naar de bevoegdheid wel degelijk werd gesteld in het verweerschrift voor het tuchtverhoor van 11 augustus 2005, feit dat ter zitting ook door

Verzoeker beroept zich op een schending van de rechten van de verdediging, minstens van de hoorplicht, in samenhang met een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Hij meent